Nummer 61
kwaad
- bijbrengen
"Ge
zoudt hem z'n hart in z'n haand geven" wordt gezegd om te
laten uitkomen, dat men boos op iemand is of zijn geduld verliest,
omdat men er niet in slaagt de betrokkene iets aan het verstand te
brengen.
verstandhouding
- geheimhouden
"Onder
ons gezeej en gezwegen, dè botert nie tussen die twee daor neffen
(naast) ons". Het begin van deze zin vormt een goede
inleiding om de huiselijke omstandigheden van zijn buren de straat
op te brengen. Men vraagt in de uitdrukking om geheimhouding over
hetgeen men nu gaat vertellen, doch dit beroep op
vertrouwelijkheid heeft weinig kracht, omdat de uitdrukking tot
cliché geworden is. Van het "sub rosa" blijft derhalve
niet zoveel meer over.
vluchten
In
1916 of 1917 heeft een lezer 'n Tilburger horen zeggen: "Hij
ging er van deur van de lantère". Men zou kunnen denken, dat
iemand wegliep van een lantaarn, wat dan overigens ook nog duister
genoeg blijft. Die lantaarn heeft er echter helemaal niets mee te
maken. "Van de lantère" is een verbastering van het
Franse "ventre à terre", letterlijk vertaald:
"Buik tegen de grond". Dit heeft betrekking op zwaar en
ingespannen trekken van een paard. De gelegenheid om dit nog eens
te zien is de dag van vandaag niet zo groot, want voor dat zware
trekken heeft men nu auto's en tractoren. Vroeger kon men het
vooral waarnemen, als de zware wagens van een circus of van de
kermis door paarden wei- of akkerland werden opgetrokken, en ook
tijdens militaire manoeuvres als kanonnen van de artillerie door
mulle zandwegen in de hei werden getrokken. Bij het zware trekken
gingen de paarden naar voren gebogen in de strengen hangen, zodat
de buik dichter dan bij normaal trekken bij de grond kwam. De
volksmond heeft dat "ventre à terre" vermoedelijk van
het leger overgenomen. Daar hij het Frans echter niet verstond,
heeft hij er een hem wel bekend woord van gemaakt. En dat was dan
in dit geval de gewestelijke uitspraak van het woord
"lantaarn".
De
letterlijke en oorspronkelijke betekenis van de uitdrukking is
thans afgesleten. Wanneer men ze nu gebruikt, is de gedachte aan
zwaar trekken, wat altijd ook langzaam trekken betekent, er vreemd
aan. Men denkt nu zelfs aan "snel". Als iemand er "ventre
à terre" vandoor gaat, doet hij dit eigenlijk in vliegende
galop. Toch kan men hierin de oorspronkelijke betekenis nog
terugvinden, indien men denkt aan het scherp afzetten in de grond
bij het begin van de galop. Iemand, die hem smeert, dat is maakt
dat hij wegkomt, gaat er ook wel "viervoets van deur".
Dit heeft ook relatie met het paard. Het betekent in galop, dus
snel.
duivel
- begerig - Vlug, Geertje de - gierig
"Hij
heej 't er op als de duvel op Gerte" is een
krachtvergelijking om een groot verlangen tot uitdrukking te
brengen. In hetzelfde gezelschap hoort ook thuis: "Hij is zo
gloeiend op de centen as de duvel op een ziel". Met
bovenvermelde Gerte zal wel de voornaam Geert bedoeld zijn. Maar
welke Geert is dit geweest? Vermoedelijk een figuur uit een of
ander verhaal van een man, die zijn ziel aan de duivel verkocht
had.
praatziek
"Hij
geeft er veertien in een dozijn" wordt gezegd van iemand, die
graag en veel praat. De Engelsen zeggen: "Hij praat zestien
woorden in het dozijn."
moeilijkheden
"Ge
kunt er wè mee bezuken" zei een moeder, die nogal veel
moeilijkheden met haar kinderen had. Van Dale geeft het woord
"bezoeking" als zelfstandig naamwoord. Het betekent o.a.
ramp of ongeluk. Hij kent ook "bezocht worden door een
ramp", maar niet op de manier waarop het in onze gewestelijke
zegswijze voorkomt.
Als
men met iets "veul dols heej", houdt dit in dat men er
veel moeilijkheden mee heeft.
kwaad
- stokpaardje
"Hij
reej 'm als 'n ziekte" kunt ge horen zeggen van iemand, die
zich verschrikkelijk boos maakt. Hier hebben we te maken met 't
werkwoord "rijden".
We
kennen ook: "Hij zat weer op z'n perdje (paardje)",
waarmee dan een stokpaardje bedoeld is. Zo iemand praat druk over
een voor hem geliefkoosd onderwerp. Onze psychiaters zouden in
zo'n man 'n complex ontdekken.
De
uitdrukking "op z'n paardje zitten" heeft echter ook nog
een andere betekenis en wel die van boos zijn. Die is het, waarmee
we in onze vergelijking te maken hebben. Dat men er het beeld van
een ziekte bijhaalt, kan zijn oorzaak vinden in de bijgedachte aan
boosaardigheid, waarmee sommige ziekten gepaard gaan.
TILBURGER
Nummer 62
verkouden
"M'n
neus gift (geeft) as 'n vorse koei", zei een Tilburger, die
aanhoudend zijn neus moest snuiten, omdat hij
"snotverkouden" was. Een "vorse (verse) koe"
is een koe, die pas gekalfd heeft en derhalve veel melk geeft.
ondeugdelijk
"Met
gaoren (garen) van allerhande troep" zitten we in de
weversterminologie. Er wordt garen van slechte kwaliteit mee
aangeduid, waarop onze wevers nooit erg gesteld geweest zijn.
Troep betekent o.a. kudde. "Allerhande troep" is
afkomstig van "troep soldaten", maar dan in een
ongunstige betekenis, zoals de huurtroepen uit vroeger dagen die
ook van minder allooi waren.
kaal
We
hebben er al eens op gewezen, dat men er in onze gewestelijke taal
van houdt stevig uit de hoek te komen. Onbewust put men zich uit
in het gebruik van vaak zeer originele beelden, want het kan niet
duidelijk genoeg zijn. Hier hebben we daar weer zo'n voorbeeld
van: "Hij had zo'nen berrevoetse kop, dè-t-er alle vliegen
de been op braken." "Berrevoets" betekent
blootvoets." In onze uitdrukking hebben de voeten er niet
meer direct mee te maken. Men bedoelt "kaal", denkt
daarbij aan "bloot" en de voeten spelen dan nog alleen
op de verre achtergrond mee ter versterking van de uitdrukking en
betekenen zo nog een plastische vormgeving. Maar er zit nog méér
in de uitdrukking. In gedachten ziet men de vliegen aan het
schaatsenrijden op dat bolvormige kale hoofd, dat hun zoveel
moeite kost, dat zij voortdurend over hun eigen poten struikelen.
