In de bergen van
Dauphiné
1. Bij "Onze
Lieve Vrouw ter sneeuw"
De
voorzienigheid had het zo beschikt, dat wij ons op
de dag van Maria-Hemelvaart bevonden in Alpe d'Huez,
een klein, in Nederland totaal onbekend dorpje, op
een hoogte van 1800 meter in de Franse Alpen, een
zestig kilometer ten Oosten van Grenoble. De zon,
die - naar het ons voorkomt - op het feest van
Maria-Hemelvaart ieder jaar over alle steden en
dorpen van de wereld schijnt, had het wonder
gewrocht de wolkendweilen, welke daags tevoren de
lucht potdicht hadden afgesloten en ons niets dan
regen, hagel en sneeuw op onze zomervacantie wisten
te bieden, volledig weg te vagen en zo lag daar dan
des morgens de Alpe vrolijk en lichtend als de
blijde lach van een kind in de stralende dag en als
een landelijk juweel gevat in een zuivere cirkel van
met sneeuw bedekte bergtoppen, die alle horizonten
begrensden. Ja, zó schoon ligt het kleine Alpe
d'Huez-gebied in een krans van groene en witte
bergen, waarvan Les Ecrins en het massief van de
Belledonne de voornaamste ketens vormen.
Hoe laat?
Het
was niet gemakkelijk te weten te komen hoe laat op
deze Zondag en Heiligendag de H. Mis zou worden
opgedragen in de eenvoudige kapel, die zo schoon en
toepasselijk is toegewijd aan "Notre Dame des
Neiges" ("Onze Lieve Vrouw ter Sneeuw"). Ons werden
verschillende aanvangsuren opgegeven, waaruit men
wellicht een gebrek aan godsdienstige interesse zou
kunnen concluderen, doch wat wij toch liever
toeschrijven aan het feit, dat de Mis er niet iedere
Zondag op hetzelfde uur begint. Alpe d'Huez bezit
geen eigen pastoor, maar is aangewezen op de
diensten van de herder van het een 350 meter lager
gelegen dorpje Huez, die daar des Zondags eerst zijn
eigen schapen bedient alvorens hij opstijgt naar de
Alpe.
Om
niet achter het net te vissen hadden we die
Zondagvoormiddag een rustige zitplaats uitgekozen op
een met de heerlijkste alpenbloemen bezaaide
rotsmassa vanwaar we alles wat zich rondom het
kerkje afspeelde, konden bespieden. En daarom
ontging het ons ook niet, dat zich tegen half twaalf
groepjes dorpelingen op hun Zondags uitgedost - wat
echter geen karakteristieke klederdrachten bleek te
omvatten - rondom het schuurachtige houten kerkje
verzamelden. Dit vormde voor ons het signaal om te
doen als zij en dus langs de wegkant mede te gaan
staan wachten op de dingen die komen moesten.
Daar is de pastoor!
Dit
wachten bleek de pastoor te gelden, die dan ook
inderdaad, even vóór half twaalf, gekleed in een
lange broek, beide benen beschermd door leren
motorbroekspijpen, blootshoofd en met de haren stijl
van de wind, per motor het smalle dijkje naast de
kerkingang kwam opstuiven. Even was er gedrang van
mensen, die de herder wilden spreken, o.a. een
moeder met een kind van een paar maanden oud op de
arm, die het als wij 't goed hebben opgevangen over
dopen had. Dit alles echter werd met enige woorden
en een armzwaai "tot straks" afgedaan, want nu was
het hoog tijd voor de Mis. Met de dorpelingen - het
kunnen er een honderd tot honderdvijfentwintig zijn
geweest - schuifelden wij naar binnen om - we moeten
het tot onze schande bekennen - na een half uur
verstrooid zijn in plaats van te bidden deze zoveel
opvallends biedende kerkdienst bij "Onze Lieve Vrouw
ter Sneeuw" weer te verlaten toen de Mis geëindigd
was.
Stemmingen
Intussen waren we ook een half uur lang aan
wisselende gemoedsstemmingen van verbazing,
bewondering, vrolijkheid, weemoed en tot tranen
dwingende devote ontroering onderhevig geweest.
Alvorens een poging te doen hiervan iets te laten
meevoelen, is het nodig een schildering te geven van
het milieu, waarin we ons bevonden. Dit in een
volgend artikel.
2. Een kapel,
puur als de sneeuw...
