Nummer 101
niets
- opwinden
We
hebben een moeder gekend, die als een kind om een beloning vroeg,
waarop het geen aanspraak kon maken, daarop een leuk antwoord gaf.
Dat ging zo: Kind: "En wat krijg ik dan?" Moeder:
"Twee blauw nieten, in iedere hand effen (even) veul!"
Dat betekende: Niets! Het aardige daarbij is, dat
"niets" hier tot zelfstandig naamwoord gemaakt wordt. Of
de bepaling "blauw" daarbij een specifieke betekenis
heeft in relatie tot "een blauwtje lopen" weten we niet.
Het komt ons wel voor, dat door de "niet" een kleur te
geven gesuggereerd wordt dat een "niet" toch iets is.
Men
ontmoet ook de uitdrukking: "Ik zal me druk maken voor een
paar "blauw nieten". Wat dit betekent is na bovenstaande
wel duidelijk.
schuldig
Wanneer
men "voor iemand de muts niet over z'n oren behoeft te
trekken", kan men de andere partij vrij in de ogen kijken,
omdat men niets op zijn geweten heeft, waarvoor men de ogen
behoort neer te slaan of dat het daglicht niet verdragen kan.
bijbrengen
"Ik
zal jou wel eens teugelwijs maken" zei onze man. Hij bedoelde
daarmee: de eerste beginselen van iets bij brengen of de weg
wijzen, hoe men iets aan moet pakken. Dit houdt ongetwijfeld
verband met "teugel" of "leidsel". Een jong
paard moet leren te gehoorzamen aan de ruk, die zijn baas daaraan
ter besturing geeft.
kwaad
Laat
men een paard goed de teugel voelen, dan rijdt men het op stang.
Met die stang is eigenlijk het gebit van het tuig bedoeld. Vanuit
deze "contreien" komen we tot de uitdrukking: Iemand op
stang jagen. Dit heeft dan de betekenis van tergen. We zeggen
daarvoor ook: op de kast jagen.
eten
Iemand
die iets at dat hem zeer goed bekwam, bracht zijn tevredenheid
daarover tot uitdrukking met: "Dat smaakt naar trog, had ik
meer dan at ik nog". Vermoedelijk hebben we hier te denken
aan een "trog" als voederbak, waaruit varkens begerig
plegen te slobberen. Het rijm krijgen we dan op de koop toe.
huilen
Weinig
respect voor schreiende vrouwen legde de man aan de dag die zei:
"Vrouwentranen een kwartje de emmer!" Hij bedoelde dat
vrouwen gemakkelijk tot schreien komen.
Degene
die vrouwentranen kwalificeerde tot de sterkste dommekracht ter
wereld, bracht er in ieder geval iets méér waardering voor op.
Weliswaar is het gebruikte beeld van de "dommekracht"
een ondeugende denigratie, maar er wordt toch tegelijkertijd
erkend, dat vrouwen met hun tranen soms heel wat kunnen bereiken.
eed
Een
eed mag men niet lichtvaardig afleggen, maar het is wel mogelijk
op een andere manier nadrukkelijk te onderstrepen, dat men de
waarheid spreekt of het bij het rechte eind heeft. Bijv. "Als
dat nie klopt, vreet ik mijn pet op!" Kinderen hadden
daarvoor weleer een andere vocabulaire. Zij zouden in het
onderhavige geval: "kruiske stèèrven" of "honderd
duizend ijzeren boterhammen opeten" en nog zo'n paar van die
krachttoeren uitvoeren, welke we vergeten zijn.
nood
- kat
Dat
een kat in het nauw rare sprongen maakt, weten we - met Van Dale!
- allemaal. De boer zegt dat met een aan zijn wereld ontleend
beeld: "Een kat in het nauw springt te paard", waarbij
men dan aan "bespringen" behoort te denken om "im
Bilde" te komen.
zeispreuken
Charles
Dickens hanteerde in zijn tijd nog graag zgn. "zeigezegden",
waarmee komisch effect bereikt wordt. Nu, dat konden onze mensen
ook wel, al weten wij niet of ze die wel zelf hebben uitgevonden.
Hier zijn er een paar:
-
Alles met maat, zei Uilenspiegel, en hij legde 's avonds zijn
horloge stil.
-
Dat is goed tegen de wandluis, zei Jan, en zijn huis stond in
brand.
-
We scheiden nog niet, zei de kat, en ze at een muis op.
-
Als ge het mij leert ken ik het ook, zei de kikvors, en er floot
een vink.
-
En tot slot: Alle baat helpt, zei de vos, en hij kroop achter een
buntpijltje.
Wie
kent er nog meer?
TILBURGER
Nummer 102
duivel
- kwajongen
Om
eens nadrukkelijk te onderstrepen met wat voor een vlegel men te
maken had, toverde een Tilburger met een paar woorden een heel
tafereel voor ogen. Hij zei: "De duvel kapt er zijn hout
op!" Ja, wanneer men gebruikt wordt als kapblok van de
duivel, moet het al heel erg zijn. Het beeld is niet alleen
origineel maar ook geestig. Een echte vondst!
lui
Iemand
wiens ambitie niet bepaald direct naar hard werken uitging,
motiveerde dit met: "Van hard werken krijgt ge lange armen en
grote neusgaten." Die neusgaten zijn van het paard afgekeken.
Zo'n beest snuift namelijk zeer sterk als het moe is.
opschieten
- voorbereiden
"Ge
moet een beetje mensie maken" zei een moeder tot haar dochter
en dat hield een aansporing in tot opschieten, voortmaken. We
hoorden dat woord "mensie" nooit eerder. Misschien
hebben we wel te maken met een verbastering van een andere
gewestelijke uitdrukking: "apprensie", dat men ook wel
als "apperentie" hoort. Dit is dan op zijn beurt ook
weer een verbastering en wel van het Franse "appreter",
dat gereedmaken betekent. In de Tilburgse wollenstoffenfabrieken
worden de stukken ook "geappreteerd". "Apprensie
maken", zoals dat thans gebruikt wordt, heeft de betekenis
van "aanstalten maken" of "zich voorbereiden".
braaf
"Het
zijn niet altijd de braafste, die het best d're katechismus
kennen!" duidt er op, dat de fraaie theorie niet altijd door
een even fraaie praktijk wordt gedekt.
zwart
- ketel
Hoogstwaarschijnlijk
zou thans de vergelijking, waarin een kind beschuldigd wordt
"zo zwart te zien als de moor" verkeerd verstaan worden.
