SNELMENU

PRINT PAGINA
INHOUD VAN BEEK
REGISTER TTP VAN BEEK
HOME
BRABANTS
 

Tilburgse Taalplastiek 81-90

onder redactie van Ben van de Pol


Nummer 81

 

Er zijn in 1969 twee nummers 81 gepubliceerd en wel op 6 juni en 27 juni. Wij hebben deze samengevoegd tot één aflevering. Het eerste nummer 81 eindigt met "kracht", het tweede begint met "uitkomen - verschijnen".

 

weten - pastoor

Wanneer iemand van een zaak goed op de hoogte is, kan men dit bij ons horen uitdrukken in de vergelijking: "Hij is er thuis als de pastoor in zijnen kerkboek". Met dit boek is dan het brevier bedoeld, waarin in een nu voorbije tijd een pastoor vele malen per dag, volgens voorschrift, placht te bidden. Een in kerk of pastorietuin brevierende pastoor vormde eens voor de gelovigen een zeer vertrouwd beeld.

We noteerden nog een andere uitdrukking, die ook een "goed thuis zijn" inhoudt. Indien iemand uitleg wordt gegeven van een zaak, waarover hij geen uitleg behoeft, omdat hij er zelf beter van op de hoogte meent te zijn dan degene die hem wil voorlichten, dan kan hij de overbodige voorlichting de pas afsnijden met: "Ge moet mij in Antwerpen de weg leren kennen!" Het komt ons voor, dat die uitroep tendeert naar een bepaald gedeelte van Antwerpen.

 

zeispreuken - Elissen, Kees

Een voorbeeld van een "overdadig" woordgebruik, dat echter wel degelijk een functie vervult omdat het vaak een komisch effect te voorschijn roept, vindt men in "'t Ziet er lelijk uit, zei de aap en hij keek naar zijn eigen jong". Het grappige effect wordt hier bereikt door de bewuste "begripsverwarring" van "lelijk uitzien", dat éénmaal figuurlijk en éénmaal letterlijk wordt gehanteerd. Zulke dingen doet de spraakmakende gemeente spontaan, zonder zich te realiseren wat er in zo'n zinnetje eigenlijk aan de hand is.

Dit zelfde spel met de taal wordt gespeeld in een uitdrukking, die wij in Goirle oppikten en die aan een persoon gebonden is. "Ge moet het maar treffen, zei Kees Elissen, en hij kreeg een balk op zijn hersens." Dit soort uitdrukkingen wijst terug naar een kleine gemeenschap, waar alle mensen elkaar kennen. Zij verliezen hun kracht naarmate de gemeenschap groter wordt, al kunnen ze toch nog wel eens een taai leven hebben. In het verleden hebben we daarvan ook al specifieke Tilburgse voorbeelden gegeven, waarin lang overleden mensen ten tonele werden gevoerd.

 

afgezaagd - lomp

Iets is "zo afgezaoge as 't groot is". Onze inzender schrijft er bij, dat dit Oudtilburgs is. Het gaat hier uiteraard over een afgezaagd, dus tot in den treure toe verhaald of voorgekomen geval. We hebben de uitdrukking nooit gehoord. Wèl kennen we de vergelijking met "groot" in: "Hij is zo lomp als hij groot is".

 

sterven - weven

Heeft iemand "er 't roeike ingeslaon" (ingeslagen), dan heeft hij de laatste adem uitgeblazen. De uitdrukking stamt uit de wereld van de wever en duidt op de afronding van zijn taak. Wanneer een wever op zijn getouw een stuk af had, zette hij een roede in de sprong van de ketting. Daarlangs werd dan het stuk afgesneden.

 

plagen - vogelvangst

Probeerden kleine kinderen tevergeefs een vogeltje te grijpen, dan kregen ze van oudere mensen wel eens de raad: "Dan moet je zout op z'n staartje leggen". Het betrof hier natuurlijk plagerij, waarvan niet-intelligente kinderen niet steeds de portee snapten: wie kans krijgt zout op de staart van een vogeltje te leggen, kan het dan ook meteen wel pakken!

 

terechtwijzen

"Maak je borstje maar vast nat" is een advies, dat iemand te horen kan krijgen, die op het punt staat voor het een of ander ter verantwoording geroepen te worden. Hij dient zich te prepareren op iets onaangenaams. Een zwemmer pleegt de borst nat te maken aleer hij met het nog warme lichaam in het koude water duikt.

 

hopeloos

"Aon den dieje, daor is het end aon verloren!" Met die min of meer wanhopig klinkende uitroep ontslaat de spreker zich van de taak een hele geschiedenis te gaan vertellen. Hij duidt ermee aan, dat er zo veel te vertellen valt, dat het zich allemaal niet laat beschrijven. Meestal pleegt het niet veel goeds of opwekkends te zijn, dat er verhaald zou moeten worden. Het gezegde wordt niet alleen toegepast op personen maar tevens op zaken en gebeurtenissen en er gaat ook een suggestie van wanorde en onoverzichtelijkheid van uit.

 

slijmen

Wie "een bruine arm heeft gehaald", ziet zich beschuldigd van strooplikken. Een echte uitdrukking uit het oude Tilburg, die geassocieerd dient te worden met een wel zeer plastisch ander gezegde, dat we hier kiesheidshalve achterwege laten.

 

kracht

Wordt een mens gekwalificeerd als "mennekeskneuter", dan hebben we te maken met het ABN-equivalent van "mannetjesputter", waarmee een grote sterke man of vrouw wordt getypeerd.

 

uitkomen - verschijnen

"Dat moet eens ten blakke komen", zei onze man. Uit het zinsverband waarin het werd gebruikt, konden we de betekenis wel opmaken, al hadden we de uitdrukking zelf nooit eerder gehoord. Toch behoort ze wel tot de gewestelijke taal. "Blak" betekent: effen, vlak, kaal en ook bloot en open. Zelfs Van Dale kent het. Iets wat "ten blakke komt", komt derhalve "bloot" te liggen in de zin van te voorschijn komen of opgehelderd worden. Zo bedoelde het onze man ook. In de betekenis van "te voorschijn komen" is "ten blakke komen" eigenlijk een term uit de wereld van de jagers. Die houden er - zoals bekend - graag een eigen terminologie op na. Het is niet uitgesloten, dat het hier opgevoerd woordje "blak" de oorsprong is van de streeknaam "De Blaak", zoals wij die in Tilburg en in Rotterdam kennen.

