Daar ik voorlopig de eerste
veertien dagen nog niet van plan was de zo hoog gestelde
verwachtingen van oma ontijdig de bodem in te slaan, heb ik mij
met succes beijverd mijn babymeesterstuk af te leveren. In niet
geringe mate zag ik mij daarin gesteund door een kwade luim, die
op een goede dag van mij bezit genomen had en mij tot een verwoed
trappelen met de benen verleidde. Eerst trappelden mijn voetjes in
een lege ruimte totdat zij plotseling onverwacht steun vonden in
de rand van de wieg. "Geef mij een punt om te steunen en ik
licht de hele wereld uit haar voegen!", dacht ik een beroemd
man na en onmiddellijk ondervond ik de wijsheid van deze woorden.
Al duwende tegen de wand der wieg werkte ik mij eerst een
kwartslag om. Bij de halve slag bleek de breedte van de wieg juist
groot genoeg om mijn lichaamslengte te laten passeren. Precies
volgens het systeem, waarmede ik de eerste helft van mijn
cirkelgang had uitgevoerd, maakte ik ook de tweede helft vol met
als uiteindelijk resultaat, dat - toen mams eens even een bezorgd
kijkje naar haar spruit kwam nemen - zij mij met de voeten op het
kussen en met het hoofd aan het voeteneind vond. Geen mens snapte
hoe ik in staat was geweest dit kunststuk te leveren. Het raadsel
werd eerst onthuld toen men mij de volgende dag bij een nieuwe
actie voor een reprise der vertoning op heterdaad betrapte. Méér
nog dan ikzelf triomfeerde oma-peet, want opnieuw meende zij de
bevestiging gevonden te hebben van haar voorspelling, dat ik een
sterk kind was. Ja, ze had dat al vanaf de eerste dag gezien...
Om eerlijk te blijven dient
verteld, dat het huilen mij doorgaans beter lag dan het lachen.
Redenen wellicht waarom er zulke hardnekkige pogingen werden
aangewend om mij een lachje te ontlokken. Men deed dit bij
voorkeur na een voeding wanneer ik mijn buikje goed rond gegeten
had, blijkbaar indachtig het spreekwoord, dat de liefde van de man
door de maag gaat. Een lichte kitteling onder mijn voeten vormde
gewoonlijk de voelbare aanmoediging tot de opvoering van de
verwachte glimlach. Voor zoveel hardnekkigheid bezweek doorgaans
mijn teder gemoed en zeer genadiglijk trok ik dan even met mijn
gezicht. Afgaande op het effect, dat ik hiermede bij mams en paps
veroorzaakte, kon ik niet anders dan mijn lachjes als bijzonder
geslaagd beschouwen. Zeker zou ik in die zelfvoldane waan vredig
zijn opgegroeid, indien niet op een kwade dag mijn zich bij
uitstek deskundig achtende ongehuwde tante Sjaan verschenen was.
Met de alleen haar eigen boze tong beweerde ze, dat heel mijn
lachen slechts zenuwtrekjes waren, want dat babies van mijn
leeftijd ten enenmale niet lachen kunnen... Boem! Daar lag onze
illusie! En meteen was ik ook nog tot zenuwlijder gedegradeerd!...
Maar mams liet zich dat natuurlijk
niet welgevallen. Zij wenste geen beledigingen van haar spruit en
zoon te accepteren en zij hield hardnekkig vol, dat ik wel
degelijk lachte. Zij liet zich op schampere wijze over tante
Sjaans babywijsheid uit met het gevolg, dat tante Sjaan opvallend
koel vertrok en zich in weken niet meer vertoonde...
PIETJE WIJSNEUS