CUBRA

INHOUD PIERRE VAN BEEK
HOME 
BRABANTS
KUNST
FOTOGRAFIE
TEKSTEN
AUTEURS
AUDIO
SPECIAAL

PRINT

Pierre van Beek - Heemkunde-artikelen

 redactie: Ben van de Pol

 

Drieduizend baby's was de oogst

Het Nieuwsblad van het Zuiden - zaterdag 12 april 1969

"Móét dat nou?" "Móéten niet, vrijheid-blijheid, maar we dachten, dat de mensen in Gool - en misschien ook nog wel ergens anders - het aardig kunnen vinden eens iets er over te lezen. Per saldo zegt het toch wel wat, als je drieduizend Goirlenaren mee ter wereld hebt geholpen." Dit vormde de inleiding tot een gesprek met de thans 79-jarige mevrouw M. van der Zanden-van Boxtel, die wij dezer dagen aantroffen bij haar dochter mevrouw Van Gils-van der Zanden, Oranjeplein 37 te Goirle. Om maar direct in de "couleur locale" terecht te komen dienen we er meteen bij te vertellen, dat de vermelde naam voor menig Goirlenaar misschien even een "doordenkertje" betekent. Als we gewoon Marie van Boxtel gezegd hadden, zou dit probleem vermeden geweest zijn. Haar meisjesnaam is die, waaronder zij ruim 30 jaar lang als kraamverzorgster haar activiteit ontplooid heeft. Onder die naam werd zij een begrip, dat niemand hoofdbrekens bezorgde én dat - nadat zij zich sinds 1954 heeft teruggetrokken - nog altijd overeind staat.

"Móét dat nou?"... Marie van Boxtel voelt helemaal niets voor dat krantengeschrijf. Allemaal over je eigen zitten praten en dat zoiets dan nog in de krant komt, zodat iedereen het leest. Nee, toch liever niet. "Ik weet niks en ik moet vanavond nog gaan kaarten ook", lacht ze plagend. Gelukkig voor ons is ze niet alleen thuis. Al wordt er niet over gestemd, het draait er toch wel stilzwijgend op uit, dat de meeste stemmen gelden en dus...

 

Méér dan drie decennia lang, nl. van 1920 tot 1954, was Marie van Boxtel in Goirle voor vele moeders degene op wie die moeders hun hoop en vertrouwen in het met spanning tegemoet geziene uur gebouwd hadden. Daarnaast betekende zij voor het sociale leven echter nog meer. Zij was de eerste gediplomeerde kraamverzorgster in Goirle en vormde als zodanig een mijlpaal in deze sector van gezondheidszorg in de gemeente. Niet dat er vóór en ook nog wel een periode mét haar niet reeds anderen met vaardigheid en grote toewijding op het gebied van de kraamverzorging werkzaam waren. Daar passeren in dankbare herinnering van de Goirlenaren, afdalend in de tijd, achtereenvolgens de revue Anna Brouwers, Mie Gonneke (Maria Allegonda) van de Pol-van Gils en Hanneke Dynine. Deze laatste was getrouwd met Kees van Gils, die in het huidige heemhuiske "'t Smiske" aan de Nieuwe Rielseweg woonde. Maar dan zijn we al terug tot 1900, zodat de laatste naam helemaal een historische is geworden, die al voor de meeste Goirlenaren een volkomen onbekende klank betekent.

 

Bakeren

De laatste twee voerden nog niet de titel van kraamverzorgster, maar werden aangeduid met het goede, in die tijd vertrouwde vaderlandse woord: baker. Van Dale omschrijft ze als: "Vrouw wier taak het is pasgeboren kinderen te verzorgen en de kraamvrouw op te passen." We menen echter, dat die taak zich zover placht uit te strekken, dat bakers meestal zelfstandig de geboorte verzorgden, tenminste in die zin, dat er geen dokter aan te pas kwam. In dit kader verrijst dan voor ons geestesoog een van biezen of stro gevlochten luier- of babymandje. Al naar gelang de welstand met meer of minder, rose of blauwe, zijden linten en froezeltjes versierd. Voor de opgroeiende kinderen, na de eerste ervaring, steeds het onmiskenbare teken, dat de ooievaar al in de buurt te klapwieken hing. Dat mandje bevatte, op zijn minst genomen, van elk kledingstuk één exemplaar, waarvan die fantastisch kleine hemmetjes in onze verbeelding nu nog het aureool bezitten van het fijnste en kleinste kledingstuk, dat het menselijk vernuft ooit gecreëerd heeft. Een stukje zeep, een flesje olie en een flesje brandewijn behoorden ook tot de attributen, waarmee de nieuwe wereldburger diende verwelkomd te worden.