Al deze beelden roept dat ene zinnetje voor de geest, en daarom is
het een bijzonder aardig voorbeeld van Tilburgse taalplastiek.
gierig
- sterven
Tot
een oude man, die zijn hele leven als gierig bekend had gestaan,
werd gezegd: "Denk er aon Jan, in oe leste hemd zitten geen
zakken." Men hoort ook spreken van een "hemd zonder
zakken," waarmee dan een doodshemd wordt bedoeld. Wie sterft,
moet zijn bezit op aarde achterlaten, was de waarschuwing, die Jan
in ontvangst kreeg te nemen.
beetnemen
"Ik
laat me er nie inluizen" betekent: Ik laat me niet beetnemen.
De uitdrukking komt ook bij Van Dale voor. Deze kwalificeert ze
als gemeenzame taal.
nooit
Wanneer
beloofd wordt, dat een wens in vervulling zal gaan "als Pasen
en Pinksteren op enen dag vallen" betekent dit
"nooit." Beide feestdagen kunnen immers nooit te zamen
vallen.
nooit
Eenzelfde
betekenis heeft ook de uitdrukking: "Als het regent en de zon
schijnt en de paadjes blijven droog, dan is het kermis in de
hel." Deze weersomstandigheden komen ook nooit voor en
derhalve is het in de hel nooit kermis. Het is maar dat men het
weet!
verbazen
"Bende
nou helemaal belaaitafeld" is bij ons een meer beschaafde
uitdrukking voor "ben je bedonderd". Een laaitafel is
een ouderwets, ongeveer een meter hoog kastje, dat bestond uit
drie of vier laden boven elkaar. Een vijftig jaar geleden kon men
ze nog algemeen aantreffen in verschillende uitvoeringen, rechtaf
of met uitpuilende buiken. Het waren voor de huismoeder heerlijke
rommelkastjes, want er kon een hoop in opgeborgen worden. Ze zijn
successievelijk uit de mode geraakt. Alleen bij antiquairs kon men
nog wel eens fraaie exemplaren aantreffen. Bij de huidige rage
naar antiek en quasi-antiek maken ze echter opnieuw furore en kan
men ze weer kopen, vaak nieuwgemaakte in nabootsing van de oude
trant. Hoe die laaitafel in onze uitdrukking terecht kwam, is ons
niet helemaal duidelijk. Mogelijk is de gedachte aan rommelig,
schots en scheef door elkaar liggend, er niet vreemd aan, want in
zo'n laaitafel werd de boel nogal eens achteloos opgeborgen. Ook
kon men er veel inladen.
ijsberen
Een
belangstellend lezer meldt ons, dat van iemand die geagiteerd
rondsnuffelt, wordt gezegd: "Zijde oew nestaai aon 't zuken?"
Dat klopt wel met de uitdrukking, die wij zelf herhaaldelijk
gehoord hebben: "Hij kan z'n (nest)aai nie kwijt." Ook
dit wordt gezegd van iemand, die wat ongerust heen en weer loopt,
nu eens naar de ene hoek van de kamer, dan weer naar de andere,
als 'n kip, die geen plaatsje kan vinden om haar ei te leggen.
kletsen
"Lig
toch niet zo te aawbetten" kan iemand te horen krijgen, die
vervelend zit te kletsen. Het is een wat gefatsoeneerd woord voor
een door het volk veelgebruikt nog minder parlementair equivalent,
dat iedere Tilburger wel kent... Het door onze mensen
zelfgefabriekte werkwoord "aawbetten" lijkt ons een
samenstelling van de woorden "oude" en de vrouwen- of
meisjesnaam: Bet. Men praat immers ook over een "aaw
Bet" als men een vervelend persoon bedoelt. En dit kan dan
nog zelfs gerust een man zijn!
TILBURGER
Nummer 63
verkering
- jongensgek - vriendschap
Een
meisje, dat "met iedereen meefloddert", staat in een
kwade reuk. De denigratie en ook de afkeer, die men van zo iemand
heeft, komen sterk in dit ongewone werkwoord tot uitdrukking. Van
Dale noemt het "verouderd Zuid-Nederlands", maar in onze
streken is het bij de gewone man nog volop in zwang. Wie zich aan
dit "meeflodderen" schuldig maakt, kan men ook wel een
"allemanshond" horen noemen. In letterlijke zin is een
dergelijke hond een hond, die zich door iedereen laat meelokken.
Deze uitdrukking wordt ook wel op bovengeschetst meisje toegepast,
dat trouwens ook nog als "flodder" gekwalificeerd wordt.
In het Algemeen Beschaafd Nederlands is een "flodder"
echter zonder meer een achteloze of slordige vrouw. Laten we dan
van onze "flodder" maar zeggen, dat ze een beetje
slordig is in de keuze van haar gezelschap...
vrouwentypes
- optutten
In
het Algemeen Beschaafd kennen we ook nog een
"floddermadam". Deze kan niets oneerbaars worden
verweten. Men moet er hoogstens een beetje meelijdend om
glimlachen. We hebben dan namelijk te maken met een vrouw, die
zich door goedkope en van slechte smaak getuigende opschik als
dame wil voordoen, maar daar niet in slaagt. Een hoed met een bont
veldboeket van bloemen erop wordt in toneel, film en literatuur
graag gebruikt om zo'n madam te typeren.
eten
- vuil
"Hij
heej z'n kanis weer eens goed volgegeten!" kan men hier nogal
eens een keertje horen zeggen. Het woord "kanis" (ook
wel "kanes") heeft verschillende betekenissen. Één
daarvan is eenvoudig: lichaam. En dat is hier wel toepasselijk. In
de gewestelijke taal duidt "kanis" in het algemeen op
iets wat in zijn soort groot is. Zo spreekt men ook van een
"smeerkanis", waarmee een man bedoeld wordt, die
"groot" is in zijn smerigheid.
heimwee
"Het
zal oe gatje vaoren as ge de benen bij aander meense onder toffel
(tafel) moet steken", zei 'n moeder tot haar zoon, die op
kamers wilde gaan wonen. Zij gaf daarmee te kennen, dat hij nog
wel eens heimwee zou kunnen krijgen naar de dagen, dat hij nog
thuis was, want elders pleegt men doorgaans niet zo vertroeteld te
worden als door zijn eigen moeder. Het hier gebruikte werkwoord
"varen" is in zijn betekenis typisch Zuid-Nederlands. 't
Betekent: heimwee hebben naar en onwennig voorkomen. Iemand kan
ook "vaart" hebben. (In dialect zeggen we
"vort".) Dat betekent niet, dat hij snel gaat als bv.
een wielrenner, maar dat hij heimwee heeft.
ziek
- plagen
Wanneer
iemand het advies krijgt: "Ge moet eens naor oe eige laoten
kijken", houdt dit in, dat men het tijd acht, dat hij eens
naar een dokter gaat. Het kan ook in ironische zin worden
gebruikt. Dan betekent het dat men iemand - niet in ernst maar bij
wijze van plagerij - toevoegt, dat het niet pluis is in zijn
bovenkamer. Met die "bovenkamer" bedoelt men dan zijn
hersens.
ophitsen
- aanzet
"Als
ge bij ons in het straatje komt, zal ik onze hond opkiessen",
zei een jongetje tegen zijn speelmakker, waarmee hij ruzie had.
