Pierre
van Beek, voorheen journalist te Tilburg, bijna een halve eeuw
lang. Vooral gekend om zijn heemkundig gekleurde verhalen uit
Midden-Brabant met uitlopers tot diep in de Kempen. We brachten in
Tilburg een bezoek aan hem, 85 jaar oud inmiddels. Een schets van
zijn leven, doorspekt met fragmenten uit de regionale verhalen van
Pierre van Beek. De teneur: "Ik wil nu nog maar drie dingen.
Rust. Rust. En nog eens rust."
Hij
spreekt door zijn neus, op één toon, zonder stemverheffing:
"De mensen zullen wel denken: dat die nog leeft!"
Inderdaad, Pierre van Beek leeft nog, zij het gezapig, zoals ie
zelf uitdrukt. De verkenner van verre oorden én van het vlakke
land van vlakbij, de journalist die talloze artikelen schreef,
eerst voor de Nieuwe Tilburgsche Courant, later voor Het
Nieuwsblad van het Zuiden, die 85-jarige Pierre van Beek levert
traag en moeizaam slag met zijn geheugen. Vroeger zijn steun en
toeverlaat, maar nu verliest ie er keer op keer van.
"Oervervelend", vindt ie dat en achter die opmerking zet
Pierre van Beek wél vocale kracht.
Zijn
lijf is leniger gebleven, pezig als een berggeit. Vief opverend
uit zijn fauteuil bij het raam dat uitkijk geeft op de Tilburgse
Ringbaan West, waar de ene na de andere auto voorbij raast, in
schril contrast met zijn verhalen over de Brabantse natuur of de
Italiaanse Dolomieten. Vastberaden op de boekenkast toelopend voor
een of ander naslagwerk, maar, dat eenmaal ter hand genomen, niet
meer wetend wat hij er in op wou zoeken.
Zoveel
feiten, verstopt in zoveel kranteberichten, zijn door zijn handen
gegaan. En nu ontglippen ze hem. Zijn 'korte geheugen' laat Pierre
van Beek in de steek. Zelfs de koppen van zijn indertijd stuk
gelezen artikelen roepen nauwelijks herkenning bij hem op. 'Jan
Heeffer (81) vertelt over zijn oud handwerk'. Van Beek kan zich de
man niet meer herinneren. 'Het groene land van Diessen'. Het zal
wel. Ja, het hoogst gelegen punt van Noord-Brabant ligt in
Luyksgestel, dat weet ie nog wel. "Stevensbergen zei u? Dat
zou wel kunnen, ja."
In
1972 nam Van Beek afscheid als journalist in vaste dienst van Het
Nieuwsblad van het Zuiden. Boven het afscheidsinterview stond als
kop: 'Nu komt de tijd dat ik tijd te kort kom'. Twintig jaar
later: "Ik wil nu nog maar drie dingen. Rust. Rust. En nog
eens rust."
Ondanks
zijn vergeetachtigheid, is een gesprek met Pierre van Beek niet
vermoeiend. En bovendien: het 'lange geheugen' is in veel mindere
mate aangetast. In 1907 geboren in Tilburg aan de 'overkant van de
lijn' (= het spoor), maar al op éénjarige leeftijd naar Goirle
verhuisd, daar tot zijn zeventiende gewoond, in die periode de
mulo en avondhandelsschool gedaan maar ook al in een studentenblad
schrijvend: het komt er allemaal zonder hapering uit.
In
1928 begint de journalistieke loopbaan van Cornelis Petrus Jozef
van Beek bij de Nieuwe Tilburgsche Courant, in Tilburg ook bekend
als 'de krant van Arts'. Van Beek was de eerste redacteur in vaste
dienst die niet tot de familie Arts behoorde. De telex is er in
die dagen nog niet. Het ANP bedient over de ether de kranten van
berichten. Van Beek en collega's proberen de langzaam uitgesproken
radioberichten zo nauwkeurig mogelijk met de pen over te nemen. In
wisseldiensten voert hij verder eindredactioneel werk uit, stelt
de krant samen.