Als het luiermandje nog altijd fascineert, komt dit voor een belangrijk deel ook op rekening van dat intrigerende flesje brandewijn. We hebben het een gekend van fraai kristal en met een deels matgeslepen, glazen stopje, dat bevestigd was met een bruin zijden koordje, waaraan, als sieraad, een dito bolletje. Het zachtste bolletje ter wereld dat een kinderhand ooit gestreeld heeft! Teerder dan het nieuwe broertje of zusje in de wieg. Dat dachten wij tenminste! Waarom moesten het nu juist uitgerekend dit en soortgelijke flesjes brandewijn zijn, waarom kwade tongen hun laster sponnen? Er werd in vroeger tijden namelijk beweerd, dat de baker die flesjes leegdronk alsof het een sinterklaasgeschenk voor háár was. Het heeft heel lang geduurd eer wij er achter kwamen hoe sommige bakers van de oude stempel dit odium op zich geladen hebben. De brandewijn diende om het hoofdje van de boorling te wassen. De baker nam een slok in de mond om die op temperatuur te laten komen en spuwde dan de alcohol op het hoofd van de baby... Is het niet ontroerend mooi van bezorgdheid! Sinds we deze wetenschap mee rond dragen, straalt het befaamde flesje in een ander licht. Overigens zij medegedeeld, dat in Goirle deze praktijken niet werden toegepast.

Maar om tot Marie van Boxtel terug te keren: zij had het niet om Godswil. Als moeder van vier kinderen (een vijfde was overleden) variërende in de leeftijden van een half tot vijf jaar werd zij reeds op 28-jarige leeftijd weduwe. Haar man overleed in de mobilisatietijd als militair onder dienst en was als zodanig eigenlijk het enige Goirlese oorlogsslachtoffer van 1914-1918, waarvoor veel later een overheidsvergoeding is uitgekeerd.

 

Aanpakken

Hoe zij dat met haar eigen gezin allemaal heeft klaargespeeld, lijkt een raadsel maar in 1920 startte zij met de kraamverzorging, waarvoor zij in 1921 het diploma behaalde. Zo'n eenvoudige zaak was die studie niet. Daarvoor moest zij in die dagen te voet naar Tilburg, waar dr. Verhoeven voor het Wit-Gele Kruis in de avonduren zijn cursus gaf. Op de dag van vandaag zou - gesteld, dat er nog gelopen werd - een voettocht naar Tilburg over de riante Tilburgseweg een prettige wandeling betekenen, men stelle zich echter diezelfde weg in 1920 voor. Een smalle keiweg met onverhard fietspad er langs en een voetpad. Als er tot aan de grens van Tilburg (de Barrier) vier huizen stonden, was 't wel op en het resterende deel kende nog minder bebouwing. De "Goolse Boskens" waren uitgebreider dan thans en verlichting behoorde tot afwezige luxe. De achter de bomen rijdende stoomtram stond in de late avonduren ook al lang uit te blazen in zijn remise aan de Tilburgse Spoorlaan. Dan zat er uiteindelijk niets anders op dan dat haar broer haar maar, na iedere les, in Tilburg kwam afhalen. Wanneer men dan midden in de nacht om 12 uur in Goirle arriveerde, rekende men dat niet tot de zeldzaamheden.

 

Costerman Boodt

"U hebt zeker wel met heel wat dokters samengewerkt?" "O ja, en met allemaal heel plezierig." En dan volgt het rijtje: Costerman Boodt, Daniëls, Ausems, B.J. Leeuwenberg en W.Th. van Iersel. De heer Leeuwenberg is thans nog arts te Goirle.

Bij het noemen van de eerste naam verrijst ongetwijfeld bij de niet meer zo jonge Goirlenaren een lange, kaarsrechte, aristocratische gestalte voor de geest, gekleed in zwart pak en gedekt door een onafscheidelijke bolhoed en zwaaiend met zijn wandelstok. Dokter Costerman Boodt, die in 1893 de overleden dokter Van den Heuvel als gemeentearts opvolgde, was een gewezen militaire arts van het Oost-Indische leger. Hoewel niet katholiek en ongehuwd, bleek hij toch een uitstekende opvolger van dokter Van den Heuvel en hij stond bekend als een weldoener der armen. Ook menige rekening moet door hem nooit zijn uitgeschreven.

