Magische huiver is de grondtoon van Trenta
Het
Nieuwsblad van het Zuiden - vrijdag 26 september 1975
"Als ge
hier volgend jaar weer terugkomt, zal ik er niet meer
zijn", zegt gelaten Joze Komac en hij klopt daarbij met
een vuist op zijn borst. Dit betekent, dat het daar met
het binnenwerk niet in orde is. Traditiegetrouw zijn we
teruggekomen. Om ten minste 'n doodsprentje te gaan
halen dachten we. Maar Joze zat, zoals bijna altijd, met
zijn twee kleinkinderen op de door zon, weer en wind
getekende bank nabij zijn woning. Hoog boven de rijweg,
die hij vandaar bij de brug kan overzien. Een jaar later
waren wij er weer. We betrapten Joze, toen hij met de
pijpen van zijn broek in de geitenharen sokken gestopt,
met ritmische slagen het gras maaide. "Gaat ie goed?"
vroegen we. "Het moet goed gaan!" luidde de repliek. En
nu in de nazomer ontmoetten we hem opnieuw, leunend
tegen een deurstijl van zijn huis met een zelfgedraaide
sigaret in de mond. Het had in de voorbije winter weinig
gescheeld. Met die longontsteking was het een dubbeltje
op zijn kant geweest, maar hij had het weer gehaald.
Al jaren
kennen we de oude Joze, die nu dik in de zeventig is.
Het enige wat in die jaren opviel, is dat hij steeds
zwijgzamer werd. We moeten hem nu de woorden uit de mond
trekken en hij gebruikt er niet méér dan hard nodig om
een vraag te beantwoorden. Het lijkt alsof hij het
voortaan wel allemaal bekeken heeft en zijn ziel zich
naar binnen keerde. Ge komt er niet achter wat er nu in
dat met tanig vel overtrokken voorhoofd omgaat. Zal Joze
nog daar zijn? Nóg op de bank zitten? Nóg met de steeds
groter wordende kleinkinderen naar de bergen van de
Trenta turen als we het klaarspelen ook volgend jaar
daar te verschijnen?
Symbool
Wanneer
we hier Joze Komac ten tonele voeren, zo ver verwijderd
van zijn geboortestreek, gebeurt dat omdat we deze man
ervaren als het symbool van het Trenta-dal, als het ware
de reïncarnatie van voorafgaande geslachten, die hier in
dit stuk Slowenië in de noordwestelijke hoek van
Joegoslavië geboren werden, geleefd en gestreden hebben
en gestorven zijn met niet veel anders daar tussen...
Rudolf
Baumbach, de dichter van het befaamde lied van de
"Lindenwirtin" van Godesberg aan de Rijn, heeft dát deel
van het Trenta-dal, waar wij zo graag vertoeven als er
de bladeren weer geel gaan worden, zeer pregnant
getekend in weinig woorden. Daar hebt ge de geest
helemaal. Uit vrees een verrader te worden, vertalen we
het hier niet. Hier is het:
Drei
Monden Sommer, neun Monden Schnee,
ein
Gott, ein Dach, zwei Geiszen,
die
Menschen sterben vor Heimatweh,
wenn in
die Fremde sie reisen.
Zur
Fastnachtzeit ein froher Tanz,
und
zweimal jährlich Schlachten,
ein
volles Fasz zum Erntekranz
und
Weizenbrot Weihnachten.
Die
Greise loben die alte Zeit,
Die
Mädchen küssen die Knaben,
es wird
geworben und gefreit,
geboren,
gestorben, begraben.
Sinds
Baumbach schreef is over het Trenta-dal een wereldoorlog
heengegaan. Een belangrijke toeristische
noord-zuidverbinding loopt door het dal naar Triëst aan
de Adriatische Zee, waardoor de streek werd opgeheven
uit haar isolement.
Dat
is de tijd!