 

stinken - bunzing

Van de roemruchte Tilburgse blauwsloten kon vroeger gezegd worden, dat ze "stonken as 'nen bössum" (bunzing) - ook al bestaat er geen overeenkomst tussen beider geuren. Daar ging het dan ook niet om, maar wel om met een krachtig beeld de afschuwelijkheid van de geur "reukbaar" te maken. De vergelijking stamt kennelijk uit de tijd, dat de Tilburgse mens meer natuurgebonden was dan thans. We zouden ze tenminste "niet graag de kost geven", die niet weten wat een bunzing, laat staan een "bössum" is. Voor die zij dan meegedeeld, dat we hier te maken hebben met een bloeddorstig, marterachtig roofdier dat in onze streken voorkomt. Het is veertig centimeter lang en heeft daarenboven nog een staart van 16 centimeter. Het dier leeft in holle bomen, onder paalwerk en in de grond - ook in de buurt van mensenwoningen. Het roeit ratten en muizen uit, maar wie een bunzing in zijn kippenkooi krijgt, is nog niet gelukkig. Het beest heeft namelijk de onaardige gewoonte veel meer te doden dan het voor zijn dagelijks levensbehoefte nodig heeft. Wat de bunzing niet op kan, sleept hij mee naar zijn hol en begraaft het. Als verdedigingsmiddel spuit hij soms een stinkende vloeistof uit. Hij bezit een heel fraaie pels, die als bont zeer gezocht is, ondanks het feit, dat - naar vroeger algemeen beweerd werd - de stank er nooit afgaat. Bij de huidige stand van de chemie zal men daar echter thans wel iets op gevonden hebben, nemen we aan.

 

argwaan - geheimhouden

"Wanneer iemand zo beheimeld doet, is 't nie secuur". Het werkwoord "beheimelen" zult u tevergeefs in het woordenboek zoeken, al levert het begrijpen vermoedelijk weinig moeilijkheid. "Beheimeld doen" is de indruk wekken, dat men bij het vertellen van een of ander gebeuren iets van de ware toedracht achterhoudt, zodat bij de toehoorder achterdocht wordt gewekt. Men kan iemand ook "beheimeld" aankijken. Dat is dan een manier van kijken, die verraadt dat er méér aan de hand is dan wordt uitgesproken, wat uiteraard ook weer een aanleiding tot achterdocht jegens de kijker kan geven. Het werkwoord heeft dus een negatieve betekenis. Het is karakteristiek, omdat het in één woord tot uitdrukking brengt, wat slechts met gebruik van meerdere begrippen omschreven kan worden.

 

argwaan - geheimhouden

Argwaan over wat iemand meedeelt, spreekt ook uit het volgende: "Hij kan 't schoon vertellen, mar ik zeg oe: d'r zit 'nen aop op zolder!" Ook hier constateert men een poging de waarheid te verdoezelen. In het Algemeen Beschaafd Nederlands pleegt deze aap in de mouw te zitten en daar wel eens uit te komen.

 

argwaan - geheimhouden

Nog even voortwandelend op het pad van "geheimheid" stuiten we op: "Hij is op alles effe (even) behèmd". Ook hier hebben we met ons "beheimd" te maken. De man waarvan bovenstaand gezegd wordt, kenmerkt zich door een neiging de zaken geheim te houden. Dat is derhalve het tegenovergestelde van een die het hart op de tong heeft. We hanteren dat "behèmd" ook nog in de vergelijking: "Hij doet zo behèmd as 'n kat mee d'r jong!" Zoals bekend hebben katten de neiging hun jongen te verstoppen.

 

luizen

We nemen aan, dat de wandluizenplaag van vroeger in oude woningen nu wel onder de knie is. Weleer was het soms zó: "Drukt ge er één dood, dan komen er vijftig op de begrafenis". Wij herinneren ons het verhaal van iemand, die bij het huren van een woning vroeg of er soms wandluizen zaten. "Een enkele" luidde het antwoord. Eenmaal de woning betrokken moest hij toegeven, dat zijn zegsman gelijk had. De conclusie van de huurder luidde, niet zonder galgenhumor: "Ik heb er inderdaad geen dubbele gezien, maar enkele... wel duzend!"

 

TILBURGER

 

 

Nummer 82

 

samenhang

Om aan te geven dat wie A gezegd heeft ook B dient te zeggen of tot uitdrukking te brengen dat het één bij het ander behoort, twee zaken onafscheidelijk aan elkaar verbonden zijn, hoorden wij een oude Tilburger origineel voor de dag komen met de volkse vinding "Wie enen ezel rijdt, moet ook ieder jaar 'nen koop hout pachten". Dat stamt dan uit de tijd, dat we er nog echte ezels op na hielden. Thans dient men om zo'n beestje te zien naar de dierentuin te gaan.

 

"van mèèl toe zeuven" - samenhang

Een bijzondere manier van praten is dit doen "van mèèl toe zeuven (zeven)". Dat blijkt te betekenen van de hak op de tak springen of over van alles en nog wat praten, dat geen verband met elkaar houdt. Daar zit een heel eigenaardige kronkel in die uitdrukking, die we niet thuis kunnen brengen tenzij we hem als humor moeten zien. Een combinatie van "mèèl" met het werkwoord "zeven" ligt voor de hand. Dit werkwoord wordt in ons dialect echter niet als "zeuven" uitgesproken. Wel duiden we daarentegen het getal "zeven" steeds als "zeuven" aan. Het grapje zou hem derhalve kunnen zitten in de sprong van het ene woord "zeven" (het werkwoord) naar het andere "zeven" (het getal). Erg bevredigend lijkt ons deze verklaring echter niet.

 

kerkdienst

Ze zaten te klazineren aan de bittertafel. Waar kan daar al niet over gepraat worden! Op een gegeven moment kwam het gesprek zelfs op "een Mis met drie heren". Een der vrienden had daarover zijn eigen opvatting, die hij - met een doodernstig gezicht - onder woorden bracht met: "'t Ducht (deugt) er nie waor ze mee drie man zingen en er mar ééne drinkt!... Even doordenken en let eens op welke beelden er dan voor uw oog verrijzen!...

 

nieuwsgierig - plagen

Om al te nieuwsgierige of lastige vragers met een kluitje in het riet te sturen hebben onze mensen ook hun eigen taal. Vraagt iemand bij een of ander knutselwerk, dat hem vreemd voorkomt: Wat is dat eigenlijk? dan kan het antwoord luiden: "'n Klep veur de gaanzekooi". Op de vraag waar iets ligt, past het antwoord: "Op zolder achter de putkuip". Een ganzekooi pleegt geen klep te hebben en een putkuip staat niet op zolder. De dwaasheid van het antwoord bedoelt de vrager aan zijn verstand te brengen, dat hij er niets mee te maken heeft. Daarnaast worden de uitspraken echter ook wel gebruikt voor de aardigheid en uit plaaglust. Als de spreker daaraan zijn pleziertje beleefd heeft, komt hij wel met de verlangde uitleg voor de dag.

 

zand strooien - schoonmaak

Bij de boeren van vroeger werd "den hèèrd gekèèrd". Dit werk betrof het bijeenvegen van het op de plavuizen gestrooide zand in "den huis". Als er gesproken werd van "den hèèrd" (haard) en "den huis" bedoelde men daarmee vooral de grote woonruimte, waar de brede schouw stond.

We hebben ook wel arbeidersvrouwen gekend, die "den huis" plachten "te doen". Dat omvatte dan de dagelijkse of wekelijkse beurt van de woning met alles wat daar bij hoorde. Zo heel veel omvatte dat trouwens niet, want het was er dikwijls binnen maar een kale boel met een biezen mat in "'t goei kamerke".

