CUBRA

INHOUD PIERRE VAN BEEK
HOME 
BRABANTS
KUNST
FOTOGRAFIE
TEKSTEN
AUTEURS
AUDIO
SPECIAAL

PRINT

Pierre van Beek - Reisverhalen

 redactie: Ben van de Pol

 

Magische huiver is de grondtoon van Trenta

Het Nieuwsblad van het Zuiden - vrijdag 26 september 1975

 

"Als ge hier volgend jaar weer terugkomt, zal ik er niet meer zijn", zegt gelaten Joze Komac en hij klopt daarbij met een vuist op zijn borst. Dit betekent, dat het daar met het binnenwerk niet in orde is. Traditiegetrouw zijn we teruggekomen. Om ten minste 'n doodsprentje te gaan halen dachten we. Maar Joze zat, zoals bijna altijd, met zijn twee kleinkinderen op de door zon, weer en wind getekende bank nabij zijn woning. Hoog boven de rijweg, die hij vandaar bij de brug kan overzien. Een jaar later waren wij er weer. We betrapten Joze, toen hij met de pijpen van zijn broek in de geitenharen sokken gestopt, met ritmische slagen het gras maaide. "Gaat ie goed?" vroegen we. "Het moet goed gaan!" luidde de repliek. En nu in de nazomer ontmoetten we hem opnieuw, leunend tegen een deurstijl van zijn huis met een zelfgedraaide sigaret in de mond. Het had in de voorbije winter weinig gescheeld. Met die longontsteking was het een dubbeltje op zijn kant geweest, maar hij had het weer gehaald.

Al jaren kennen we de oude Joze, die nu dik in de zeventig is. Het enige wat in die jaren opviel, is dat hij steeds zwijgzamer werd. We moeten hem nu de woorden uit de mond trekken en hij gebruikt er niet méér dan hard nodig om een vraag te beantwoorden. Het lijkt alsof hij het voortaan wel allemaal bekeken heeft en zijn ziel zich naar binnen keerde. Ge komt er niet achter wat er nu in dat met tanig vel overtrokken voorhoofd omgaat. Zal Joze nog daar zijn? Nóg op de bank zitten? Nóg met de steeds groter wordende kleinkinderen naar de bergen van de Trenta turen als we het klaarspelen ook volgend jaar daar te verschijnen?

 

Symbool

Wanneer we hier Joze Komac ten tonele voeren, zo ver verwijderd van zijn geboortestreek, gebeurt dat omdat we deze man ervaren als het symbool van het Trenta-dal, als het ware de reïncarnatie van voorafgaande geslachten, die hier in dit stuk Slowenië in de noordwestelijke hoek van Joegoslavië geboren werden, geleefd en gestreden hebben en gestorven zijn met niet veel anders daar tussen...

Rudolf Baumbach, de dichter van het befaamde lied van de "Lindenwirtin" van Godesberg aan de Rijn, heeft dát deel van het Trenta-dal, waar wij zo graag vertoeven als er de bladeren weer geel gaan worden, zeer pregnant getekend in weinig woorden. Daar hebt ge de geest helemaal. Uit vrees een verrader te worden, vertalen we het hier niet. Hier is het:

 

Drei Monden Sommer, neun Monden Schnee,

ein Gott, ein Dach, zwei Geiszen,

die Menschen sterben vor Heimatweh,

wenn in die Fremde sie reisen.

 

Zur Fastnachtzeit ein froher Tanz,

und zweimal jährlich Schlachten,

ein volles Fasz zum Erntekranz

und Weizenbrot Weihnachten.

 

Die Greise loben die alte Zeit,

Die Mädchen küssen die Knaben,

es wird geworben und gefreit,

geboren, gestorben, begraben.

 

Sinds Baumbach schreef is over het Trenta-dal een wereldoorlog heengegaan. Een belangrijke toeristische noord-zuidverbinding loopt door het dal naar Triëst aan de Adriatische Zee, waardoor de streek werd opgeheven uit haar isolement.

 

Dat is de tijd!