Hij woonde in het nog bestaande, grote herenhuis in de Kerkstraat, waar een kleine, vriendelijke en knappe dame zijn huishouding verzorgde. Buiten zijn arbeidsveld, dat hem overigens volledig in beslag nam daar hij ook patiënten in Riel had als we ons niet vergissen, onderhielden noch hij noch zijn huishoudster sociale contacten. Het was lang niet iedereen bekend, dat zijn huishoudster Kaatje Geelhoed heette, een voor Goirle uitheemse familienaam en een voornaam die in het hele dorp ook niet voorkwam. Men kende hem alleen uit oude schoolboekjes.

 

Eigen apotheek

Costerman Boodt hield er een eigen apotheek op na in zijn grote huis, waar hij zelf de medicijnen bereidde. Als kinderen vol eerbiedige schroom "het flesje" kwamen halen, stelde hij ze met een paar vriendelijke woorden op hun gemak. De woorden werden vaak onderstreept met een paar gelige jujubetjes voor de verkoudheid, die hij hen dan in de hand stopte.

Op zijn tochten naar de patiënten, per fiets of te voet, was hij in het laatste geval vaak vergezeld van twee volkomen identieke takshonden, bruin van kleur en met een doorgezakte rug zodat hun buiken bijna de grond raakten. De hondjes wachtten trouw voor de deur van de patiënt tot hun baas zijn werk had gedaan. Voor bevallingen trok deze dokter op pad met een zwartleren tas, die hij ook weleens aan de alarmerende vader meegaf. Zagen de op straat "buurtende" bewoners in de omgeving van het doktershuis de tas verschijnen, dan wisten ze hoe laat het was: "Daar is er weer ene op komst!", luidde dan de conclusie. Daar men als dorpsarts van vele markten thuis moest zijn, trok Costerman Boodt ook nog tanden. Veel meer hoefde niet, want de gebitten waren nog niet in de mode.

Costerman Boodt vormde eigenlijk een stand apart: de zijne! Desniettegenstaande was hij algemeen gerespecteerd, geacht en bemind. Zijn hele uiterlijke verschijning alleen reeds dwong dat respect op het eerste gezicht af. Toen de dokter 66 jaar was, zijn hand niet meer zo vast en ogen niet meer zo scherp waren, achtte de gemeenteraad het nodig naar een plaatsvervanger uit te zien. Dit gebeurde, zoals Janson in zijn "Bijdrage tot de Geschiedenis van Goirle" meldt, buiten medeweten van Costerman Boodt om. Daardoor zag deze zich plotseling voor een voldongen feit geplaatst. Deze slag kwam onverwacht hard aan. In september 1925 verliet Costerman Boodt Goirle. Drie jaar later, op 13 januari 1928, is deze vriend en weldoener van Goirle te Rosmalen overleden.

 

10.000 en 3.000

Mevrouw Van der Zanden-van Boxtel leerde in Goirle twee dokters Ausems kennen. De junior en de senior. Toevallig heeft de laatste ook enige tijd bij Goirle o.a. op Roovert gewoond. Zoals bekend was hij de schrijver van het boek "10.000 baby's". De man, die in een Tilburgse boekhandel hiervoor als titel opgaf: "Ja, ik wil 10.000 baby's", haalde twee boeken door elkaar en moet een naïeveling of een grappenmaker zijn geweest... Wanneer een arts tot 10.000 baby's komt en daarover een boek schrijft, dan vinden wij 3.000 baby's voor een kraamverzorgster van een dorp verhoudingsgewijs ook niet zo minnetjes.

"Het waren er toch 3.000 niet waar?" "Kan wel. Ik heb ze niet geteld!" "Dat heb je wel!" interrumpeert een familielid. "Ge hadt ze nog wel allemaal in een boek geschreven!" Nu moet ons slachtoffer wel over de brug komen: "Ja, zo was het, maar dat boek heb ik weggedaan." Zoals het zo vaak gaat met dingen die niet meer bestaan, zijn er mensen, die zo'n vernietiging betreuren. Daartoe behoort haar kleinzoon, die zich bijzonder voor de geschiedenis van Goirle interesseert en een mooi verzorgde collectie met vele foto's heeft aangelegd van vele dingen die op zijn geboorteplaats betrekking hebben.