Gloeiende
hekel
Ook
gemeenteraadsverslagen gaan tot zijn taak behoren als Harry Arts
daar zijn handen vanaf trekt. "Ik had een gloeiende hekel aan
de politiek, ben altijd meer bellettristisch geweest. Maar
langzaam groeide je daar toch in. Leerde je de kneepjes van het
politieke vak kennen. En kreeg er zelfs wel wat plezier in. Onze
krant stond bekend om zijn uitgebreide verslagen. Twee pagina's
raadsverslag, dat was geen uitzondering. We schreven letterlijk op
wat die mannen allemaal zaten te zwammen. Nee, na afloop gingen we
niet vragen stellen aan de burgemeester of de wethouders. Gewoon
een letterlijke weergave van de vergadering."
Van
Beek vertelt altijd 'dissident katholiek' gestemd te hebben, en
dan met name op Welter (1880-1972). Zijn politieke desinteresse
bevestigt hij echter door die Welter 'links' van de KVP te
plaatsen. In feite is dit de oprichter van de uiterst
conservatieve Katholieke Nationale Partij. Politiek: het is bij
Van Beek altijd het ene oor in, en het andere uit gegaan.
Arts
De
Nieuwe Tilburgsche Courant herdenkt Van Beek als de krant van de
gewone man, van de textielarbeiders. Hij herinnert zich de
uitgebreide besprekingen van de sociale encycliek Rerum Novarum.
Het Nieuwsblad van het Zuiden daarentegen stond, onder leiding van
'Harrieke' Blomjous (1877-1953), zelf fabrikant, aan de kant van
de textielbaronnen. Van Beek: "Arts en Blomjous. Dat was kat
en hond. Pik en pook. Maar de journalisten van beide kranten
konden onderling goed met elkaar overweg. Natuurlijk was er de
primeurjacht, en die concurrentie was goed. Ik weet nog hoe ik op
een keer een collega van de concurrentkrant over het Goirke zag
fietsen. 'Wat doet die hier toch', dacht ik. Toen wist ik het
ineens: 'Natuurlijk, de pastoor viert hier binnenkort een
jubileum!' Dus ik hem achterna, tot in de pastorie. Was hij mooi
zijn primeur kwijt."
Kwaad
daglicht
De
Nieuwe Tilburgsche Courant was in 1879 opgericht door de zouaaf
Antoine Arts (1845-1926). Zijn oudste zoon Antoon (1873-1955) werd
hoofdredacteur, maar was zelden in Tilburg te vinden. De man
bezoedelde zijn naam door artikelen te schrijven voor fascistische
tijdschriften als Aristo en Oisterwijk. Ook zijn
krant kwam in de oorlogsjaren in een kwaad daglicht te staan toen
de hoofdredactie zich de Duitse censuur liet welgevallen. Het
Nieuwsblad van het Zuiden zou door de Duitsers in 1942 het zwijgen
worden opgelegd, terwijl de Nieuwe Tilburgsche Courant de hele
oorlog lang bleef verschijnen. De bisschoppen gaven hun gelovigen
in 1944 te verstaan de Nieuwe Tilburgsche Courant niet langer als
katholiek te beschouwen.
Van
Beek: "Dat Het Nieuwsblad verboden is geweest, hebben ze na
de oorlog uitgebuit. Maar dat kwam omdat de Duitsers maar één
krant wilden en wel de grootste. Dat waren wij toevallig.
Bovendien heeft Het Nieuwsblad een tijd lang precies hetzelfde
gehandeld als wij. De leggers van die jaargangen zijn er alleen
niet meer. Die zijn vernietigd."
Foute
kranten
Van
Beek: "Wij werden verplicht de Duitse kopij te plaatsen, maar
we hebben een paar keer die lange lappen tekst expres slecht
opgemaakt. Met een kop over zeven kolommen en slechts hier en daar
een tussenkopje. Een onleesbaar stuk! Dat was met opzet gedaan.
Hebben we na de oorlog ook aangevoerd ten overstaan van het
tribunaal voor de zuivering van de pers. Een collega van me heeft
zelfs een keer boven een speech van Hitler over de volle pagina de
kop 'Wij zijn niet bang' willen zetten. Pure ironie. Ik heb dat
uiteindelijk toch maar tegen gehouden. Ging iets te ver."