Het
kerkje van "Notre Dames des Neiges" ("Onze Lieve
Vrouw ter Sneeuw") van Alpe d'Huez in de Alpen van
Dauphiné, waarvan wij in ons eerste artikel spraken,
werd eerst opgericht in 1939. In een
aanbevelingsschrijven van het Comité van Oprichting
onder welks leden we de naam van François Mauriac
van de Franse Academie aantroffen en welk
aanbevelingsschrijven was opgehangen in het portaal
van het kerkje, zegt de bisschop van Grenoble Mgr.
Alexandre Caillot het volgende over het kerkje: "De
architect, de heer Pierre Barbe, heeft een mooi en
eenvoudig werk weten te maken, harmoniërend met de
zuiverheid der sneeuwvelden en het landelijke
karakter van het oude bergdorp, dat nog "de Alpe"
was vóórdat er talrijke hotels gebouwd werden."
Missieland
"Eenvoudig" is een ietwat verzachtende qualificatie
voor dit kerkje. We zouden liever "uiterst sober"
zeggen, want groter soberheid dan dit kerkje laat
zich alleen nog maar in de Missielanden denken. En
vanaf het eerste moment, dat wij het bedehuisje van
Alpe d'Huez betreden hebben, zat het in onze
gedachten onafscheidelijk vast aan de Missie, een
idee, dat nog versterkt werd toen wij van het leven
der Franse pastoors hoorden vertellen. Is Frankrijk,
de oudste dochter van de Kerk, dan toch werkelijk
een Missieland geworden? Helaas moeten we dat
geloven...
Maar
om op ons kerkje terug te komen: het is geheel uit
hout opgetrokken en heeft ook een houten vloer. De
ongeveer drie meter hoge zijbeuken, als we dit
grootse, aan kathedralen herinnerend woord tenminste
eens mogen gebruiken, worden geschraagd door
ontvelde boomstammen en zij dragen een met blauwe
leien gedekt, spits dak, dat op zijn beurt met een
kort maar rank torentje versierd is. Rechts en links
in de zijbeuken bevinden zich tegen de zoldering
kleine vierkante ramen, die eerder aan een
toneelzaal dan aan een kerk denken doen en waardoor
men zonder enige moeite een uitzicht heeft op de met
sneeuw bedekte bergwereld daar buiten. Een blank
houten kruis zonder corpus, gevormd door helften van
een gespleten forse den, domineert de wand achter
het altaar, dat rechts en links geflankeerd wordt
door twee uit edele houtsoorten gesneden beelden van
méér dan een meter groot.
De enige versiering
Deze
twee beelden, volgens het inschrift op de voet van
de hand van Lucien Garcier, vormen de enige, vaste,
artistieke versiering. Het ene stelt de H. Jozef als
timmerman voor met in de rechterhand de hamer en de
linker steunend op een werkstuk en het andere toont
ons Maria met het Kind. Hoewel niet exceptioneel,
treffen de beelden het oog toch wel aangenaam door
hun ongekunstelde waarachtigheid, waardoor ieder
eenvoudig gemoed ze zal waarderen. Geen wonder, dat
de dorpelingen dan ook maar wat trots op deze tot
heden nog enige versiering zijn. Boven het
tabernakel, dat uiterlijk nog het meest aan een
doodgewoon kistje denken doet, treffen we een heel
klein crucifix met corpus aan. Een Godslamp zoekt
men er tevergeefs, evenals wijwater in de
wijwaterbakken, die bestaan uit met zink beklede
holle blokken hout, steunend op 'n stuk boomstam.
Trouwens, wijwater behoort in deze toch aan water zo
rijke streek tot de schaarse artikelen. Een onzer
kennissen ter plaatse heeft er namelijk eens
tevergeefs het hele dorp voor afgelopen.
En
ten slotte het meubilair. Dit bestaat uit hoogstens
twintig banken van het model, dat men vooral in de
schaftlokalen van onze Nederlandse fabrieken pleegt
aan te treffen. Natuurlijk zijn ook zij ongeverfd
zoals voor de hele kerk nergens ook maar een likje
verf gebruikt werd. Het ongeverfde hout moge de
Nederlander vreemd aandoen en hem in de kerk weinig
devotie afdwingen, dat het voor het kerkje een
voordeel is, zal niemand ontkennen, die in ditzelfde
Alpe d'Huez de nieuwe, snobistische hotels gezien
heeft, waar men op een misselijk makende wijze de
verfkwast wél gehanteerd heeft.