Ze heeft niets te maken met een "moor" of iemand met een
zwarte huidskleur, maar alles met 'n waterketel, die in onze
streken in vroegere dagen algemeen als "moor" werd
betiteld.
Zo'n
ketel stond op de plattebuiskachel of hing boven het open vuur in
een boerderij en was aan de onderkant meestal met een flinke laag
roet bedekt. De ketels boven het open vuur, dat gestookt werd met
hout en heiplaggen, waren trouwens vaak helemaal zwart geblakerd.
Men deelt ons ook mede, dat er op zondag boven het vuur een
kleinere ketel placht te hangen (althans in de Westerwijk onder
Hilvarenbeek), welke de naam van "tèloor" droeg. Het
betrof een ketel met drie pootjes er onder, die gebruikt werd voor
het zetten van koffie of camillethee - aldus onze
briefschrijfster.
rui
- overslaan
Een
kippeboer hoorden we vertellen, dat een kip "raant" als
ze in de rui is. Ze legt dan geen eieren. Dat "raanden"
behoeft niet speciaal met kippen verbonden te zijn. Ook een mens
kan "raanden". Dit werkwoord betekent namelijk
"overslaan" in de zin van een keer nalaten van iets wat
men regelmatig pleegt te doen. Wie bijvoorbeeld iedere week naar
de markt gaat maar dit eens een keer overslaat heeft "geraand".
verwensen
"Ik
heb jou te hoesten!" zei de man en hij bedoelde: "Loop
naar de bliksem!"
lopen
Voor
het aanduiden van verschillende manieren van lopen kennen we
diverse werkwoorden. Een daarvan is "ritsen". Het bezit
onder andere de waarde van nogal bedrijvig, zenuwachtig en snel
heen en weer lopen en brengt tegelijkertijd, heel subtiel, enige
afkeuring tot uitdrukking. Het best spreekt de betekenis misschien
nog uit enige voorbeelden.
vrouwentypes
- snel
Van
een vrouw kan gezegd worden, dat ze "alle kantjes
afritst" of "ze ritst van d'een naar d'ander" of
"ge ziet ze overal naar toe ritsen". Het werkwoord wordt
bij voorkeur met betrekking tot vrouwen gebruikt. Een vrouw, die
zich kenmerkt door haar aanleg om "op rits te gaan" kan
gekwalificeerd worden als "een grote rits". Zij is
overal present en zorgt er voor, dat haar niets ontgaat. Deze
eigenschap pleegt in een vrouw niet erg gewaardeerd te worden.
lopen
Iemand
die hard en vlug kon lopen, hoorden wij "een hakketener"
noemen en werken of lopen met het aan de dag leggen van grote
haast heet "spolliën".
zuinig
- geld
"Van
een halfke is de boer rijk geworre(n)!" houdt een aansporing
in op de kleintjes te letten. Sinds lang kennen wij de halve cent
niet meer. Hij was uitgevoerd in brons en droeg, net als de cent
en de "soe" (2,5 cent) uit die dagen, op de ene zijde de
Nederlandse leeuw. Het halfke had de grootte van een dubbeltje en
behoorde derhalve tot de kleinste muntstukken, die men kan
ontmoeten. De "soe" ontleende zijn naam aan het Franse
"sou", dat echter stuiver en niet halve stuiver
betekende. In Tilburg werden de "soeën" lange tijd
gebruikt als gasmetermunten. Ook de halve stuivers zijn, net als
de "halfkes", sinds lang door de geldontwaarding uit de
mode geraakt.
zeispreuken
De
boer speelt in de gewesttaal nogal vaak een rol. Zoals ook weer in
de volgende aardigheid: "'t Komt vanzelf terug", zei de
boer, en hij gaf zijn varken spek.
TILBURGER
Nummer 103
pastoor
- eens zijn
"De
pastoor en de kapelaon lopen achter hetzelfde vaon" is de
meer plastische uitdrukking, dat twee mensen er dezelfde principes
op na houden. Ze ligt zeer dicht bij die andere: Het zijn twee
handen op één buik.
huwelijk
- kinderen
Een
tweede huwelijk met tweeërlei kinderen kan nog wel eens
moeilijkheden opleveren. De mensen weten dat en brengen die
wetenschap tot uitdrukking met: "Waoter kan nou eenmaol geen
bloed zetten".
delen
Wie
"zijn besnut heeft gekregen" ontving wat hem toekwam.
Hij heeft zijn part gehad. Hetzelfde drukt men ook uit met
"zijn gezaoi gehad hebben". Bij dat "gezaoi"
dienen we dan te denken aan "zaaisel", d.w.z. dat wat
gezaaid is.
inhalig
- uitschrapen
Van
een zeer inhalerig mens kan men te horen krijgen, dat hij "de
bodem uit de pan scheert". Het gezegde heeft, naast deze
overdrachtelijke, ook natuurlijk een meer letterlijke betekenis,
die dan duidt op het overdreven nauwkeurig uitscheren van een pan.
weten
Hoewel
men in Tilburg nogal eens in de volksmond tegenkomt, dat iemand
ergens "louw sjoege" van had, hebben we hier niet met
Brabantse gewesttaal te maken. Beide woorden zijn Bargoens, dat is
een afzonderlijk taaltje voor dieven en landlopers of een soort
kramerslatijn. Het heeft een sterke joodse en ook wel Duitse
inslag. "Lou(w)" betekent daar: niets, geen of weinig.
"Sjoege" of "sjoeche" beduidt o.a. begrip,
kennis, verstand. Zoals het "louw sjoege" in Tilburg
gehanteerd wordt, heeft het ook de waarde van geen kennis of geen
notie van iets hebben. We hebben dus helemaal met importtaal te
maken.
toilet
Dit
is in genendele het geval met een werkzaamheid die wordt aangeduid
met "'t huiske lichten". Hier hebben we te maken met het
leeghalen van de beerput van de wc. Deze laatste sanitaire
instellingen werden voorheen in de volksklasse algemeen met "huiske"
aangeduid. Dit plachten dan ook letterlijk vaak kleine huisjes of
hokjes te zijn, meestal van een nogal wrakke constructie, welke -
een eindje van het woninkje verwijderd - achter "in den
hof" stonden, soms echter ook buiten tegen de woning waren
aangebouwd. De hygiëne was daarbij vaak ver te zoeken.