"Opkiessen" van een hond betekent een hond aanzetten om
iemand te pakken of te bijten. "Is 't 'nen kwaoje as ge hem
opkiest", kan een eigenaar van een hond gevraagd worden.
Mensen kunnen echter ook zelf "opgekiest" of kwaad
gemaakt worden om daardoor te komen tot dingen waartoe zij anders
niet de moed of kracht vinden: "Den dieje, die moet ge eerst
flink opkiessen, dan dörft ie pas."
In
het werkwoord in kwestie zit ongetwijfeld een klanknabootsing. Het
"opkiessen" van een hond doet men namelijk door op een
plagerige manier "k's... k's... k's" te sissen en deze
drie lettergrepen enige malen achter elkaar te herhalen.
Winter,
Bram de
Regelmatig
dwarrelen er op ons bureau zaken, die niet onder
"Taalplastiek" vallen. We interpreteren het begrip maar
wat ruim, omdat het als rubrieknaam burgerrecht heeft gekregen.
Men zal wel gemerkt hebben, dat we nogal eens voor de verleiding
bezwijken en op een nevenpaadje terecht komen. We doen dat dan om
iets aardigs voor het nageslacht te bewaren en hier en daar een
oude herinnering op te roepen. Hier hebben we weer zoiets.
Een
"schèresliep" (scharenslijper) zou volgens een inzender
een liedje langs de deuren hebben gezongen. Hij geeft het echter
onjuist weer. Daarom brengen wij het hier in betere versie zoals
het ook bij ons leeft:
"Messen
en scharen, die moet je bewaren
Tot
het rad van Driekske weer draait.
Hij
zal ze slijpen tot j'er mee maait
Al
wat je... buurman heeft gezaaid."
Getuige
dit laatste zinnetje was die scharensliep niet van humor ontbloot.
Vaag
menen wij ons echter te herinneren, dat dit een liedje was van de
cabaretier of karakter-humorist Brammetje de Winter. We hebben de
man niet meer gekend doch er wel over horen spreken. Hij genoot
blijkbaar nogal reputatie op zijn terrein. Zijn optreden lag
vermoedelijk in het begin van deze eeuw. Hij was geen Tilburger.
Voor
onze scharenslijpers van destijds lijkt ons het versje als lokroep
nogal een hele mond vol...
TILBURGER
Nummer 64
ruzie
"Het
is er weer hoderkado", schrijft ons een lezer en dat
zonderlinge woord zou dan "ruzie" betekenen. Als zodanig
kennen we de uitdrukking niet, maar we zijn het woord zelve toch
op een andere manier wel eens tegengekomen, zij het met een kleine
variatie in de spelling.
slordig
- bonnefooi - mennen
"Hij
doet het zo maar op hoterkedo", zei iemand over een
soortgenoot, die - naar zijn opvatting - een bepaald karwei met de
"Franse slag", dat wil zeggen op ruwe, onzorgvuldige
manier - verricht had. Ook wordt er wel gezegd "op hoterkedo"
gaan, waar 't weer de betekenis heeft van "op goed geluk
af" of "op de bonnefooi", van welke laatste
uitdrukking we hier al vroeger een verklaring hebben gegeven.
Men
ziet uit bovenstaand, dat aan "hoterkedo" verschillende
betekenissen worden toegekend, die elkaar niet dekken. De eerste
helft van het woord is afkomstig van "hot" of "hote".
Dat betekent: herwaarts. We kennen "hot en haar", dat is
her- en derwaarts. De voerman of de boer gebruikt de uitdrukking
bij het sturen van zijn paard. Hij zegt dan "hot" als
het links en "her" als het rechts moet. En het paard
verstaat dat, al zal de ruk aan de teugel er wel niet vreemd aan
zijn. Kedo komt van cadeau: op de koop toe.
Marinus,
Jantje - sterven
Specifiek
Tilburgs is de uitdrukking: "Hij is hardstikke Jantje Marinus",
die nog velen als zeer bekend in de oren zal klinken. Het betekent
- de oningewijde raadt het nooit! - hij is... dood. Jantje Marinus
was exploitant van een zeer bekend café, dat graag door
middenstanders werd bezocht. Het stond achter de Heikese kerk aan
het smalle steegje naast de eveneens verdwenen winkel van
Bronsgeest, welk karakteristiek straatje uitmondde in de niet meer
bestaande Prins Hendrikstraat bij het Willemsplein. Het straatje
werd vereeuwigd in een ets van de hand van de kunstenaar De Laat.
Men ziet het in deze vorm nog wel eens in onze kunsthandels.
Tilburger bezit een uit 1924 daterende foto van het straatje.
Waarom
"dood" nu uitgerekend aan de naam van Jantje Marinus is
verbonden, mag - wie het weet - ons komen vertellen. Er moet toch
wel een oude middenstander leven, die daartoe in staat is. De RK
Handelsvereniging - zaliger gedachtenis - heeft lang genoeg bij
Jantje Marinus boven haar vergaderingen gehouden.
argeloos
- gevangenis - strafkolonie
Iemand,
die iets verkeerds heeft gedaan en zich verontschuldigt met de
mededeling "Ik ha er gin èrig (erg) in", moet oppassen
dat hij van een slagvaardige Tilburger niet de geestige repliek te
horen krijgt: "Dè hebben de miste (meesten) nie; mar die
zitten in Bredao of Vught"... Voor wie het niet duidelijk
genoeg mocht zijn: In Breda staat de strafgevangenis en in Vught
een krankzinnigengesticht. Wie "in de paraplu" zit,
verblijft ook onvrijwillig in de Bredase gevangenis. Deze wordt in
de volksmond algemeen zo genoemd vanwege het grote koepeldak, dat
de vorm van een reusachtige paraplu heeft. Wie dikwijls "in
de schaans" gezeten heeft, logeerde vaak op rijkskosten in
een strafkolonie. Het woord "schaans" is een afkorting
van Ommerschans, waar een strafkolonie gevestigd was en wellicht
nog is. Het woord wordt echter ook wel in bredere zin gebruikt en
dan bedoelt men er een gewone gevangenis mee.
TILBURGER
Correspondentie:
J.
v. R. en anderen: Onze "Taalplastiek" bestaat niet in
boekvorm. Hij groeit nog iedere week. Het is aan de lezers hem
verder te laten groeien.
