Op het moment dat de om mij
bezorgden zich beijverden mij bij de kerk uit het rijtuig te
dragen, waarbij m'n lange jurk aanvankelijk hardnekkig weigerde
het voertuig te verlaten, kwam vader per fiets om de hoek
aangezwoegd. Zijn jaspanden wapperden in de wind en hijzelf pufte
als een stoommachine. Hoe hoog rood zijn aangezicht ook was, deze
kleur vermocht toch niet zijn voldoening te camoufleren over het
feit, dat hij het "nog net op tijd gehaald had"... De
familiebelangstelling had intussen versterking gekregen van tantes
en nichtjes, zodat het aantal dergenen, die de doopplechtigheid
luister bijzetten negen bedroeg. Ik kwam er danig van onder de
indruk, hetgeen overigens ook volkomen gemotiveerd mocht heten.
Via een lange gang trok onze
processie naar de sacristie, waar mij door mijnheer kapelaan
verschillende vragen werden gesteld, wier beantwoording mij
misschien in verlegenheid zou gebracht hebben, indien niet
oma-peet zo welwillend geweest was zich daarmede in mijn naam te
belasten. Verschillende ceremonies volgden, waarvan ik mij
herinner maar matige waardering aan de dag gelegd te hebben voor
het zout, dat ik in de mond kreeg. Ik deed mijn best het zo
spoedig mogelijk kwijt te raken, waarvoor een aantal tot dan toe
door mij nog niet gepresteerde grimassen vereist werd. Ware ik
niet zo dicht bij de kerk geweest, dan zou ik met schreien
geprotesteerd hebben, doch nu bepaalde ik mij tot het trekken van
"postzegels". Dit veroorzaakte nogal enige hilariteit
bij de aanwezigen, die elkaar met de elleboog aanstootten en
fluisterden: "Kijk 'm!... Kijk, kijk wat-ie grimt!"...
Daar ik geen lust gevoelde dergelijke beledigende uitlatingen
langer over me te laten heengaan, perste ik de tanden stijf op
elkaar met het hardnekkige besluit wat er ook nog zou mogen
gebeuren geen spier van mijn gezicht te vertrekken.
Geheel buiten mijn verwachting om
vond ik voor de doorvoering van deze houding een stille bondgenoot
in de koster toen ik even later in de kerk, na een nieuwe
ondervraging, boven het doopvont zweefde. Deze koster, die
blijkbaar wist wat er in een babygemoed kan omgaan, bezat namelijk
de fijngevoeligheid het ijskoude water uit het hardstenen
doopvont, middels een elektrisch apparaat, zijn ijzigheid te
ontnemen, zodat het mij, toen het water over mijn hoofd werd
uitgestort, in het geheel geen moeite kostte geen enkele kik te
laten. Voor deze ongevraagde service zij die koster alsnog van
deze plaats mijn dank betuigd...
Ik ontving de namen Petrus Maria.
De laatste vond zijn oorsprong in een tot heden door mij nog niet
achterhaalde bijzondere intentie van mijn vader en moeder en de
eerste..., ja, die lijkt heel gewoon maar is toch lang niet zo
eenvoudig als u wel denken zult. Maar dat komt de volgende keer.
Laat ik nu volstaan met de mededeling, dat het plechtige
Petrus-van-'t-trouwboekje in de wandeling tot het familiaire
"Pietje" is geworden. En zo teken ik dus:
PIETJE WIJSNEUS