Gedwongen fraaiigheid
Dit
aspect van Alpe d'Huez, dat een dorp is met een
dubbel aangezicht, vormt echter ook weer een
hoofdstuk apart. Eerst zullen we nog vertellen van
de Mis op Maria-Hemelvaart bij "Notre Dame des
Neiges", waarvoor we hier het milieu trachtten te
tekenen. Een milieu, waarvan iemand, die er op uit
is in het buitenland niets anders dan het schone en
het goede te ontdekken, de pure eenvoud als een zege
zal ondergaan, doch in welke eenvoud wij helaas maar
al te duidelijk het gezicht van de materiële armoede
der Franse clergé gezien hebben. En dan wordt
eenvoud gedwongen fraaiigheid, dat wil zeggen: te
grote soberheid. Erger nog, nood! Zo is het in Alpe
d'Huez en in Huez, in de Dauphiné, in de Haute
Savoye! Zó is het in heel Frankrijk!...
3. Ter kerke,
hoog in de Alpen
In
ons vorige artikel tekenden wij de al te grote
soberheid van de kapel van "Onze Lieve Vrouw ter
Sneeuw" te Alpe d'Huez, waar juist de pastoor uit
een lager gelegen bergdorp gearriveerd was tot het
opdragen van de H. Mis. Thans iets over onze
belevenissen tijdens deze H. Mis. Nauwelijks hebben
de gelovigen hun plaatsen in het kerkje ingenomen,
of daar verschijnt reeds de pastoor gekleed voor het
H. Offer. Het is een stevig gebouwde man, die we
tussen de 35 en 40 jaar schatten, wiens gezond, door
weer en wind gebruind gelaat sterk uitkomt tegen het
wit van het slaphangende kazuifel en wiens dichte
haardos nog even steil staat als toen hij zojuist op
de motor kwam aangereden. Zijn gezicht maakt een
sympathieke en energieke indruk. Men ziet in hem de
zoon der bergen en we zouden in hem ook de Fransman
gezien hebben indien we toevallig niet geweten
hadden, dat hij van Zwitserse origine was. Wat ook
zijn zeer on-Frans klinkende naam verraadt. Drie
misdienaars in rode togen vergezellen hem, maar de
toog van een dezer is zó kort, dat hij slechts tot
aan de knieën komt, wat een enigszins komisch effect
geeft. Maar dat mag niet hinderen: Franse pastoors
moeten roeien met de riemen die ze hebben. En een te
kort misdienaarstoogje is al wel het minste wat hun
overkomen kan.
"Laat de kleinen tot mij komen"
Het
is en blijft voorlopig nogal roezemoezig in het
kerkje. Dit vindt voornamelijk zijn oorzaak in de
naar verhouding vele kinderen onder wie baby's op de
arm van moeder en andere kleinen, die nauwelijks
lopen kunnen. Herhaaldelijk klinkt er een luid
kinderstemmetje. Het "Laat de kleinen tot mij komen"
wordt hier letterlijk in de practijk gebracht. Juist
op het moment, dat de priester het altaar wil
betreden, is een der peuken van een jaar of twee aan
de wakende moederhand ontsnapt en heeft zich het
altaar tot speelplaats uitgekozen. Eerst als de
moeder hem haastig heeft teruggehaald, kan de
priester zijn plaats innemen.
We
staan nog even glimlachend na te genieten van dit
kostelijk tafereeltje als een op ons toetredend
jongetje van een jaar of veertien ons aanspreekt met
de vraag: "Mijnheer, hebt u lucifers?" Hoewel we
niet zo sterk in onze Franse schoenen staan, zijn we
toch overtuigd dit simpele zinnetje begrepen te
hebben, zeker wanneer hij - op een uitblijvende
reactie onzerzijds - zijn vraag herhaalt. Nog vóór
we van onze verbazing bekomen zijn, heeft echter een
achter ons staande gelovige, die het klappen van de
zweep beter dan wij kent, hem reeds het gevraagde
aangereikt.
Een kaarsje
De
knaap benut de lucifers tot het aansteken van zegge
en schrijven één petieterig, dun kaarsje op het
altaar, rechts van het tabernakel. Dan brengt hij de
lucifers weer terug. We waren aangesproken door de
koster... Weliswaar is het altaar nog versierd met
drie electrische kunstkaarsen op houten kandelaars,
doch die worden zelfs op deze hoogtijdag van
Maria-Hemelvaart niet gebruikt. Maar dit vindt
vermoedelijk wel zijn oorzaak in het feit, dat het
vlak naast de kerk gelegen houten
transformatorhuisje de vorige Zondag totaal is
uitgebrand. Niettemin: de hotels hebben wél
electriciteit.
