Nummer 41
Sinterklaasinkopen
Tegen
dat het Sinterklaas wordt, gaan we in Tilburg "klotteren".
Men zal dit werkwoord tevergeefs in een woordenboek vinden. Het is
dan ook wel zo oer-Tilburgs, dat 't - buiten de dorpen in de
naaste omgeving van onze stad - naar wij vermoeden in heel
Nederland wel niet verstaan zal worden. In zijn breedste zin
betekent het: inkopen voor Sint Nicolaas gaan doen. Méér
specifiek is het echter gebonden aan de vóóravond van
Sinterklaas, die dienovereenkomstig "klotteravond" wordt
genoemd. Het kan zijn, dat in vroeger jaren toen de mensen minder
welvarend waren, het Sinterklaasfeest niet zo in overvloed als
thans werd gevierd en dat men met zijn inkopen tot de laatste
avond wachtte. Nu is dit zeker niet meer zo 't geval. Die inkopen
beginnen al lang te voren, waartoe welvoorziene etalages
uitnodigen en wie het nu op de laatste dag laat aankomen, loopt
veel gevaar zijn wensen niet meer tenvolle bevredigd te zien.
"Klotteravond" heeft nu zijn eigenlijke zin reeds lang
verloren.
Sinterklaasinkopen
- markt
Deze
avond kenmerkte zich weleer door de markt, die er dan in Tilburg
werd gehouden en die consequent de naam van "klottermarkt"
droeg. Het was een markt met een aparte sfeer. Op de eerste plaats
al omdat zij in het duister van een winteravond werd gehouden. Het
was de enige avondmarkt per jaar, die we in Tilburg kenden. Ze
werd gehouden op de Markt bij de Heikese kerk. Soms kon 't er
danig koud zijn. Het plein stond dan vol met door petroleum- of
carbidlampen schaarsverlichte kraampjes, waarachter de kooplui en
koopvrouwen in dikke jassen en met dassen of
"neusdoeken" om stonden te kleumen en voeten te
trappelen. Rond een kerk kan de wind venijnig gieren! Het was vaak
niet veel bijzonders wat er op zo'n klottermarkt te kopen viel,
want de kooplui gebruikten haar om hun laatste voorraden te lozen,
waarbij suikeren beeldjes en harten (al of niet gebroken!) een
belangrijke rol speelden. De legende wil, dat er dan beeldjes met
afgebroken kopjes op de kraam stonden, welke kopjes van de
beeldjes afvielen als men ze in de hand nam. De prijzen waren
natuurlijk navenant en zo was men wel eens wat goedkoper dan
elders uit. De "klottermarkt" behoorde tot één van de
grote attracties van het jaar en - naar een bejaarde stadgenoot
meedeelde - was het er steeds zo druk, dat men "wel over de
koppen kon lopen". De cafés voeren er ook wel bij met het
nadeel, dat de markt - later op de avond - ontaardde in een "zattemansgedoe".
Sinterklaasinkopen
- klompen - klotteren
Menigeen
heeft zich al het hoofd gebroken over de vraag, waar dat
merkwaardige woord "klotteren" vandaan kan komen. Een
plausibel lijkende verklaring is, dat het zijn oorsprong vindt in
het klossende lawaai, dat op zo'n drukke avond de klompen van de
vele marktbezoekers maakten. We zouden hier met klanknabootsing te
maken hebben. Toentertijd liep in Tilburg iedere gewone man - en
vooral de fabrieksarbeider - op klompen en die maakten inderdaad
lawaai. Wij herinneren ons nog goed hoe het geklepper van klompen
door de stille ochtendstraat klonk, als 'n wever zich in alle
vroegte naar "'t fabriek" begaf. ("Fabriek"
was toen in Tilburg - en ook nu nog - niet vrouwelijk zoals in het
Algemeen Beschaafd Nederlands, maar onzijdig). Dat de klompen bij
de "klottermarkt" een wezenlijke rol speelden, vindt een
bevestiging in het feit, dat het ook in onze jonge jaren - toen de
markt al begon te tanen en klompen niet meer tot een algemene
dracht behoorden - het toch nog een traditie vormde uitgerekend op
"klotteravond" 'n paar klompen aan te trekken.
Sinterklaasinkopen
- halsdoek
Ook
tooide men zich dan wel met een blauwe kiel en rooie zaddoek of
"rooie kazjenee" (van het Franse "cache-nez"),
wat zowel voor de Fransen als de Tilburgers een halsdoek was. In
Tilburg bestond die doek uit rood katoen en werd diagonaalsgewijs
dubbel gevouwen met de punt op de rug afhangend om de hals
gedragen. Zoals men thans bij onze carnavalsboeren nóg ziet.
Sinterklaasinkopen
- klompen
Wilde
men helemaal goed uitgedost op de "klottermarkt"
verschijnen, dan dienden de klompen nog van flink achteruit over
de rand stekende "stronissen" voorzien te zijn. De
oorspronkelijke bedoeling van stro in de klompen was warme voeten
te houden. Later werd dit stro meer "show" voor de
pretmakers, die er vermaak in vonden met veel drukte en lawaai
door de Heuvelstraat op en neer te klossen.
Sinterklaasinkopen
- markt
Op
zeker moment (1934) kwam de dag, dat de intieme "klottermarkt"
onder de schutse van de donkere Heikese toren door het
gemeentebestuur werd overgeplaatst naar het Piusplein. Dit vormde
het begin van de definitieve aftakeling, al behoeft deze niet
alleen aan de verplaatsing te worden toegeschreven.
Sinterklaasinkopen
- folklore
Een
met een lichtende klok voorziene Heikese toren kijkt op 5 december
nog altijd met één oog, en volgens sommigen met weemoedige blik
- via de Emmastraat - op de "klottermarkt". Maar die
markt is nooit meer geworden, wat ze geweest is. Eerlang zal ze
wel helemaal verdwijnen, haar eigen dood sterven. Tilburg houdt
dan alleen nog dat merkwaardige woord "klotteren" en de
anderen woorden die daarmee in verband staan over, totdat ook dit
zal afslijten, zodat men het uiteindelijk alleen nog maar in een
folkloristisch woordenboek terug kan vinden. Ook met woorden is
het gesteld als met het leven van de mensen: komen en gaan...
Geboren worden en sterven...
TILBURGER
Nummer 42
Na
een lange pauze zijn we hier dan weer eens met onze
"Taalplastiek", waarvoor de wintermaanden zich beter dan
de zomer schijnen te lenen. We hopen dit seizoen dan ook weer -
net als in het voorbije - veel medewerking van onze lezers te
mogen ondervinden.
drinken
Iedere
Tilburger weet wel wat betekent "goed onder de pekel
houden", wanneer dit niet in de letterlijke maar in de
figuurlijke zin gebruikt wordt. Het wil zeggen: een stevige borrel
drinken. De borrel speelde vroeger in onze stad - toen er geen
vertier te vinden was - een belangrijker rol dan tegenwoordig. Dat
men bij het kaartspelen gauw een "half motje" (half
maatje) of een "tennen bruukske" in huis haalde voor de
gezelligheid was "ketting en inslag".
Van
iemand, die gestorven was, hoorden wij onlangs een oude burger
zeggen: "Hij zit goed onder de pekel, de pieren hebben er
ginnen goeien aon!". Op niet mis te verstane manier werd hier
te kennen gegeven, dat de overledene zijn hele leven lang een
flinke borrel had gedronken. "Hij spierste er nie
in!"...
voortsukkelen
"Mar
pappen en nathawen" wordt ironisch gezegd om aan te geven,
dat men maar op dezelfde manier moet blijven voortsukkelen. Dat
"pappen" vindt zijn oorsprong in een oud
huisgeneesmiddel. Men liep niet voor ieder "akkefietje"
naar de dokter, maar dokterde graag zelf - ál of niet op de
juiste manier - en waarbij bijgeloof ook vaak een rol speelde. Zo
gebruikte men lijzemelen (klemtoon op vóórlaatste lettergreep!)
pap - een vies uitziende, grauwe brij - voor allerhande euvels.
