Broekhoven trok eens heel wat Tilburgers
Het
Nieuwsblad van het Zuiden - donderdag 29 april 1971
Traditionele zondagswandeling rond de wende van
deze eeuw
De tijden veranderen en de mensen met hen.
Althans voor wat hun doen en laten betreft. Daarop vormt Tilburg
geen uitzondering. Niet alleen de Koningshoeven, waarover we het
hier al eens gehad hebben, maar ook Broekhoven en... de Leij
kunnen daar over meepraten. Sinds lang hebben Broekhoven en onze
Leij niet meer de belangstelling, waarin deze gebieden zich
vroeger mochten verheugen. Daar lagen simpele vreugden van
eenvoudige mensen, wier behoeften nog niet met alle raffinement
van een psychologisch uitgekiende verleidingskunst waren
opgeschroefd.
Zó kon het rond het begin van onze eeuw gebeuren,
dat vele Tilburgers hun ontspanning genoten door een wandeling
naar "den buiten". Daartoe behoorde o.a. Broekhoven met zijn
bekende cafés "Het Groenewoud" en "De Vogelenzang". Als een
traditionele zondagswandeling uit die dagen is er tot ons
gekomen de route langs de Leij, café "De Snoek", Broekhoven,
Groenewoud, de Kreugelekker, Uilenvlucht (buurt Hesperenstraat),
Poepesteeg, Varkensmarkt, Nieuwe Dijk (mgr. Zwijsenstraat),
waarmee men weer in de stad terug was. Na "den boterham" kwam
er, voor de meer gecultiveerden en betere burgers, soms nog een
concert van de N. Kon. Harmonie op den Heuvel bij Geelen (later
Remmers) bij en ook nog wel een afzakkertje bij Jantje Marinus
in de Monumentstraat.
Voor de meesten is zelfs de herinnering aan dit
alles verdwenen. Om nog iets vast te houden van dat vertier op
Broekhoven en aan de Leij, hebben wij - wellicht voor de laatste
keer - iets van de verhalen van oude Tilburgers, die al lang ter
ziele zijn, bijeengelezen. Misschien slaan ze hier en daar toch
nog wel wat aangename herinneringen wakker. En anderen kunnen er
een beeld uit krijgen hoe het geweest is. Geweest, in dat oude
Tilburg!
Boerencafé centrum van handel en vertier
Een van de zeer bekende en drukbezochte
pleisterplaatsen van Broekhoven was de landelijke uitspanning
"Het Groenewoud". Een op en top boerenherberg, waar nu
letterlijk iedereen kwam zonder dat zij aan karakter inboette.
Ge liept daar tegen het lijf de boer, de burger, de arbeider en
evengoed de stroper en de smokkelaar. Kortom: rijk en arm! Deze
herberg, annex boerderij, lag op de hoek van de Groenewoudstraat
en de Beekse Pad, tegenover de plaats, waar nu de door de
gebroeders Paulussen bewoonde boerderij "Het Groenewoud" staat.
Het oudste "Groenewoud" zou van 1600 dateren,
zodat het - toen het in 1877 afbrandde - al bijna drie eeuwen
oud was. Gezien de omvang van het complex, waar alles was
ondergebracht onder één rieten dak, schijnt het toen reeds heel
lang als taverne dienst gedaan te hebben. Rond 1757 ontmoeten we
een Sebastiaan van Dijk als herbergier in het "Groenewoud aan
het Ezelsven op Broekhoven", die getrouwd was met Catarina
Claassen uit Enschot. Ze hadden acht kinderen, drie jongens en
vijf meisjes. Tot 1830 heeft er het geslacht Denissen geregeerd.
Deze familie werd opgevolgd door Adriaan Snellen, die getrouwd
was met een dochter van een Denissen. Een volgende herbergier
was Jan van Hoof-Snellen, die er al in 1870 zat. Na de brand van
1877 verhuisde hij mee naar een nieuw "Groenewoud" dat tegenover
het oude verrees. Deze herbouw geschiedde door de toenmalige
eigenaar Bogaers-Diepen, een kinderloos echtpaar, dat rond de 40
jaar oud overleed en van wie Jan van Hoof-Snellen de bedoening
pachtte. Door vererving kwam "Het Groenewoud" in handen van
Tilburgs oud-burgemeester Willem Mutsaers.