Nummer 65
afkijken
"Dat
heeft-ie fijn afgefluurd" kan men oude Tilburgers nog wel
eens horen zeggen. En dan is het voor de niet-ingewijden in de
taal van "de schonste stad" maar raden wat ermee bedoeld
wordt. Het woord "fluren" heeft de betekenis van pienter
en leergierig. Affluren betekent: onderdanig en heel verlangend
naar iets kijken met de bedoeling het te leren of onder de knie te
krijgen. Het staat dus enigszins bij het Algemeen Beschaafd
"afloeren". "Fluren" komt van het
Middelnederlandse "floeren". Dat betekende: nederig
doen, bedeesd zijn, onderdanigheid bekennen. Het heeft ook te
maken met "vloer" in de betekenis van grondslag of
bodem.
vervangen
- schaften
"We
moeten elkaar tussen de middag zien te verschoven". Het
werkwoord aan het slot van deze zin betekent
"vervangen". Het houdt natuurlijk verband met het
algemeen bekende: schafttijd, schaft of schof. Een "schof"
was in het Middelnederlands het vierde deel van een werkdag. In
Tilburgs dialect spreekt men in plaats van "schaften"
over "schoften". Zo konden de arbeiders voor hun baas
een briefje achterlaten met de woorden: "Wij zijn
schoften". Een niet-ingeborene kan wat vreemd opkijken van
deze openhartige mededeling der arbeiders, maar de Tilburgse baas
had er geen moeite mee...
verwaarlozen
Als
iemand "de hele boel laat verslabbakken", dan houdt hij
geen orde op zijn zaken, verwaarloost ze of laat ze in het honderd
lopen. Het zonderlinge werkwoord is afkomstig van het zestiende
eeuwse Nederlandse woord "slabacken", dat verslappen of
kwijnen betekent. Zoals wij het nu gebruiken, heeft het iets aan
sterkte gewonnen.
lopen
"Ik
moest zó lopen, da ik m'n boordekneupke nog heb uitgesmeten"
mag misschien een zeer persoonlijke vinding zijn, die geen
burgerrecht verkregen heeft, een goed voorbeeld van volkse
taalplastiek is het wel. Het gezegde stelt duidelijk voor ogen
hoezeer de man zich wel in het zweet. heeft gelopen. Hij begon
natuurlijk met het uitgooien van zijn jas, daarna het vest en het
eindigde bij het boordeknoopje. Men vindt hier de heerlijke
overdrijving en ook de humor, waardoor onze gewesttaal zich zo
vaak kenmerkt. Ze kan het maar niet duidelijk en concreet genoeg
voor ogen stellen en houdt zich ver van abstractie. Een
verschijnsel, dat trouwens kenmerkend voor streektalen is. De een
ziet dat als armoede, de ander als rijkdom. Kleur en fleur geeft
het in ieder geval.
veelzijdig
"Onze
vadder leerde mee alle klippels (knuppels) slaon", zei een
zoon, die ook weer sterk beeldend wilde vertellen, dat zijn vader
van alles aanpakte en zó handig was, dat hij alle kanten uitkon,
dank zij zijn veelzijdigheid.
standsverschil
"As
ge veur 'n dubbeltje in de wieg bent geleej, krijgde geen kwartje
bij mekaar". Een uitdrukking, die men met enige variatie kan
tegenkomen. Zij geeft uiting aan de pessimistische gedachte, dat
iemand, die arm geboren wordt, voorbestemd is om arm te blijven.
Er bestaan bewijzen genoeg, dat deze uitspraak te zwartgallig is.
beklonken
"'t
Vèrken is al deur den buik gestoken" kreeg een jongeman te
horen, die er op af kwam om mee te delen bij een erfenis, maar
achter het net bleek te vissen. De uitdrukking wijst meer algemeen
op een situatie, die onherroepelijk is of waarin niets meer te
redden valt.
gierig
Om
aan te duiden, dat iemand verschrikkelijk gierig is, hoorden wij
zeggen: "Wat hij weggeeft, kun je beter op een schop dan in
je handen nemen." Een goede verstaander heeft hier wel aan
een half woord genoeg!
sparen
"Hij
heej nog wel 'n smörske" wil zeggen, dat de betrokkene hier
of daar nog wel een beetje geld apart heeft liggen. Het
zelfstandige naamwoord in deze zin is afkomstig van het werkwoord
"smoren", dat bij ons - naast de betekenis in het
Algemeen Beschaafd Nederlands - nog een specifieke heeft, die wij
niet bij Van Dale aantroffen. In Tilburg was en is dit laatste
"smoren" uitstekend bekend. Het betekent: van zijn
weekloon geld voor eigen behoefte achterhouden zonder dat de
ouders of "de vrouw" het weet. Het achtergehoudene is
dan het "smoorske", dat dialectisch de uitspraak krijgt
zoals we die boven gaven. Er zijn huisvrouwen, die van hun
huishoudgeld, met zuinig zijn, een potje vormen zonder dat de man
dat weet. Zo'n potje heet "smörske". Het onsympathieke
van het eigenlijke "smoren" is hieraan echter vreemd.
Het getuigt veeleer van een voorzichtig en verstandig
huishoudelijk beleid.
TILBURGER
Nummer 66
terechtwijzen
Een
rasechte Tilburger, die niet erg te spreken was over een bepaalde
medemens, riep eens verontwaardigd uit: "Den dieje, die
moesten ze eens op een natte geit zetten". Zich in een
dergelijke situatie bevinden schijnt wel een ernstige straf te
zijn, door de belachelijkheid. De verwensing sloeg namelijk op een
zelfgenoegzaam personage, dat maar eens flink voor gek moest komen
staan om daardoor een toontje lager te gaan zingen.
lopen
In
Goirle vingen we de uitdrukking op: "Ze gaan als de zagers
van Beek". Om uitleg gevraagd kregen we er de volgende
verklaring voor:
In
vroegere dagen plachten houtzagers uit Hilvarenbeek in Goirle
bomen tot planken en balken te zagen, wat op een hoge installatie
geschiedde. Vervoer was er niet, de reis werd derhalve te voet
gemaakt. Tegen een paar uur lopen zag men toen niet op. Men koos
daarbij echter wel de kortste weg en die ging in dit geval door de
hei. Aangezien zo'n heipaadje smal was, liepen die zagers niet
naast maar achter elkaar. Deze manier van "reizen" was
zodanig tot gewoonte geworden, dat de zagers ook nog achter elkaar
bleven lopen op een brede weg. "Gaan als de zagers van
Beek" betekent derhalve: achter elkaar lopen.