 

vegen

Dat "ieder maar z'n eigen stuupke moest kèèren" wist men ook. Vegen voor eigen deur betekent dat in het Algemeen Beschaafd Nederlands. "Keren", waar ons "kèèren" vandaan komt, is trouwens ook ABN en betekent daar eveneens: vegen. Dit laatste woord heeft "keren" evenwel verdrongen. In de gewestelijke taal bleef het - zoals vaak het geval is - het langst gehandhaafd.

 

TILBURGER

 

 

Nummer 83

 

vrouwentypes - ouderwets

"Dat is er een van d'aawluvie". Die uitdrukking hebben we nooit eerder ontmoet, maar een niet meer zo jeugdige Tilburger verzekerde ons, dat zij vroeger in oud-Tilburg toch algemeen gangbaar was. Met deze uitdrukking wordt een vrouw van de oude stempel of een ouderwetse vrouw aangeduid, zo luidde de verklaring. "Waar komt dat rare woord vandaan?" "Dat moet jij nou maar eens uitzoeken". Dat hebben we dan ook gedaan. "D'aaw" is een samentrekking van het lidwoord "de" met het dialectische woord "oud", zoals dat gebruikt wordt bij een vrouwelijk zelfstandig naamwoord. Dat zelfstandige naamwoord is hier het Middelnederlandse "lovie", dat echter ook gebruikt werd als "luvie". En dat betekent: zondvloed. "Luvie" is ook in het Middelnederlands vrouwelijk. Wie "van d'aaw luvie is" dateert derhalve uit de tijd van de oude zondvloed. En dat is wel lang geleden. We hebben hier tegelijkertijd te maken met de graag gebruikte overdrijving om eens kernachtig uit de hoek te komen.

 

eten

"Hij heeft z'ne kanis weer eens goed volgevreten" behoort nog altijd tot de Tilburgse volkstaal en geen echte Tilburger, die enige moeite heeft met de betekenis. In dit geval slaat "kanis" op buik. In de uitdrukking klinkt echter enig lichtelijk misprijzen door. Die "kanis" lijkt ons afkomstig van het Middelnederlandse "canis", dat korf, mand of mars betekent. Van Dale kent verschillende betekenissen voor "kanis". Één daarvan luidt: vissersmandje, ronde mand of korf met één platte zijde om op de rug te dragen, waarin vis wordt bewaard en die met een houten deksel wordt gesloten.

 

terechtwijzen

Bij "ik heb hem een rapplement gegeven" hebben we te maken met verbasterd Frans, afkomstig van "rappel", dat "aanmaning" betekent. Ons "rapplement" heeft de waarde van terechtwijzing of standje.

 

verstandhouding

Wanneer het tussen twee mensen steeds "pik en pook is", betekent dit dat zij niet met elkaar overweg kunnen. Zo gauw ze bij elkaar zijn, ontstaat er onenigheid en gekibbel. Het woordje "pik", dat we (zonder de pook) ook in het ABN kennen in de uitdrukking "de pik hebben op", roept ons een oud versje in herinnering, dat we kinderen vroeger wel eens hebben horen zingen, vermoedelijk bij een of ander spelletje. Het luidde:

"Ons moeder heej de pik op men (mij)

Ik weet toch wel waarom

Omdè ik meej 'nen jongen vrij

En die loopt een bietje krom".

 

drinken - reizen

"Het is nie goed dat-ie vremde torens ziet" zou gezegd worden van iemand, die - als hij op reis gaat - thuis pleegt te komen met een stuk in zijn kraag of "een snee in zijn neus".

 

afwachten - vinger

"Hij is er ene van de natte vinger" wordt gezegd van iemand, die eerst wil weten van welke kant het meeste voordeel valt te halen, alvorens hij zijn standpunt bepaalt. Dus een kat-uit-de-boom-kijker met eigen profijt als richtpunt. De uitdrukking stamt van het bekende middeltje om de windrichting te bepalen. Men maakt een vinger nat in de mond en steekt hem dan omhoog. Van de kant waar bij het snelst droog is, waait de wind.

 

ergernis

"Die opmerking was tegen het verkeerde been" betekent, dat ze bij diegene tot wie ze gericht was een aanleiding vormde om diens ergernis op te wekken. Dat been is dan wel hetzelfde als waarmee sommige mensen uit bed plegen te stappen.

 

verwensen

Of de uitdrukking: "Ik heb er merde aan!" hier wel inheems is, wagen wij te betwijfelen. Omdat het woord "merde" wel door de meesten niet zal verstaan worden, klinkt het tenminste niet zo rauw in de oren als het gebruikelijke Tilburgse, waarmede men in krachttaal uitdrukt, dat men er lak aan heeft (om het eens in geciviliseerd Nederlands te vertalen). "Merde" is Franse volkstaal en betekent "faecaliën". De Fransman gebruikt het echter ook als verwensing in de betekenis van: stik!

 

dreiging - capaciteiten

Een paar voorbeelden van overdaad bij het zich uitdrukken vinden we in: "Het zal er waaien als er wend (wind) is" en "Ze is van alle merten (markten) thuis behalve waor ze nie gewist is." Als het er zal waaien, dreigt er iets, bijv. een standje of herrie.

 

"haantjes en hondjes"

Tot slot een begrijpelijk misverstand met de Tilburgse taal. "Vat de jonge haontjes (wordt uitgesproken als "hontjes") eens uit de ijskaast" zei een moeder tot haar dochter. De gast uit het westen van het land die dit hoorde, zette vreemde ogen op want hij dacht, dat we in Tilburg ingevroren jonge hondjes aten! Hij wist natuurlijk niet dat "hondjes" hier "huntjes" heten!

 

TILBURGER

 

 

Nummer 84

 

"van mèèl toe zeuven" - omweg

In nr. 82 van onze "Taalplastiek" zaten we met een niet bevredigende verklaring van de uitdrukking: "van mèèl toe zeuven". Een viertal lezers laat hier wat méér licht op schijnen. Ze vertellen wel niet allemaal precies hetzelfde, maar komen toch op een bepaald punt zodanig met elkaar overeen, dat we er een stuk wijzer van worden.

De duistere woorden zouden moeten luiden: "Van Meijel tot (op) Sevenum" en de betekenis is: met een grote omweg ergens naar toe gaan. Meijel en Sevenum zijn twee dorpjes in de Peel, die niet zo ver van elkaar zouden liggen. Zij waren echter door het Peelmoeras gescheiden tengevolge waarvan men vroeger 'n grote omweg moest maken om van het ene dorpje in het andere te komen. Een der briefschrijvers noemt in de plaats van Meijel het Peeldorp Mill. Dit lijkt ons echter wat ver uit de buurt te liggen om in aanmerking te komen. Het gezegde wordt verder gebruikt om aan te geven, dat men ergens ver vanaf is - ook in de zin van bezijden de waarheid. Bv. een verklaring, die niet lijkt op wat men verklaren wil. Als we met dit verhaaltje akkoord zouden moeten gaan, is het wel duidelijk dat, hoewel we de uitdrukking in Tilburg oppikten, ze vanuit het Peelgebied geïmporteerd moet zijn.