Glorietijd
Jan van Hoof zat in "Het Groenewoud" tot aan de
publieke verkoop door Mutsaerts in 1904. Koper werd Adriaan
Paulussen, de grootvader van de gebroeders Paulussen van de
huidige boerderij "Het Groenewoud". Onder Jan van Hoof beleefde
"Het Groenewoud" zijn gloriedagen. Daarvoor behoeft men niet
meer te weten, dan dat Jan tussen 1880 en 1890 bij Dirkzwager te
Schiedam een contract had lopen om vierhonderd liter jonge
jenever per maand af te nemen. Daar moet dan echter wel worden
bijverteld, dat Jan van Hoof zowel een tap- als een
slijtvergunning bezat. Vooral 's zondags liep het er machtig
druk. Dan kwamen er vijf tot zes bedienden aan te pas om al die
dorstige Tilburgse kelen te laven. Jan heeft ook nog assistentie
gehad van zijn zoon Drik van Hoof. Deze woonde in "Het
Groenewoud" totdat hij, bij zijn trouwen, vertrok naar de
boerderij van zijn vrouw "De Keel" aan de Nieuwe Goirleseweg.
Destijds heette het daar "Groot Oel".
Hoe zag het er onder Jan van Hoof-Snellen in "Het
Groenewoud" uit? Er stonden horretjes voor de ramen en de vloer
was bestrooid met wit zand, dat in de Beekse Hei werd gestoken.
In de gelagkamer met het buffet bevonden zich welgeteld...
zeventien bedsteden. En dat is geen drukfout al konden wij het
moeilijk geloven! In "Het Groenewoud" werd namelijk ook
gelogeerd.
Grote trek
In de lente en de zomer verschenen hier de grote
veehandelaren van boven de rivieren met hun helpers en hun vee
op de doortocht naar Frankrijk. Na één nacht logies in "Het
Groenewoud" vormde Turnhout de volgende pleisterplaats. Het vee
werd bij de Broekhovense herberg ondergebracht in een stal,
waarin los wel honderd koeien geborgen konden worden.
Moeder Van Hoof-Snellen heeft, volgens
familieverhalen, met haar zusters en broer herhaaldelijk de
kudde van Tilburg naar Turnhout "gestouwd". Dat betekende 's
morgens om vier uur uit de veren. De knapzak met brood en spek
op de rug. Vijftien uur later zag men ze dan weer in "Het
Groenewoud" verschijnen met het loon van de arbeid in de zak.
Drie stuivers de man voor te voet heen en weer naar Turnhout!...
Handje-klap
Sinds de aanleg van de spoorlijn verschenen op
gezette tijden ook de varkensverkopers aan de "Prelweg"
(Spoorlaan). Veertig tot vijftig drachtige zeugen werden vanaf
de veeberg, over de Oude Beekse Pad, naar "Het Groenewoud"
gestouwd en daar in de "Spiewei" gezet. Daar de aankomst van
zo'n karavaan in Tilburg en omgeving al acht dagen van te voren
bekend was gemaakt, bestond er aan kandidaat-kopers geen gebrek.
Hoe drukker het was, hoe hardnekkiger die boeren het in het
begin verdomden te bieden in de hoop, dat de prijs wel zou
zakken.
De uitgeslapen koopman kende daar echter wel een
kunstje voor. Als de monden niet vlug genoeg open gingen, zei
hij tot de kastelein: "Jan, zet eens honderd borrels van vijf
cent op 't buffet!" Die konden de boeren gratis opdrinken. En
als dat niet voldoende bleek, zag de koopman er geen been in om
nóg eens honderd bij te commanderen. Gewoonlijk raakte het
"handjeklap", al vóór het zover was, aan de gang dat het een
lieve lust was...
Op marktdagen
Niet voor niets gold "Het Groenewoud" als
boerenherberg. Doordat de provinciale weg naar Hilvarenbeek, die
de herberg later ten profijte van "De Vogelenzang" isoleren zou,
nog niet bestond, ving de eerste alles wat er uit de Kempen en
"De acht Zaligheden" naar de Tilburgse markten kwam. Het vee,
paarden, ossekarren en hondekarren van de boeren pleisterden in
"Het Groenewoud".