drinken
"Hij
zuipt as 'nen èchel" wordt gebruikt om aan te geven, dat
iemand heel veel drinkt. "Èchel" is een in
Zuid-Nederland gebruikt woord voor bloedzuiger. Bloedzuigers
werden vroeger voor medische doeleinden gebruikt. Men nam daarmede
patiënten bloed af in de plaats van het latere aderlaten. Men
sprak van "koppen zetten." Bloedzuigers zijn platte,
dunne zwarte aaltjes van ongeveer een 12 centimeter lengte. Aan
beide einden van het lichaam hebben zij een zuignap, zodat hij aan
weerskanten "werkt". Één zo'n beestje kan 15 gram
bloed uit een mensenlichaam zuigen, terwijl er nog een zelfde
hoeveelheid wegvloeit door nabloeden. Bij het zuigen ziet men de
beestjes opzwellen. Men treft ze wel aan op glibberige stenen in
beken. Ons Kempische Duizel in de "Acht Zaligheden" was
vroeger bekend om zijn kwekerijen van bloedzuigers. Deze werden
zelfs geëxporteerd naar Duitsland, Polen en Italië. Daar de
wetenschap nu over betere methodes beschikt, zijn de aloude
bloedzuigers op non-actief gekomen.
kaartspel
- kletsen
"Auwoeren
troef - schuppen aos uitspeulen!" viel er weinig fijn uit de
mond van een hartstochtelijke kaartspeler, die een einde wilde
maken aan het gekeuvel en geklets van zijn ploeggenoten. Het
beginwoord is de in onze streken veel gebruikte verbastering van
'n combinatie van "oud" met het uitoefenen van het
oudste beroep ter wereld. Het betekent: kletsen of onbenullige
praat verkopen.
gezicht
We
hebben een moeder gekend, die - als haar kinderen lelijke
gezichten trokken of moedwillig scheel keken - de waarschuwing
liet horen: "Pas op, direct slaat de klok van Rome." Dat
lelijke gezichten trekken bestond gewoonlijk hierin, dat de
kinderen met twee pinken de mondhoeken verbreedden en tegelijk met
twee vingers de onderste oogleden omlaag trokken. De waarschuwing
van de moeder hield in, dat als op zo'n moment "de klok van
Rome" zou slaan, het gezicht van zo'n ondeugend kind voortaan
altijd in de verwrongen stand zou blijven staan. Men noemde dit
spelletje der kinderen wel "mombakkussen trekken." Deze
laatste uitdrukking vinden we niet in Van Dale. Hij kent wèl het
verouderde werkwoord "mommen", dat hetzelfde betekent
als "vermommen". Wellicht staat dit niet los van de god
van spot en schimp in de Griekse mythologie. Deze droeg namelijk
de naam van "Momus". "Bakkes" is een plat
Nederlands woord voor "gezicht". Het wordt meestal in
ongunstig verband gebruikt en waar dit niet het geval is, heeft
men vaak met ironie te maken. In onze jeugd werd er ook steeds
gesproken van "mombakkus" in de betekenis van
"masker".
werkschema
"Nou
moet ik toch eens gaon," zei een Tilburgse vrouw toen ze bij
de buurvrouw op het "half elfke" was, "'k zè (ben)
toch al zô in m'n achterwerk." En ze bedoelde dat ze
"achter was met haar werk". Dat kan natuurlijk na veel
"half elfkes" gebeuren! Een "half elfke" is
het bakske koffie, dat buurvrouwen des morgens om half elf plegen
te drinken.
TILBURGER
Nummer 67
groeien
Het
kind was nogal klein "veur z'nen awer" (voor zijn
leeftijd). Tot troost van de wat teleurgestelde ouders maakte 'n
Tilburger de opmerking: "Misschien krijgt hij nog wel eens 'nen
maaise scheut". De betekenis hiervan is, dat het knaapje in
kwestie mogelijk wel eens opvallend snel zou gaan groeien, zoals
men dat op een bepaalde leeftijd soms ziet. De uitdrukking komt
van de groeikracht, die vele planten in de maand mei vertonen.
Wanneer het deze betreft, kan men ook wel eens te horen krijgen:
"'nen maaise scheut zou ze goed doen".
klagen
Iemand,
die naar het hoofd geworpen wordt: "Schaai toch uit mee oe
gejeremie" krijgt het advies op te houden met zijn geklaag.
Het woord van het Algemeen Beschaafd Nederlands is
"jeremiade". Dat is een klaagzang van de profeet
Jeremias.
schamen
Ooit
de vergelijking gehoord: "Hij schaamt z'n eigen als het paard
van de mulder"? Een paard van een molenaar had nogal eens een
zware last te trekken, waardoor het dier met de kop naar de grond
gebogen loopt. Het is dus of het dier zich schaamt. Nu houdt een
boer helemaal niet van een paard met een hangende kop. Dat schijnt
geen stijl te zijn voor zo'n edel dier. Onder boeren heerste in
het verleden zelfs een bijgeloof volgens welk er een middeltje
bestond om het paard de kop op te doen houden. Hiertoe gebruikte
men het vlies, waarin het veulen gedragen wordt en dat men met de
naam "haam" betitelde. Direct na de geboorte werd het
vlies op de staldeur geplakt, waar het spoedig droogde. Dan hing
men het op in een hoge boom. Na een dergelijk ritueel zou het
veulen vast een fier paard worden. "En gij geleuft dè?",
zal een moderne boer zeggen.
vrouwentypes
- log
Een
molenaar had gewoonlijk nogal een zwaar paard. Het is geen
compliment wanneer er van een vrouw gezegd wordt: "Ge kent ze
nie meer terug; 't is vort net 'nen meulepèèrd". De slanke
lijn laat in zo'n geval veel te wensen over.
deugen
Om
eens goed duidelijk te maken hoe slecht iemand wel is, hoort men
vaak zeggen: "Hij deugt van gin haor of start" (haar of
staart).
We
beschikken over nog een, niet minder plastische uitdrukking, om
hetzelfde te zeggen: "Hij hee geen haor op z'ne kop dè
deugt".
blozen
- groeien - Frans
Het
haar is in onze gewestelijke taal een dankbaar object om mee te
manoeuvreren. Als iemand "rooi wordt tot in z'n haor"
dan bloost hij sterk.
De
spinazie of iets anders kan wel eens "zo dicht staan als haor
op 'nen hond". Een foto geeft het niet duidelijker weer.