De
beerput bestond meestal uit een ton. De boeren kwamen die op
gezette tijden graag leeghalen, bij voorkeur 's morgens vóór dag
en dauw of des avonds na zonsondergang. Als we ons niet vergissen
was dit tijdstip gebaseerd op een gemeentelijke verordening. Voor
dit leeghalen betaalden de boeren een bepaald bedrag. Dat was dus
de omgekeerde wereld van thans, nu de opdrachtgever tot
"lichten" daarvoor betalen moet. In de plaats van het
werkwoord "lichten" werd ook het woord
"ruimen" gebruikt.
pastoor
- biechten - geheimhouden
"Dat
zijn zaken voor de pastoor aan één oor" kan zonder meer
slaan op zonden, die gebiecht behoren te worden. In méér
algemene zin duidt het op affaires, die geheim gehouden moeten
worden.
kaartspel
Een
kaartspeler, die slechte kaarten in handen had gekregen, hoorden
wij deze kwalificeren als: "toddezakken van kaorten". In
onze streken was voorheen het woord "todden" méér
gangbaar dan "vodden". Ook zelfs nu nog ligt, naar wij
menen, "vodden" niet al te best in een Tilburgse
volksmond. Wie over "voddeman" spreekt, verraadt
daarmede vaak een boven-Moerdijkse afkomst.
stuntelen
- Kokadorus
Men
zendt ons de uitdrukking: "'t Is mar 'nen kakkedorus",
wat dan op een stuntelig iemand zou slaan. Ofschoon Van Dale een
"kakkelobbes" als een nietsnut of lomperd geeft, menen
we toch, dat ons kakkedorus eerder een verbastering is van de naam
van een kwakzalver, die zoiets als Kokadorus heette - zich althans
zo noemde. Hij trad op markten op en genoot reputatie om zijn
gladheid van tong en om zijn handigheid. Dat moet in de eerste
decennia van onze eeuw zijn geweest. Er is over deze Amsterdammer
zelfs ooit een boek verschenen. Wij herinneren ons, dat er van hem
o.a. werd verteld, dat hij met vele mooie praatjes waardeloze
lepels voor echt zilveren verkocht, maar dat ze
"smolten" zodra je ze in de hand nam. Hij schijnt de
mensen dus aardig te hebben kunnen bedotten. Van een stuntelig
iemand blijft er in dit geval niet veel meer over, tenzij men als
zodanig dan het beetgenomen slachtoffer wil zien.
bazig
Wordt
er van een man gezegd, dat hij "danst op heur maot", dan
hebben we te maken met een man, die geheel en al door zijn vrouw
gedirigeerd en geregeerd wordt. Dus een pantoffelheld.
zeispreuken
Tot
slot nog een paar aardige "zeigezegden", die men vroeger
in Tilburg nog wel eens kon horen, maar die thans vergeten zijn:
-
"Schaaien doe pent (pijn)", zei de hond en de patrijs
was hem ontsnapt.
-
"Ik zie veul dur de vingers", zei de kat en ze zag
tussen de tralies een muis in de val zitten.
TILBURGER
Correspondentie:
Mevr.
T.D.-G. Over de "Taalplastiek" bestaat geen boekje. De
rubriek wordt voor een belangrijk deel door de Nieuwsbladlezers
geschreven en dat gaat nog steeds voort.
Nummer 104
drinken
- Marinus, Jantje
Een
oude Tilburger, die van vroeger zat te verhalen, toverde onbewust
een sprekend beeld te voorschijn toen hij vertelde, dat Jantje
Marinus voor zes cent een borrel schonk "waar ge mee twee
ogen in kondt kijken". Niet te vragen hoe groot die borrel
wel was. En ook niet hoe lang geleden. Dat kan alleen maar vóór
de eerste wereldoorlog geweest zijn. "Jantje Marinus"
was in die dagen en ook nog wel later een nu afgebroken
middenstandscafé op de hoek van het straatje van Bronsgeest naar
het Piusplein, achter de Heikese kerk.
eten
- toilet - inhalig
Een
smulpaap, die zijn "kanus" goed had volgestopt, hoorde
zich toevoegen: "Nou, gij zult ook geen zand meer afgaon!"
Dit had betrekking op de stoelgang.
Wie
er op uit is zoveel mogelijk naar zich toe te halen met de
bedoeling te bezitten, zich derhalve bijzonder inhalig of hebberig
toont, wordt bij ons gekwalificeerd als een "hebstijn".
broek
Wat
voor een broek men draagt, komt er de dag van vandaag niet meer op
aan. Vroeger was men te dien opzichte kritischer. Droeg iemand een
broek, die in de ogen van de spraakmakende gemeente aan de te
lange kant bevonden werd, dan dreef men daarmee een milde spot met
de opmerking: "Hij gaat de liste (laatste) mis
afzeggen". Die "laatste mis" gold de hoogmis, welke
het langst placht te duren.
armoede
Was
het bij iemand of in een gezin "het laatste kwartier",
dan hanteerde men met die woorden wel een aan de maanstanden
ontleende uitdrukking, doch verder had de maan er niets meer mee
te maken. De bedoeling was op een originele manier aan te geven,
dat de centen of het weekgeld bijna op waren.
trouwen
- moetje - onbelangrijk - helpen
"Wie
de koei trouwt, heej 't kalf ôôk" zei de boer en dat sloeg
op een gedwongen huwelijk.
Is
daarentegen "het kalf de koei nie wèèrd (waard)", dan
loont het niet de moeite of "het beschiet er niet aan".
Bij dit "beschieten" hebben we te maken met een
verouderd werkwoord, dat "waarde hebben",
"helpen" of "betekenen" aanduidde. In Tilburg
kan men het nog herhaaldelijk horen gebruiken.
"moluk"
- gapen - hoesten - plagen
Een
mysterieus woord is voor ons "moluk", dat in enige
zegswijzen in uiteenlopende betekenissen schijnt voor te komen.
Wanneer iemand veel geeuwt, kan hij te horen krijgen "Ben je
een moluk?"
De
volgende uitdrukking "Hij hoest en krecht als een moluk"
wordt ons als "zwaar Tilburgs" op tafel gezet. In de
plaats van de "moluk" kan ook de "ketelbuunder"
optreden. In dat geval krijgt de vergelijking wel een begrijpelijk
reliëf, daar het boenen van fabrieksketels een werk is, waarbij
men veel stof te slikken krijgt, wat uiteraard de longen niet ten
goede komt.
Voor
de derde keer zien we de "moluk" optreden in het aanbod:
"Zal ik voor jou eens een moluk vangen?", waarmee men
kinderen voor het lapje hield. Hier was dan de "moluk"
een vogel of meer algemeen een beest met als kenmerkende
eigenschap, dat hij of het niet bestaat in de werkelijkheid al
heeft het beestje een naam.
kwajongen
Wie
uitgemaakt wordt voor "onte kapoen" wordt als een
gehaaid persoon of ook wel als een grote deugniet beschouwd.