Zo'n tocht naar de markt betekende een hele
"begankenis", maar de mensen van toen draaiden daar hun hand
niet voor om. Tal van Kempenaren hadden zich al des nachts om
twee uur met boter en eieren op pad begeven. Ze arriveerden dan
om zes uur in "Het Groenewoud" om uit te blazen. Paarden kregen
hiervoor de nog steeds bestaande, 1,5 ha grote "Spiewei". Waren
de boerinnen hun boter en eieren in Tilburg kwijt, dan kon men
ze even later terugvinden bij Bronsgeest en De Bresser achter de
Heikese kerk. Daar werd het voor hun produkten ontvangen geld
geofferd aan kruidenierswaren, die de met een doek van blauw
Brabants bont afgedekte korf vulden.
"Pollinkske"
Overigens stond de marktaanvoer, waarvoor men
zich zoveel moeite getroostte, niet steeds in verhouding daar
toe. Naar een in de herinnering gebleven woord van vrouw Van
Hoof verkocht menige boerin maar "een pollinkske boter". Daarmee
was dan bedoeld een kluitje boter ter dikte van een flinke
paling. Wat vermoedelijk niet vrij van overdrijving is geweest.
De terugweg van de boerinnenprocessie naar "Het
Groenewoud" liep door de zg. "Zeuvenhoek", een gebied achter de
later verrezen Voltfabrieken. In het nageslacht van "de
Groenewouders" leeft nog de herinnering aan een echtpaar, dat
placht te arriveren met een kar met drie honden er voor. Op de
kar zat steevast een vrouw sokken te breien terwijl haar man er
naast liep. Bij "Het Groenewoud" verdwenen de honden tijdelijk
in de paardestal. Hun baas bestelde intussen een "driecenter",
zoals toen een borreltje van die prijs betiteld werd. Wie het
breed heeft, laat het breed hangen! Waren er immers geen menners
van hondekarren, die de herberg voorbijliepen en rechtstreeks
doortrokken naar de markt?
Penning gegund
Onze man van het goede leven nipte eens aan zijn
"driecenter", reikte deze daarna aan zijn vrouw, die zijn
voorbeeld volgde. Het borreltje bleek dan pas half leeg. Zó werd
het boven op de buffetkast in bewaring gezet om op de terugweg
naar huis helemaal soldaat gemaakt te worden. Wanneer dit met
het ritueel van een haast heilige handeling zijn beslag had
gekregen, sprak de bezoeker met enige zichtbare zelfvoldoening
steeds hetzelfde afscheidswoord: "Nou Jan, tot de volgende week.
Ik heb oe de penning gegund!"
Een symptoom van de ouderdom van de herberg "Het
Groenewoud" speuren we in het feit van de nog altijd voor de
huidige boerderij van die naam bestaande privilegie. Dat is het
recht van "voorpoting", de bevoegdheid om langs de openbare weg
bomen en struiken te planten. Daartoe behoorde tevens het recht
van kappen en vlaggen van en onder deze beplanting. Dit recht
vigeert nog heden ten dage voor de gebroeders Paulussen over een
lengte van 800 meter langs de "Spiewei" en andere percelen.
Woud van Groen
Tot de klanten van "Het Groenewoud" behoorde ook
eens Koning Willem II. Met zijn adjudant dronk hij er graag een
glaasje als hij te paard op weg was naar de Leeuwenhoeve op de
Abcove te Goirle.
Het moet - vooral vóór 1880 - daar bij "Het
Groenewoud" een heerlijk land geweest zijn. Omstreeks genoemd
jaar zijn daar op de privilegiegronden ruim driehonderd eiken en
beukebomen gerooid over een periode, die anderhalf jaar in
beslag nam. "Oude mensen en ook mijn vader zaliger vertelden dat
er bomen bij waren van drie "mansvademen" dik", aldus onze
zegsman. Dat betekent, dat er drie mannen nodig waren om de stam
te omspannen. Ook kenmerkte zich "Het Groenewoud" door zeer veel
eiken schaarhout. Het was daar dus een waar woud van groen,
zodat de naam niet veel te raden overlaat.
"Vogelenzang"
Een tweede, bekende boerenherberg op Broekhoven
ontmoeten we onder de naam "De Vogelenzang". Niet minder dan
haar concurrente straalt zij in haar naam de landelijke sfeer
van haar omgeving uit. Als er nu op Broekhoven de vogels niet
meer zo zingen als weleer, de gevederde vrienden dartelen toch
nog steeds als straatnamen in een deel van Broekhoven rond, dat
daardoor in de volksmond de naam van "Vogeltjesbuurt" ontving.