Als we ons goed herinneren o.a. ook om op een zwerende vinger te
leggen. Zulke pap heette goed te trekken. Het
"nathouden" in onze uitdrukking stuurt de gedachte
trouwens ook in de richting van een zwerende vinger. Men diende
deze immers ook nat te houden.
haarkleur
"Gij
zijt er zeker enen van de mulder" kon een kind met wit haar
wel eens te horen krijgen, maar zo'n kind begreep die uitdrukking
dan vaak niet en steevast volgde dan de vraag: Waarom.
nat
- kat - slons
Wie
kletsnat thuis kwam, kan er uitzien "as een verzopen kat (ook
wel poetje)", welk laatste woord ons verkleinwoord voor
"poesje" is. Doorgaans wordt de uitdrukking tegenover
vrouwen en meisjes gebezigd, want we hebben ook de kwalificatie
"vuil poetje", waarmee dan een vrouwspersoon bedoeld
wordt, die het met de zindelijkheid niet zo nauw neemt. Zo'n
poetje kan er wel eens uitzien dat ge ze "met geen tang aan
zoudt vatten".
karakteriseren
Een
"kwaai tang" daarentegen is weer een kwade vrouw. Een
"serpent" is ook een kwade vrouw, maar het begrip houdt
veel méér in. De nadruk valt hier speciaal op de treiterachtige
en geniepige boosaardigheid, waardoor iemand het bloed onder de
nagels wordt uitgehaald. "Serpent" is het Franse woord
voor "slang".
Het
is trouwens opvallend hoe rijk ons dialect is aan kwalificaties
van mannen en vrouwen We gaven er reeds verschillende in het
verleden. Hier komen er nog een paar. Een "dutsel" is
een sullige, onnozele vrouw, een "deeseke" een saaie
vrouw, 'n "doelia" 'n slordige vrouw, een "poppetrees"
een houterige vrouw, een "smiegel" (lijkt nogal
Bargoens!) een gewiekste kerel, een "miemeu" een
verwijfde man of jongen. We geven deze woorden op gezag van een
echte Tilburgse inzendster. Een paar er van hebben we zelf nooit
gehoord. Wat het laatste woord betreft "mie" is een
afkorting van de naam Marie en "meu" is "mee"
of "moei" wat hier en daar in volkstaal voor
"tante" wordt gebruikt.
sloof
"Onze
Lieve Heer is mee z'n sloren" geeft uitdrukking aan het
vertrouwen, dat God de partij kiest van de armen en verdrukten.
Meestal wordt het echter wat badinerend gebruikt als het met de
armoe en verdrukking niet zo'n vaart loopt. "Sloor" is
het Nederlandse "sloof", wat een beklagenswaardige vrouw
en ook wel een vrouw, die veel zwaar werk doet, aangeeft.
wanorde
Waar
"iedere ruiter kapitein is" heerst geen orde, omdat er
iedereen de baas speelt.
kalm
aan
"Koom
ik er vandaog nie, dan koom ik er mèèrge" wordt spottend
gezegd van iemand, die erg traag handelt of alles nogal
gemakkelijk opneemt. 't Is een kostelijke uitdrukking, die in ons
gewest misschien niet als zodanig ervaren wordt, omdat ze algemene
bekendheid geniet. Toch getuigt ze van grote virtuositeit van de
volksziel. Haar waarde zit vooral in de klank en het ritme. Daarom
moet men ze horen zeggen of zelf hardop lezen. Men wordt dan
getroffen door de enorme traagheid, die deze hele zin oproept. Hij
dankt die aan de langgerekte klanken van de twee "oo's"
van "koom", de "ao" van "vandaog" en
de langaangehouden maar hier moeilijk juist weer te geven "èè"
van "mèèrge". Het ritme van de zin is kwakkelend als
de gang van iemand, die loom loopt. Men heeft hier dus met
prachtige, spontane nabootsingen te maken. Vertaalt men onze
uitdrukking in Beschaafd Nederlands, dan gaat er een groot deel
van de kracht verloren. Ja, er zit méér in onze gewesttaal dan u
denkt!
TILBURGER
Nummer 43
toestoppen
- kietelen - kielekiele
"Ze
hebben hem in z'n hand gekieteld en toen kwam het wel in
orde" hoorden we laatst een Tilburger zeggen. Hij bedoelde,
dat men de betrokkene iets had toegestopt, bv. steekpenningen of
een fooi, om iets gedaan te krijgen.
In
de uitdrukking vinden we het woord "kittelen" terug dat
betekent: bepaalde plekken van de huid aanraken, waardoor
spiertrekkingen ontstaan. Als men dit plagend kinderen doet, zegt
men daarbij wel "kielekiele", welke woorden echter ook
weer "nauwelijks" kunnen betekenen. "Het was
"kielekiele" betekent "op het kantje af".
Overigens is dit alles geen specifiek gewestelijke taal al zijn
het wel leuke woorden.
De
Brabantse kleermaker, die van ons een lap stof voor een pak krijgt
en tot de ontdekking komt, dat die coupon aan de korte kant is,
zal zeggen: "'t Zit er mar naauw in" (de lengte is
nauwelijks voldoende). Hij kan echter ook zeggen: "'t Is
kielekiele", welke uitdrukking dan vergezeld zal gaan van een
specifieke handbeweging en een op en neer bewegen van het hoofd.
gelegenheid
- bedriegen
Van
lengte gesproken! "Hij krijgt er de lengte nie toe" zegt
men om aan te duiden, dat iemand niet in de gelegenheid is of
wordt gegeven om iets bepaalds te doen, bv. "om iemand een
paar oren aan te naaien". Dit laatste wil zeggen: te
bedriegen.
zonderlingen
"Ja,
Onze Lieve Heer heeft nu eenmaal rare kostgangers". Dit
beduidt, dat er zonderlinge mensen op de wereld rondlopen. We
stuiten hier weer eens op de vertrouwelijkheid, waarmee men bij
ons met heilige zaken pleegt om te springen. Voor de
niet-Brabander nadert dit vaak de grens van de profanatie.
goedgelovig
Zo
kan men iemand wijs maken, dat "Onze Lieve Heer Hendrik
heet", waaraan we nog wel eens hebben horen toevoegen:
"en dat Hij in de Beekse hei peejen (wortels) staat te
steken"... Fijn klinkt het niet, maar in elk geval hebben we
toch met een zeer kernachtige en zwaar geladen uitdrukking te
maken om aan te geven hoe goedgelovig iemand wel kan zijn. Zo zijn
onze mensen en dat kunnen wij ook "niet gebeteren". Daar
kunnen we ook "niets aan doen", het is onze schuld niet,
tenminste "nie beters te weten" (niet voor zo ver wij
weten).
kalm
aan
"Den
dieje" vingen we onlangs in een gesprek op. "Den dieje
al stookt-er 'nen bos strooi onder, dan wordt-ie nog nie
vlug". Men bedoelde eens krachtig uit te drukken hoe de
betrokkene alles in het hem eigene tempo doet en daarbij
onverstoorbaar zijn gang gaat zonder zenuwachtig te worden of zich
ook maar ergens iets van aan te trekken.
woordgeslacht
Met
"diejen, den-dieje" is ook nog een handig ezelsbruggetje
verwant om het geslacht van een woord te kennen. Wij zijn in onze
streken steeds zeer gevoelig voor het woordgeslacht geweest. Dat
is de zuiderling aangeboren, waarmee hij een voorsprong heeft op
de westerling, die - zoals welbekend - altijd met de geslachten
overhoop gelegen heeft en nog ligt, al heeft men het hem door een
nieuwe spelling wel wat gemakkelijker gemaakt. Wanneer de
zuiderling voor het woordgeslacht in twijfel mocht verkeren en hij
kent zijn dialect goed, dan kan hij daarbij te raden gaan. Zegt
hij dialectisch "den dieje", dan is het woord mannelijk,
zegt hij "de die" dan is het vrouwelijk. Bv.: Welke hond
heb je gezien? Den dieje! Welke vrouw heb je gezien? De die!