Na
de oorlog kreeg de Nieuwe Tilburgsche Courant met de perszuivering
te maken. 'Foute kranten' kregen een verschijningsverbod opgelegd
en bij die media aangesloten journalisten werden gedurende een
periode op non-actief gesteld. Ook Pierre van Beek kreeg korte
tijd met deze disciplinaire maatregel te maken. "In hoger
beroep ben ik vrijgesproken, maar ook tijdens mijn schorsing heb
ik geen dag thuis hoeven te blijven. Ik kreeg een kamer in het
woonhuis van de directeur en ging tijdens mijn schorsing gewoon
door met werken. Als ik de telexberichten had verwerkt kwam iemand
langs om mijn aantekeningen over te schrijven, want ze mochten
natuurlijk mijn handschrift niet herkennen. Och, alle geschorste
journalisten werkten gewoon door. Dat is één groot rommeltje
geweest, die zuivering. De voorzitter van dat tribunaal was nota
bene voor een zedenmisdrijf veroordeeld geweest. Is gepubliceerd
hoor."
Door
L. Joosten en R. Vos is een proefschrift geschreven over,
ondermeer, de rol van de Nieuwe Tilburgsche Courant in de oorlog.
Brabants
Palet
Ten
tijde van de Nieuwe Tilburgsche Courant wordt Pierre van Beek
weinig tijd gegund zelf lange verhalen, reportages, te schrijven.
De grote serie artikelen over Brabants-heemkundige onderwerpen zal
pas in 1964 aanvangen, als de Nieuwe Tilburgsche Courant is
opgegaan in Het Nieuwsblad van het Zuiden en onder andere Van Beek
met de inboedel is overgegaan. Slechts een klein aantal van die
verhalen wordt in 1979 gebundeld in 'Brabants Palet'. En in 1980
brengt Pierre van Beek, als gepensioneerde freelancer, zijn
allerlaatste artikel naar de krant: 'Nederlandse troepen in
Brabants grensgebied'.
De
187 artikelen 'Tilburgs Taalplastiek', over het dialect van de
wolstad, zijn inmiddels ook vergeeld. "Geen makkelijker
rubriek dan die", blikt Van Beek vergenoegd terug.
"Stapels brieven belandden er op mijn bureau, van mensen die
ook nog wat wisten. Hoefde ik geen stap voor te verzetten. 'De een
mag een perd stelen en de ander nog nie op de stal kijken', kende
die?" Nee, maar wat doe ik in zo'n geval? Effe opzoeken in De
Brabantse Spreekwoorden en jawel hoor: staat er in! De vermelding
TT (van Tilburgse Taalplastiek) verraadt dat Miep Mandos het
gezegde inderdaad uit de rubriek van Van Beek heeft gehaald. In
1975 ontving hij voor dat regionaal getinte oeuvre de VVV Hart van
Brabant Prijs. "Ze hebben me ook nog een koninklijke
onderscheiding aangeboden, een lintje. Maar ik heb geweigerd. Wij
zagen jaar in jaar uit die flauwekul. Op de krant staken wij er de
draak mee. Fabrikant gaf arbeider een lintje en die was daar dan
ontzaglijk mee vereerd. Maar dat is natuurlijk wel een erg
goedkope gift."
Pietje
Wijsneus
De
honderden regioverhalen uit de periode 1964-1980 hebben Pierre van
Beek naamsbekendheid gebracht. Ze waren dan ook ondertekend met
zijn eigen naam, een gewoonte die Van Beek ietwat tegen zijn zin
heeft overgenomen van jongere collega's. In zijn tijd bestond het
niet dat de naam van de verslaggever in de krant werd afgedrukt.
"Zo werd de mystiek van het vak bewaard. Als de mensen weten
wie het geschreven heeft, kunnen ze zeggen: 'oh, het is den dieje
maar.'"