"De Vogelenzang" als herberg zal aan die naamgeving wel niet
vreemd geweest zijn.
"De Vogelenzang" wordt ook als "zeer oud"
gekwalificeerd. We zagen de herberg geschetst als een
ouderwetse, schilderachtige boerderij aan de draai van de
Beekseweg naar de fabriek van Pieter van Dooren. Er was een
tijd, dat achter de boerderij een grote lindeboom stond,
gesnoeid in dezelfde parapluie-vorm als rond 1830 de lindeboom
op de Heuvel.
Betekende aanleg van de provinciale weg voor "Het
Groenewoud" een nadeel, "De Vogelenzang" spon daar zijde bij,
want de herberg lag nu bij een verharde weg. Weliswaar moest er
- om van die weg gebruik te mogen maken - voor een kar met paard
twaalf gulden per jaar als "weggeld" worden neergeteld, doch de
boeren van de Kempen gaven desondanks de voorkeur aan de nieuwe
verbinding.
Bij "Keeke"
In "De Vogelenzang" resideerde "Keeke van
Broekhoven" als waardin. We hadden hier te maken met een
karakteristiek vrouwke, voorbestemd om tot legende te worden.
Niet alleen vanwege haar uiterlijke verschijning, welke een
onuitwisbare indruk op het netvlies maakte, maar ook om de
bemoederende manier, waarop zij voor haar klanten zorgde. De
Tilburgers gingen graag naar haar toe.
We vonden haar geschetst als een klein, handig
vrouwtje met 'n mummelmondje en een spitse, kromme neus. Haar
tandeloosheid vormde geen beletsel voor goed verstaanbaar
spreken. Ze droeg een witte puntmuts en... "drie
schoudermanteltjes over elkaar". Er is daarbij sprake van een
soort pelerientje in paarse, gebloemde katoen, dat met wol was
gevoerd. Elders wordt gesproken van "haar eeuwige kapmantel". Ze
placht graag op haar vaste plaats bij een lange, smalle kachel
te zitten.
Tekening
Louis Melis, een Tilburger, die zijn stad een
warm hart toedroeg, heeft Keeke ooit getekend zoals we het
vrouwke hier afbeelden. Daar zit ze dan in elkaar gedeukt naast
haar kachel bij een mand, waarin de omgespoelde bierflessen
uitdruppen. Dat is allemaal bier van de Baarschotse brouwer
geweest, want ander bier tapte Keeke niet. De brouwer zat op het
gelijknamige gehucht onder Diessen. De brouwerij had een
reputatie tot in de verre omtrek. Ze is ter ziele doch het
gebouw waarin ze eens gedreven werd, staat er nog en trekt, door
zijn opvallend oud karakter, de aandacht van iedere niet al te
gehaaste voorbijganger. Keeke leeft nog in 1876, zij is
vermoedelijk enkele jaren later overleden. Ook "De Vogelenzang"
is al lang afgebroken. Laatste eigenaar was Harrie Segers.
Op de plaats waar eens de herberg stond, treft ge
nu de scholen van de Pius X-parochie aan. Een honderdvijftig
meter van de oude plek heeft Segers plm. 15 jaar geleden opnieuw
gebouwd. Bij die gelegenheid stiet men bij graafwerk op zeer
oude fundamenten. Het is niet uitgesloten, dat hier vroeger bij
het oude kasteel van Broekhoven behorende gebouwen hebben
gestaan.
Naar "De Snoek"
Na hun hartversterkertje in "De Vogelenzang"
zetten onze Tilburgse wandelaars koers naar de Leij. Op weg naar
de derde statie van de zondagse kapellekesgang: café "De Snoek",
dat zijn naam boven de rondboog van de deur droeg. Met de Leij
vormde dit café in het begin van onze eeuw een concentratiepunt
van veel pret en vertier. Vóór 1910 zat er als kastelein Kees
Oprinsen, die echter nooit anders dan "Kees de Prins" werd
genoemd. Ook Jan Paulis heeft er geherbergierd. In "De Snoek"
mocht op zondag gedanst worden. Tenminste zo lang de zon het
Tilburgse ondermaanse bescheen. Met het aangaan van de lampen
viel de danspret onherroepelijk stil, want anders zouden de
zonden te groot geworden zijn.