Er bestaat echter nog een andere mogelijkheid. Het modern woordenboek van J. Verschuren van het St. Jan Berchmanscollege te Brussel (uitgave 1931) kent het gezegde: "De mijl op zeven gaan". En dat betekent nu toevallig ook weer eens: een grote omweg maken. Als verklaring voegt het woordenboek eraan toe: "de mijl niet op vier maar op zeven vierden nemen", wat eveneens een grote omweg maken zou betekenen. Onze vriend "de dikke Van Dale", in de burgerlijke stand van de boeken ingeschreven als "Nieuw groot woordenboek der Nederlandse taal", blijft niet achter met "de mijl op zeven gaan". "Grote omweg" maken zegt hij. Een ander voorbeeld van hem luidt: "Dat is de mijl op zeven", met de betekenis van "Zo duurt het lang eer je klaar bent."

Dat zeggen de geleerden ervan! Het verhaaltje van Meijel en Sevenum blijkt echter ook hardnekkig te gaan. We willen het niet zo maar opzij schuiven. Mooi is het in ieder geval wel. Verder willen we opmerken, dat men in Goirle er ook een spreekwijze op na houdt, die verwant is aan de hierboven behandelde. Voor het maken van een grote omweg, zowel in letterlijke als figuurlijke zin, zegt men daar: "Hij gaat over Beek en Esbeek naar Poppel".

 

gratis - profiteur

Verleent iemand een dienst zonder daarvoor geld in rekening te brengen, dan kan hij van de ontvanger wel eens als vriendelijke attentie te horen krijgen: "Veur niks blaft een hond nog nie!".

Deze zelfde woorden kunnen echter ook op een schampere wijze gebruikt worden, wanneer iemand aandringt op een gratis dienstverlening en het slachtoffer niet van plan is op zo'n uitnodiging in te gaan. De laatste kan dan antwoorden: "Niks voor niks en nie veul veur 'n bietje" (beetje).

 

vertrouwen - proberen

Hebben onze mensen weinig vertrouwen in een of andere onderneming zonder deze daarbij bij voorbaat als onmogelijk te willen kwalificeren, dan kunnen zij uiting aan hun scepticisme geven met: "Ja, als het lukt dan kalft nog wel een os!" Je weet immers nooit hoe een koe een haas vangt. De optimistische ondernemer zou hem daarop in zijn eigen taaltje van repliek kunnen dienen met: "Proberen is 't naaste (eerste voor de hand liggend), nie geschoten is altij mis". Onze scepticus behoeft dan nog niet met de mondvol tanden te staan. Volhardend in zijn twijfel aan succes kan hij nog altijd uit de voeten met de ironische sfeer. "Jao zeker, as alles meelôôpt hebben we optocht!"

 

weten

Weten we op een gevraagde inlichting in de verste verte geen antwoord, dan kunnen we onze onwetendheid onthullen met een wanhopig: "Voel maar in m'n zakken", maar omdat we gek op breedsprakerigheid zijn en nooit te lui voor een geintje, voegen we daaraan soms nog toe: "de ene is kapot en in de andere zit een gat in". Derhalve geen schijn van kans om er iets uit op te diepen teneinde de onwetendheid te verminderen.

 

Reusel - reuzel - plagen

Vertelt iemand, dat hij van Reusel komt, dan mag hij zich voorbereid houden op het antwoord: "Reuzel is gesmolten vet". Speciale betekenis lijkt men daar niet achter te moeten zoeken, tenzij een plagerijtje. We houden het er op, dat het in dit gevatheidje méér gaat om het plezier van de woordspeling met die plaatsnaam. Wat scherper lijkt ons de volgende variant op Reuselse afkomst: "Reuzel ligt midden in het vèrken (varken)!"

 

TILBURGER

 

 

Nummer 85

 

hitte

Tijdens de hitteperiode van deze zomer hoorden wij iemand klagen over de ongewone warmte. Hij gaf die plastisch gestalte op de volgende manier: "Ik heb het zo heet, dat ik wel een spiegelaai (ei) in m'n hersepan kan bakken." Hij zag hier dus, zonder dit direct uit te spreken, zijn hersens als een slap geworden, als boter drijvende substantie.

 

ziek - sterven

Overdrijving werkt vaak effectvol. "Ik ben doodziek," zei een Tilburger, "bekaant (bijna) afleggens gereed". Dit houdt in, dat hij zich nagenoeg overleden voelde. Een lijk wordt namelijk "afgelegd". Dat omvat alle werkzaamheden aan een pas overledene tot en met het in de kist leggen toe.

 

sterven

Als we dan toch bij het onplezierige onderwerp van sterven verzeild geraakt zijn, hier nog iets: Van wie een dagenlange doodsstrijd doormaakt, kan men horen zeggen, dat hij (of zij) "'nen langen ossum (adem) heeft". Het duurt lang voordat de laatste ademteug ontglipt.

 

langdradig

Wie gekwalificeerd wordt als "ééne van 't lang evangelie", wordt geacht zeer langdradig te zijn als hij iets te vertellen heeft, zodanig dat het vervelend is naar hem te luisteren.

 

schijnheilig

Overdreven vrome mensen hebben in de volksmond altijd maar in een kwade reuk gestaan. Daarom: "De fijn zijn de mijn," zei de duvel, "en de groffen vang ik tussenbaaie (van tijd tot tijd) ook!"

 

touw - feest

"Een boer bindt zolang hij touw heeft." Een boer gebruikt touw voor allerlei doeleinden, bijvoorbeeld voor het hooi op de hooikar te bevestigen of voor de huif over de huifkar. Hij snijdt nooit iets van zijn touw af, doch windt en draait er zolang mee totdat het laatste eindje verwerkt is. Een logische gang van zaken. Dit is het beeld, dat de uitvinder van het gezegde voor ogen moet gehad hebben.

De figuurlijke betekenis ervan zou - naar men ons mededeelde - moeten zijn, dat een boer graag de maat heeft om zeker niet te kort te komen. Met name zou dit slaan op het aanschaffen van flinke voorraden bij feestelijkheden. Dat er voor de gasten te kort zou zijn, is wel het ergste wat op een boerenfeest gebeuren kan. Helemaal bevredigen doet ons deze verklaring niet, al is het dan ook een feit dat het er op boerenbruiloften Bruegheliaans toe kan gaan. Zo'n feest neemt soms dagen in beslag. De achterneven en -nichten zijn zelfs van de partij.

 

ploeteren - loon

Hiertegen steekt wel scherp af het gezegde: "Zijn rug naar het werk zetten en zijn maag naar het hongerlijden, is een ideaal van een boerenknecht." In brede zin betekent het: Veel doen voor weinig beloning.

 

saus

"Hoor eens wat het panneke schreeuwt" wordt gezegd als de saus bij de aardappels verdacht dun is, wat vroeger wel eens het geval placht te zijn, omdat er vanwege de armoe zoveel water bij was gedaan. Mogelijk slaat dit schreeuwen op het sissend geluid als men water bij vet giet. Men zei ons, dat dit soort saus in een bepaalde plaats bij Tilburg "lawaaisaus" werd genoemd. Wij hebben nooit beter geweten, dan dat men in Tilburg onder "lawaaisaus" verstond het nat, waarin de aardappelen gekookt zijn. Als iemand het soms beter weet?...