Het
evangelie wordt in het Frans voorgelezen. Dan komt
de preek vanaf de voet van het altaar. Kort
(ongeveer tien minuten) wordt er in klare taal over
de verhevenheid van de H. Maagd gesproken, waarbij
de pastoor als uitgangspunt neemt een schilderij uit
de kerk van het beneden in het dal van de Romanche
gelegen stadje Bourg d'Oisans, dat vele gelovigen
bekend zal zijn, omdat zij het bij een reis naar
onverschillig welke windstreek passeren moeten.
Werken is bidden
We
trachten de H. Mis te volgen in een van de weinige
op de banken liggende missaaltjes, maar we kunnen
het heus niet helpen, dat we telkens worden afgeleid
door bijkomstige gebeurtenissen in het kerkje, door
de besneeuwde bergtoppen van Les Ecrins, die zo
duidelijk hun koppen door de ramen steken en door
het missaaltje zelve, dat geïllustreerd is met
slecht gedrukte foto's, die nog slechter worden door
het goedkope papier, maar niettemin de aandacht
trekken. Daar is een moeilijk definieerbare
religieuze voorstelling van impressionistische aard,
daar is een foto van een werkende arbeider, waarvan
het onderschrift vertelt, dat ook werken bidden is
en daar wordt onze aandacht geboeid door een foto
van een beierende klok in een klokkestoel. Naar het
onderschrift zegt deze klok, dat zij het is, die ons
doopsel bezingt (dat doet in deze streken de
kerkklok ook inderdaad, behalve wanneer het kind
onwettig is), ons huwelijk vreugdevol begroet en
meetreurt in onze rouw.
Ontroerend moment
Na
de Nuttiging door de priester wordt aan de gelovigen
de H. Communie uitgereikt. Slechts twee gelovigen
met een kind knielen daartoe op de trede van het
altaar. Met de arm beschermend om de schouders van
haar kind geslagen, komt de moeder eerbiedig
aangewandeld, blijft in deze houding even roerloos
zitten en keert nog altijd met die arm om de
schouders van het kind naar haar plaats terug als
zij Ons Heer ontvangen heeft. "Maar dat kind is toch
veel te klein om ter H. Tafel te gaan! Dat kan toch
zijn Communie nog niet gedaan hebben! Het is
hoogstens vier jaar oud!" Deze gedachten bestormden
ons als we beiden daar zo devoot zien neerknielen.
En inderdaad: het kind heeft de H. Hostie niet
ontvangen. Het komt alleen maar met moeder mee,
hoewel vader met nog twee jongere kinderen toch ook
in de kerk schijnt te zijn.
Dit
tafereeltje vormt een van de ontroerendste momenten,
die we ooit in een kerk mochten beleven, en als we
hier niet te maken hebben met een eenvoudige
gewoonte der streek, welke niet de devote waarde
bezit, die wij er in zien, moeten wij getuigen, dat
een volk, dat zó het komend geslacht de weg naar de
Communiebank leert, niet voor de Kerk verloren is.
Vooral de jeugd van Alpe d'Huez zal echter grote
geestelijke kracht daarvoor moeten opbrengen, want
groot is voor haar de verleiding.
Ten
slotte willen we nog mededelen, dat de twee enige
Hosties, die tijdens deze late H. Mis werden
uitgereikt, langwerpig van vorm waren met licht
afgeronde hoeken, wat ons veronderstellen deed, dat
het gedeelten waren van dezelfde Hostie die de
priester nuttigde. Maar daar kunnen we ons ook in
vergissen.
Marialied
Tegen het einde werd de H. Mis nog opgeluisterd met
gezang van een méérstemmig gemengd koor, een
vijftiental jongens en één meisje, welk koor in een
hoek van het kerkje naast het altaar stond
samengepropt. Het zong een Marialiedje, dat ons
opviel door het opgewekte marstempo, afgewisseld
door plechtige intermezzi en dat zonder deze
intermezzi zelfs ons, van alle Calvinisme gespeende
Brabander, wel wat frivool in de oren zou geklonken
hebben. Zelfs nu konden we een glimlach niet
verbergen.