En
dan kan er ook nog iemand "Frans mee haor" spreken, dat
is heel slecht Frans praten.
spreken
"Den
dieje weet z'n prevelementje wel" werd er gezegd van iemand,
die goed van de tongriem is gesneden en niet gemakkelijk met de
mond vol tanden staat. Jammer genoeg is dit aardige woord Bargoens
of "boevetaal". Het betekent: gesprek, redevoering of
pleidooi. Ook "preuvelement" komt voor.
alles
- vernielen
Wie
"de hele santepetie kapot slaat" vernielt alles. Het
zonderlinge zelfstandig naamwoord is een verbastering van "santeboetiek",
een geringschattend woord, dat in het ABN voorkomt en "hele
boel" betekent. Maar die "santeboetiek", in de
plaats waarvan we ook "santekraam" kennen, is nog niet
zuiver op de graat. Die "boetiek" komt van het Franse
"boutique", dat "winkel" betekent en
"sant" betekent: heilig. Van Dale geeft als
Zuid-Nederlands het woord "santje", dat een prentje is
met een afbeelding van een heilige. Met onze "santepetie"
of "santekraam" komen we dan tenslotte terecht bij een
kraam met heiligenbeeldjes. Als die kapotgeslagen worden, is het
nogal erg.
eten
"Zit
nie zo te pitsen" zei een moeder tot een kind, dat weinig
eetlust had en daarom traag hier en daar een rozijntje uit de
rijstebrij peuterde. Ook een klein hapje nemen van eten, dat nog
niet op tafel staat, hebben we wel eens "pitsen" horen
noemen. Bij Van Dale is "pitsen" gewestelijke taal voor
knijpen. Daarnaast geeft hij het zelfstandige naamwoord
"pits", dat een kleine hoeveelheid betekent. Hiervan is
ongetwijfeld ons werkwoord gemaakt.
begerig
- kruisbes
"Hij
vloog er op af als een haan op een knoezelbos" duidt op grote
begerigheid. "Knoezel" is ons gewestelijk woord voor
"kruisbes". Dit zijn eetbare vruchten, die vroeger heel
wat mensen in hun tuin hadden staan. Van Dale geeft het woord
"knoezel" alleen in de betekenis van "enkel"
en dat noemt hij dan verouderd Zuid-Nederlands.
begerig
- duivel
Om
aan te geven hoe begerig iemand naar iets is, bv. naar geld, kan
men ook de uitdrukking horen: "Hij hee-g-'t er op als de
duvel op Girte (Geert). Wie die Geert is weten we niet, maar hij
zal in ieder geval wel een slechte reputatie hebben genoten.
TILBURGER
Nummer 68
misleiden
- aarden
We
hoorden onlangs een oude man zeggen: "Al die protjes
(praatjes) verlutten oe." Hij bedoelde aan te geven, dat men
door al die praatjes misleid werd. "Verlutten" betekent
eigenlijk verlaten of in de steek laten. Zoals de getrouwe lezer
zich wellicht nog zal herinneren, hebben wij in een vroegere
aflevering al eens bij dit werkwoord stilgestaan. Het ging toen om
het verlutten van een vogeltje en om een mens die verlut was. Bij
het vogeltje ging het om het nest of de eitjes, waar zoveel door
mensenhanden was "aangezeten", dat het vogeltje zijn
nest niet meer opzocht. Voor de mens betrof het een wegblijven op
een plaats, waar hij vroeger vaak placht te komen terwijl men niet
weet, wat de oorzaak van zijn wegblijven is.
lopen
- pantoffelparade
"Hij
heeft heel de stad rondgefènteld" (ook wel afgefènteld)
betekent rondwandelen zonder een bepaald doel. Ook kon men wel
horen: "'t Is niks gedaon, dè gefèntel van die jongens en
mèskes 's aovends in de Heuvelstraot". Dat betrof de tijd,
dat er op zaterdag- en zondagavond heel druk pantoffelparade werd
gehouden in de Heuvelstraat. Als maar op en neer van den Heuvel
naar Jamin bij de Markt. Er waren mensen, die deze parade spottend
ook wel "mèskesmert" (meisjesmarkt) noemden. Misschien
was dat gefèntel dan toch niet zo doelloos als het woord zegt?
schieten,
erin - advocaten
Is
men met een bepaald karwei bezig, bv. een spijker of iets
dergelijks inslaan, dan hoort men soms zeggen: "Hij schiet er
in as 'nen avvekaot (advokaat) in de hel". De uitdrukking kan
ook in overdrachtelijke zin gebruikt worden. De volksmond heeft
nooit veel vertrouwen gehad in het zieleheil van een advokaat door
verkeerd of onvoldoende begrip van diens taak. Vandaar dan ook de
mening, dat er in de hemel maar één advokaat kan verblijven. Dat
moet Sint Ivo, de patroon van de advokaten zijn...
schieten,
erin
Iets
kan ook ergens inschieten "als een brood in de oven".
Brood werd nl. met een speciaal daarvoor bestemd houten werktuig
in de oven "geschoten".
gierig
- sterven
Iemand,
die dik in de centen zat maar er heel zuinig mee omsprong, kreeg
te horen: "Ge moet mar goed zuinig zijn, mar hedde (hebt ge)
al 'ns ooit een braandkaast achter 'nen lijkwaogen zien rije?"...
brutaal
- verwaand
Van
een erg vrijpostig mens zegt de volksmond, die nu niet steeds even
kieskeurig is in zijn uitdrukkingen: "Hij is net zo verlegen
as 'nen hond, die z'n gat laat zien". Het aardige van de
uitdrukking is, dat brutaliteit in een vergelijking plastisch
gemaakt wordt door het gebruik van het tegenovergestelde begrip
"verlegen". Brutaliteit en de hond worden in de taal
toch graag geassocieerd. En niet alleen in de gewesttaal. Men
denke maar aan uitdrukkingen als: "hondsbrutaal" en
"zo brutaal als een hond".
Verder
ontmoetten wij de hond ook nog in de uitdrukking "Hij is zo
verwaand as een hond mee zeuven starten" (staarten).
lopen
- vee drijven - waterkracht
"Loop
toch nie zô te stawe(n)" hoorde iemand zich toevoegen, die
op een eigenaardige wijze liep. "Stawen" is het plat
uitgesproken werkwoord "stouwen", dat in dit verband een
specifieke wijze van zich voortbewegen aangeeft. Het duidt op een
moeilijke gang, maar niet iedere moeilijke gang kan als
"stouwen" gekwalificeerd worden. Hij moet de indruk
maken alsof de betrokkene met moeite iets voortduwt, bv. zoals een
arbeider een stootkar voor zich uitduwt. Een dergelijke kar wordt
dan ook wel "stouwkar" genoemd.
In
onze gewestelijke taal betekent "stouwen" ook nog vee
voor zich uitdrijven. Ook hier speelt het moeizame ook weer zijn
rol. Het woord wordt dan ook steeds gebruikt voor vee, dat zich
moeilijk in een bepaalde richting laat leiden zoals koeien en
varkens. Voor schapen wordt het daarentegen niet gebezigd. Een
koeistawer is dus iemand, die koeien voortdrijft. We hebben hier
te maken met een andere betekenis dan die welke
"stouwen" in het Algemeen Beschaafd Nederlands bezit.
Beide zijn echter wel aan elkaar verwant in dien zin, dat ze alle
twee inhouden in een bepaalde richting leiden.