 

teleurstelling

"Heb ze maar groot en voeiert ze maar haovermouten pap" is een niet al te tragisch te nemen wanhoopskreet of uiting van desillusie. Hij kan onder andere gebruikt worden door iemand, die zich in zijn kinderen op een of andere wijze teleurgesteld ziet. Men heeft ze met veel zorg opgevoed (zelfs havermouten pap te eten gegeven!) en in plaats van dankbaarheid oogst ge dan soms het tegenovergestelde.

 

trouwen - leeftijd

Een vrijgezel van wie niemand meer verwachtte, dat hij nog wel eens zou kunnen gaan trouwen, besloot op gevorderde leeftijd toch tot de grote stap. Toen de dorpsfilosoof het nieuws verteld werd, reageerde hij met de diepzinnige conclusie: "Als ge aan een ouwe struik water giet, gaot-ie nog wel eens bloeien!"

 

prijzen - erfenis

Levenservaring spreekt ook uit het volgende. Wordt de loftrompet van iemand gestoken, prijst men hem omdat men hem zo sympathiek vindt, dan kan een scepticus eens een domper op het enthousiasme zetten met de nuchtere opmerking: "Heb je er al eens mee gedeeld?" of als hij spraakzamer is aangelegd: "Als ge er mee gedeeld hebt, moet ge nog maar eens terug komen." Op deze manier wordt er, wijs en geestig tegelijk, te kennen gegeven, dat een mens zijn aard en karakter vooral bloot geeft, als het er om gaat een erfenis te delen. Zelfs degenen die in de dagelijkse omgang als aangenaam mens bekend staan, kunnen dan onverwacht een geheel ander facet van hun aard onthullen. Al naar zijn sociale instelling kan men van iemand zeggen: "Wie geeft wat hij heeft, is waard dat hij leeft" of: "Is waard dat-ie gebrek leidt."

 

TILBURGER

 

 

Nummer 86

 

uitdaging

"Een mens moet altijd iets hebben, waar de walg aan steekt", noteerden wij uit een Tilburgse mond. Het betekent, dat het voor een mens ook niet goed is, wanneer voor hem alles van een leien dakje gaat, zodat hij zich nooit behoeft in te spannen. "De walg aan steken" zouden we kunnen vertalen met tegenstaan.

 

armoede

Dezelfde spreker gaf nog een tweede levenswijsheid ten beste met: "Als ge mee oe armoei geen raad weet, is het niet waard da ge ze hebt". De uitdrukking is aardig door de verrassing van het paradoxale, waardoor iets weinig begerenswaardigs als armoe als een goed wordt voorgesteld. De uitspraak getuigt van een optimistische levensopvatting, waarbij men zich verzoend heeft met het feit, dat leven strijden betekent.

 

actie - bronstig

"Wè (wat) kijkt ie toch bröstig" werd er gezegd van iemand, die de indruk maakte erg belust op actie te zijn. "Bröstig" is ons gewestelijk woord voor het Algemeen Beschaafd Nederlands "bronstig", dat gebruikt wordt met betrekking tot dieren en dan verlangend naar de paring betekent. Deze strikte zin wordt in het gegeven voorbeeld sterk verbreed gebruikt, waarbij de letterlijke betekenis meestal geheel naar de achtergrond verdrongen zit.

 

zeispreuken - Brok, den - opschieten

"Het kort al zee den Brok en hij beet van zijn worst" voert een Tilburgse figuur ten tonele, die zich op deze wijze placht uit te drukken als hij bedoelde te zeggen, dat iets al opschoot of dat het einde in zicht kwam.

De toevoeging zorgt voor geestig effect door associatie van twee woorden "kort". In het ene geval wordt het figuurlijk en in het andere (zonder het woord zelf te noemen) letterlijk gebruikt. Deze stijlfiguur wordt tegenwoordig niet meer toegepast. Wij voelen ze eigenlijk aan als een flauwe aardigheid, hoe vernuftig ze dan ook eens mag gevonden zijn. Misschien stamt ze wel uit de tijd van Dickens. Deze Engelse schrijver hanteerde ze in ieder geval nogal graag. Wij herinneren van hem: "Dat valt mee, zei de boer, toen hij in zijn bed stapte en er doorzakte".

 

element, in zijn

"Hij kon zijnen draai niet gevonden krijgen" betekent dat de betrokkene niet wist hoe een zaak aan te pakken. Het houdt echter eveneens in, dat de man in kwestie er niet in slaagt zich op zijn gemak of ergens thuis te voelen. De plastiek spreekt duidelijk als men een hond voorstelt, die in zijn mand gaat liggen. Hij legt zich neer, staat eens op, gaat weer liggen, verschikt zich nog een keer en legt dan de kop behaaglijk tussen de poten: hij heeft "zijn draai" gevonden. Óók letterlijk.

 

overwegen

Nauw verwant hiermede is: "Na veul wènen (winden) en draaien had hij het gevonden." In zijn meest brede zin duidt dit op een langdurig proces alvorens een oplossing voor een probleem tot stand kwam.

 

haarkleur - levenswijsheid

Kleur van haar speelt momenteel geen rol meer. Men kan het zelfs blauw laten verven en geen mens die er zich aan stoort. Dit is niet altijd zo het geval geweest. Vooral in kleine levensgemeenschappen, waar ieder iedereen kent, lokte een met rood haar gezegende nogal eens agressie uit. Men noemde hem bij voorkeur "rooie", wat door de betrokkene over het algemeen niet als aangenaam werd ervaren, al moest hij er zich vaak wel bij neerleggen. We hebben zo'n slachtoffer gekend, dat dan echter scherp van zich afbeet met: "Het is altijd beter rood haar op goeie grond dan zwart op een ezelsk..." Daarmee kon de aanvaller het dan doen.

Minder direct gericht wordt de uitdrukking ook gebruikt. Op kernachtige wijze geeft ze aan, dat het wezenlijke boven het bijkomstige gaat.

 

haarkleur

Iemand met rood haar wordt ook wel "'nen blauwen" genoemd. Dat is ironie.

 

blauw - bedriegen - mantelkap - verkering - afwijzen

"Blauw" vormt in tal van gezegden de kleur van het bedrog en duidt op bedotten. Zo bestaat er een volksgezegde: "iemand de blauwe huik omhangen." We hebben het weliswaar nooit in Tilburg gehoord, maar willen er toch wel iets over vertellen. Een "huik" hebben we in onze streken in ieder geval wèl ooit gekend al is het nu een verouderd woord, dat alleen in een aantal gezegden nog voortvegeteert. De "huik" was een kledingstuk, met name een hier vroeger gedragen kapmantel. Dat "huik" sloeg dan speciaal op de kap. Zij was aan de voorzijde open, maar kon met de opening naar achter of naar opzij gedragen worden. Zo hing men derhalve "de huik naar de wind", zoals ook in het ABN gezegd wordt. Hing men iemand een "huik" om, dan kon dat zodanig gebeuren, dat men hem de kap over het hoofd trok, zodat men hem naar hartelust kon bedotten. Een oud rijmpje wijst daar nog op:

 

Ic prijs een wijf, die haren man

Verdwasen can tot sot

Al duet si hem die blaew huijck an

Hi waent, hi is haer god."