Bij
het verlaten van het kapelletje moesten we toch nog
eens even kijken naar de moeder en kind, wier wijze
van communiceren als een onvergankelijk schilderij
in onze herinnering was opgehangen. De moeder droeg
een decolleté, waarvoor haar in onze streken de
Communie zou geweigerd zijn... O, onbegrijpelijk
Frankrijk!...
4. Een dorp met
twee gezichten
In
een onzer vorige artikelen hebben wij een schrijven
aangehaald van de bisschop van Grenoble, Mgr.
Caillot, waarin hij over Alpe d'Huez sprak als van
het landelijke, oude bergdorp, dat nog "de Alpe" was
voordat er talrijke hotels gebouwd werden. Wie Alpe
d'Huez heeft leren kennen, voelt in deze
bisschoppelijke woorden weemoed en droefenis
doorklinken over hetgeen met de komst van deze
hotels aan degelijkheid en eenvoud verloren is
gegaan en nóg verder zal vernietigd worden.
Prooi der grootstad
Eens
was Alpe d'Huez een vergeten dorpje buiten de grote
verkeersbanen. Met moeite kon men het bereiken en ná
de Alpe, waarop de hele zomer de koeien graasden
zoals ze nu nóg doen, bestond er niets meer dan de
rode bergen van het Massief des Grandes Rousses, dat
hier de wereld afsloot. In de oude boerenbehuizingen
en stallingen, die kriskras dooreen en dicht naast
elkaar gebouwd zijn, alle op verschillende hoogte en
gescheiden door de steile, smalle straatjes, vindt
men nog het karakter van weleer terug. Men ziet ook
nog iets van de vroegere eenvoud in de bewakers van
de kudden op de bergen en in de Zondagse kerkgangers
bij "Onze Lieve Vrouw ter Sneeuw". Helaas schijnen
dit resten, die tot verdwijnen gedoemd zijn.
Fantastische weg
Het
moderne touristenverkeer en - wat erger is - de
mondaine wereld van de grootsteden Lyon en Parijs
heeft Alpe d'Huez ontdekt en er zich op geworpen als
op een weerloze prooi. In 1935 werd een aanvang
gemaakt met de aanleg van een rijweg van 7 meter
breed. Een fantastische weg die vanaf Bourg
d'Oisans, beneden in het dal van de Romanche, in
vele haarspeldbochten met een helling van maximaal
11 procent, via La Garde en Huez, als een
reuzenslang tegen de bergen naar boven kruipt tot
1850 meter hoogte. Het gevolg van het gereedkomen
van deze weg was, dat Alpe d'Huez in 1938 voor de
wintersport kon geopend worden. De hotels rezen als
paddestoelen uit de grond, totdat de oorlog een
stilstand in de ontwikkeling bracht. Thans echter is
men weer volop aan het bouwen geslagen. Tijdens ons
bezoek werd er met koortsachtige haast gewerkt aan
verschillende nieuwe hotels, die in het a.s.
winterseizoen hun poorten moeten openen.
Zó
werd de landelijke Alpe van weleer tot een zich te
snel ontplooiend dorp met twee gezichten in welk
dorp twee elkaar vijandige werelden botsen en om
voorrang strijden: de harmonische wereld van de
natuurmens, die gewend was met God, diens bergen,
nevel en wolken te leven en de uitgaande
snobistische wereld van Parijs en Lyon. De degelijke
Alpe gaat deze strijd verliezen - heeft hem al
verloren!
Gezegend als de Alpe was door een krans van zacht
glooiende met gras bedekte bergen naast haar woeste
sneeuwtoppen, heeft de wintersport het ontdekt en
geheel geannexeerd. En het moet erkend, dat zij er
de ideaalste skivelden aan heeft, die men zich maar
denken kan. Hellingen in alle graden van
moeilijkheid. Zowel de stunteligste beginneling als
de geoefendste skirot vindt er iets van zijn gading.
Zakelijk ingestelde exploitanten hebben met elkaar
gewedijverd in het bouwen van teleski's
(transportbanen om de skiërs zonder inspanning naar
boven te brengen) en het moderne Alpe d'Huez gaat nu
prat op niet minder dan zes van dergelijke
teleski's.