Terwijl wij de lettergreep "ont" eigenlijk alleen als
voorvoegsel kennen, fungeert zij hier in de rol van bijvoeglijk
naamwoord. Het zou een afkorting van "ontaard" kunnen
zijn, maar misschien houdt het ook wel verband met het Franse
woord "honte", dat schande betekent. "Ont" is
de tegenhanger van het typisch Tilburgse "pront". Met de
"kapoen" zitten we al aardig aan de Vlaamse kant al
hoort men het ook in onze streken. Letterlijk is een kapoen een
gesneden haan, maar gebruikt als spot- of schimpnaam betekent het:
guit of deugniet.
overeenstemming
- bekend terrein - stokpaardje
"Nu
kom je in mijn straatje" zei de luisteraar tot zijn
gesprekspartner. Deze uitdrukking kan twee betekenissen hebben.
Het kan de bedoeling zijn zich met het gesprokene akkoord te
verklaren. Daarnaast echter geeft men er mee te kennen, dat er nu
een terrein betreden wordt, waar de toehoorder zich goed thuis
voelt of zich deskundig weet.
Ook
noteerden we nog: "Zij kwam altijd op hetzelfde straatje
uit", hetgeen betekent, dat de vrouw in kwestie steeds
hetzelfde vertelde of het gesprek uiteindelijk altijd naar
hetzelfde punt leidde.
zeispreuken
Tot
slot nog een paar zogenaamde zeigezegden:
-
"Dat is ander koren", zei de mulder en hij beet in een
muizekeutel.
-
"'t Zal wel uitkomen", zei de zot en hij zaaide
zagemeel.
TILBURGER
Nummer 105
agressief
"Hij
is zo zuur als een karhengst", zei onze man en hij bedoelde
daarmee een agressief mens met wie niet veel viel aan te vangen.
Vroeger gebruikten de boeren voor het trekken van wagens en karren
alsmede voor eggen en ploegen ook hengsten. Die beesten waren lang
niet altijd "mak". Ze sloegen, beten en klauwden nogal
eens graag. Paarden, die deze ondeugden bezaten, werden als
"zuur" gekwalificeerd. Op sommige plaatsen, o.a. te
Goirle, hoort men wel van "zoer" praten. Zo'n
"zuur" paard moest - naar men ons meedeelt - volgens de
wet met twee rode trossen worden uitgerust, één aan iedere kant
van het hoofdstel. Voor zover er thans nog paardetractie wordt
toegepast, schijnt men daarvoor bij voorkeur merries of ruinen
(gesneden hengsten) te gebruiken. De echte hengsten dienen voor de
instandhouding van het paarderas, het pronken op tentoonstellingen
en voor draverijen.
trouwen
- volgorde - hooi
Als
in een gezin een van de jongere zonen eerder trouwde dan de
oudste, werd dit origineel uitgedrukt met: "Daor groeit de
toemet (nadruk op eerste lettergreep!) boven het hooi".
"Toemet" is de gewestelijke vertaling van het ABN
"toemaat", waarmede bedoeld wordt het gras, dat opgroeit
nadat er voor de eerste keer gehooid is. Het gras dat in de
hooimaand juli wordt gemaaid, pleegt hoger te staan dan dat van de
tweede snede, de toemaat. Dat dit laatste hoger zou zijn, moet als
abnormaliteit beschouwd worden. Het trouwen van een jongere zoon
vóór de oudste ziet men ook als een afwijking van de normale
gang van zaken.
kat
We
kennen in onze streken ook "toemetkatjes". Daar bedoelt
men in het najaar geboren poesjes. Deze groeien in de winter bij
de kachel op en dragen het odium slechter te zijn dan in het
voorjaar ter wereld gekomen katjes.
genezen
Mag
iemand "voortaan alles hebben behalve mangelpeejen", dan
is hij door de dokter volkomen gezond verklaard. Behoeft derhalve
geen dieet meer te houden. De aardigheid zit in die uitzondering
van mangelpeejen (voederbieten). Men ziet die grote veldvruchten
waarschijnlijk als wat te zwaar op de maag liggen.
eten
- vis
"We
eten alle daogen spek", zei de boer, "en 's vrijdags
spek mee spijlen!" Met dit laatste gerecht voor de vroegere
onthoudingsdag bedoelde hij vis. Spontaan komt hij in dit zinnetje
tot alliteratie. Het volkse taalinstinct schijnt voor stafrijm
zeer gevoelig te zijn.
ik
- gespuis
In
een optocht of bloemencorso plegen de mooiste wagens vooraan te
gaan. Dringt iemand zichzelf in een gesprek voortdurend op de
voorgrond door bijvoorbeeld "zijn eigen ik" vóór
andere namen te noemen, dan kan hij niet alleen te horen krijgen:
"Ik, zei de gek!" maar ook het minder kieskeurige:
"Hier gao de str...kar veurop".
Diezelfde
kar fungeert ook als het voertuig, waardoor men figuurlijk
"het eerst wordt overreden". We hebben hier te maken met
een zeer hatelijke en eigenlijk beledigende opmerking. Er wordt
mee tot uitdrukking gebracht, dat men het meeste last of agressie
kan ondervinden van iemand, die zelf op niet zo hoog peil staat.
Uit een oogpunt van taalplastiek een kernachtig beeld, maar in het
spraakgebruik en omgangsvormen allesbehalve fijn...
uitsloven
Wie
zich bijzonder voor een ander uitslooft, hetzij uit naastenliefde
of met een achterbakse bedoeling er zelf voordeel van te trekken
"loopt de schöllepel (schelpen) van zijn klompen". Een
aardige overdrijving, waarin we trouwens in onze gewestelijke taal
nogal sterk zijn en waarin dan juist de humor zit. De "schölp"
is het bolle voorstuk van een klomp.
meteen
Moet
iets "aachtermekaar" gebeuren, dan is dat op stel en
sprong. Bij ons kan men voor dit laatste ABN-idioom echter te
horen krijgen: "Te post en te pèèrd (paard)". U ziet
het: óók weer met eigen alliteratie of beginrijm door herhaling
van de letter "p".
armoede
Van
een mens die gebrek aan geld heeft, krap bij kas is, wordt gezegd
dat hij "krom stao (staat)". De uitdrukking komt ook
weer van het platteland. Zij herinnert aan een paard, dat niet
goed kan lopen door letsel aan de benen. "Hij stao krom"
zegt dan de boer.
schulden
Als
iemand "staat te kwèken", wil dit zeggen dat hij schuld
heeft of in het krijt staat. Ook dat is dus één van de meerdere
betekenissen, waarin ons "kwèken" voorkomt.