Vergissing is hierbij vrijwel uitgesloten, tenzij... een woord
voor ons gevoel een geslacht heeft, dat afwijkt van het geslacht
van het woordenboek. Vaak komt dat niet voor, maar er zijn toch
zulke gevallen. Niettemin past men echter ook dan toch de
bovenaangehaalde regel consequent toe. Een paar voorbeelden van
wat we bedoelen:
"Vink"
is officieel mannelijk, maar in Tilburg maken we haar vrouwelijk.
De vink zingt mooi. Welke? De die! zeggen we en dat klopt met de
regel, maar toch zitten we nu abuis. Hetzelfde geldt voor het
woord "neus", dat wij ook vrouwelijk gebruiken hoewel
het officieel mannelijk is. Nog een woord waar we in Tilburg mee
in de knoop zitten is "fabriek". "Onze vadder (hij
pruimt!) werkt op 't fabriek". We maken fabriek nu onzijdig,
ofschoon dit woord vrouwelijk is. Dit zijn zo een paar
afdwalingen, die echter niet beletten, dat de gegeven regel van
"den dieje" en "de die" een handig
ezelsbruggetje blijft tot het achterhalen van het woordgeslacht.
ploeteren
Wat
"'nen vreuker" is, weet iedere echte Tilburger, maar Van
Dale weet het niet. Men duidt daarmee een harde werker aan. In die
zin bestaat ook het werkwoord "vreuken", d.i. dus hard
werken. Toch betekent het voor ons gevoel niet zo maar hard werken
zonder meer. Eigenlijk houdt het in: hard werken met een niet
daaraan evenredig resultaat. Met een vroeger keuterboerke op
schrale heigrond placht dit nogal eens het geval te zijn.
kinderen
"Bluukes
van kender" zijn zielige kleine kinderen. Het komt van het
Algemeen Beschaafde "bloedjes", wat dezelfde betekenis
heeft.
temen
"Ene
téémer" is een langzame, trage prater. Ook hier hebben we
weer te doen met een woord, waarin het trage in de klank zelf
reeds ligt opgesloten, dank zij de langgerekte "éé".
We hebben er in Brabant echter niet het monopolie van. 't Is
gewoon Nederlands al wordt het niet veel gebruikt. Het is verwant
met: talmen.
onderdanig
- geestelijkheid
Op
ons bureau kwam ook het woord "soetaneren"
neergedwarreld. De inzendster gaf daarbij als verklaring: te
onderdanig doen. Bij het woord denkt men natuurlijk op de eerste
plaats aan het Franse "soutenir", dat
"steunen" betekent en als zodanig in Nederland een
plaats verworven heeft met betrekking tot de prostitutie. "Te
onderdanig" is daarbij niet zinloos.
In
de ons opgegeven zin hebben we het woord in Tilburg nooit horen
zeggen, maar het zou ook wel eens iets met soutane, het
kledingstuk van een geestelijke, te maken kunnen hebben. Met
"de soutane" wordt - hoewel weinig gebruikt - wel eens
in figuurlijke zin de geestelijkheid aangeduid. Ons "soetaneren"
zou dan kunnen betekenen: te onderdanig doen jegens de
geestelijkheid, deze te veel naar de ogen zien. Die tijd van
"soetaneren" ligt immers nog niet zo ver achter ons.
TILBURGER
Nummer 44
haarkleur
- sproeten - vliegeren
Hebt
u ooit gehoord, dat men iemand aanwreef "familie van
hondsknobbenhout" te zijn? Dit wordt gezegd van iemand, die
rood haar heeft en wiens gezicht vol zomersproeten staat.
Hondsknobbenhout is het zgn. vliegershout, dat men in heggen en in
beemden aantreft en dat wij in onze jeugd gebruikten tot het maken
van vliegers. Het leende zich daar bijzonder voor, omdat de
stammen meestal kaarsrecht en egaal van dikte zijn. De bast is wit
bespikkeld en er komen vruchten als bessen aan, die aanvankelijk
rood zijn doch later zwart worden. Het kan zijn, dat we ons
vergissen, maar we menen, dat de officiële naam "wilde
sering" of "Turkse krent" is.
Sint
Job
Het
hout werd door de jeugd ook gebruikt voor het maken van fluitjes
over welke doe-het-zelfkunst we hier reeds vroeger schreven. Het
was daarvoor zeer geschikt, omdat in een bepaalde tijd van het
jaar de bast gemakkelijk loslaat. Tenslotte maakte men van
hondsknobbenhout ook de in spiraal geschilde St. Jobsstokken. Men
toog met zo'n attribuut naar St. Job in Berkel-Enschot, die
aangeroepen werd en wordt tegen de zweren. De traditie wilde, dat
men bij het naar huis terugkeren - wat te voet placht te gaan - de
geschilde stok over een schouder droeg met daaraan bengelend een
bos scharren. Het waren natuurlijk kwade tongen, die beweerden dat
men zonder zweren naar St. Job kon gaan en met zweren terugkomen.
Dit zou dan verklaard moeten worden uit het feit, dat er in de
cafés aldaar veel mensen met zweren kwamen, door de drukte de
glazen niet al te best werden omgespoeld en zodoende besmetting
veroorzaakten. O, die kleingelovigen!...
vleien
"Mee
waoter valt niks goed te maoken en mee suiker kunde niks
bederven" is een equivalent voor de meer bekende uitdrukking:
"Men vangt meer vliegen met honing dan met azijn".
drie
- duren
Iets
kan gebeuren "mee dubbelen trits". Het betekent dat iets
langer duurt dan normaal. Men laat er de bijzondere betekenis van
het gebeuren en de waarde die men er aan hecht mee uitkomen. Zo is
bv. een "mis met drie Heren" een mis "mee dubbelen
trits". Drie maal een rozenhoedje, dus een rozenkrans, is
"'n rozenuke mee dubbelen trits". Het woord
"trits" stamt van het Oudnederlandse
"tritsen", dat is: verdrievoudigen. Een
"tritsoor" is een aanrechttafel of buffet vanwaar men
aan drie kanten kan bedienen. "Trits" is derhalve
moeilijk te scheiden van de Romaanse telwoorden, die op het
Latijnse "tres", dat is "drie", teruggaan.
schrokken
- Frans - hinderen
Een
Tilburgse vrouw zat eens voor een ei, dat ze vlug wilde opeten. Ze
zei: "Wocht 'ns efkes, dees zal ik 'ns gaaw verdestreweren".
De inzender, die ons dit vertelt, heeft links en rechts gevraagd
of men dit merkwaardige werkwoord "verdestreweren" ooit
gehoord had, maar hij kreeg nul op het rekest Wij hebben ook ons
licht eens opgestoken, want we kenden het ook niet. Al heel
spoedig bleek echter, dat Tilburgers het best kenden. Het
betekent: vlug en enigszins schrokkerig opeten. Vermoedelijk
hebben we te maken met een verbastering van het Franse "détruire",
dat is vernielen of vernietigen. Daarnaast kent het Frans "destructeur"
(vernieler). En in Son heeft de NCB zijn destructor, waar kadavers
vernietigd worden. Men zet in onze volkstaal wel meer het
voorzetsel "ver" voor een verbasterd Frans woord.
Iedereen kent immers ons gewestelijk woord:
"verassureren" voor "verzekeren", afkomstig
van het Franse "assurer".