Van
Beek bediende zich daarom liever van pseudoniemen. Niet minder dan
zeven heeft hij er gehad: Canteclaer, Flaneur, Tilburger, Claudius,
Köpke Kladder, Trekvogel en Pietje Wijsneus. De laatste werd
gebruikt voor een rubriek waarin Van Beek een baby zijn dagboek
liet schrijven. Over hoe Pietje door de baker aan zijn beentjes
werd opgetild, en hoe die baker aan het flesje met brandewijn
nipte die zij eigenlijk moest gebruiken om door zijn haar te
wrijven. Een lang verdwenen kraamgebruik?
'Met
grote ergernis' leest hij vandaag de dag de krant. De
spellingsblunders alleen al. Maar de taalverwildering in het
algemeen stoort hem zeer. Neem nu een woord als 'besodemieterd'.
Het bestond niet dat zij vroeger zo'n woord in de krant zouden
gooien. "Niemand heeft ooit over een van mijn stukken gezegd:
'het is een schandaal dat dat wordt opgeschreven.'"
En
ja, het is hem natuurlijk ook opgevallen dat zijn genre verhalen
nauwelijks meer de krant haalt.
Romancier
Pierre
van Beek had niet de aard van een journalist, maar van een
romancier. De onderste steen hoefde van Van Beek niet boven.
Hoeveel belangrijker primeurs dan die van de jubilerende pastoor
van 't Goirke staan er op naam van Pierre van Beek? Nee, een mooi
neergeschreven tijdloos verhaal, waarvan de vermelde feiten
natuurlijk wel dienden te kloppen, dát was zijn handelsmerk. De
betekenis van zijn streekartikelen moet ook eerder gezocht worden
in de richting van popularisering van de interesse in eigen heem,
dan dat heemkundig ingewijden erdoor op een wetenschappelijk spoor
werden gezet. Wat is het belangrijkst?
De
journalist heeft de romancier in hem vermoord. De twee gaan niet
samen, weet hij nu. Bij dat afscheidsinterview in 1972 zei hij
nog: "Eerlijk gezegd wil ik nog een paar boeken schrijven.
Dat heb ik altijd zo graag willen doen, maar daar ben ik nooit aan
toegekomen. Of ze ooit zullen uitgegeven worden is een tweede en
dat kan me eigenlijk niet zoveel schelen." Nu moet hij
constateren: "Ik vraag me ook wel eens af waarom het er nooit
van gekomen is, een roman. Ben nooit verder gekomen dan de titel
en het eind. Die titel luidde 'Een naam in het water geschreven'
en het had als volgt af moeten lopen: Wandelend door de bergen kom
ik een meisje tegen. Als het moment daar is om afscheid te nemen,
vraag ik hoe ze heet. Dan bukt ze en schrijft haar naam in hel
water. Ik kan het niet lezen. Het is meteen uit en weg."
Een
boek in het water geschreven.
Felix
Timmermans
Het
is de Vlaamse schrijver Felix Timmermans (1886-1947), vooral
bekend van Pallieter, die met zijn 'plastisch taalgebruik'
grote indruk maakte op de jonge Pierre van Beek. Een bezoek aan
Belgische kennissen in Lier greep hij als 17-jarige aan om ook bij
Timmermans aan te kloppen. "Dat snapten ze niet, dat zo'n
snotneus uit Tilburg dat durfde. Maar we hebben samen een praatje
zitten maken. En in de gang zag ik ook de trap, waarvan ik bij hem
gelezen had: 'De koffiegeur wandelt de trap op'. Geweldig hè, zo
plastisch. Hoe die koffie als een mens de trap opwandelt!"
Hij
zegt dan ook door de taal van Timmermans en zijn fantasie te zijn
beïnvloed: "We hebben bij de krant een tijd lang een
zogenaamd 'vrije dag' gehad die je naar eigen inzicht mocht
doorbrengen, mits je de volgende dag maar kopij had. Als ik op
stap ging, met mijn brommertje over de Brabantse akkers, dan kwam
er wel een hele pagina uit. Maar veel collega's van me wisten daar
geen raad mee. Die hadden geen fantasie. Wat moesten ze toch
beginnen zonder raadsvergadering? Op een keer heb ik er één
advies gegeven: 'Je gaat gewoon op een terras zitten en bestelt
een potje bier op kosten van de zaak. Komt daar een vlieg
aangevlogen. Begint aan je bier te likken. Zakt er steeds verder
in. Spartelt voor zijn leven. Nou, daar schrijf je dan een
spannend verhaal over.' Fantasie, hè. Ik heb wel eens ooit over
een punt en over een komma geschreven."