Bij
de steeds zeldzamer wordende watermolens spreekt men van de
"stouwwiel". Dat was het bekken, waarin het water
"gestouwd" werd om daarna door een smalle sloot (de
stouwgeul) naar de molen te worden geleid. Hier heeft het
"stouwen" een andere betekenis dan het
"stuwen" van water met de bedoeling een zekere hoogte of
diepte te behouden. Dit "stuwen" vindt steeds plaats
door middel van dam of kering.
laden
- lossen - weer - toilet
Wie
weet er nog wat betekent: "Zij rijden daar met staande
kar"? Het geeft aan, dat het er met het werk zeer druk is.
Bij het laden en lossen wordt het paard niet uitgespannen maar
blijft in de kar staan, opdat men weer snel terug zal zijn met de
volgende lading. Men zou dus kunnen zeggen: Het is laden en
lossen. Maar deze uitdrukking betekent toch weer iets anders. Men
kan ze horen als bij slecht weer de ene bui op de andere volgt.
Ook wordt ze schertsend gebruikt als iemand direct na het eten
naar de wc gaat. Maar in die zin kent Van Dale ze ook, en is ze
dus Algemeen Beschaafd of onbeschaafd(?) Nederlands.
TILBURGER
Nummer 69
lichaamsgebreken
- oog
"Dieje
meens heej echte maon-ooge(n)" hoorden wij iemand zeggen
zonder daardoor veel wijzer te zijn geworden. Maar vragende wordt
men wijs en zo vernamen we dat dit werd gezegd van iemand wiens
ogen overtrokken zijn door een bloederig netvlies. Paarden met dit
soort ogen worden ook "maon-oog" genoemd. Volgens onze
zegsman zou dit uitsluitend voorkomen bij paarden met een grote
bles, een witte streep vanaf de voorkop tot aan de neus.
weg
- bedelen
Vroeger
hebben we hier al eens stil gestaan bij de uitdrukking: "Ze
is den hort op", dat in brede zin betekent "ze is op
stap of er vandoor" en dat dan een minachtende betekenis
heeft. We vernamen later, dat de eigenlijke betekenis van
"den hort opgaan" is: gaan bedelen om overgebleven
etenswaren. "Hort" is Middelnederlands en komt van het
werkwoord "horten", dat eten overlaten betekent. Een
"hortganger" is iemand, die bij kloosters om eten gaat
bedelen. Deze letterlijke betekenis is in Tilburg wel verloren
gegaan. Intussen zou men nog wel kunnen zeggen, dat iemand, die
"den hort op is" op stap is gegaan en intussen zijn eten
wel ergens anders dan thuis opscharrelt.
ijs
- schaatsen - moeras
"Lijdt
het ijs al op Baksven?" kunt ge 's winters horen vragen. Men
wenst dan te weten, of het ijs al zo dik is dat men er niet meer
doorheen zakt en er dus op kan schaatsenrijden. Als er na een
schaatsperiode dooi invalt, kan het gebeuren, dat het zacht
geworden ijs nog wel enige tijd bereden kan worden, maar dat het
onder de voeten van de schaatsers steeds meer begint te
"golven" totdat men er eindelijk doorheen zakt. Zulk ijs
noemt men wel een "papieren zulderke" (zoldertje), dat
men ook hoort verbasteren tot "poppeliere zulderke".
Dezelfde uitdrukking kan ook gebruikt worden voor moerassige
grond, waarin de voet dreigt weg te zakken.
hout
Om
het er eens dik op te leggen hoe slecht een bepaald soort hout
was, kwalificeerde iemand dit als "ongepolitoerd
waaiboomenhout". Dat is dan het "gemeenste" hout,
dat er bestaat.
tegenstaan
"Dieje
meens kijkt net of heel de wereld tegen z'nen daank stikt
(steekt)". Toen we de zin voor de eerste keer onder ogen
kregen, keken we er nogal vreemd van op. We kunnen ons niet
herinneren hem ooit te hebben gehoord. Toch is hij niet zo gek als
hij lijkt. We hebben hier te maken met het verouderde zelfstandig
naamwoord "dank", in de betekenis van gezindheid tot
iets of begeren. Men kan "iets tegen zijn dank doen".
Gangbaar is nog steeds de Algemeen Beschaafde uitdrukking: tegen
wil en dank. De mens die wij hierboven ten tonele voerden, kijkt
dus alsof de hele wereld hem tegenstaat.
ruilen
"Ge
moet nie aaltij liggen ruitelen en tuitelen", zei een vader
tot zijn zoontje toen het knaapje aan den lijve ondervond: Als er
twee ruilen is het voor één huilen. "Tuitelen"
betekent hier "ruilen" zoals kinderen onder elkaar doen.
Het is echter niet een ruilen zonder meer, maar er komt ook enige
gepalaver bij zoals: Geef jij mij nou dat mes dan krijg jij mijn
haktol. Gaat de andere er niet op in, dan verhoogt de tegenpartij
zijn bod door nog iets begerenswaardigs aan te bieden. Er wordt op
een min of meer zeurige manier gemarchandeerd, omdat de
tegenpartij niet vlot toehapt. Van Dale kent als gewestelijke taal
het woord "tuitelen". Het betekent: wiebelen, wankelen,
niet vaststaan. Ruitelen houdt misschien verband met
"ruiten", dat roven betekent. De overeenkomst van klank
en ritme in de twee uitdrukkingen doet het bijzonder goed. Men
krijgt een gevoel van heen en weer gaan.
waaks
Onze
buurman is erg trots op zijn hond, want hij noemt die heel "geworrig",
waarmee hij dan "waakzaam" bedoelt. Dus 'n hond die
direct aanslaat als er een vreemde op het erf komt. We staan hier
voor de gewestelijke uitspraak van het Middelnederlandse "gewarig",
dat inderdaad "waakzaam" betekent.
hijgen
- grazen
"Hij
stao te hijgen as 'n spurriekoei" vraagt ook om een
verklaring, waarom het in deze vergelijking nu uitgerekend een
"spurriekoei" en niet een koe zonder meer moet zijn.
"Spurrie" is een niet veel meer gebruikt veevoeder, dat
op de omgeploegde roggevelden werd gezaaid, soms tussen het "gruun"
oftewel de knollen. In tegenstelling tot grasland was een
spurrieveld niet afgemaakt. Een koe, die op een spurrieveld te
grazen werd gezet, bond men met een touw aan een paaltje vast. De
lengte van het touw (tuier) vormde dan de straal van de cirkel
binnen welke de koe kon grazen: waar zij "haar tuier kon
uitgrazen". Maar die koe wilde tenslotte ook wel eens aan de
hoogstaande spurrie buiten haar "tuier" komen. Om dit te
bereiken trok zij het touw heel strak en... dan hijgde ze van
benauwdheid en inspanning... Voor het slaan van de tuierpaaltjes
gebruikte de boer een speciale grote hamer. Een koe tuieren
betekent uiteraard dus een koe met een touw aan een paaltje
vastzetten om te grazen. Men kon vroeger ook van
"spurrieboter" horen spreken. Dat was boter van melk van
een koe, die spurrie als voer kreeg.