Dezelfde
boven aangehaalde vrouw zei ook, toen ze dacht dat ze in de weg
zat: "Ik zit hier toch ginnen boer in z'n venster".
eruitzien
Iemand,
die van zichzelf vond, dat zij er voor haar leeftijd nog goed
uitzag zei: "Ik maag er nog wel zijn hè, want de kuuskes
zijn er ook!" Soms wordt het woord "kuuskes" in
deze uitdrukking vervangen door "verkens". We hebben
neiging hier een milde zelfspot in te beluisteren al kan men er
nog wel anders over fantaseren. We missen echter de nodige houvast
om daaraan te beginnen.
advies
"Jè,
jè, wè zulde er aan doen", verzuchtte een Tilburger, die
met een probleem zat. "Spiers (spuw) en dè haawt nie!"
kreeg hij vlot ten antwoord van iemand, die het probleem niet zo
ernstig nam...
niksnut
Een
ander, die nog nooit iets gepresteerd had, kreeg verwijtend te
horen: "Gij, gij, ge kunt niks as van goei brood kaoi maoke!"
en daarmee bleef hij nog heel fatsoenlijk. We hebben hetzelfde
tenminste nog wel eens anders gehoord...
pap
De
"boekende pap" is ook al sedert lang uit de mode. Het
was pap gemaakt van gemalen boekweit. We hebben ze nog gegeten in
de eerste wereldoorlog en herinneren ons, dat het eerste bord niet
al te best smaakte. Eenmaal er aan gewend ging het wel, maar
lekkernij is het grauwe goedje nooit geworden. Vroeger werd in
onze streken boekweit verbouwd, maar dat is ook lang verleden
tijd.
TILBURGER
Nummer 45
gelijk
hebben - standpunt
"Dan
zullen we eens kijken wie de blankste billen heeft", zei
iemand, die meende, dat nu maar eens duidelijk moest worden
uitgemaakt wie het bij het rechte eind of het meeste recht van
spreken had. Die "billen" zijn afkomstig uit de
molenaarstaal. In de wereld van de molenaar kende men het
werkwoord "billen", dat betekende het scherpen van de
molenstenen, waarvoor men zich bediende van een
"bilhamer". Naast het werkwoord heeft men nog het
hierbijpassende zelfstandig naamwoord. Ook de richels van
molenstenen, die met een bilhamer gebild werden, droegen de naam
van "billen". Het werkwoord is afkomstig van het Franse
"rhabiller", dat "herstellen" of
"opknappen" betekent. De in Tilburg gebruikte
uitdrukking heeft een figuurlijke betekenis gekregen, die neerkomt
op "iets scherp stellen", waarmee we dan weer bij de
molenstenen terug zijn. Had u niet gedacht, hè? Er zijn nog wel
meer van die uitdrukkingen in Tilburg, die wat "raar" in
het gehoor liggen, terwijl ze niets te maken hebben met wat de
"spraakmakende gemeente" vaak gelooft. We hopen daar nog
wel eens een voorbeeldje van te geven.
grof
We
zijn niet bang "er den bojem (bodem) uit te slaon".
Iemand "slaat er den bodem uit" als hij met een
opmerking voor de dag komt, die kant noch wal raakt of met een
gezegde, dat onverwacht of verrassend grof is en derhalve helemaal
niet past in het kader of het niveau van het gesprek.
bezoek
- opvoeding
Van
"slaan" gesproken!" Hij is hier "gehawen
(gehouden) en geslaon" wordt gezegd van iemand, die steeds op
een bepaalde plaats of in een bepaalde familie rondhangt. Het
"gehawen" zou kunnen betekenen: opgevoed en onderhouden
en bij dit opvoeden kan dan ook wel eens wat slaag te pas gekomen
zijn. Dit denken wij, maar zijn er toch niet zeker van.
Tilburgs
ABN - "geslaon" - "nooi"
Tilburgs
(en overigens zuidelijk!) is wel de vorming van het verleden
deelwoord van "slaan". Dit dient volgens het Algemeen
Beschaafd Nederlands te luiden: "geslagen". In Tilburg
zegt men echter: "geslaon" (geslaan). Dat deftige
"geslagen" ligt ons helemaal niet in de mond. Is velen
zelfs zo vreemd, dat zij, die overigens hun Algemeen Beschaafd wel
kennen, daar toch nog dat verkeerde verleden deelwoord tussendoor
gooien. Maar het moet erkend: ze doen het dan
"geciviliseerd" en zeggen "geslaan". Heel
sjiek, doch nog altijd verkeerd als men "Hoog-Nederlands"
wil praten! 't Is er zo ongeveer mee gesteld als met dat woordje
"nooi". Welke Tilburger vertaalt dit ooit door het
juiste "node"? "Ik doe het zo node" dient het
te zijn. Ha, ha, laat me niet lachen!... Van dat "node"
doen Tilburgse tanden pijn!...
verwaarlozen
- vernielen
"Ge
moet de boel niet zo verbellemonten!" Wordt ook wel gezegd
verballemonten. Wie dit laatste gebruikt, zit al iets dichter bij
de komaf. Met dat gekke werkwoord bedoelen we: verwaarlozen. Het
is een verbastering van het Middelnederlands "verbaelmonden",
dat men ook wel eens als "verbaerlemonten" tegenkomt.
Dit betekent eigenlijk: het goed van een onmondig kind slecht
besturen of verwaarlozen. Verder kan het ook betekenen: het goed
van zijn vrouw verkwisten.
Als
"stadthouder" Jacop Verdijck op 25 november 1594 voor
secretaris en schepenen van het Belgische plaatsje Brecht
verklaringen aflegt over de militaire verwoestingen waaronder deze
gemeente tien jaar vroeger geleden heeft, lezen we daar, dat
"de graenen vuytgedorssen ende verbaerlemont" waren als
gevolg van het optreden van het Spaanse ruitervolk. Al heeft het
met onze taalplastiek niets te maken, we kunnen toch niet nalaten
te vermelden, dat de aangehaalde Jacop Verdijck mogelijk een
stamvader is van het vooraanstaande Tilburgse geslacht Wouters.
Vast staat in ieder geval, dat de betrokken familie Wouters in de
vrouwelijke lijn uit het geslacht Verdijck uit Brecht stamt...
gierig
- rente - belasting
Wanneer
men in Tilburg zegt: "Hij is van penning zestien"
bedoelt men 'n gierigaard. Iets "tegen penning zestien"
verkopen is iets heel duur van de hand doen. Er werd in vroeger
tijd wel geld geleend "tegen de penning zestien". Dit
betekende, dat één zestiende deel van het geleende geld als
rente moest betaald worden. Dat was dus behoorlijk veel,
niettegenstaande het feit, dat de mensen braaf katholiek waren en
de Kerk tegenstandster was van renteheffing. De tijd van Alva
(1572) was vooral berucht om zijn belasting van de tiende penning,
waarbij een tiende gedeelte van iedere verkoop in de schatkist
gestort moest worden.
verstaanbaarheid
Tot
slot een dialectaardigheidje, dat men ons reeds enige malen
toegezonden heeft en dat wel tot het klassieke Tilburgs gerekend
mag worden. Jammer genoeg kunnen we de uitspraak niet precies
aanduiden, maar dat is voor Tilburgers geen beletsel. Hier gaat ie
dan: "Ulliede gullie den ulliën ook?" (Oliën jullie
die van jullie ook? bv. de koffiemolen!) De uitdrukking is
verbazend aardig vanwege het ritme, de klanknabootsing en de
opeenvolging van nagenoeg dezelfde klanken. Het is werkelijk alsof
men aan de zwengel van een koffiemolen zit te draaien... Dus toch
iets méér dan zo maar een aardigheidje! Ja, we beschikken in
Tilburg over onbekende taalvirtuozen!
TILBURGER
Nummer 46
verhapstukken
- wegnemen - kaartspel - slordig
Ik
kom eens kijken of er "niks te verhapsnappen valt" zegt
men in Tilburg en het betekent eens komen kijken of er niets
"te halen" of "mee te pikken" valt. Men kan
dit werkwoord ook in enige varianten horen zoals "verrapzakken"
en "verhapzakken". Het is uiteraard verwant met het
Algemeen Beschaafd Nederlands "verhapstukken". Dit
betekent: een karweitje doen, of: een klusje opknappen. In zijn
oorsprong is het werkwoord afkomstig uit het schoenmakersvak en
was dan: verhakstukken.