De hier bedreven vermakelijkheden waren nogal
naïef gezien in het licht van heden, en lagen soms niet ver van
dierenmishandeling af. We denken daarbij bv. aan de geliefde
hanenvangst. Jonge hanen werden in het broekland, waar nu het
Leijpark ligt, losgelaten. Dwars door het water van de Leij heen
moesten de mededingers in de wedstrijd de dieren vangen.
Zachtaardig ging het daarbij niet altijd toe. Het uiteindelijke
lot van de afgejakkerde beesten was steeds hetzelfde. Zij
eindigden hun bestaan in de braadpannen van "De Snoek". Bartje
Keusters, die niet met zijn vingers maar met zijn duimen de
trekharmonica bespeelde, leverde bij die hanenvangst en andere
gelegenheden de muzikale begeleiding.
Sprietlopen
Tegen een inleggeld van 5 cent werd er ook aan
sprietlopen gedaan. Dat ging met twee personen tegelijkertijd
over twee naast elkaar over de Leij gelegde palen. Dit leidde
nogal eens tot waterballetten. Daarom was het voor de
toeschouwers trouwens in hoofdzaak om begonnen. Een derde
attractie vormde het kikvorskruien, waarbij men zorgen moest een
aantal kikvorsen in zijn kruiwagen te houden. Via "De Snoek"
kwam men langs de Leij op de Koningshoeven met zijn "theetuin"
terecht, waar weer nieuwe attracties wachtten.
De biezen- en rietsnijders Frans Smulders en
Leonardus van Erven, die we hier vroeger ook al eens als
verwoede vissers opvoerden, hielden soms ook in "De Snoek" hun
vismalen voor ieder, die er een paar stuivers voor over had. De
Leij was eens nogal visrijk. In 1870 kwamen er in het riviertje
otters voor. Met het verdwijnen van de vis verdwenen echter ook
de otters.
Stroperij
De ruige kanten van de Leij met haar gedeeltelijk
ondoordringbare moerassen, die met het Tilburgse straat- en
huishoudvuil en op andere wijze nagenoeg geheel gedempt zijn,
boden stropers wel een kansje. Ook de wilde eenden, die op de
Leij neerstreken, waren niet altijd veilig. Wij hoorden het
verhaal van een arbeider van de ververij van "Sjefke Franken",
gelegen tegenover de fabriek van Van Dooren. De man had steeds
zijn achterlader in het stokershuisje staan en maakte menig
"eendje het haasje". Dit zeer tot ongenoegen van "Den Puy",
majoor Van Puyenbroek van de rijksveldwacht. Deze - ook niet van
gisteren - maakte van hout en veren een zg. fopeend. De
clandestiene jager trapte erin en schoot. Ongelukkig voor hem
lag "Den Puy" in het struikgewas op de loer. Dat kostte de
stroper zijn geweer plus een proces-verbaal.
In het pand van "De Snoek" is later de wasserij
van Van de Zilver gevestigd geweest. Nadien heeft het lang met
dichtgespijkerde ramen over vergane glorie staan te dromen. Bij
het uitbreken van de oorlog stond het er nog. Bij de inname van
Tilburg geraakte in het veldweggetje naast de voormalige "Snoek"
een geallieerde tank in brand, waarbij een Engelsman of een
Schot om het leven kwam. Ondanks het vele dat voorbijging bleef
tot de dag van vandaag de oude naam "De Snoek" gehandhaafd. Met
een afbeelding van de beruchte visrover prijkt hij nu ter
plaatse op een modern landhuis.
Stortplaatsen
Zoals enige andere vroeger drukbezochte plaatsen
in Tilburg heeft het pad langs de Leij zijn vroegere functie
prijsgegeven. Er ligt nu een asfaltweg, die een nogal graag
gebruikte verbinding tussen de Hilvarenbeekseweg en de
Koningshoeven vormt en waarover voorheen op alle weekse dagen de
vuilniswagens van de gemeente naar hun stortplaatsen reden. De
zuidkant van deze Leijweg behoorde toen niet bepaald tot de
meest aantrekkelijke gedeelten van Tilburg, zeker niet als de
vuilnisbelt in brand stond en als ook tegenwoordig nog een deel
van de wegkant voor clandestiene stortplaats wordt gebruikt.
Maar de Leij, wier linkeroever de grens van het fleurige
Leijpark vormt, stroomt nog steeds tijdloos voort...
PIERRE VAN BEEK