In
bovenstaand overzicht zal het wel opvallen, dat nagenoeg alle
uitdrukkingen verband houden met het boerenleven en het
platteland. Daar is het dan ook, dat zij zich het langst
gehandhaafd hebben en hun oorsprong vonden.
TILBURGER
Nummer 106
trekdier
"Hedde
aander haor?" (Heb je ander haar?) is een vraag, waarvan men
in onze herleefde pruiketijd nu niet bepaald hoeft op te kijken.
Wat echter als een voerman uit vroeger dagen zo'n vraag aan een
vakbroeder stelde? Dan ging het om een ander of een nieuw trekdier
voor de wagen, wat een paard of een ezel kon zijn.
besluiteloos
Van
een "duzendzinder" hadden we tot voor kort nog nooit
gehoord. Het bleek de ongewone maar niet onlogische kwalificatie
voor een persoon, die voortdurend iets anders wil. Hij houdt er
wel duizend "zinnen" op na.
wonen
Een
manier van deftig wonen hoorden wij aanduiden als "tabernaokelen".
Daar kwam bij, dat de betrokkene het voordien niet zo breed had,
maar dank zij een erfenis van zijn klein huisje naar groter kon
verhuizen, waar hij nu troonde als Onze Lieve Heer in het
tabernakel van de kerk.
taalgebruik
- verbazen
"Ge
vouwt er oe haande (handen) van saomen!" is een uitroep van
verbijstering over slechte taal, die er wordt uitgeslagen. Dan
moet men zijn toevlucht tot gebed nemen.
In
het algemeen kunnen de woorden ook uiting geven aan verbazing bij
het zien of horen van zaken, die het gewone begrip te boven gaan.
fluiten
Wanneer
iemand voortdurend fluit en daardoor irriteert, kon hij vroeger
een indirecte uitnodiging tot ophouden krijgen in de vraag:
"Fluitje nie verkopen?" Luidde het antwoord:
"Ja", dan volgde van de andere kant weer de repliek:
"Dan moet-er mee naor de mert (markt) gaon". Alles bij
elkaar nogal flauw. We hebben dit vroeger echter vaak genoeg
gehoord.
beginnen
- sterven
"Steek
de kaars maar aan!" betekent het signaal met een werk te
beginnen, omdat iedereen die verwacht werd nu wel aanwezig is. De
uitdrukking stamt uit een oud volksgebruik, volgens hetwelk de
buren bij een sterfgeval of geval van ernstige ziekte bijeenkwamen
om gezamenlijk te bidden. Was bij zo'n gelegenheid de laatste buur
gearriveerd, dan stak de vóórbidder(ster) de kaars aan en begon
het gebed.
kermisgeld
De
week vóór de kermis stond vroeger wel bekend als
"persweek", want daarin werd bijzonder hard gewerkt.
Niet uit plezier maar omdat men in sommige gezinnen het in die
week verdiende loon mocht houden om kermis te vieren. Althans gold
dit gebruik onder de Udenhoutse klompenmakers. Het weekloon liep
in zo'n week aanmerkelijk hoger op, dan tijdens de andere weken
van het jaar. Er werd alles "uitgeperst" wat er in zat.
Het kan echter ook wel zijn, dat "pers" afkomstig is van
"paard", want men werkte in die week ook als een paard.
Dus werd het een paarde- of in dialect: persweek.
beslissen
"Nie
bang veur de tram!" is een aansporing tot een aarzelaar om nu
eindelijk maar eens een beslissing te nemen. Zij staat gelijk met:
"Aaier (eieren) of jong!" Wat we hier vroeger reeds
meldden. Men lette op het middenrijm, de herhaling van de klinker
"a" in het eerste zinnetje. De Goolse, Loonse of
Waalwijkse tram heeft de spraakmakende gemeente nog wel meer
geïnspireerd in de aangesloten dorpen.
ziekenhuis
- tegenslag
"Hij
rijdt nogal eens mee" kon men te horen krijgen, welke
uitspraak met een bedenkelijk gezicht gepaard placht te gaan. Zij
hield dan ook niet zo'n goed nieuws in. Zij duidde er op, dat de
betrokkene regelmatig naar het ziekenhuis in de stad ging, hetzij
voor zichzelf of voor bezoek aan een opgenomen familielid.
Zo
kreeg "meerijen" of "er in zitten" (in de
tram) tenslotte de waarde van veel tegenslag hebben. Dit is
derhalve iets anders dan het "er mee inzitten" van 't
ABN dat op verlegenheid of angst duidt.
vals
Een
mens of een dier kan "zo vals (zijn) als 'ne riek".
Vermoedelijk figureert in deze vergelijking de riek als beeld,
daar deze als een nogal gevaarlijk en onbetrouwbaar stuk
gereedschap wordt beschouwd. Men kan er zich lelijk aan bezeren,
om nog maar niet te praten over het gevaar wanneer hij als wapen
gehanteerd wordt.
bezoek
Komt
iemand ergens "veel over de vloer" (op veelvuldig
bezoek), dan "loopt hij de deur uit de stijl" of hij
"loopt er de deur (of de dörpel) plat".
bazig
Een
pantoffelheld of iemand die baas heet te zijn doch in
werkelijkheid niets te vertellen heeft, "kan gaan staan waar
de bezemsteel staat".
verstaanbaarheid
Tenslotte
nog een gewestelijk taalaardigheidje! Een vader zei tot zijn zoon:
"Is dè praot, die gij prot; prot praot net as ik praot, dan
protte pas praot!"
TILBURGER
Nummer 107
Marinus,
Jantje - sterven
Er
valt niet aan te twijfelen, dat we met een specifiek Tilburgse
zegswijze te maken hebben met de uitdrukking: "Hij is
hardstikke Jantje Marinus". Waarom zouden we het niet
origineel en wat uitgebreid zeggen, als we het met één woord
eigenlijk wel afkunnen! De mondvol betekent namelijk: dood.