Snobisme
Thans in deze zomer, die ook hier geen zomer was,
lagen ze daar doelloos op de berghellingen te
roesten en ontluisterden zij met hun vele ijzeren
staketsels in de vorm van Brabantse P.N.E.M.-palen
de wijding, die een natuur als deze behoorde uit te
stralen. Tot die ontluistering droegen ook bij de ál
te nieuwe en ál te bont geschilderde hotels, welke
een Zwitsers chalet poogden te zijn zonder het ooit
werkelijk te zijn, of anders hun terrassen en
balkons lieten schragen door een naar monstrueuze
ski's, daarmede het gebrek aan goede smaak van de
bouwer demonstrerend. We hebben gezocht naar het
karakter van de nog steeds verrijzende bouwsels en
we hebben 't gevonden. Het heet: snobisme.
Ziehier een stuk van 't tweede gezicht van Alpe
d'Huez. Van de wereld, die deze hotels bevolkt,
spraken we nog niet eens. Voor vandaag volstaan we
met te constateren, dat zij er zich helemaal niet
onwennig voelt.
5. Hoe de natuur
ontwijd wordt
Wij
hebben er reeds op gewezen hoe de mondaine grootstad
zich meester gemaakt heeft van het eens zo rustige
bergdorpje Alpe d'Huez in de Franse Alpen. Thans is
de Alpe een centrum voor de wintersport, dat reeds
op alle Franse touristische uitgaven begint te
verschijnen. De ontwikkeling, die wij er gezien
hebben, gaat zo snel, dat we de voorspelling
aandurven, dat het nu in het buitenland nog vrijwel
onbekende Alpe d'Huez binnen tien jaar tijds vooraan
in de rij staat van Frankrijks wintersportplaatsen.
Helaas niet tot geestelijk voordeel van zijn
oorspronkelijke bewoners.
"Bar"
Het
doet wat vreemd aan nu reeds op vele plaatsen steeds
weer het woord "Bar" aan te treffen. En wat te
denken van zulk een "Bar" met potdicht gesloten
deuren en vensters. Men verwacht deze alleen aan te
treffen in minder goed befaamde amusementswijken van
grote steden, doch in Huez zit ze weggedoken tussen
de scheefgezakte gevels van oude boerderijen. Ze
wordt druk gefrequenteerd door de opgeschoten jeugd,
die de ene week na de andere tijdens de vacantie het
Franse land doorlift en dan ook hier verzeild raakt.
Als we goed zijn ingelicht, moet het er een avond
Spaans zijn toegegaan... Gedanst wordt er natuurlijk
ook! Hier zo goed als op nog verschillende andere
plaatsen in dit dorp, waar de oerbewoner met de
kippen op stok gaat om de laatste uren van de avond
over te laten aan de tourist...
Eeuwigheidswaarden
In
de zomermaanden valt hier weinig te skiën - ook niet
al ontwaakt men des morgens met vers gevallen sneeuw
op zijn balkon, zoals wij het beleefden. Maar de
hartstochtelijke sportman kan toch zijn lusten
botvieren. Daarvoor is het echter nodig, dat hij met
de ski's op de rug een drie uur lange tocht
onderneemt - met ook weer een terugweg van drie uur
lopen - naar de met sneeuw bedekte Sarenne-gletscher
in de Grandes Rousses. We hebben ze hiervoor zien
uittrekken.
We
hebben er meer ontmoet, die - als wij - uitsluitend
voor de bergen kwamen. Voor wie een uur rust op een
besneeuwde top met niets dan bergen om zich heen
voor zover het oog aan alle horizonten maar reiken
kon, een weerglans van eeuwigheidswaarden betekende.
We denken daarbij terug aan de bejaarde
dichter-philosoof, die werken van Leon Bloy las en
wiens vrouw schilderde. Hij in zijn eeuwig
manchestercostuum, zij in een voor-modische kledij,
die de spotlust der snobs opwekte, doch die beiden
van onder hun wit, kreukelig zonnehoedje de wereld
trotseerden door eenvoudig negeren en die - weer of
geen weer - de bergen introkken. Tegen het vallen
van de avond zagen we ze dan wederkeren. Zij soms
met een schets onder de arm, of met een tuiltje
bloemen; hij wellicht met volgekrabbelde briefjes
van gevangen inspiraties in de zak. Maar dit laatste
zagen we nooit, want we hebben elkaar méér gegroet
dan gesproken doordat de nadere kennismaking eerst
enige uren vóór ons vertrek tot stand kwam. Zulke
schoonheidsminnaars moest men op onze Alpe echter
met het lantaarntje gaan zoeken.