 

Vervelende vraag

Niet alleen een dokter maar ook een kraamverzorgster - de laatste vermoedelijk nog wel méér dan de eerste - krijgt gelegenheid te over te zien en te horen wat er achter de gordijntjes en in de harten van de mensen te koop is. "Ik ken heel Gool van binnen en van buiten." Het tekent de spreekster, dat de beroepsethiek haar tot deze uitspraak beperkt. Wél wil ze toegeven ooit op heel wat armoe te zijn gestoten. Soms weinig of niets in huis voor de baby. "En hoe moest dat dan?" "Ik wist het altijd wel op te lossen", houdt zij zich op de vlakte. "Hoe?" Dit is kennelijk een vervelende vraag, die haar aan het aarzelen brengt. Ze heeft een duwtje van familieleden nodig om over de brug te komen: "Ik nam wel iets van thuis mee. Er waren veel goede mensen, die mij babygoederen en andere dingen brachten. Gij weet er wel raad mee en dan doet het tenminste nog dienst, zeiden ze." De dochter: "Zeg het maar gerust moeder, koffers vol kleren zijn van hier weggegaan. Dat weet ik dan wel." Ze kan het niet ontkennen: "Ja, ik heb veel uit mogen delen, meest babygoed. Dat was plezierig en ik deed het graag. Ook veel dankbaarheid gehad."

 

Andere dingen

Dit onderwerp verveelt haar kennelijk toch. Ze praat liever over andere dingen, bv. hoe ze eens op Breehees, toen er veel sneeuw lag, met haar fiets in een sloot met water terecht is gekomen. Bij Jaon Schellekens moest de zaak doorgaan. Ze arriveerde op de minuut af en daar er aan verkleden niet meer te denken viel, is ze kletsnat in functie getreden. Elders heeft zij er een baby van 1,5 pond door gehaald. De hele "couveuse" bestond uit een doos met watten, die bij de kachel werd gezet. Om het uur drinken geven enzovoort... Er is een flinke vrouw uitgegroeid, die thans in de dertig is. Drie baby's op één nacht kwam voor. Acht op één dag ook al. "Ik zei dan: Man, ge bent vandaag de achtste, maar ga maar gauw naar huis, ik ben er direct. Vijf minuten later zat ik dan op m'n fiets. Er bestaat geen dankbaarder werk dan dit. De mensen keken blij als ge binnenkwaamt en als ge vertrokt, waren ze blij omdat alles goed achter de rug was."

De oorlogstijd en speciaal de wekenlange beschieting van Goirle heeft blijvende indrukken nagelaten. Hoe benard de situatie ook was, de natuur liet zich niet in een keurslijf en evenmin in een spertijd dwingen. "Ik werd dan door twee gewapende Duitsers gebracht en gehaald, net zoals een bandiet wordt opgebracht."

 

Flink van zich afbijten

Tijdens die oorlogsdagen "verheugde" Goirle zich in het bezit van een veldwachter, die zich voor de Duitsers nogal meende te moeten uitsloven. Toen de militaire begeleiding nog niet was ingevoerd, werd onze kraamverzorgster eens tijdens de spertijd door hem aangehouden. Ze kreeg daarbij de niet bijzonder intelligente vraag te horen waarom ze nou uitgerekend in de spertijd over de straat liep en "of dat niet eerder kon". "Kan die vrouw dat soms eerder? heb ik hem gevraagd." Een logica, waar weinig tegen in te brengen viel.

Het was ook die veldwachter, die haar eens op de weg van Breehees aanhield. Daar woonden niets dan boeren en het behoorde tot de publieke geheimen, dat daar wel wat te halen viel - zeker als het om een kraamvrouw ging. Wie van Breehees kwam, was daar niet voor niets naar toe geweest. "Ge hebt zeker wel iets bij je, zei de uitslover." "Dat heb ik zeker, wat dacht ge anders, heb ik gezegd. Hij wilde me visiteren, maar ik zei: Ge blijft er af. Ge denkt toch zeker niet, dat er niet gegeten hoeft te worden als ge van de morgen tot de avond werkt. Hij liet me gaan!"

 

Aan dood ontsnapt

Flink van zich afbijten heeft wel eens meer resultaat opgeleverd. Dat was op een nacht toen een onbekende man voor haar fiets sprong. Ze heeft hem zó uitgekafferd, dat de onverlaat gewoon overdonderd werd toen hij een Kenau tegenover zich vond en als een geslagen hond verdween.

Gruwelijke herinneringen zijn verbonden aan de voltreffer op de woning van de familie Van Nunen: zeven doden in één slag, echtpaar met vijf kinderen. Ontzettend om aan te zien. "En ik was daar nog geen kwartier de deur uit toen het gebeurde. Dat had dus geen hand of keer gescheeld. Ik heb de lijken mee opgeruimd."