In
het Middelnederlands kennen wij het woord "hap" en het
werkwoord "happeren" in de betekenis van: roven,
wegnemen. "Zakken" is afkomstig van het Middelnederlands
"versaeken" dat betekent: iets niet volgens de regels
doen of iets onwettigs doen. Hierin ligt dan ongetwijfeld ook wel
de verklaring van de bij het kaartspel gebruikte term: saken,
versaken en sokken. Dit betekent: niet "bijbekennen"
(ook nog zo'n mooie term!), wat wil zeggen: een andere kaart op
tafel gooien dan de regel van het spel vereist, terwijl men toch
de gevraagde kleur wel in de hand heeft. Als het spel vlug gaat,
kan dat "in een hapsnap" gebeurd zijn. We hebben hier te
maken met een combinatie van "happen en snappen" In een
hapsnap betekent iets vlug doen met niet al te veel zorg of
nauwkeurigheid.
risico
- scheef
"'t
Is zo link as 'n looie (loden) deur" hoorden we iemand
zeggen. "Link" heeft hier de betekenis van scheef. Iets
kan ook zijn: "Zo scheel as 'n meulewiek". Ook
"scheel" betekent "scheef". Een molenwiek
staat schuin opdat de wind er goed vat op zal hebben.
sluw
Wanneer
een mens "link" is, is hij sluw. Hier hebben we met
Bargoens te maken.
gek
Daarnaast
kan iemand zijn: "Zo zot als een wagenwiel". Dat is wel
heel erg gek. Waarom daarvoor een wagenwiel moet opdraaien is ons
niet duidelijk, maar dat kan ons misschien een of andere oude
wagemaker wel eens komen vertellen. Misschien hebben wielen wel
kuren, waarvan wij niet op de hoogte zijn.
sterven
"Het
is nie secuur as-oe 'nen jas zonder zakken aonmeten", zei een
gezapige verteller. (Het is niet secuur als men je een jas zonder
zakken aanmeet.) Hij bedoelde met die jas een doodshemd en gaf
daarmee een humoristische omschrijving van een triest geval.
weten
"Hij
komt uit de liste mis en wit (weet) van niks" wordt gezegd
van iemand, die van een bepaalde zaak niet op de hoogte is. Het
kan slaan op domheid, maar ook op een zich met opzet onnozel
houden omdat men zich ergens liever niet mee bemoeit. Hij doet dan
maar "of z'n neus bloeit (bloedt)".
doorzien
Maar
een slimmeling heeft zo iemand "wel in 't snuitje". Dit
komt van het Algemeen Beschaafde Nederlandse "in het snotje
hebben", d.i. in de gaten hebben. Ook kan men nog
"iemand in de smiezen hebben", wat hetzelfde betekent.
Het is een gemeenzame uitdrukking van het Algemeen Beschaafd
Nederlands.
goeddoen
"Vruug
op en mee de kiepen op stok, dè zal 't 'm niet verlieze".
Een lezer schrijft ons, dat de uitdrukking: "Dè zal 't 'm
nie verlieze" in Tilburg vroeger schering en inslag was. We
zijn blijkbaar te jeugdig om ze ooit gehoord te hebben, maar bij
informaties bleek, dat oude Tilburgers ze inderdaad kennen. Ze
betekent: dat zal je opknappen of dat zal je goed doen. We vinden
het een merkwaardige constructie, waar we verder geen blijf mee
weten.
Staps,
Frans
Het
valt meestal moeilijk uit te maken of een uitdrukking specifiek
Tilburgs is. De moeilijkheid is echter opgeheven, wanneer in zo'n
gezegde een naam voorkomt van een persoon, die bij nog levende
Tilburgers bekend is. Toen we met deze rubriek begonnen, hebben we
daar verschillende voorbeelden van kunnen brengen. Het aantal is
echter niet zo groot, afgaande op wat er bij ons ter tafel komt.
Maar we hebben er dan toch weer een nl. "Zo mals als het wijf
van Frans Staps" die niet om verdere verklaring vraagt. Wie
er mee bedoeld werd, weten we niet en interesseert ons overigens
ook niet, maar ongetwijfeld zit er hier of daar een lezer bij wie
een lichtje gaat branden. Wél zouden we graag weten, of dit
gezegde enige algemene gelding had in Tilburg, of dat het uit een
slechts beperkte kring afkomstig is. We vermoeden het laatste,
hoewel we niet uit het oog mogen verliezen, dat een vijftig jaar
geleden heel Tilburg een "beperkte kring" was.
overal
Begin
er maar eens aan dit van "èntertènt" te vragen. Dit
gekke woord is een verbastering van "eind tot eind". Bv.
tot het einde van de straat of het eind van het dorp. Kortom: alom
of overal.
priegelwerk
In
Tilburg (en omgeving) kennen we het werkwoord "pieliejen"
met de daarvan afgeleide zelfstandige naamwoorden: gepielie en
pieliewerk, en pieliër (pilieaar). Deze laatste is dan iemand,
die de eigenschap van "pieliejen" bezit. Men zegt bv.
"Lig nie zo te pieliejen!" "Pieliewerk" is
fijn, prutserig werk, dus ook secuur en voorzichtig werk. Vaak
echter zit aan het woord een denigrerend bijsmaakje. Vooral is dit
het geval bij de "pielieaar". Zijn voorzichtig en secuur
te werk gaan, is zodanig overdreven, dat het anderen ergert. Met
zo iemand kun je niet uit de voeten en hij verzet niet veel werk.
Het woord stamt vermoedelijk uit de Franse tijd en is afkomstig
van "piler", dat o.a. verbrijzelen en iets heel fijn
maken betekent. De Fransen speelden weer leentjebuur bij de
Romeinen. Die kenden het Latijnse "pilus" in de
betekenis van haartje, ziertje, greintje. Zo ziet men weer eens,
dat we nog altijd meer Latijn praten dan we zelf weten.
TILBURGER
Nummer 47
bijdehand
- weven
"Hij
weeft vijf smet fries" behoort ongetwijfeld tot de
uitdrukkingen, die buiten de textielwereld van Tilburg en omgeving
niet verstaan zullen worden. Er wordt mee bedoeld, dat iemand
bijdehand is. Dit is dan de figuurlijke zin van een uitdrukking,
die haar letterlijke betekenis uit de textiel put. Een
"smet" is voor een oude wever een bepaalde maat, waarmee
werd aangegeven hoeveel hij op zijn getouw geweven had. Deze maat
tekende hij telkens aan door aan een zijkant van het nog op getouw
in bewerking zijnd stuk met gekleurd krijt een "smet"
oftewel een "veeg" of streepje te zetten. Fries was de
naam van een bepaalde soort stof.
sufferd
Als
we dan toch in de textiel zitten, hebben we hier nog wel enige
daaruit voortkomende gewestelijke uitdrukkingen. "Het is 'nen
klossenbak" wordt gezegd van iemand, die men voor sufferd
houdt. Eigenlijk is de klossenbak het houten kistje, dat in de
fabriek naast het spoelwiel placht te staan en waarin het op
spoelen gewonden garen gedeponeerd werd. Spoelen met de hand was
een eenvoudige arbeid. Er was niet veel intelligentie voor nodig
en daarom gebruikte men voor dit werk wel kinderen en ook
volwassenen, die het buskruit niet hadden uitgevonden. We
veronderstellen, dat de klossenbak zo zijn figuurlijke betekenis
gekregen heeft.
succes
- weven
Als
er "garen op de klos komt" betekent dit, dat er na lang
praten en nadrukkelijk aandringen eindelijk resultaat in zicht
komt.
donker
Wanneer
iemand een kamer binnenkomt, waarin 't licht niet tijdig ontstoken
is, kan men de vraag horen: "Ligt er hier 'nen wever op
sterven?" Wij hebben de uitdrukking tevens horen gebruiken,
wanneer men van oordeel was, dat de kamer te schaars was verlicht.
Als er bv. niet meer dan "een gloeiende spijker"
brandde.
pastoor
- opgelaten - nuttig
"Hij
is er mee gesteld als een wever mee 'n lui wijf" betekent dat
iemand met de betrokken persoon of zaak niet veel kan uitvoeren.