Schaamteloosheid
We
wisten het van tevoren niet, maar nu weten wij het,
dat Lyon en Parijs in de zomer uitsluitend naar Alpe
d'Huez komen om... te zonnebaden en te dansen. Voor
het eerste doel zat Onze Lieve Heer echter aardig te
dwarsbomen, want eerst liet Hij het pijpenstelen
regenen en daarna hagelen en sneeuwen. Toen Hij
echter, tussen die bedrijven door, blijkbaar eens
even was ingedut, speelde de duivel Hem parten. Deze
sloot een verbond met de zon, die de Alpe droog
stoofde en wat er toen plotseling, met een
weergaloze schaamteloosheid, aan naaktheid op de
terrassen en bebloemde hellingen werd geëtaleerd,
sloeg de argeloze bergvriend met stomme verbazing.
Een insider, die om gezondheidsredenen dit gedoe met
steeds stijgende smart reeds een paar maanden lang
had moeten aanzien, verzekerde helaas dat men het
nog erger beleven kon...
Wij
dachten aan dat genade-oord niet ver hier uit de
buurt, op de berg van La Salette, die men misschien
vanaf een der 3500 meter hoge toppen van de Grandes
Rousses wel zien kon, aan "Celle qui pleure", Zij
die schreit, Onze Lieve Vrouw van La Salette, die
gedwongen is de arm van Haar Zoon te laten begaan,
omdat Hij zo machtig en zo zwaar is, dat Zij Hem
niet langer kan tegenhouden...
6. Een pastoor
in dienst van de P.T.T.
Het
hoeft wel geen betoog, dat een pastoor, die Alpe
d'Huez er in zijn zielzorg terloops nog bij moet
nemen als een soort dependance van zijn eigen
parochie, welke 3 km lager tegen de bergen kleeft,
geen vat heeft op de Parijzenaars en de bewoners van
Lyon wanneer zij hun schaamteloosheid op de Alpe
komen uitvieren zoals wij in ons voorgaand artikel
verhaalden. Ze zien hem niet eens staan, aannemende,
dat hij er de tijd toe had om onder deze heidenen te
gaan missioneren.
Bijbanen
Het
leven van een Franse pastoor is zo geheel anders als
dat van de onze. De Franse staat trekt geen cent uit
voor een pastoor, zodat deze zelf maar moet
uitvinden hoe hij de kosten van zijn kerk bestrijdt
en in eigen levensonderhoud voorziet. Men treft hier
dan ook de voor ons haast ongelooflijke situatie
aan, dat een pastoor naast zijn geestelijk ambt nog
een of andere burgerlijke nevenbetrekking vervult.
Zo is de pastoor van Huez bijv. in dienst van... de
posterijen. Dit werd ons uit zeer goede bron
verzekerd. Men behoeft derhalve helemaal niet vreemd
op te kijken als men op een gegeven uur deze
pastoor, gekleed in plusfour en 'n geruite blouse,
als een onherkenbare geestelijke per motor over de
grote weg ziet stuiven. Dan is hij "in dienst" als
burger. Een onzer kennissen had het zonderlinge
genoegen haar parochieherder in een dergelijke
uitdossing op bezoek te krijgen.
Zo
moet er materiële arbeid verricht worden ter
voorziening in eigen levensonderhoud, dat desondanks
schraal blijft. Missen zijn er uiteraard niet zoveel
en er wordt slechts een gulden voor betaald. De
pastoor moet het hoofdzakelijk hebben van giften van
goede zielen en de schaalcollecten in de kerk. Al
werd er de Zondag, dat wij de H. Mis bijwoonden,
opvallend vlot gegeven, zodat het kleine kosterke
zijn schaaltje tijdens zijn rondgang een keer leeg
moest gaan schudden - een briefje van tien francs is
wél een heel stuk papier, doch zet als koopkracht
toch maar weinig zoden aan de dijk. We kunnen het
daarom begrijpen, dat het weer een lelijke
tegenvaller voor onze pastoor was, toen de vorige
week de bliksem in zijn kerkje sloeg en torentje met
dak beschadigde. Zoals we ook een voorstelling
hebben van zijn angst, toen daags vóór onze aankomst
een transformatorhuisje op een paar meter naast zijn
houten kerkje in lichterlaaie stond. Gelukkig bleef
het kerkje behouden.
