Toen ik de aanvallige leeftijd van
vijf en een halve maand bereikt had, trad er een ingrijpende
wijziging op in mijn bestaan. Er gebeurde iets, dat ik altijd nog
beschouw als de eerste mijlpaal op de lange weg naar het
grote-mens-worden. ik ging nl. radicaal "van de fles
af", zoals dat in de babytechnische terminologie heet. Tante
Sjaan vond het wel erg vroeg, maar aangezien tante Sjaans pogingen
om bij ons de lakens uit te delen ook steeds maar bij pogingen
bleven, ging het natuurlijk door. Ik zelf rouwde daarom
allerminst, daar ik mij in die tijd nog vleide met de hoop
hierdoor van een dagelijks meerdere malen terugkerende kwelling
verlost te worden. Eilaas, de baby in zijn waan gist en mams in
haar wijsheid beslist. De kwellingen van de flesmaaltijden
bestonden in wat ik huiselijk zou willen noemen het
"gefoeter" van mams. Mams behoorde nl. tot de naturen,
die van opschieten houden - mijn aanleg daarentegen scheen juist
in een omgekeerde richting te wijzen. In ieder geval zag ik er
geen bezwaar in om een half uur lang aan een flesje van 200 gram
te zitten sabbelen. Ik had me dit van kindsbeen - wellicht is het
mij als vroeg-rijpe baby geoorloofd dit beeld te gebruiken -
aangewend en vond me daar zeer welvarend bij, al klopte het ook
niet met wat de geleerden in hun boeken geschreven hebben. Hier
lag het voortdurend punt van wrijving tussen mij en mams.
Zo werd ik dus maar meteen op het
grote-mensen-menu gezet, al betrof het dan ook een menu van
bescheiden omvang en een dat met zorg was samengesteld. De diverse
gangen van dit eerste diner heb ik zorgvuldig in mijn geheugen
bewaard. Zij werden gevormd door aardappelen met bloemkool met
kalfsbouillon er doorheen en tenslotte een kopje thee als toetje.
Met de ogen van vandaag bezien een alleszins bescheiden begin,
maar in die dagen bleek het voor mij toch een hele toer om dat
allemaal verwerkt te krijgen. Het begon al met het gemanoeuvreer
met het lepeltje, dat hierbij van pas
kwam. Niet dat ik dit wapen zelf reeds bediende, maar ik
moest er toch in elk geval zelf van happen. Ik heb hiertegen
onmiddellijk geprotesteerd, maar nadat mams de slimheid begaan had
enige lepeltjes suiker door mijn maaltijd te mengen, ben ik voor
de verleiding van die suiker bezweken. Ik hapte voortaan, wat als
een aanmerkelijke vooruitgang beschouwd werd. Indien mama gemeend
mocht hebben door de nieuw ingevoerde voedingsmethode ook het
tempo van eten te kunnen verhogen, dan had ze zich daarin echter
deerlijk vergist. Integendeel: de nieuwe orde bleek nog enigszins
méér tijd te roven dan de oude. Dit betekende derhalve ook, dat
de langzamerhand erg eentonig geworden verwijten van "een
trage eter" te zijn mij ook in deze periode van mijn bestaan
nog voortdurend naar het hoofd geslingerd werden, zodat niet
alleen mams maar ook ik een illusie armer werden.
Tegen deze gang van zaken heb ik
weliswaar zwijgend maar daarom toch niet minder welsprekend
geprotesteerd door hardnekkig te groeien, zodat de weegschaal na
veertien dagen praktijk in de nieuwe voedingswijze met bravoure
een gewicht van zestien pond en drie ons registreerde. En daar
glunderde mams toch wel van al vertelde ze - als goed pedagoge -
mij dat niet vlak in het gezicht...
PIETJE WIJSNEUS