Dat ze hem meer tot last dan tot hulp dient.
"Ge
zijt er goed mee gesteld" zegt men in onze streken. In deze
zin betekent "gesteld zijn": goed van pas komen. De
positieve uitdrukking wordt echter ook in negatieve zin gebruikt,
zoals we hierboven al gezien hebben. Men bereikt daarmee een licht
ironisch effect, zoals we dat bv. ook aantreffen in: "Ze zijn
er mee gesteld als een dorp mee 'nen zotte pastoor". Men is
er dan "mee opgelaten".
De
Nederlandse taal kent een hele serie plastische uitdrukkingen, die
aan de textiel ontleend zijn. Zij hebben algemene geldigheid
gekregen, zoals bv. "de kluts kwijt raken",
"eindjes aan elkaar knopen" enz. Daar ze echter niet
meer van gewestelijke aard zijn, laten we deze achterwege.
trouwen
- gokken
"Hij
heej hoge ogen gegooid" kan men te horen krijgen over iemand
van wie men van oordeel is, dat hij een goede vrouw getrouwd
heeft. Uiteraard gaat deze uitdrukking terug op het werpen met
dobbelstenen, waarbij men aan gokken denkt. En is trouwen niet
vaak een gok? "Den uitval moet het goed maoken", hetgeen
wil zeggen dat de praktijk het uit zal wijzen.
drinken
Onmiskenbaar
Tilburgs is: "Hij heej te veul Knegtel gezien", wat
gezegd wordt van iemand die te diep in het glaasje heeft gekeken.
Knegtel is immers een nog in Tilburg bestaande bekende handel in
wijn en gedistilleerd.
bed
"Toen
laag ik nog in m'nen iepert" zei iemand en hij bedoelde, dat
hij nog in bed lag. Waar dat "iepert" vandaan komt weten
we niet.
vervelen
"Lig
toch nie zo te èntelen!" was vroeger in Tilburg een
uitdrukking, die menige moeder haar kinderen heeft toegeroepen.
"Èntelen" was bekvechten en elkaar plagen totdat 't
begon te vervelen.
schelden
- "vethol"
We
hebben eens links en rechts gevraagd, wat men in Tilburg nu
eigenlijk onder een "vethol" verstaat. Een volkomen
bevredigend antwoord kregen we echter niet. Globaal zou er een
wever of draadmaker(?) mee worden aangeduid, maar we vermoeden,
dat het woord toch nog wel enige nuance behoeft, te meer daar de
gedachte in de richting van molenvet gaat. Er zijn er natuurlijk
genoeg in Tilburg, die het ons precies kunnen vertellen. Wel weten
we, dat het woord een denigrerende, minachtende betekenis heeft.
Zelfs zodanig, dat het eigenlijk nauwelijks anders dan als
scheldwoord gebezigd wordt. Wanneer een lezer schrijft: "Het
is mij een raadsel waarom een politieagent "vethol"
wordt genoemd", menen wij, dat hier geen enkele andere
bedoeling achter zit dan de dienaar van Hermandad uit te schelden
of te beledigen...
passen
Als
iemand de opmerking maakt, dat iets scheef hangt of staat, kan hij
daarop gemakkelijk ten antwoord krijgen: "Scheef dè juffert
goed!" of gewoon: "Dè juffert goed". Het werkwoord
"jufferen" heeft hier de betekenis van: passen, voegen,
goed staan bij een juffer. Van Dale kent het echter ook en
kwalificeert het als "gemeenzame taal". Een juffer was
voorheen de benaming van een aanzienlijke dame in het algemeen,
later kreeg het de betekenis van een huwbaar meisje uit de
beschaafde stand en vervolgens die van een gehuwde vrouw uit de
burgerstand. Thans is het er van afgeleide werkwoord veralgemeend
tot de hierboven gegeven waarde van: goed staan.
schreeuwen
- huilen - roepen
Wel
echt Tilburgs is het werkwoord: "kwèken" in de
betekenis van hard roepen, hard praten, maar ook van schreien.
"Allé Aant, oe kènd kwèkt!" (Ant, je kind schreit).
We hebben er ook nog een zelfstandig naamwoord bij: "'ne
kwèker". Dat kan iemand zijn die hard pleegt te roepen, maar
men denkt daarbij toch meer aan iemand, die een grote mond opzet.
En dit dan met enige stemverheffing. Veel waarde wordt aan wat
dergelijke sprekers zeggen gewoonlijk niet gehecht.
Verder
kennen we nog: bekwèken: beroepen. Het best wordt dit
verduidelijkt met de klassieke Tilburgse aardigheid: "Hij
stint aon 't end van den ekker en kos 'm niet bekwèken krijge".
(Hij stond aan het einde van de akker en kon hem niet beroepen
krijgen.)
TILBURGER
Nummer 48
doorzetten
Een
lezer vertelt ons van zijn grootmoeder, die op klachten van
"Ik kan nie" of "Dè kan nie" de gewoonte had
te antwoorden: "Dan moette de KAN nirzetten en de PIN
vatten". Het leuke in deze uitdrukking is, dat men van een
persoonsvorm van een werkwoord overspringt naar een zelfstandig
naamwoord, dat op dezelfde manier geschreven wordt. De logica van
de verbinding met de "pin" ontgaat ons. Had ze
"pint" gezegd, dan was het al iets duidelijk geworden,
want "pint" is tenminste - evenals "kan" - een
vochtmaat. We hebben het gezegde trouwens nooit eerder gehoord.
traag
- lengte
Een
lezeres is al vaak van plan geweest ons wat gegevens te sturen.
Het was er tot heden niet van gekomen want: "Daar ben ik te
tijlijzig" voor" schrijft ze. De betekenis van dit
merkwaardige woord valt wellicht af te leiden uit haar inleidende
zin: "Men neemt zich voor iets te doen, doch komt er niet toe
het plan uit te voeren." Men is dus eigenlijk wat traag van
aanpakken. "Lijzig" heeft dan o.a. ook de betekenis van
langzaam op een wat onaangename manier. Zo kan iemand bv. lijzig
praten. We kennen ook een "lijzebet". Het is afkomstig
van de meisjesnaam Elisabeth, maar heeft toch het begrip
"lijzig" in zich opgenomen, want met een
"lijzebet" duidt men een trage vrouw aan. Men heeft hier
blijkbaar met een woordspeling te maken.
"Een
lange Lijs" is een lange, magere vrouw. Het begrip
"traag" speelt hier niet meer mee.
vrouwentypes
We
beschikken in onze streek over heel wat kwalificaties om een
bepaald soort vrouw aan te duiden, waarbij soms fijne nuances
worden aangebracht. En zo'n woord kan soms zó rijk aan inhoud
zijn, dat men er heel wat Algemeen Beschaafd Nederlands voor nodig
heeft om de waarde enigszins nauwkeurig te omschrijven. Onze
mensen begrijpen echter in één slag wat er mee bedoeld wordt, al
slagen ze er dan ook niet steeds in die betekenis zelf onder
woorden te brengen. Aardige voorbeelden vinden wij in "wilde
rammel" en in "hollewaai". "Dè's me toch (dat
is me) 'n wilde rammel!" zegt men. En ook: "O, de die,
dè's 'n echte hollewaai!" In beide gevallen wordt een vrouw
of meisje bedoeld.
vrouwentypes
- dartel - dol
Een
"wilde rammel" is een dartele, uitgelaten,
jongensachtige vrouw, die zich weinig van aan haar sekse nu
eenmaal gestelde grenzen aantrekt. Ze vraagt zich dus niet af:
"Of het wel vuugt". Dit soort figuren geniet over het
algemeen wel sympathie in het gezelschapsleven. Ze zijn niet
teergevoelig tegenover anderen, maar kunnen zelf ook een stootje
verdragen. Van haar wordt geaccepteerd wat een ander zich niet
veroorloven kan, want... het is nu eenmaal zo'n wilde rammel.
Daarom heeft ze "'n stripke veur".
