CUBRA

INHOUD PIERRE VAN BEEK
HOME 
BRABANTS
KUNST
FOTOGRAFIE
TEKSTEN
AUTEURS
AUDIO
SPECIAAL

PRINT

Pierre van Beek - Pietje Wijsneus - columns

 redactie: Ben van de Pol

 

Pietje Wijsneus - Memoires van een vroeg-rijpen baby (6)

Nieuwe Tilburgse Courant - donderdag 12 december 1946

 

Op het moment dat de om mij bezorgden zich beijverden mij bij de kerk uit het rijtuig te dragen, waarbij m'n lange jurk aanvankelijk hardnekkig weigerde het voertuig te verlaten, kwam vader per fiets om de hoek aangezwoegd. Zijn jaspanden wapperden in de wind en hijzelf pufte als een stoommachine. Hoe hoog rood zijn aangezicht ook was, deze kleur vermocht toch niet zijn voldoening te camoufleren over het feit, dat hij het "nog net op tijd gehaald had"... De familiebelangstelling had intussen versterking gekregen van tantes en nichtjes, zodat het aantal dergenen, die de doopplechtigheid luister bijzetten negen bedroeg. Ik kwam er danig van onder de indruk, hetgeen overigens ook volkomen gemotiveerd mocht heten.

Via een lange gang trok onze processie naar de sacristie, waar mij door mijnheer kapelaan verschillende vragen werden gesteld, wier beantwoording mij misschien in verlegenheid zou gebracht hebben, indien niet oma-peet zo welwillend geweest was zich daarmede in mijn naam te belasten. Verschillende ceremonies volgden, waarvan ik mij herinner maar matige waardering aan de dag gelegd te hebben voor het zout, dat ik in de mond kreeg. Ik deed mijn best het zo spoedig mogelijk kwijt te raken, waarvoor een aantal tot dan toe door mij nog niet gepresteerde grimassen vereist werd. Ware ik niet zo dicht bij de kerk geweest, dan zou ik met schreien geprotesteerd hebben, doch nu bepaalde ik mij tot het trekken van "postzegels". Dit veroorzaakte nogal enige hilariteit bij de aanwezigen, die elkaar met de elleboog aanstootten en fluisterden: "Kijk 'm!... Kijk, kijk wat-ie grimt!"... Daar ik geen lust gevoelde dergelijke beledigende uitlatingen langer over me te laten heengaan, perste ik de tanden stijf op elkaar met het hardnekkige besluit wat er ook nog zou mogen gebeuren geen spier van mijn gezicht te vertrekken.

Geheel buiten mijn verwachting om vond ik voor de doorvoering van deze houding een stille bondgenoot in de koster toen ik even later in de kerk, na een nieuwe ondervraging, boven het doopvont zweefde. Deze koster, die blijkbaar wist wat er in een babygemoed kan omgaan, bezat namelijk de fijngevoeligheid het ijskoude water uit het hardstenen doopvont, middels een elektrisch apparaat, zijn ijzigheid te ontnemen, zodat het mij, toen het water over mijn hoofd werd uitgestort, in het geheel geen moeite kostte geen enkele kik te laten. Voor deze ongevraagde service zij die koster alsnog van deze plaats mijn dank betuigd...

Ik ontving de namen Petrus Maria. De laatste vond zijn oorsprong in een tot heden door mij nog niet achterhaalde bijzondere intentie van mijn vader en moeder en de eerste..., ja, die lijkt heel gewoon maar is toch lang niet zo eenvoudig als u wel denken zult. Maar dat komt de volgende keer. Laat ik nu volstaan met de mededeling, dat het plechtige Petrus-van-'t-trouwboekje in de wandeling tot het familiaire "Pietje" is geworden. En zo teken ik dus:

PIETJE WIJSNEUS