Jantje
Marinus was in de eerste helft van deze eeuw de exploitant van een
zeer bekend café dat gelegen was achter de Heikese kerk en wel
precies op het spietje, dat gevormd werd door de "oude
kerkpad" en het "straatje van Bronsgeest", het
pijpje in het verlengde van de Prins Hendrikstraat. Met de bouw
van het nieuwe raadhuis heeft het café met aangrenzende gebouwen
het veld moeten ruimen. Waarom nu uitgerekend de naam van Jantje
Marinus aan dood zijn verbonden werd, behoort voor ons tot de
onopgeloste raadsels. Weet iemand de verklaring?
opgeven
Van
een man, die bij tegenslag nogal gauw de moed liet zakken, hoorden
we zeggen: "Hij gaat wel waar de ganzen gaan, maar waar ze
beginnen te zwemmen houdt hij op". Waar de inspanning begon,
lag dus voor hem al het einde. Een origineel beeld.
kalm
aan
Iemand
die tot spoed werd aangemaand, reageerde daarop lakoniek met:
"Alles op zijn tijd en bruine bonen in de mei" (maand).
verkeken,
kans
Vist
iemand achter het net, terwijl hij zijn slag meende te slaan, dan
"komt hij net als Jan mee z'ne kievit, daags na de
markt".
verrassing
Wordt
u toegevoegd: "Ge zult niet weten waar ge zijt" dan
staat u een zeer aangename verrassing te wachten. Een die alle
verwachting te boven gaat.
zondvloed
"Après
nous le déluge" zegt de Fransman. "Na ons de
zondvloed" zegt de Nederlander. Een niet zo fijn getaalde
Tilburger vertaalde beide zinnen: "Aachter mijn k... vergaot
de wèreld" en dat verstond iedereen!
onecht
kind
Informeerde
men vroeger naar de herkomst van het kind van een ongehuwde
moeder, dan kan het antwoord wel eens luiden: "Dat is er ene
van een ezel over de halve deur"...
rijk
"Den
dieje krabben ze nie bloot". Wordt er dat gezegd dan geeft
men daar mee te kennen, dat de betrokkene geacht wordt over
behoorlijk wat geld te beschikken. Hij staat of ligt niet zo
gemakkelijk "in de kou". Vermoedelijk zit op de
achtergrond van dit beeld de gedachte aan in bed liggen. Wie in
bed erg woelt zodat hij het dek kwijt raakt of daarvan door een
bedgenoot beroofd wordt, "krabt" immers zichzelf bloot
of wórdt bloot gekrabd.
snor
Wel
eens ooit gehoord van "een vrouw met een kribborstel"?
Dat is een vrouw met haar op de bovenlip. Vermoedelijk moet men
voor de oorsprong van dit woord denken aan een paard, dat haar op
de bovenlip heeft. Bij het eten borstelt het dier daarmee zijn
krib of voederbak.
verwaand
- rijk
Heeft
iemand het "hoog in de neusgaten", dan heeft men te
maken met een verwaand mens. Die verwaandheid kan wel eens
ontstaan zijn "omdat hem de weelde de nest uitstinkt".
Het zijn immers sterke benen, die de weelde kunnen dragen.
opstaan
Van
iemand die zeer lang geslapen had en laat was opgestaan, hoorden
we zeggen: "Hij kwam nu pas boven zonk". Bij Van Dale
vinden we het voor ons ongewone zelfstandige naamwoord
"zonk" verklaard als ondiepte of laagte, gangbaar in
Zuid-Nederland. Men kan in een diepe slaap "gezonken"
zijn.
sterven
- lijkenhuis
In
onze contreien spreekt men ook van het zinken van een lijk. Van
Dale noemt dat Zuid-Nederlands en verklaart het met begraven. Bij
ons heeft dit "zinken" echter een méér specifieke
betekenis. Als een lijk "gezonken" wordt, zijn we nog
net niet aan de begrafenis toe. Het betekent het plaatsen van de
gekiste dode in het lijkenhuisje op het kerkhof, in afwachting van
de begrafenis. Dit geschiedde o.a. als er redenen aanwezig waren
om de overledene, bv. wegens de aard van de ziekte, zo spoedig
mogelijk uit het sterfhuis te verwijderen. Een lijk dient echter
drie dagen boven aarde te staan. Aan die voorwaarde werd dan in
het lijkenhuisje voldaan. Wij hebben dergelijke gevallen van
"zinken" wel ooit meegemaakt. Men hoort er thans nog
weinig over spreken. We kregen zelfs de indruk, dat deze betekenis
van "zinken" nog nauwelijks bekend is.
Van
alles wat we hier vertelden, kan men wel draden spinnen naar de
"boven zonk" komende slaper. Of het zou kloppen weten we
niet en daarom laten we het maar achterwege.
TILBURGER
Nummer 108
zwijgen
Wie
"niets te lezen heeft als lege briefkes", heeft niets te
vertellen en geen recht van meepraten. De uitdrukking placht nogal
gebruikt te worden door ouders tegenover een kind, dat zich
ongevraagd in gesprekken van volwassenen mengde.
lichaamsgebreken
- benen
Van
een man met opvallend kromme benen kon men horen zeggen: "Hij
loopt mee 'nen bril; het is een goeie om een verken te
vangen". De bril waarmee we hier te maken hebben, was een
rond gat in de planken wand van een varkenskot. Het varken moest
hier de kop door steken om uit de aan de buitenkant staande trog
te kunnen eten. Dit was bruikbaar voor een varken van drie maanden
maar ook voor een groter. Het werd afgesloten met een houten
schuif, welke door een pinnetje in een gaatje op bepaalde hoogte
kon worden vastgezet.
Men
meldt ons ook, dat van iemand met kromme benen gezegd werd: Hij
staat "vene teens". Met dat "vene" weten we
helemaal geen raad.
toilet
Bij
deze methode van varkens voeren denken we natuurlijk ook
onmiddellijk aan het ronde gat van een ouderwetse wc, destijds
algemeen "plee" genoemd. Ook deze ronde opening heette
bril, een benaming die zich bij de moderne wc's gehandhaafd heeft.
trouwen
- schoon, vrouwelijk
"Wie
de zot trouwt om de pot, verliest de pot en houdt de zot"
vindt zijn ABN-variant in: "Wie het wijf trouwt om het lijf,
verliest het lijf en houdt het wijf".
voorzien
"Ik
ben er lelijk mee afgespannen", een uitdrukking die men in
onze streken nog herhaaldelijk te horen kan krijgen. Zij duidt er
op, dat men iets mist dat men nodig heeft. Het kan slaan op iets
dat definitief verloren is of tijdelijk onvindbaar. Heeft men
bijvoorbeeld ooit zijn hamer uitgeleend en niet terug ontvangen,
dan kan men daarmee "lelijk afgespannen zijn". Van Dale
kent het werkwoord "afspannen" in deze betekenis niet.