In
een "hollewaai" vindt men verschillende van de zo juist
vermelde eigenschappen terug, maar alles op een lager niveau en
van sympathie kan eigenlijk geen sprake meer zijn. Het begrip
"hollewaai" wandelt voor ons gevoel tégen - zo niet
reeds óver - de grens van het zedelijk toelaatbare. Het blijft
echter moeilijk de nuance zuiver te leggen. Wel geloven we, dat
men een meisje of vrouw liever als "wilde rammel" dan
als "hollewaai" hoort betitelen. Niet uitgesloten is,
dat "rammel" iets te maken heeft met
"rammelaar" in de betekenis van mannelijk konijn, welk
woord in onze streken ook gebruikt wordt. Dit is weer afkomstig
van het oudere werkwoord "bronstig zijn"...
vrouwentypes
- snel - vroom
Soms
wordt een bepaalde vrouw aangeduid als "een rits". Dat
is er een, die opvallend snel is in haar handelen (watervlug) en
ook steeds gehaast over de straat loopt, zodat haar activiteit -
of moeten we het zien als gespannenheid? - ook in haar gang tot
uiting komt. De benaming komt van het werkwoord
"ritsen", dat o.a. er snel van door gaan kan betekenen.
"Een
fijn trip" daartegen is een kwalificatie voor een vroom
meisje, waarbij het denigrerende, dat men in het begrip kwezel
aantreft, ontbreekt.
verzekeren
- contaminatie
Een
lezer uit Moergestel schrijft ons: "Wanneer ik het tegen mijn
kinderen over "verastereren" (klemtoon op laatste
lettergreep op één na) heb, weten ze niet waar het overgaat.
Weet u het?" Ja, dat weten we wel en alle oudere Tilburgers
weten het, zonder de komaf te kennen. We hebben hier te maken met
de verbastering van het Franse werkwoord: "assurer", dat
is: verzekeren. Bovendien doet zich in deze verbastering het
méér voorkomend verschijnsel voor van associatie van twee
woorden, wat tot uitdrukking komt in een eigenlijk overtollige
lettergreep: "ver". Dit is het "ver" van
"verzekeren". In onze gewestelijke taal treffen we
méér van dergelijke voorbeelden aan, bv. uitfotograferen,
waarbij het "uit" van "uitbeelden" komt.
Optelefoneren met "op" van "opbellen" en
verexcuseren met "ver" van "verontschuldigen".
accenttekens
Dat
een al of niet geplaatst accentteken nogal van invloed kan zijn,
bleek in onze vorige "Taalplastiek". We schreven daar
als verleden deelwoord in dat fraaie, Tilburgse zinnetje: "bekwèken".
De middelste "e" kwam echter in de krant met een accent
grave terecht, waardoor de lezer een valse uitspraak werd
opgedrongen. De echte Tilburgers hebben natuurlijk wel begrepen,
dat het om "bekwéken" moest gaan.
TILBURGER
Nummer 49
baat
hebben
Een
oude Tilburger stootte zijn hoofd. Om te voorkomen dat er een bult
zou ontstaan, drukte hij het koude lemmet van het broodmes tegen
de zere plek en zei toen, dat hij daar "genaoi" van had.
Men hoort 't woord thans niet meer, maar onder de oude Tilburgers
is het nog wel bekend. We hebben te maken met de gewestelijke
vertaling van "genade", wat in bovenaangehaald verband
betekent "goed doen" of aangenaam zijn. Ons gewestelijk
woord vinden we nog terug in het Middelnederlandse "genaeye",
wat niet alleen "genade" betekent, maar ook al wat het
leven veraangenaamt.
jammeren
Je
hebt wel mensen, die minder praktisch zijn dan onze oude Tilburger.
Ze handelen niet als ze zich bezeren, doch "roepen om pen en
inkt". Dat betekent: jammeren en te keer gaan, of om hulp
roepen als men in het nauw zit.
kielekiele
- bang
"Zit"
het er bij de kleermaker maar "naauw in", dan is de
coupon stof, die men bv. voor een kostuum gebracht heeft, aan de
krappe kant.
Heeft
de coupon ruimschoots de vereiste lengte, dan "hoefde nie te
bange" dat het kostuum er niet "uit kan". Het
gebruik van het woord "bange(n)" is heel merkwaardig.
Het betekent "bang zijn" of "angst hebben".
Van Dale kent het echter als zodanig niet. Hij geeft alleen het
bijvoeglijke naamwoord. In het Middelnederlands komt het
bijwoordelijk gebruik voor in: "Het doet mi bang" in de
betekenis van het kwelt of benauwt me.
"ons"
- "bènde en zède" - selderie
Bij
ons thuis - als we iets niet goed durfden zeggen of doen - dan had
ons moeder de gewoonte om te zeggen: "Wè bende (ben je) toch
een seldrievoor!" Dat is nou eens een echt lekker zinnetje,
dat zo heerlijk een Tilburgse sfeer weergeeft, welke men eigenlijk
niet omschrijven maar alleen aanvoelen kan. En 't staat niet eens
helemaal in dialect. Hoe vertrouwelijk klinkt dat "bij ons
thuis" en dan vooral dat "ons moeder". Reken maar
dat dat geen gewone moeder is. Zo'n moeder bestaat er maar één
op de hele wereld, doch het paradoxale daarbij is, dat in Tilburg
er toch velen een rijk zijn.
In
plaats van "wat ben je" wordt hier gezegd
"bende". Iets méér gangbaar daarvoor is in ons dialect
"zède" (met accent grave op de "e"). Het komt
ons voor, dat het laatste platter dialect is dan het eerste. Als
we een scherpe lijn mogen trekken, zouden we haast durven zeggen,
dat "bende" burger- of middenstandsdialect en "zède"
arbeidersdialect is...
"Seldrie"
is: selderie, de welbekende moesplant, die als soepgroente wordt
gebruikt. Ze werd en wordt ook wel door particulieren gekweekt.
Wij herinneren ons goed, dat selderie bij voorkeur geplant werd
naast het gootje of de "voor", waardoor het afvoerwater
van de gootsteen de tuin inliep. Het schijnt derhalve, dat
selderie nogal vochtig moet staan en dat vooral afwaswater dat
gewas goed doet groeien.
En
dan zijn we nu wel gearriveerd aan die "seldrievoor",
waarom het eigenlijk begonnen is. We kennen het beeld in het hier
gebruikte verband niet. Het lijkt ons familietaal. Dus een
uitdrukking, die alleen in de kring van één of meerdere aan
elkaar verwante gezinnen leefde. We zouden wel eens willen weten
of ze algemeen gebruikt werd. Wie kan het vertellen? Omtrent de
zin van de hier gebruikte directe beeldspraak tasten we echter ook
nu nog steeds in het duister. Zulke beeldspraak is eigen, dat zij
intuïtief ontstaat. Er ligt dan een gedachte achter, die zich zo
sterk opdringt, dat zij - zonder verstandelijk overleg - als een
direct beeld naar voren springt. Welke gedachte is dat hier? Of
zou het misschien zo zijn, dat "ons moeder" maar gewoon
iets heel geks heeft willen zeggen?...
melk
Gemakkelijker
maakt het diezelfde moeder met nog een andere uitdrukking. Wanneer
de kinderen bij de boer melk gehaald hadden, keek ze wel eens in
de kan en zei dan: "Wat ziet-ie blauw; ze hebben hem zeker
weer gegeseld!" Dit houdt in: ze hebben er zeker weer water
bij gedaan. Zou het te ver gaan te veronderstellen, dat hier op de
verre achtergrond de geseling van Christus meespeelt? Dit was
immers een onrecht en de boer heeft ook onrecht aan de melk gedaan
door haar te kwellen, dat zou dan hier zijn: afbreuk aan haar
kwaliteit te doen.
huislook
- bliksem - geneesmiddel
Omdat
we zo juist toch in de tuin verzeild geraakt waren, kunnen we wel
even een lezer beantwoorden, die vraagt of we weten wat "huiskesloof"
is. Het gaat hier om een vetplantje, dat de mooie Latijnse naam
"sempervivum" (eeuwig levend) draagt. De gewone
Nederlandse naam is huislook, huisloof of dakenloof. Omdat het op
daken voorkomt, wordt het geleerd "sempervivum tectorom"
(van de daken) genoemd. Zijn familie hoort in de Alpen thuis,
maar, zoals met meerdere alpenplanten het geval is, treft men het
in onze moderne rotstuintjes aan. Door de bezitters van die
tuintjes wordt het echter meestal niet herkend als het "huiskesloof"
van onze briefschrijver.