Wanneer
echter de bladeren aan de loofbomen met de dag geler
worden, de prutserig kleine appeltjes van té oude
fruitbomen wormstekig in het gras vallen, de toeristen
grotendeels hun haardsteden hebben teruggevonden... dán,
ja dán valt de Trenta terug op zichzelf. Als
ontvankelijk vreemdeling beleeft ge dan nog iets van de
geest van die Trenta van weleer. Slechts weinigen is
echter dit geluk beschoren, omdat hier bijna niemand uit
zijn auto stapt, daar de weliswaar smalle maar toch
gladde asfaltweg te verleidelijk is voor het knorrende
beest met zijn inzittenden. De tragiek voor die laatsten
is nu, dat ge nooit de waarlijk huiveringwekkende magie
van dit gebied tot op de botten van uw ziel kunt
ondergaan als ge die éne weg niet te voet afslentert met
een zee van tijd achter u aan. En wie voldoet aan deze
voorwaarden? Dat doen wij! Nu al bijna tien jaar. En
iedere keer opnieuw!
Het
Trenta-dal is een vele kilometers lang dal. Die behoeft
ge niet allemaal af te lopen. Ge kunt u beperken tot een
vijftal kilometers, die er liggen tussen het met
lindebomen beschaduwde pleintje van Na Logu en de eerste
bocht van de weg naar de Vrsic-pas (spreek uit
Wursjietsj met klemtoon op laatste lettergreep. Ja, die
Sloweense taal is wat voor een Nederlandse tong!). Deze
pas met de haast onuitsprekelijke naam betekent een
wezenlijk iets voor de Trenta. Met haar zestienhonderd
meter hoogte en de haar rechts en links flankerende
bergen als Prisojnik (2547 m), Mojstrovka (2366 m) en
vele andere vormt zij de grote barrière tussen twee
werelden: die van het noorden met Kransjka Gora als
centraal punt en die van het zuiden, waar de weg naar de
Adria openligt. Een autotocht over deze pas met aan
weerskanten vijfentwintig bochten betekent telkens
opnieuw een van tijd tot tijd griezelig avontuur als de
grote bus haar neus over de afgrond steekt. Menig
particulier automobilist krijgt er het zweet in de
handen - vooral aan de zuidkant - en slaakt een zucht
van verlichting als hij dit karwei achter de rug heeft.
Maar zonder deze pas zou de Trenta niet zijn wat ze nog
altijd is. Daardoor is in de wintermaanden, als de
sneeuw hoog ligt opgetast, het isolement met het noorden
volkomen.
Eigen
ritme
Afgezien
van een toenemend toerisme in de hoogzomer is er de
laatste tien jaar in die Trenta niet zoveel veranderd.
De zaak wordt er goed in de hand gehouden. Slechts
zelden verrijst er een nieuw huis en dan nog alleen als
het de plaats van een reeds bestaand inneemt. Natuurlijk
zou menig individualist, gedreven door romantiek,
heimwee en sentiment in Trenta Na Logu graag een tweede
woning neerplanten of een zomerhuisje zoals,
stroomafwaarts van de rivier de Soca o.a. in het dorp
Soca al veelvuldig het geval is. Hier gaat die vlieger
niet op. En zo bestaat er tenminste nog ergens
stabiliteit en kunt ge na een of meerdere jaren
afwezigheid de mensen en de dingen terugvinden zoals ge
ze verlaten had - alleen alles wat ouder geworden! Maar
daardoor blijkt het eigen trage ritme van de Trenta niet
aangetast.
We
noemden daar zo juist de rivier de Soca (spreek uit:
Stsja). Nog zo'n wezenlijk element van het Trenta-dal,
dat ons hart gevangen houdt. We hebben hier te maken met
de voor de oude generaties zo roemruchte Isonzo, die
naam en faam verwierf in de Eerste Wereldoorlog. Na die
oorlog moest Italië hier een stuk gebied aan Joegoslavië
afstaan en daartoe behoorde o.a. de bovenloop van de
Isonzo. De Joegoslaven herdoopten hier de rivier tot
Soca. Het is bij het begin van het achterste deel van
het Trenta-dal, de Zadnja Trenta, dat deze rivier haar
oorsprong neemt. Zij komt daar te voorschijn uit een gat
in de bergen om daarna vrij steil over rotsblokken naar
beneden te buitelen. Een toeristische attractie van
betekenis. Julius Kugy, de ontsluiter van de Julische
Alpen, heeft over de Isonzo (Soca), die hij de mooiste
rivier van Europa noemt, fascinerende woorden
geschreven. Hij beluistert in het ononderbroken ruisen
een oertoon, die niet uit het water komt maar uit het
trillen van de rotsbodem. Ge hoort die niet alleen als
ge uw oor tegen de aarde legt, doch voelt hem ook door
uw lichaam gaan. Wie deze toon ooit ervaren heeft, gaat
hij tot in de ziel om hem nooit meer te vergeten. Dit
bijzondere ruisen typeert de auteur als de "grondtoon"
van de Trenta. Met haar witte bedding en bruingekuifde
rotsblokken, haar fantastisch groen-blauwe kleuren in de
weinig diepere gedeelten en met de karakteristieke,
hangende bruggetjes, die de mensen er overheen bouwden,
is de Soca een rivier om altijd van te dromen en om naar
te verlangen hoe ver ge er ook van verwijderd moogt
zijn.