 

"Testament"

"En wat was dat eigenlijk met Jef Vekemans?" We kennen het verhaal wel, maar willen het ook eens graag uit de eerste hand horen. Dat komt in het kort hier op neer. De 60-jarige ongehuwde Vekemans, die eigenlijk op de Tilburgseweg woonde, werkte in de ondergrondse. In verband daarmee verbleef hij in een varkenskooi op de Voorhei. Daarop kwam een granaat terecht en die kostte de man het leven. Alsof hij op een dergelijke gebeurtenis was voorbereid, had hij enige tijd van tevoren de kraamverzorgster in vertrouwen genomen. "Marie," had hij gezegd, "er is moeilijk aan hout te komen, maar als er iets gebeurt, ik heb thuis mijn doodskist op zolder staan. (Hij was timmerman van beroep.) En mijn geld zit binnen in mijnen jas genaaid. Gij weet dat nou en gij bent de enige in Gool." Het ongewone "testament" bleek later op de goede plaats gedeponeerd. Het klopte allemaal en werd naar wens uitgevoerd. Een voorbeeld, dat beter dan vele woorden het vertrouwen tekent, dat deze Goolse verpleegster onder de mensen genoot.

Kende zij de mensen door en door, de mensen kenden ook haar. Dat gold voor groot en klein, want regelmatig zag men haar, in gezelschap van de peet voor een doop naar de kerk trekken. Het boorlinkske op de arm in een witte neusdoek en onder een schoon doopkleed met meer of minder kant er aan. Zo zag men de drie na de plechtigheid weer terugkeren, maar nu met een van nog meer trots stralende peet, want voor deze was de traditionele eer weggelegd nu de nieuwe burger naar huis te dragen. Daar wachtte dan de koffietafel en de beschuit met muisjes voor de familie en intieme bekenden.

 

In ruste

In de loop der jaren, dat deze kraamverzorgster in dienst van het Wit-Gele Kruis opereerde, was de slanke, bedrijvige figuur in haar kraakheldere, stijfgesteven verpleegstersschort en met de onafscheidelijke fiets geworden tot een figuur, die in Goirle niet meer viel weg te denken. Zij markeerde eenvoudig het dorpsbeeld. Toch kwam de tijd van gaan. Na meer dan 30 jaar, zonder "tijd om ziek te zijn", heeft zij haar taak in 1954 officieel neergelegd. Nadien werd alleen nog hulp in de familiekring verleend. Ruim 14 jaar woont zij nu, rustend, bij haar getrouwde dochter aan het Oranjeplein. Ze kijkt me veel voldoening terug op haar sociaal werk en geniet nog iedere dag van de herinnering aan de van de mensen ondervonden dank en hartelijkheid. Dat is een souvenir om oud mee te worden.

 

Ontdekking

Bij ons bezoek deden we nog een merkwaardige ontdekking. In de woning stuitten we op een merkwaardig gebrandschilderd glas-in-loodraam van wel anderhalve vierkante meter oppervlakte, dat zit ingebouwd in de wand, die de gang van de salon scheidt. Het heeft tot onderwerp de oude kaatsballenindustrie en dus "de ballenfrutter", waaraan wij onlangs, louter toevallig, een artikel wijdden. Het in fraaie kleuren en evenwichtige compositie uitgevoerde raam brengt een kaatsballenmaker aan het werk in gezelschap van vrouw en kind in het interieur van een weverswoning. Dit laatste verraadt een summier aangeduid weefgetouw. Dus weven en ballenmaken, zoals dat weleer de Goirlese nijverheid tekende. In een hoek van het raam, dat vervaardigd werd door de kunstenaar Frans Cox uit Maasniel, staat het Goirlese gemeentewapen: het hoofd van St. Jan op een schotel of zoals dat bij de "hoge instanties", waar men geen St. Jan blijkt te kennen, officieel wordt aangeduid als: "Manshoofd op schotel".

 

Unicum

De vraag: "Waarom juist dit tableau" blijft niet langer een vraag als ge weet, dat de hier wonende familie aan beoefenaars van beide voorgestelde takken van nijverheid in het verleden geparenteerd is. De naam Van der Zanden is van dezelfde stam als de Van der Sandes, die wij destijds hier hebben opgevoerd in het reeds gereleveerde artikel. Intussen vormt de gebrandschilderde ruit zeer zeker een unicum. We zouden tenminste wel eens willen weten, waar ter wereld men een soortgelijk glasraam te bewonderen kan krijgen!

Met praten en kijken was er intussen een aardig stuk tijd verstreken. Als de klaarzittende kaartploeg het die avond van ons bezoek bij mevrouw Van der Zanden-van Boxtel een poos zonder haar "vierde man" heeft moeten stellen, is dat helemaal onze schuld geweest. Waarvoor alsnog beleefd excuus!...

 

PIERRE VAN BEEK