 

Dat "blauw" op bedotten duidt, blijkt uit verschillende andere gezegden als: "Iemand blauwe bloempjes op de mouw spelden", "Iemand 'nen blauwen lappen" (voor de gek houden), "Iemand een blauwtje laten lopen".

In verband met "huik" en "blauw" staat ook een bekende gravure van de Antwerpenaar L. Fruytiers, die een tachtigtal spreekwoorden geeft in zijn zgn. "Die blauw huyck". Op verschillende "zitterkens" van het gestoelte van het hoogkoor van de kerk van Hoogstraten, die gelukkig voor vernieling in de laatste oorlog gespaard bleven, komt de "huik" voor, evenals op een schilderij van Breughel.

 

TILBURGER

 

 

Nummer 87

 

stek, vaste

"Zit je weer in je kabikelum?" Wij kunnen ons niet herinneren het ooit gehoord te hebben. Men verzekert ons echter, dat het zonderling uitziende woord door heel oude Tilburgers nog wel wordt gebruikt. Men ontmoet het in de volgende zin: "Zo, ge zit dus wir op oew aaw kabikelum!" Bedoeld wordt hiermede: Je zit dus weer op je oude, vertrouwde plaats. In meer beperkte zin kan met die plaats ook een kamer bedoeld worden. Daarmede zijn we dan meteen ook dichter bij de verklaring van dat "exotische" woord gekomen. We hebben hier te maken met het Latijnse "cubiculum". Dat is een kamertje, waar men neerligt bv. om te slapen. Dus een kleine slaapkamer. Het Latijn kent de werkwoorden: cumbere en cumbare, die respectievelijk zich neerleggen en neerliggen betekenen.

Maar hoe komt zo'n Latijns woord in het Tilburgse dialect terecht? We nemen aan, dat dit een gevolg is van de vele relaties, die Tilburgers in de loop der tijden steeds met kloosterlingen hebben onderhouden. Cubiculum is wel speciaal van toepassing voor een kloostercel. Uit de mond van een zoon-kloosterling hebben zij dan dit woord opgevangen en er maar iets van gemaakt, dat er op leek.

 

koppig

"Wie zo koppig is als een steenbok" bezit het gebrek koppigheid in zeer hoge mate. Het doet wel vreemd aan, dat een steenbok voor de vergelijking opdraaft. Dit beest is hier namelijk niet inheems en zelfs nauwelijks bekend. Men moet naar een dierentuin gaan om het te zien. Het lijkt daarom niet uitgesloten, dat het begrip "steen" hier een speciaal attractieve rol speelt om eens krachtig voor de dag te komen. We kennen immers ook steenkoud, steengoed ook al in de latere jaren, terwijl men ook nog het lelijke germanisme "steenrijk" tegen kan komen. Het steent er dus nogal!

 

gespuis

Een man haalde zijn neus op voor een bepaalde club, die niet bepaald uit elites bestond. Hij verwoordde dit met: "Nou, daar is ook veur vijf cent bij!" Hij beschouwde die club derhalve als "niet veel soeps". Hij had dat op z'n Tilburgs ook met één woord aan kunnen duiden. En dat was dan: "Soepie!" Wordt in bepaalde kringen nogal vaak gebruikt.

 

terechtwijzen

Geeft men iemand "veur vijf cent mee", dan wordt hem daarentegen de mantel uitgeveegd. Hij krijgt zijn vet mee.

 

pak slaag

"Krijgt men ze uitgemeten", dan duidt dit op slaag krijgen of mishandeld worden.

 

lenig

"Ik ben nog goed gezwakt", zei het oude mannetje en hij maakte enige kwieke kniebuigingen ter demonstratie van zijn lenigheid. Men kan de uitdrukking "gezwakt" nogal eens te horen krijgen onder Tilburgers. Het is ons echter wel opgevallen, dat ze door de jeugd niet meer verstaan schijnt te worden. En het Algemeen Beschaafd Nederlands (ABN) kent nog wel het werkwoord "zwakken" in de betekenis van zwak maken of zwak worden. Méér bekend is sinds een halve eeuw "afzwakken". Maar dat geeft onze Van Dale nu weer niet! Vermoedelijk, omdat hij het als een germanisme beschouwt.

 

eten

"Ge eet m'n oren van mijnen kop!" was vroeger de verzuchting van menige Tilburgse moeder tegenover een kind, dat een bijzondere eetlust aan de dag legde door heel wat naar binnen te werken en steeds meer te vragen. De klacht der moeder was echter meestal niet serieus bedoeld. Ze gold als een plagerijtje en tegelijkertijd als een uiting van voldoening, omdat haar kind goed gezond was. Wat zich dan in geducht eten openbaarde.

 

gierig

Iemands oren kunnen ook "te dicht bij zijnen kop staan". Wie dit verweten wordt, hoort zich van gierigheid beschuldigd.

 

misstap

Heeft iemand in zijn leven een misstap begaan, die men vergoelijken wil, dan kan dit gebeuren met de troostwoorden: "Er zijn wel hogere torens gevallen". Dit betekent, dat er misstappen worden begaan door heel wat hoger geplaatsten dan de persoon in kwestie.

 

bang

In de volkstaal kan men te horen krijgen: "Hij zat toch in z'ne rats." Dat betekent, dat hij bang was. Dat woordje "rats" is vermoedelijk een camouflerend woord voor "drek". Men zal in dit geval moeten aannemen, dat iemand, die in zijn rats zit, het van angst in zijn broek heeft gedaan. Minder letterlijk genomen betekent het gezegde ook wel in benauwdheid verkeren of in ernstige verlegenheid zitten.

 

eten

Onze "rats" is hier iets anders dan de befaamde rats, kuch en bonen van het soldatendiner uit de mobilisatiedagen. Daar hadden we te maken met Bargoens als afkorting van "ratjetoe", waarmee een mengelmoes van minderwaardige rommel pleegt aangeduid te worden.

 

verwaarlozen

Wie "de hele boel laat verslabakken" verwaarloost de zaken. Hij laat alles maar op zijn beloop, onverschillig wat de gevolgen kunnen zijn. We staan hier voor het 16de eeuwse woord "slabacken", dat verslappen of kwijnen betekende.

 

TILBURGER

 

 

Nummer 88

 

narcose

Ene mens, die van het ziekenhuis kwam, heeft een Tilburgse huismoeder horen vertellen, dat ze ooit geopereerd was maar "nie afgemokt" (niet afgemaakt) was. "Afmaken" is een door het volk nog veel gebezigde term van "onder narcose brengen". Zo gek gevonden is hij dus niet, want - hoewel Van Dale het in deze zin niet kent - is één van de betekenissen van "afmaken" weerloos maken. En dat ben je onder narcose natuurlijk wel.

 

weer

Waar die andere vrouw haar "nobis Jacobus" vandaan haalde, weten we niet. Als er heel slecht weer of onweer dreigde, placht ze te zeggen: "We zullen weer van de nobis Jacobus krijgen. Een algemene gangbare uitdrukking lijkt het ons niet.

 

verstandhouding - ondeugend - lelijk

"D'r zijn er méér die hun eigen moeder niet gekozen hebben" wordt gezegd als iemand niet goed met zijn of haar moeder overweg kan. Men kan het echter ook horen over iemand, die bv. ondeugend of erg lelijk is.