Op een
bepaald punt wringt zij zich naast de kronkelende
asfaltweg door het enge dal, waar de aan weerskanten
oprijzende bergen elkaar dicht naderen. Tegen de wand
gedrukt staat daar een aan Onze Lieve Vrouw toegewijd
kerkje met daarnaast een leegstaande pastorie. Beide
rechts en links geflankeerd door een oude woning. Dat
kerkje is altijd gesloten. Zodra ge evenwel de klink
maar beroert, komt uit het rechtse huis van de Tozbars
een vrouw met de sleutel. Vandaag zal dat niet lukken
want Tozbar en de vrouw werken op het schrale akkertje
aan de overkant van de straat. We staan voor de
kleinzoon van Tozbar, "de Berendoder". Die Tozbar doodde
een beer met een mes, echter niet dan nadat die beer hem
de hele onderkaak had afgebeten. De man leefde nog vele
jaren. Hij at via een trechter in zijn keelgat.
Ongelogen waar! Ge kunt die foto zien in het
Trenta-museum tegenover hotel "Orel" (Arend) in Na Logu.
De
"Berendoder" verloor het leven onder een vallende boom.
Dit laatste drama ziet ge uitgebeeld in een primitieve
schildering langs de weg. Niet ver daar vandaan wordt op
dezelfde kleurige naïeve manier de herinnering levendig
gehouden aan een stropersdrama van 22 november 1922 met
Alojza Mlekusa als slachtoffer. Stropers zijn de
Trentaners altijd geweest. De stoutmoedigste van allen!
Wie garandeert ons dat de gemsbout, die we dien dag op
tafel kregen, van de "poelier" afkomstig was??... Of
zijn de tijden veranderd en zijn de gemsbouten alleen
bestemd voor de Italiaanse markies, die in de nazomer
ieder jaar in een nogal feodaal aandoende omlijsting in
Trenta ter jacht komt?
Bij
de doden
Op het
kerkhofje leert ge de gemeenschap kennen. In de
Alpinetuin "Juliana" ontmoet ge de flora, maar voor een
blik in de gemeenschap moet ge naar de doden op het
kerkhofje. Reeksen van dezelfde namen. Daar liggen ze!
De geslachten van Komac, Tozbar, Kravanja, Zorc,
allemaal namen, die ge deur voor deur terugvindt in
Trenta Na Logu en verder in het dal. Een vrolijk stuk
wereld is de Trenta niet. Zeker niet als ge iets weet
van de achtergronden. De jeugd trok weg, de ouden
bleven, vastgenageld aan de grond, die zo onbarmhartig
voor hen was. Een nieuw gebouwd schooltje staat al jaren
leeg. De weinige kinderen gaan naar Soca, acht kilometer
westwaarts, tot welke gemeente Na Logu behoort.
Als het
regent, is het er immer triest in het enge deel van het
dal, maar zelfs wanneer de zon volop schijnt, voelt ge
boven het bruisen van de Soca uit iets van een vreemde
doem. Wij werden er bij ons eerste bezoek door gegrepen
en zijn er nooit meer in geslaagd die van ons af te
schudden. Gesteld, dat we dat zouden willen. Maar dat
willen we juist niet. Als we met Kugy ook een
"grondtoon" van "ons" deel van de Trenta mogen
koesteren, dan heet die grondtoon: huiver! Een magische
huiver, die ge ondergaat maar niet goed definiëren kunt.
Wij weten geen oord, waar we dit zó beleven. En daarom
moeten we ieder jaar, als er de bladeren weer geel
worden, terug naar de Trenta!...
PIERRE
VAN BEEK