Wanneer echter de bladeren aan de loofbomen met de dag geler worden, de prutserig kleine appeltjes van té oude fruitbomen wormstekig in het gras vallen, de toeristen grotendeels hun haardsteden hebben teruggevonden... dán, ja dán valt de Trenta terug op zichzelf. Als ontvankelijk vreemdeling beleeft ge dan nog iets van de geest van die Trenta van weleer. Slechts weinigen is echter dit geluk beschoren, omdat hier bijna niemand uit zijn auto stapt, daar de weliswaar smalle maar toch gladde asfaltweg te verleidelijk is voor het knorrende beest met zijn inzittenden. De tragiek voor die laatsten is nu, dat ge nooit de waarlijk huiveringwekkende magie van dit gebied tot op de botten van uw ziel kunt ondergaan als ge die éne weg niet te voet afslentert met een zee van tijd achter u aan. En wie voldoet aan deze voorwaarden? Dat doen wij! Nu al bijna tien jaar. En iedere keer opnieuw!

Het Trenta-dal is een vele kilometers lang dal. Die behoeft ge niet allemaal af te lopen. Ge kunt u beperken tot een vijftal kilometers, die er liggen tussen het met lindebomen beschaduwde pleintje van Na Logu en de eerste bocht van de weg naar de Vrsic-pas (spreek uit Wursjietsj met klemtoon op laatste lettergreep. Ja, die Sloweense taal is wat voor een Nederlandse tong!). Deze pas met de haast onuitsprekelijke naam betekent een wezenlijk iets voor de Trenta. Met haar zestienhonderd meter hoogte en de haar rechts en links flankerende bergen als Prisojnik (2547 m), Mojstrovka (2366 m) en vele andere vormt zij de grote barrière tussen twee werelden: die van het noorden met Kransjka Gora als centraal punt en die van het zuiden, waar de weg naar de Adria openligt. Een autotocht over deze pas met aan weerskanten vijfentwintig bochten betekent telkens opnieuw een van tijd tot tijd griezelig avontuur als de grote bus haar neus over de afgrond steekt. Menig particulier automobilist krijgt er het zweet in de handen - vooral aan de zuidkant - en slaakt een zucht van verlichting als hij dit karwei achter de rug heeft. Maar zonder deze pas zou de Trenta niet zijn wat ze nog altijd is. Daardoor is in de wintermaanden, als de sneeuw hoog ligt opgetast, het isolement met het noorden volkomen.

 

Eigen ritme

Afgezien van een toenemend toerisme in de hoogzomer is er de laatste tien jaar in die Trenta niet zoveel veranderd. De zaak wordt er goed in de hand gehouden. Slechts zelden verrijst er een nieuw huis en dan nog alleen als het de plaats van een reeds bestaand inneemt. Natuurlijk zou menig individualist, gedreven door romantiek, heimwee en sentiment in Trenta Na Logu graag een tweede woning neerplanten of een zomerhuisje zoals, stroomafwaarts van de rivier de Soca o.a. in het dorp Soca al veelvuldig het geval is. Hier gaat die vlieger niet op. En zo bestaat er tenminste nog ergens stabiliteit en kunt ge na een of meerdere jaren afwezigheid de mensen en de dingen terugvinden zoals ge ze verlaten had - alleen alles wat ouder geworden! Maar daardoor blijkt het eigen trage ritme van de Trenta niet aangetast.

We noemden daar zo juist de rivier de Soca (spreek uit: Stsja). Nog zo'n wezenlijk element van het Trenta-dal, dat ons hart gevangen houdt. We hebben hier te maken met de voor de oude generaties zo roemruchte Isonzo, die naam en faam verwierf in de Eerste Wereldoorlog. Na die oorlog moest Italië hier een stuk gebied aan Joegoslavië afstaan en daartoe behoorde o.a. de bovenloop van de Isonzo. De Joegoslaven herdoopten hier de rivier tot Soca. Het is bij het begin van het achterste deel van het Trenta-dal, de Zadnja Trenta, dat deze rivier haar oorsprong neemt. Zij komt daar te voorschijn uit een gat in de bergen om daarna vrij steil over rotsblokken naar beneden te buitelen. Een toeristische attractie van betekenis. Julius Kugy, de ontsluiter van de Julische Alpen, heeft over de Isonzo (Soca), die hij de mooiste rivier van Europa noemt, fascinerende woorden geschreven. Hij beluistert in het ononderbroken ruisen een oertoon, die niet uit het water komt maar uit het trillen van de rotsbodem. Ge hoort die niet alleen als ge uw oor tegen de aarde legt, doch voelt hem ook door uw lichaam gaan. Wie deze toon ooit ervaren heeft, gaat hij tot in de ziel om hem nooit meer te vergeten. Dit bijzondere ruisen typeert de auteur als de "grondtoon" van de Trenta. Met haar witte bedding en bruingekuifde rotsblokken, haar fantastisch groen-blauwe kleuren in de weinig diepere gedeelten en met de karakteristieke, hangende bruggetjes, die de mensen er overheen bouwden, is de Soca een rivier om altijd van te dromen en om naar te verlangen hoe ver ge er ook van verwijderd moogt zijn.