Zij denken daarbij aan het afspannen van een trekdier, dat is het
dier van het voertuig scheiden door het losmaken van het trektuig.
Met een "afgespannen" paard kan men niets uitvoeren. Men
mist de trekkracht.
inhalig
Van
een vrouw die graag zichzelf te goed deed, zich inhalerig ten
eigen bate toonde, werd gezegd: "Die heeft twee zakken op
haren schort". Ze kon dus flink "inladen".
terechtwijzen
Is
men van plan iemand eens geducht de waarheid te zeggen of hem
verwijten te maken, dan zal men "het hem wel eens voor zijn
kant schudden".
lichaamsgebreken
- lopen
Menselijke,
lichamelijk onvolkomenheden of afwijkingen hebben steeds tot
mikpunt van soms goedmoedige maar vaak ook wel hatelijke spot
gediend. Niet alleen bultenaars moesten het daarbij ontgelden. Van
iemand die niet al te best kon lopen, werd gezegd: "Wat een
mikhorst; een goeie ossenstawer (stouwer).
lichaamsgebreken
- hoofd
Over
een man met een wat groot uitgevallen hoofd: "'t Is zund
(zonde); daar hadden ze er wel twee van kunnen maken".
lichaamsgebreken
- dik
Een
te dikke figuur: "Dat is een goeie om door te zagen!"
bidden
"Steek
er maar een kèèrs veur aan!" luidt het advies aan degene,
die voor een moeilijk geval staat. De vrome mensen van vroeger
hadden de gewoonte voor het welslagen van ondernemingen, hetzij
thuis, in kerken of kapellen, een kaars te laten branden om
hemelse bijstand teneinde het verlangde succes te verwerven.
vrouwentypes
- koffiedrinken
Een
vrouw die graag en vaak koffie drinkt, wordt gekwalificeerd als
"koffielut". Van Dale geeft voor "lut", dat
hij Zuid-Nederlands noemt: sul van een vrouw en talmster. Zó erg
is het met onze Tilburgse "koffielut" niet gesteld. Als
een eretitel geldt de benaming toch echter ook niet. Er klinkt
vaag wel iets door van een te veel koffie drinken met het meestal
daaraan verbonden stil zitten. Voor het bakje koffie neemt men
zijn gemak, zeker als de buurvrouw er bij het "half elfke"
ook aan te pas komt. Het werkwoord "koffielutten" komt
ook voor.
slurpen
Men
kan eveneens "koffie lòeriën" met de klemtoon op de
eerste lettergreep. Dat betekent de koffie slurpend drinken. Het
woord bezit iets denigrerends. Zoals dat trouwens ook bij
"slurpen" behoort.
duur
"Van
gouden nagels vallen gouden koppen" zei de zakenman met
gevoel voor taalplastiek. Hij bleek te bedoelen, dat men niet bang
behoeft te zijn iets goeds duur te betalen, omdat men dat altijd
wel weer met winst kan doorverkopen.
zeispreuken
- Wagemans, Kupke - tevreden
De
klant van een aardappelboer toonde zich niet erg tevreden over de
aardappels bij de aflevering van de winterprovisie. Het antwoord
van de boer promoveerde tot "gevleugeld woord" en maakte
enige tijd opgang in gesprekken, waarbij de betekenis breder werd.
De befaamde uitspraak luidde: "Vat ze heer zoals ze zijn,
zeej Kupke Wagemans, anders krijgde er geen"... Algemene
betekenis: niet te hoog mikken anders komt men wel eens bedrogen
uit!
TILBURGER
Nummer 109
eten
Een
in Tilburg gebruikte uitnodiging om bij een gastvrij aangeboden
dis maar goed toe te tasten luidt: "Schaomt oe gezondheid nie."
Daarmee wordt te kennen gegeven, dat men zich niet behoeft te
schamen voor zijn gezondheid, waarvan de manifestatie dan gezien
wordt in het aan de dag leggen van een grote eetlust. Voor ons was
de uitdrukking geheel nieuw. Wij twijfelen er aan of ze wel sterk
verbreid is.
verkering
- ring
Een
meisje liet vol trots een gouden ring zien, die zij cadeau
gekregen had. De jaloerse vriendin trok de aandacht van het goud
badinerend in twijfel met de opmerking: "Hij is zeker langs
de goudsmid zijn deur gekomen"...
voorbereiden
Men
stuit nog wel eens op de uitdrukking "apperansie maken".
Men kan dit ook tegenkomen als "opperensie" en zelfs wel
als "opprensie". Het betekent: aanstalte maken om bv. te
vertrekken. Dit is afkomstig van het Franse woord "apparent",
dat "zichtbaar" of "in het oog vallend"
betekent. Ook ons "aanstalte maken" duidt op
waarneembare tekenen, dat men voornemens is iets te gaan doen.
spreken
Het
is niet denkbeeldig, dat een verteller die voortdurend in de rede
wordt gevallen daardoor "van zijn aprepo" gebracht
wordt. Dat wil zeggen van zijn stuk raakt, niet meer weet waar hij
gebleven is. Ook hier hebben we te maken met Frans en wel met
"à propos", dat we in tal van Franse uitdrukkingen
tegen kunnen komen. "Propos" betekent onderwerp van
gesprek, gezegde of praatje.
flauwvallen
- beroerte
Wie
"van z'n eige valt" is van zijn houtje gevallen en ligt
daarmee buiten westen. Dat gaat echter wel weer over en daarom is
de betrokkene er minder slecht aan toe dan degene, die "een
beslag" heeft gekregen. Dan is hij in onze streken
slachtoffer van een beroerte.
sterven
- kapot
Hij
kan daarbij zelfs wel eens "kapoerewiets" zijn, dat
betekent: dood zijn. Nu is het gebruik van dit zonderlinge woord
onder dergelijke tragische omstandigheden totaal misplaatst. Men
zal het in dat verband dan ook nooit horen. Het bezit een frivole
klank en kan alleen gehanteerd worden voor een dood zijn, dat door
niemand als tragisch ervaren wordt.