Bergschoenen
De
auto ging twee jaar geleden eruit. Van Beek moet opletten dat hij
voor 1 januari De Kampioen opzegt, 's lands grootste tijdschrift
van de ANWB, want: 'anders zit ik er weer voor een jaar aan vast'.
Terugtrekkende ouderdom. Oprukkende gebreken.
Zijn
vrouw - 'mijn geheugen' - meldt dat de bergschoenen in geen geval
van hem weggedaan mogen worden. Ze verraden zijn vurigste passie:
het hooggebergte. Jaarlijks stonden Van Beek 23 dagen vakantie ter
beschikking, en elke dag ervan bracht hij in de bergen door.
Meestal alleen, slechts een enkele keer ging zijn vrouw mee. Hij
leefde naar die 23 dagen toe. Lange bergtochten maakte hij dan, de
eerste jaren nog maar in België en Luxemburg, later vooral in
Oostenrijk, Joegoslavië en de Italiaanse Dolomieten. "Ik hou
van de kunst, maar nog meer van de natuur. Juist na een klimtocht
door de barre schoonheid van de bergen, spreekt mij het tere en
lieflijke van de hei en de bossen in onze eigen streek mij met nog
meer felheid aan", tekent Het Nieuwsblad van het Zuiden in
1968 uit zijn mond op, als de krant drie kolommen wijdt aan zijn
dan veertigjarige carrière als journalist. Een tiental jaar terug
kwam een einde aan de verre reizen van Van Beek. Geveld door
hartklachten werd hij vanuit Joegoslavië met ambulance terug naar
Tilburg gebracht. Samen met zijn vrouw besloot hij daarop een punt
te zetten achter de bergtochten.
Veel
van zijn reiservaringen hebben weliswaar de krant gehaald maar het
was Van Beek in de bergen bepaald niet om nieuwsgaring te doen.
Eenmaal thuis aangekomen zette hij zich echter aan het opschrijven
van zijn belevenissen - uit het blote hoofd. In 1981 heeft Van
Beek als een bezetene - alsof ie die week nog zou sterven - al die
jaargangen van reisverslagen uitgetypt en in één ringband
opgeborgen. Met op de achtergrond klassieke muziek of Duitse
volksliederen, leest hij iedere dag uit dat reisdagboek. Van voren
af aan, steeds weer opnieuw. Zijn gepubliceerde artikelen herleest
hij nooit. Ze komen de kist op zolder zelden uit.
Publicatie
Dat
reisdagboek is niet geschikt voor publicatie. Daarvoor heeft Van
Beek te veel van zijn eigen gevoelsleven in de aantekeningen
gestopt. Het is zijn nageslacht - van de twee kinderen is er één
gestorven; er zijn twee kleinkinderen - die hij als lezerskring
voor ogen heeft gehad. Hij wil ze laten zien dat er ook een andere
manier van reizen is. 'Het kleine avontuur' zoeken, in plaats van
de toeristische plichtplegingen.
'Langs
de weg geplukte bloemen', staat boven het voorwoord te lezen. Het
motto staat daar weer onder: 'Wat iemand ziet hangt niet alleen af
van zijn ogen, maar ook van de aard van zijn geest.' De twee
kleinkinderen zijn op een leeftijd gekomen dat ze interesse kunnen
opbrengen voor het werk van hun opa. Hij zal ze daarom aanstonds
maar eens dat dagboek gaan overhandigen, samen met een exemplaar
van Brabants Palet. Voor ieder één.
Op
het Tilburgs gemeente-archief aan de Kazernehof, wordt het
journalistiek oeuvre van Pierre van Beek bewaard, sinds 1990
gebundeld in fotokopie. Wie over zoveel jaar op zoek gaat naar de
ware aard van Pierre van Beek, de Tilburgse journalist met de
langste staat van dienst, kan misschien beter één van zijn
kleindochters aandoen. Vragen naar het reisdagboek van opa.