Op een bepaald punt wringt zij zich naast de kronkelende asfaltweg door het enge dal, waar de aan weerskanten oprijzende bergen elkaar dicht naderen. Tegen de wand gedrukt staat daar een aan Onze Lieve Vrouw toegewijd kerkje met daarnaast een leegstaande pastorie. Beide rechts en links geflankeerd door een oude woning. Dat kerkje is altijd gesloten. Zodra ge evenwel de klink maar beroert, komt uit het rechtse huis van de Tozbars een vrouw met de sleutel. Vandaag zal dat niet lukken want Tozbar en de vrouw werken op het schrale akkertje aan de overkant van de straat. We staan voor de kleinzoon van Tozbar, "de Berendoder". Die Tozbar doodde een beer met een mes, echter niet dan nadat die beer hem de hele onderkaak had afgebeten. De man leefde nog vele jaren. Hij at via een trechter in zijn keelgat. Ongelogen waar! Ge kunt die foto zien in het Trenta-museum tegenover hotel "Orel" (Arend) in Na Logu.

De "Berendoder" verloor het leven onder een vallende boom. Dit laatste drama ziet ge uitgebeeld in een primitieve schildering langs de weg. Niet ver daar vandaan wordt op dezelfde kleurige naïeve manier de herinnering levendig gehouden aan een stropersdrama van 22 november 1922 met Alojza Mlekusa als slachtoffer. Stropers zijn de Trentaners altijd geweest. De stoutmoedigste van allen! Wie garandeert ons dat de gemsbout, die we dien dag op tafel kregen, van de "poelier" afkomstig was??... Of zijn de tijden veranderd en zijn de gemsbouten alleen bestemd voor de Italiaanse markies, die in de nazomer ieder jaar in een nogal feodaal aandoende omlijsting in Trenta ter jacht komt?

 

Bij de doden

Op het kerkhofje leert ge de gemeenschap kennen. In de Alpinetuin "Juliana" ontmoet ge de flora, maar voor een blik in de gemeenschap moet ge naar de doden op het kerkhofje. Reeksen van dezelfde namen. Daar liggen ze! De geslachten van Komac, Tozbar, Kravanja, Zorc, allemaal namen, die ge deur voor deur terugvindt in Trenta Na Logu en verder in het dal. Een vrolijk stuk wereld is de Trenta niet. Zeker niet als ge iets weet van de achtergronden. De jeugd trok weg, de ouden bleven, vastgenageld aan de grond, die zo onbarmhartig voor hen was. Een nieuw gebouwd schooltje staat al jaren leeg. De weinige kinderen gaan naar Soca, acht kilometer westwaarts, tot welke gemeente Na Logu behoort.

Als het regent, is het er immer triest in het enge deel van het dal, maar zelfs wanneer de zon volop schijnt, voelt ge boven het bruisen van de Soca uit iets van een vreemde doem. Wij werden er bij ons eerste bezoek door gegrepen en zijn er nooit meer in geslaagd die van ons af te schudden. Gesteld, dat we dat zouden willen. Maar dat willen we juist niet. Als we met Kugy ook een "grondtoon" van "ons" deel van de Trenta mogen koesteren, dan heet die grondtoon: huiver! Een magische huiver, die ge ondergaat maar niet goed definiëren kunt. Wij weten geen oord, waar we dit zó beleven. En daarom moeten we ieder jaar, als er de bladeren weer geel worden, terug naar de Trenta!...

 

PIERRE VAN BEEK