TILBURGER
Correspondentie:
J.K.
- Hartelijk dank voor uw 240ste opgave. U bent nu wel kampioen.
Wat niet reeds vroeger behandeld werd en geschikt is, komt te
zijner tijd aan de orde.
A.S.
- Heel intelligent opgemerkt. We hopen daarvan nog wel eens
gebruik te maken.
Nummer 70
eten
- roggebrood - krachtvoer - voerzak
"Zoer
brood mee spek trekt de kèr". Vertaald: "Zuur brood met
spek trekt de kar". De algemene betekenis ervan is, dat brood
met spek gezond eten is en dat men er sterk van wordt. We hebben
hier te maken met een mooi voorbeeld van gewestelijke
taalplastiek. We zouden de dag van vandaag niet weten, waar we nog
zuur brood kunnen krijgen. Vroeger was het echter algemeen bekend.
Het was erg vast roggebrood met een zurige smaak, dat de voerlui
aan hun paard gaven. Daarom werd het ook wel "pèrdebrood"
(paardebrood) genoemd. Het zal vermoedelijk goedkoper dan gewoon
roggebrood geweest zijn. Het smaakte best en sommige mensen aten
het graag, al zou men er nu waarschijnlijk zijn neus voor ophalen.
De
voerlui voerden steeds één of twee van deze broden mee in de
onder hun wagen bengelende zak die "rosdoek" heette. Bij
de meeste cafés langs de weg stonden houten kribben buiten,
zoiets als een smal kerstkribbetje op hoge poten. In deze voor de
paarden bestemde voederbakken deponeerde de voerman het brood voor
zijn paard, waarvan hij eerst - met zijn knipmes (vaak een "Lierse
knip") - enkele repen had afgesneden. Dan "kon" het
paard "vooruit", terwijl de voerman in de gelagkamer
zijn borreltje dronk. Het paard werd dus met zuur brood gesterkt.
Door een speelse gedachtensprong identificeerde men dit brood met
het paard en liet men rechtstreeks het brood de kar trekken. Van
spek was er voor het paard natuurlijk geen sprake. Dit zal wel aan
de zegswijze zijn toegevoegd om haar ook op de mens toepasselijk
te maken.
kunnen,
vooruit
Een
Tilburgse huismoeder, die bij haar buurvrouw een kommetje zout had
geleend, zei: "Zie zo, nou kan ik weer vooruit". Ze had
ook kunnen zeggen: "Ik kan weer eventjes toe". We hebben
te maken met het werkwoord "vooruitkunnen". Van Dale
geeft verschillende samenstellingen met "vooruit". Die
met "kunnen" ontbreekt. Sommige die hij brengt, hangen
zeer dicht tegen onze Tilburgse aan, maar wij blijven toch steeds
een subtiel onderscheid voelen, dat we niet kunnen overbruggen. We
menen derhalve toch wel met typische gewesttaal te maken te
hebben. Ons "vooruitkunnen" in boven aangehaalde zin
betekent: Uit de voeten kunnen, niet meer gehandicapt zijn door
het gemis van iets, dat men nodig heeft.
eruitzien
- bedroefd
Wie
er slecht uitziet, kan wel eens de niet slecht bedoelde maar toch
nogal ontactische opmerking te horen krijgen: "Ge hèt (hebt)
net een gezicht van aaw lappen". Dit is ook toepasselijk op
iemand die triest of bedrukt kijkt.
berusten
- stilte
"Hier
zitten we nou, vriezen we dood dan vriezen we dood. Dan hoeven we
niet dood te sneuwen" (sneeuwen). Het meest hoort men dit
gezegde zonder toevoeging van de laatste zin, welke het echter nog
aardiger maakt. 't Is een uiting van laconieke berusting, als men
eigenlijk niet direct weet wat nu verder aan te vangen zonder dat
men daarbij zijn situatie tragisch opneemt. Ze kan ook wel
gebruikt worden om stilte te verbreken, als er op een gegeven
moment in een gezelschap niemand iets zegt.
Tilburg
en Goirle - geld
Het
er in voorkomend woord "sneeuw" herinnert er ons
plotseling aan hoe een dialect van twee dicht bij elkaar liggende
plaatsen toch opvallende verschillen kan aantonen. In Tilburg is
het Algemeen Beschaafde sneeuw "sneuw". Een leeuw is een
"leuw", een zwaluw een "zwolluw", een mens
betitelen we als "meens". In het nabije Goirle heeft men
voor dit alles respectievelijk: snoow, loow, zwollum en mins (met
een langgerekte "i").
Bepaald
beroemd is het Goolse "dobbeltje" voor dubbeltje,
waarvoor we in Tilburg geen dialectisch equivalent kennen. Behalve
dan op Korvel, waar men ook wel van "dobbeltje" sprak.
Maar die zitten dan ook al dicht tegen Goirle aan.
"weten
en witten"
"God
wit alles en God wit niks!" Deze paradox van volkse vinding
viel lang geleden uit een oudevrouwkesmond. De verklaring kwam
met: "Anders zou Hij onze kelder wel gewit hebben". We
hebben hier te doen met een aardige woordspeling met de
werkwoorden "witten" (in de betekenis van met kalk wit
maken) en "weten". De derde persoon enkelvoud van dit
laatste werkwoord is in ons dialect in de tegenwoordige tijd
"wit". De hele vervoeging van onze tegenwoordige tijd
luidt: Ik weet, jij (bestaat niet), hij wit, wij weten, gij wit,
gullie wit, zij weten.
zz
"weten en wassen"
Met
de dialectische verleden tijd van "weten" zou men ook
wel paradoxaal kunnen jongleren met betrekking tot het
ABN-werkwoord "wassen". Onze verleden tijd van
"weten" is namelijk: ik wies, jij (bestaat niet), hij
wies, wij wiessen, gij wiest, gullie wiest, zij wiessen. Dat heeft
dus met "wassen" helemaal niets te maken.
"bij",
samentrekkingen met
Zó
doen we dat "bons", "bullie", "ballemol".
En dat betekent: bij ons, bij jullie, bij allemaal. Hoe in de
samentrekking van "bij" en "jullie" die
"j" werd weggemoffeld? Eigenlijk hebben we niet te maken
met 'n samentrekking met "jullie" maar met "ullie".
verstaanbaarheid
Ook
als verborgen bezittelijk voornaamwoord vindt men dit terug in het
klassieke, geritmeerde Tilburgs: "Ulliede gullie den ulliën
ook?" Voor de niet-inboorlingen: dit betekent: "Oliën
jullie die van jullie ook?" (de koffiemolen bv.). Toch wel
een leuk taaltje, dat Tilburgs!
TILBURGER