Aan
het interview van Tom Tacken met Pierre van Beek werden 5 citaten
toegevoegd uit het werk van Van Beek, over 5 Brabantse gemeenten:
-----
Luyksgestel:
Op
het kerkplein houdt een 'koperteut' in de vorm van een beeld een
wakend oog op het reilen en zeilen van Luyksgestel. Op de dag van
ons bezoek zag hij daar waarachtig een groep van 70 Deense meisjes
van 12 tot 20 jaar door bevlagde 'teutenstraten' optrekken naar de
gepavoiseerde molen 'De Deen' op het gehucht Rijt. Het betrof een
harmonie-orkest, de Aarhus-Pigerarde uit Jutland, het Deense
gebied, waarop de 'koperteuten' zich vooral richtten.
'Brabants
hoogste punt ligt in Luyksgestel', 23 augustus 1979, Het
Nieuwsblad van het Zuiden.
-----
Moergestel:
Een
pand, dat in het leven van de Moergestelse gemeenschap een rol
heeft gespeeld is dat van de wagenmakerij van Janus Rijnen aan de
Oirschotseweg. "Daar stonden vroeger twee zwanen op de deuren
van de wagenmakerij". Hele generaties zullen u dat vertellen.
Wel een bewijs hoe bepaalde emblemen zich vastzetten in de
herinnering. In dit huis was weleer een logement gevestigd.
Voerlui uit de Kempen, die met graan naar de beurs in Waalwijk
trokken, plachten daar te overnachten. 'De Zwaan' luidde de naam.
"Een uithangbord met één zwaan erop (dus geen twee als op
de gemelde deuren) heeft hier nog lang op zolder gelegen",
zegt Janus Rijnen.
'Vraagtekens
bij historie van Moergestel', 28 juli 1969, Het Nieuwsblad van het
Zuiden.
-----
Diessen:
Eens
heeft Diessen als een drukbezocht St. Willebrordusbedevaartsoord
gefungeerd. Tegen kinderziekten en koorts. De bedevaart raakte
echter in verval ten tijde van de reformatie. Na de beruchte
Munsterse vrede werden de relieken van St. Willebrordus
overgebracht naar Poppel en wel naar het gehucht De Roovert, waar
de mensen van Beek en Diessen op Belgisch gebied een grenskerk
bezaten.
De
nog bestaande maar ook verwaterde zogenaamde Diessense Pinksteren,
waaraan processie en reliquiverering verbonden was, behoort tot de
laatste overblijfselen van de grote bedevaarten van weleer.
'Het
groene land van Diessen', 27 juni 1969, Het Nieuwsblad van het
Zuiden.
-----
Oirschot:
Nog
groter raadsel en beroering ontstond er rondom de eerste priorin
van de Carmelitessen, Maria Margaretha der Engelen, die in 1656 in
de geur van heiligheid stierf, en uit wier lichaam na haar dood
een soort olie vloeide, waaraan geneeskundige kracht werd
toegekend. Van heinde en verre stroomden de gelovigen naar het
graf van deze priorin, die als 'De Heilige Non van Oirschot' de
geschiedenis in zou gaan.
'De
Heilige Non van Oirschot', 7 april 1977, Het Nieuwsblad van het
Zuiden.
-----
Reusel:
Onze
gids kent de moeren op zijn duimpje. Hij heeft er in de oorlog nog
turf gestoken en er met vele anderen ondergedoken gezeten als de
Reuselse grond te heet onder de voeten werd. Daarmee volgden die
onderduikers het voorbeeld van misdadigers uit vroeger dagen, die
zich hier aan de arm van de gerechtigheid trachtten te onttrekken.
Nog altijd dankt een deel van de Moeren hieraan in de volksmond de
naam van 'Diefhoek'.
Het
was prima klot, die er hier uit de moeren naar boven werd gehaald.
Het steken gebeurde in grote pakken. Deze werden aan de kant op
maat gestoken en dan in zogenaamde 'korven' te drogen gezet. (de
identiteit van de gids onthult Van Beek niet, TT)
'De
Reuselse Moeren, een verraderlijk oord voor niet-ingewijden', 19
juli 1969, Het Nieuwsblad van het Zuiden.
|