Reeds
lang voordat wij in onze streken aan rotstuintjes met vetplanten
dachten, hadden boeren en burgers "huiskesloof" liggen
op de blauwe, Oudhollandse pannen van hun kippekooien, maar vooral
op het dak van de vrij "in den hof" staande wc's,
aangeduid als "het huiske". Zonder dat er naar omgekeken
werd, woekerde het plantje hier verwilderd voort. Huiskesloof op
het dak betekende in het volksgeloof een middel tegen het inslaan
van de bliksem. Daarnaast ging het ook door voor geneesmiddel o.a.
tegen brandwonden. Ontdaan van het dunne vliesje, dat ze bedekt,
moest men het "vlees" van de nogal dikke en waterrijke
blaadjes op de brandwonden leggen. Verlichting van pijn zal het
allicht gegeven hebben. Genezing??? Als kind aten we het
ontvliesde vruchtvlees zelfs, maar er is weinig smaak aan. De
blaadjes zijn rosetvormig ingeplant. Na jaren krijgen ze pas een
bloemstengel waaraan rose bloemetjes komen.
Van
de taalplastiek zijn we nu in de botanie en de folklore verzeild
geraakt. Zó erg is dat nu ook weer niet. "Van 't één komt
't aander!"
TILBURGER
Nummer 50
selderie
- overhalen - doetje
Uit
reacties op de jongste aflevering van de "Taalplastiek"
blijkt, dat het daarin behandelde woord "seldrievoor"
geen gezinstaal is maar in ruimere kring bekendheid geniet, zelfs
tot onder de rook van Tilburg. Het wordt omschreven als
"iemand, die niet gemakkelijk ergens toe te bewegen is",
wat dus wel klopt met de verklaring van onze eerste inzender.
Daarnaast
zou het ook nog gebruikt worden voor iemand, die als
"trien" of een "doetje" beschouwd wordt. In
ieder geval is het altijd een kwalificatie voor een bepaald soort
vrouwen en nooit voor een man.
selderie
- zeur
De
"seldrievoor" toverde ook nog een "seldrietaante"
(tante) te voorschijn. Dat is een vrouw, die zich kleine dingen
nogal erg (tè erg) aantrekt en daarom ook wel als een
"zeur" bekend staat. Automatisch belanden we nu bij
"zeurmie", waarvan het merkwaardig is, dat hiermee niet
alleen een zeurige vrouw wordt aangegeven, maar dat het ook wel
van een man gezegd wordt.
ontroering
"Het
komt 'm aon z'ne kaant" is ook weer een gewestelijke
uitdrukking, die men - althans in onze betekenis - in Van Dale
tevergeefs zoekt. Het betekent, dat iemand door een of andere zaak
of gebeurtenis emotioneel geraakt wordt maar dan altijd in de
betekenis van ontroering.
onverschillig
Men
kan echter ook iets "over z'ne kaant (kant) laten gaan".
Dan betekent de uitdrukking precies het tegenovergestelde van die
welke we hierboven met "kant" gaven. Thans wil ze
zeggen: zich er niets van aantrekken of: stilzwijgend aan voorbij
gaan. Deze uitdrukking kent men echter ook in het Algemeen
Beschaafd Nederlands.
zuinig
"Ge
zult oewe vleestaand (tand) uit moete trekke", zei een
huismoeder toen de vleesprijs zo sterk gestegen was, dat zij zich
genoodzaakt zag heel wat minder vlees dan voorheen of helemaal
geen vlees meer te gaan eten. In deze zegswijze kan het woord
"vlees" vervangen worden door ieder ander product
waarvan men de consumptie denkt te verminderen of helemaal stop te
zetten.
redeneren
- feeks
Ze
zaten in de voorbije zomer op de bank onder de lindeboom op den
Heuvel te "klazinéren", de gepensioneerden. "Klazinéren"
betekent "druk redeneren". Vrouwen vormden het onderwerp
van het gesprek. "Gé hèt kaoi en ver....e kaoi" zei er
een en hij voegde er aan toe: "die nekhaor hebbe zijn kaoi
mar die krullekeshaor hebbe zijn ver....e kaoi!"... De
psycholoog moet maar uitmaken of het klopt! Wij zullen - tot
troost van het over de hekel gehaalde geslacht - maar denken:
"Het zijn de slechtste vruchten niet waaraan de wespen
knagen." En dat is dan eens Algemeen Beschaafd Nederlands om
het voorafgaande weer goed te maken...
losbandig
Het
houdt geen compliment in wanneer van iemand wordt gezegd, dat hij
"de bonte boer rijdt." In de meest onschuldige betekenis
houdt de uitdrukking in: de zaak op stelten zetten, maar het kan
ook betekenen een losbandig leven leiden met alles wat daaraan
verbonden zit.
opkomen,
voor zichzelf
Wie
zich "niet van de bak laat bijten" laat zich niet in een
hoekje drukken. Hij zorgt wel, dat hij zijn "part"
(deel) krijgt. We komen nu bij de varkens terecht, want die
"bak" is niets anders dan de "trog" of
voederbak, waarin de varkens gevoerd worden: "hun slobber
krijgen". Varkens plegen bij het eten uit de trog elkaar
nogal eens knorrig en erg zelfzuchtig opzij te dringen.
gunst,
in de
Als
we nog even in het varkenskot mogen blijven: "hij leej aon de
eerste mem" wordt in de meest brede zin gezegd van iemand,
die ergens een wit voetje heeft. In meer beperkte zin betekent
het: niets te kort te komen. Het schijnt dus dat een biggetje, dat
via de "eerste mem" (tepel) gezoogd wordt, het meeste
voedsel krijgt. We zijn niet genoeg boer om dit te bevestigen,
maar wel genoeg leek om het te betwijfelen, want in dat geval zou
de natuur haar werk maar slecht doen. Wat niet haar gewoonte is!
We
beschikken ook nog over een meer "burgerlijke"
uitdrukking voor het keurige, beschaafde "witte voetje".
Iemand, die op het bezit daarvan bij iemand kan bogen, ligt daar
"goed in de kaast (kast)". Wie bij suikeroompje
"goed in de kaast leej" is al een heel eind "op
scheut". Dat wil zeggen: op weg naar de erfenis.
zwangerschap
Een
vrouw, die "een eind op scheut" is, pleegt "door de
bank genomen" (in het algemeen) niet op weg naar een erfenis
te zijn. Zij is al verscheidene maanden in verwachting.
kwaad
Men
kan ook nog iemand "op de kast jagen". Dat is "op
stang jagen" of door plagerij boos maken.
bezoek
Wanneer
iemand nog laat in de avond ergens komt binnenvallen, kan hij wel
eens de opmerking horen: "Hoe laoter op den aovond hoe
schônder volk". We vinden dit een echte, aardige uitdrukking
vanwege de fijne, ietwat plagerige ironie terwijl het toch een
prettige verwelkoming is. Er zit zo heel stilletjes de bijgedachte
achter, dat iemand die zo laat verschijnt, wel eens een borreltje
op zou kunnen hebben en derhalve wat uitgelaten zou kunnen zijn.
Maar er wordt hem hiervan toch geen verwijt gemaakt. Men heeft
maar met een bedekte zinspeling te doen. De dominerende betekenis
van het gezegde is eigenlijk die van een hartelijke en spontane
verwelkoming. En dat is dan het slot van ons vijftigste
"plastiekje".
TILBURGER
|