 

drinken - gevangenis

Als je vroeger in Tilburg, en trouwens ook wel elders, "er onder werd gezet", pleitte dat niet voor een goed gedrag. Meestal gold het overmatig gebruik van sterke drank, waardoor de betrokkene in de bekende kennelijke staat verkeerde. In Tilburg moesten vroeger dronkaards op het stadhuis bij de commissaris "boven komen". Daarna werden ze "er onder gezet", verhuisden ze naar de zich onder het stadhuis bevindende cel. Ook in sommige gemeentehuizen lag de cel vaak onder in het raadhuis.

 

"De weuw"

Als iemand vertelde, dat hij "voor de weuw" werkte, had weleer een echte Tilburger geen commentaar nodig. "De weuw" met het bepalend lidwoord "de" was er maar één. Dat kon niet missen. Het betrof een firmanaam, die begon met: "De weduwe" N.N....

 

toilet

"Het huiske lichten of ruimen" was als uitdrukking ook wel iets specifieks uit onze contreien. Het betekende het leeghalen van de put of ton van de wc. Deze van het engels stammende afkorting had toen nog geen plaats veroverd in de Tilburgse vocabulaire. Men beschikte over genoeg andere woorden, waarvan "plee" dan wel als het netste werd gewaardeerd. Het werd gebruikt door hen, die zich boven het vulgus verheven voelden, want het was tenminste Algemeen Beschaafd Nederlands. Daar schijnt het nu nog voor door te gaan, al klinkt het wel heel burgerlijk.

 

kaartspel - huichelaar

De kaartspelers hebben we hier al eens meer op laten draven. Ze zijn er weer eens.

Degene, die voorzichtig speelt, "zit te huipen", zo schrijft men ons. Dit zou dan weer een andere betekenis zijn, dan die welke wij aan "huiperd", waarover we hier reeds vroeger schreven, meenden te moeten toekennen. Een huiperd was immers 'n huichelaar of farizeeër.

 

kaartspel

Wie onbegrepen speelt, "speelt een ander van 't seef" of "leidt hem van het nest".

Moet er betaald worden omdat de partij verloren is, dan kan dat, bij grof spel, nog wel eens "duur op 't stok komen".

Toen iemand tijdens het kaarten een medespeler stilletjes een teken gaf, kreeg hij van een ander de waarschuwing: "Mok (maak) gin (geen) pergestikus". Moeten we hierin misschien het Franse woord "gestes" (gebaren) zien?

"Ik laat mijn kaart muken" zei een speler en hij liet ze nog even op tafel liggen toen anderen die van "de eerste gift" al opraapten. "Muken" - men hoort ook "meuken" - dat wij hier al eens behandelden, is Middelnederlands en betekent zacht of rijp laten worden, bv. appels.

Iemand die bij het kaarten links naast degene zit, die de kaarten gegeven heeft, "zit op de vurhaand" (voorhand) en is het eerst aan de beurt om te zeggen wat hij van plan is te doen.

 

hogerop

Toen een vrouwke meende geen genoegdoening in een bepaalde affaire te hebben gekregen, dreigde ze: "Ik zal wel eens aandere mannen aonspreken." Ze bedoelde hogerop te gaan en hulp in te roepen van mensen met meer ontwikkeling of meer invloed. Voor wie onvoldoende "feeling" bezit voor ons Tilburgs, zal het zinnetje zonder verklaring heel gewoon lijken. Het fijne is juist, dat zowel het begrip "andere" als "mannen", die normaal heel objectief zijn, een subjectieve lading meekrijgen en aanzienlijk rijker worden dan ze van huis uit zijn.

 

goedkoop - spuwen

Wie bij de uitverkoop bv. een paar schoenen "veur een spouwke" heeft gekocht, heeft er heel weinig voor betaald. We nemen aan, dat dit zelfstandige naamwoord komt van "spouwen", waarmee in ons dialect "spuwen" vertaald wordt. Spuwen kan iedereen zonder dat het iets kost, zolang er tenminste de politie niet bij te pas komt. Een "spouwke" zou derhalve niets meer dan een hoopje spuw zijn oftewel een kleinigheidje.

 

snoep

In onze jeugd werden in de meimaand aan de Hasseltse kapel brokken verkocht, die we onsmakelijk "kattespouw" noemden. En ze smaakten er niet eens slechter om. Ze bestonden uit een harde, grijswitte substantie, vol olienootjes, met de velletjes er soms nog aan.

 

TILBURGER

 

 

Nummer 89

 

genezen

Onze mensen gebruiken in hun taal graag vertrouwde beelden uit hun naaste omgeving. We noteerden er nog enkele. Over een herstellende zieke werd gezegd: "Hij schèèrt en piept als een kafmeulen, maar gaat toch zuutjes vooruit." De kafmeulen was een vroeger door de boeren met de hand in beweging gebrachte molen, waarmede het kaf (schutblaadjes) van de graankorrels gescheiden werd.

 

lek

Een bekend, voor vloeistof bestemd voorwerp, werd gekwalificeerd als: "Zo lek als een zeef neffen de gaten." Geestig gevonden. Een zeef zonder meer is al niet in staat vloeistof tegen te houden en het gedeelte "naast de gaten" doet dit evenmin, want dat bestaat immers uit haardunne draden.

 

kloppen - passen

Klopt iets goed of komen twee zaken goed bij elkaar, dan "past het als een klep op een ganzekooi".

 

zingen

"Ze zong als een basterdlijster" zal wel op slecht zingen duiden en ironisch bedoeld zijn, daar we ons niet kunnen voorstellen, dat zulk een lijster - zo die al bestaat - beter zingt dan een lijster van zuiver ras, die om haar zang een reputatie geniet.

 

duivel - verschijnen - speelgoed - beweeglijk

"Hij is net een duveltje in een duske (doosje), zó ziedem (zie je hem) en zó ziedem nie!" Dit beeld herinnert aan een al lang uit de mode zijnd stuk kinderspeelgoed. Het was een vierkant doosje met een dekseltje. Deed men het haakje daarvan los, dan sprong het dekseltje vanzelf open en kwam er een soort duiveltje te voorschijn gesprongen, dat met een veer in elkaar gedrukt zat. Klepte men het dekseltje dicht, dan was het duiveltje weer verdwenen. Toegepast op een mens duidt de vergelijking op een beweeglijk iemand.

 

klagen

Wanneer iemand, die het goed stelt, toch altijd klaagt en meent dat bij tekort komt, is dat "God de ogen uitsteken".

 

kerk - geestelijkheid

Dat mag niet, evenmin als "plassen tegen het kerkhuiske (ook wel heilig huiske genoemd), want het droogt nooit op". Dit betekende, dat men kerk en geestelijkheid moest ontzien. Wie zich daar tegen keerde, kon er van verzekerd zijn, dat hij daarvan zijn hele leven nadeel zou ondervinden.

 

dom - presteren - geluk

"De stomste boeren hebben de grootste aardappelen" kan gelden als een troost voor degenen, die met niet al te veel intelligentie werden uitgerust. Het betekent, dat ook stommelingen nog wel eens iets kunnen presteren of geluk kunnen hebben.