In
het ABN kennen wij: kapoeres voor "dood", maar ook voor:
kapot, stuk, bv.: Mijn schoenen zijn kapoeres. Wie dit zegt, geeft
daarmee tegelijkertijd min of meer te kennen, dat het hem weinig
deert. Per saldo hebben we hier met Bargoens te maken, afkomstig
van het Joodse: kaporoh. En dat betekent: - u raadt het al - dood,
kapot.
kleinzerig
- hypochondrie - leventje, lekker
Wie
het "wijd voelt aankomen" gaat voor kleinzerig door. Bij
het geringste, wat ongewone verschijnsel, vreest hij al ernstig
ziek te zullen worden. In meer algemene zin geeft het ook aan, dat
de betrokkene in een nog heel ver verschiet allerlei onheilen
meent te zien opdagen. "Een bruin leventje", dat
betekent: een prinsheerlijk leven, is voor zo iemand vast niet
weggelegd.
kras
Een
man op leeftijd, die zich door geforceerd recht te lopen en op
andere wijze krasser wil voordoen dan hij in werkelijkheid is -
soms met de bedoeling nog enige indruk op vrouwen te maken - is
een "fiefstaander". We vinden hierin natuurlijk ons van
het Franse "vif" afstammende "vief". En dat
betekent: levendig, kwiek.
niets
Er
werd iemand gevraagd wat hij wilde hebben. Op zijn antwoord:
"Niks" volgde als repliek: "Niks? Dat is net genoeg
voor in je ogen!" Een geraffineerd-geestig antwoord, waarbij
je je afvraagt hoe de gewone man het gevonden krijgt. Het lijkt
wel filosofie. Niets wordt hier als iets voorgesteld en dan juist
voldoende geacht om niets te zijn.
Eigenlijk twee maal een contradictio in een kort zinnetje. Sartre
moet zich maar eens over al dat "geniets" van onze
Tilburgse man heenbuigen.
TILBURGER
Nummer 110
eten
"Een
kat gaat nooit met een lege maag van huis!" is het beeld, dat
in onze streek wordt opgevoerd als men van oordeel is, dat er
eerst gegeten moet worden alvorens men verder iets onderneemt. Of
de kat de haar hier toegedichte eigenschap ook inderdaad bezit?
De
ingezetenen van Oosterhout genieten om "eerst eten" een
bijzondere faam. Deze leeft voort in de staande uitdrukking:
"Eerst eten, zeggen ze in Oosterhout". Dit zou kunnen
slaan op gastvrijheid, maar evengoed op het feit, dat men daar
vooral prijs stelt op de versterking van de inwendige mens en het
er graag goed van neemt.
gierig
- liefdadigheid
Wie
weinig sympathie voor liefdadigheid aan de dag legt, er in ieder
geval op uit is de portemonnaie dicht te houden, kan degene die
een beroep op hem doet afwimpelen met: "Geven? Van geven gaat
de beste geit dood". Meestal wordt de uitspraak bij wijze van
aardigheidje gedaan. De humor schuilt in het feit, dat het woord
"geven" in twee, elkaar niet helemaal dekkende
betekenissen wordt gebruikt. Bij de geit dient men te denken aan
"melk geven" wat niet hetzelfde is als iets wegschenken
door een mens. Een geit wordt gehouden voor de melk. Geeft zij die
niet meer dan is haar geen lang leven beschoren.
vooraan
Nog
één keer komen we de kat tegen. Nu in uitgesproken mannelijke
creatie. "Hij is er bij als een gelubde kater" slaat op
iemand die steeds haantje de voorste poogt te zijn.
"Lubben", dat wel ABN is, wordt in het beschaafde
spraakgebruik toch weinig gehoord. We vermoeden dat menigeen niet
weet, dat het "castreren" betekent. Voor ras-Tilburgers
koesteren we die vrees echter toch niet.
nieuwsgierig
Nieuwsgierig
zijn wordt ook nog beeldend vertolkt met: "Den dieje heeft
zeker geitevlees op".
lichaamsgebreken
- scheel
Voor
scheel kijken gaven we hier in het verleden reeds verschillende
gezegden. We duikelden er nog eentje op, dat zich weer eens
kenmerkt door behoorlijke overdrijving. Iemand "kijkt zo
scheel, dat hij het zweet kruislings over zijn rug ziet
lopen!" Dat is nogal wat!
kloppen
Is
een zaak of situatie zoals zij behoort te zijn, valt er geen
omissie, gebrek of tegenspraak te ontdekken, dan kan de Tilburger
voldaan constateren: "Het klopt als twaalf aaieren (eieren)
mee 'nen mikken boterham". (Mik is wittebrood). Wij voor ons
zijn op het eerste gezicht geneigd te denken, dat dit een nogal
ongewone maaltijd betekent en dat het derhalve helemaal niet
klopt. De gedachte zal hier derhalve wel uitgaan naar een stevige
maaltijd. Als zodanig is het dan wel wéér in orde. Het is:
"dikke mik!"
geduld
"Ge
kunt van een heilige niet verwachten, dat hij direct een wonder
doet" sluit een pleidooi in voor soepelheid bij de
beoordeling van een nieuwe werkkracht, waarover van te voren nogal
hoog van de toren is geblazen. Men dient de betrokkene gelegenheid
te geven eerst zijn krachten te ontplooien. Een verstandig
oordeel.
zwangerschap
Een
dochter kwam een nieuwstijding brengen met: "Moeder, ons
Sjaan heej d'r beddeke weer in 't zaod". Wie in zijn
onnozelheid of onbekendheid met de schone Tilburgse taal zou
denken, dat er radijsjes in "den hof" gezaaid waren,
heeft het mis. Sjaan was zwanger!
kaartspel
- hout
Een
kaartspeler luchtte zijn ontevredenheid over de kwaliteit van zijn
kaarten met de ontboezeming, dat hij waaibomenhout in zijn hand
had. Hij bedoelde dat ze slecht waren en wilde meteen wat
origineel uit de hoek komen. Heel erg juist lijkt ons het beeld
niet. Onder een waaiboom dient men te verstaan een vrijstaande
boom. Dit in tegenstelling tot een leiboom, welke tegen een muur
of latwerk groeit. Over de kwaliteit van het hout wordt daarbij
niets gezegd. Waaibomen kunnen immers allerlei soort bomen zijn.
leegloper
Een
vreemde sinjeur wordt aangeduid met "een rare
slampamper". Een weinig gebruikt ABN-woord, waarmee men in
onze contreien nog aardig vertrouwd is. Het heeft de waarde van
leeglopende drinkebroer. Opvallend erin is de
lettergreepherhaling. Het stamt uit het Middelnederlands van
"slampen" of "slempen", dat eigenlijk smakkend
eten of slurpend drinken betekende.
weer
Tot
slot een spreekwoord van eigen bodem: Achter Baal schijnt de zon.
Dat is: Na regen komt zonneschijn.
TILBURGER
|