 

bezig zijn

"Och ja, ge kunt maar iets doen: luieren of de toren vasthouden" wordt gezegd van iemand, die weinig nuttige arbeid verricht doch alleen iets doet om zich bezig te houden. Het aardige is het contrast tussen beide aangevoerde "bezigheden", waarvan het luieren direct op nietsdoen wijst en het "toren vasthouden", als een quasi-arbeid, de waardeloosheid van het "doen" enigszins camoufleert.

 

frigide

"De koffie is daar maar koud" zei de man. Er was nog een heel verhaal nodig om er achter te komen, dat het hier niet over koffie maar over een... "koele vrouw ging".

 

lawaai - ruzie

Waar "het spant als een oordeel" heerst volop lawaai, herrie of ruzie of alle drie deze zaken tegelijk.

 

verlangen

Wie "zit te uizen", zit verlangend te wachten of er iets voor hem afvalt. Het kan op een mens slaan maar ook op een dier, speciaal op een hond, die zo typisch met de kop omhoog naast de tafel kan zitten wachten als er gegeten wordt. De betekenis komt eigenlijk overeen met het Algemeen Beschaafd Nederlands "azen". Neefjes en nichtjes zitten soms te "uizen" op de erfenis van de suikertante.

 

TILBURGER

 

Correspondentie:

P. J. Klomp, Edisonlaan 114. Hartelijk dank voor Uw duizendste inzending. Dat record zal wel niet gemakkelijk verbeterd worden. Met u hopen wij, dat velen aan de bruikbare uitdrukkingen hun plezier zullen beleven. Wij beseffen, dat het steeds moeilijker wordt nog iets origineels te vinden.

 

 

Nummer 90

 

doortastend - kar

"We zullen eens naogels mee heu maoken" zei de man. We geven het de niet-ingewijde in de geheimen van onze gewestelijke taal te doen, uit te maken wat hiermee bedoeld werd. Toch hebben we er een goed equivalent voor in het Algemeen Beschaafd Nederlands. Dat is: spijkers met koppen slaan. Dat vreemde woord "heu" vinden we terug in "hubberd" en "heubord". We worden hiervan alleen wijzer, als we weten, dat met deze beide woorden de boer de verticale voorkant van zijn kar pleegt aan te duiden. Dit is het "hoofdbord", waarop hij bij het rijden wel gaat zitten. "Heu" is derhalve "hoofd". Naar de "kop" van de spijker (nagel) betekent dat dan nog slechts één stapje.

 

moeite - maken, mee te

Uit de mond van een vrouw, die een moeilijk werk had verricht, noteerden wij: "Ik ben er mee klaar gekomen, maar ik heb er veul stelles mee gehad." Ze bedoelde, dat het haar heel wat moeite had gekost. We vinden dit een curieuze uitdrukking en zien er een genitief in, die afkomstig is van het werkwoord "stellen". Dit heeft een hele boel betekenissen. Één daarvan is: in orde brengen, schikken of klaarspelen. Dat "stelles" is dus helemaal verwant met: veel te stellen hebben met iemand of iets, zoals we dat in het ABN gebruiken in de betekenis van: veel moeite hebben met.

In dit kader hoort ook thuis: "daarmee heb ik niets te stellen", dat men in onze streken hoort gebruiken. Het betekent: daarmee heb ik niets te maken.

De vorm "stelles" is sterk verouderd. Alleen oudere mensen gebruiken hem nog. Reden te meer hem hier voor het nageslacht vast te leggen.

 

enzovoorts

Een verteller eindigde zijn verhaal, dat een snelle opsomming van tal van gebeurtenissen bevatte, met de woorden... "en honderd op 'nen hoop en meer!" Een in Tilburg en omgeving welbekende uitdrukking, die we heel karakteristiek vinden. In eerste instantie betekent ze: enzovoorts... enzovoorts!... Met die "vertaling" wordt echter nog geen recht gedaan aan de gevoelswaarde. De uitdrukking bevat ook de suggestie van een chaotische verwarring, want de schrijver bedoelt enigszins quasi-wanhopig: "Ik kan het allemaal niet opnoemen, het is te veel." Hij zal dan ook heel vaak zijn woorden vergezeld laten gaan van handgebaren ter onderstreping van zijn onmacht.

 

krom

Een originele vergelijking, die wel uit het timmermansvak zal stammen, luidt: "Zo krom als een boorzwengel". Dat is inderdaad heel erg krom, zodat enige komische overdrijving aan de uitdrukking niet vreemd is.

 

dom

Dit zelfde geldt voor de wijze, waarop iemands gebrek aan intelligentie getekend werd: "Den dieje, as die het buskruit had moeten uitvinden, dan schoten we nou nog met pijl en boog!"

 

enorm - onuitstaanbaar

Een nieuw woord, dat de laatste tijd nogal in de mode is gekomen, vinden we in "ontieglijk". Het ziet er nogal gewestelijk uit, maar wij kunnen ons niet herinneren het vroeger ooit te hebben gehoord. In Van Dale en ook nog wel elders zochten wij er tevergeefs naar. Men spreekt van "ontieglijk kwaad, ontieglijk laat" enz. en dan geldt het voor een versterking van het bijwoord "zeer". Daarnaast hoorden wij ook praten van een "ontieglijke vent". Dat was een onuitstaanbaar iemand. Als we goed zijn ingelicht, zou het woord echter in heel Nederland gebruikt worden. Wat we zo maar niet voetstoots kunnen aannemen.

 

klaar, er mee - bedriegen

Wie klaar is, heeft zijn werk beëindigd. Krijgt men zich daarentegen toegevoegd: "Gij zijt er mee klaar!" dan zou dit, zuiver objectief bekeken, hetzelfde kunnen betekenen. Mede door de toon, waarop deze woorden worden uitgesproken, krijgt het zinnetje een subjectieve lading mee. Het wil dan zeggen: Gij zit er mooi mee te kijken.

Dit is ook van toepassing op iemand, van wie gezegd wordt, dat hij "in het schip zit". Toch dekken voor ons taalgevoel beide elkaar niet. Bij dat "schip" dringt zich meer de gedachte aan bedrogen of beetgenomen zijn naar voren. Onwillekeurig denken we nu aan "iemand in de boot nemen". De uitdrukking "in het schip zitten" zochten we in Van Dale tevergeefs. "In de boot nemen" trouwens ook.

 

kaartspel - Backx - verbazen

Een rikker, die zijn medespelers overbood door elf slagen te doen, hoorde zich toevoegen: "Gao mar zitten Backx!" De woorden hebben kennelijk een zeer plaatselijk verhaaltje tot achtergrond, maar we konden dit niet achterhalen. De uitdrukking wordt ook nog wel in andere situaties toegepast. Ze schijnt soms enige verbazing aan te geven.

 

verstaanbaarheid ABN

Spreek eens vlug achter elkaar de volgende onzin: "Aala taal, papa thaarman, tlama thooi, endes ikat mee." Hier staat: "Aal (vrouwennaam) at aal (paling), pap at haar man, 't lam (jong schaap) at hooi, en de sik (geit) at mee."

 

TILBURGER