Handenarbeid
Voor
huishoudelijke hulp zijn in vele gevallen geen
"deviezen" beschikbaar. Daarom behoort het ook al
weer tot de gewoonste zaken der wereld, dat een
Franse pastoor deze werkzaamheden van koken tot
wassen, schrobben, schuren en de meest nederige maar
noodzakelijke bezigheden eigenhandig moet
verrichten.
Soep en soep!
Ons
werd ook het verhaal meegedeeld van een pastoor van
een dorpje ergens in de "Haute-Savoie", die zijn
eigen potje placht te koken. "Maar mijnheer
pastoor," vroeg een belangstellende Nederlandse
dame, "hoe speelt u dat toch allemaal alleen klaar?"
"Och, dat is nogal eenvoudig", kreeg zij glimlachend
ten antwoord. "'s Zondags is de soep uitstekend,
Maandag goed, Dinsdag tamelijk, Woensdag minder,
Donderdag slecht, Vrijdag en Zaterdag water met
brood. Maar dan is het toch onthoudingsdag en soms
Quatertemperdag!..." Men ziet, dat het goed humeur
er niet door verloren is gegaan. Onze pastoor vond
de situatie echter toch ook weer niet zó leuk, dat
hij een uitnodiging om in de toekomst des Zondags
dan voortaan maar bij onze kennis te komen eten, met
een heroïeke zelfoverwinning kon afslaan...
Hetgeen wij hierboven releveerden - wetenschap, die
ons maar terloops kwam aangewaaid - is kenmerkend
voor de positie van de geestelijkheid in practisch
heel Frankrijk. Een opzettelijk onderzoek zou zeker
nog veel verrassender dingen aan 't licht brengen.
We weten niets over de ijver van deze stille werkers
in Frankrijk, maar dat de nooit aflatende materiële
beslommeringen voor het naakte bestaan de eigenlijke
zielzorg niet ten goede komt, leidt geen twijfel.
7. Twee aspecten
van de "Grandes Rousses"
En
nu tot slot iets over de bergen van Alpe d'Huez. Dat
zijn de Grandes Rousses. Een geheel zelfstandig
gebergte, dat ongeveer het middelpunt lijkt te
vormen van de enorme cirkel besneeuwde toppen in de
rondte. Zijn naam heeft dit gebergte te danken aan
de rode kleur der rotsen; een merkwaardig steenrood
aan welks echtheid ge voortdurend twijfelt, totdat
ge bezwijkt voor de verleiding er eens met uw zakmes
over te krabben om zeker te weten, dat het er niet
opgeschilderd zit.
In
Alpe d'Huez komt men hoofdzakelijk om te luieren en
te zonnen. Dat hebben we geleerd! Toch treft ge er
ook wel de echte bergvrienden aan. Maar die krijgt
ge niet veel te zien, want zij trekken uit in de
vroege ochtenduren als het nog donker is en keren
eerst bij het vallen van de avond terug van hun
klautertochten op een of meer van de 3000 tot 3500
meter hoge toppen. Terwijl anderen er op uit trekken
om te skiën op de besneeuwde gletschers en daarvoor
al bijna even vroeg op pad gaan.
Dat zijn de Grandes Rousses
De
Grandes Rousses bezitten alles wat men van een
ordentelijk gebergte mag verlangen: moeilijk
toegankelijke toppen, duizeligmakende ravijnen,
watervallen, gletschers en dromerige bergmeren.
Meren in een krans van groen in het ene waarvan men
nog juist zwemmen kan omdat de temperatuur des
zomers ongeveer 17 graden bedraagt, terwijl een
ander nog geen vijftig meter verder ijskoud water
heeft. Maar ook meren in woeste onherbergzame
oorden. Waar geen vis het uithoudt vanwege het
bariet in het water, waar grote rotsblokken wild
dooreen gesmeten liggen als na een laatste oordeel,
waar sneeuwvelden tot aan de oevers reiken en
sombere, kale rotsmassa's met gefronste voorhoofden
in het water altijd naar zichzelve staan te kijken.
Dit zijn landschappen waar steeds een mysterieuze
dreiging rondwaart. Landschappen, waar de mens
huiverig naar kijkt en waar hij, als bergminnaar,
toch niet van los kan komen. En als ge dan hier door
mist en sneeuwstorm overvallen wordt, zoals het ons
overkwam, dan voelt ge, dat met de bergen niet te
spotten valt. Dat ge ze niet moet uitdagen of
trotseren als zij hun nukken tonen, want - als hij
het wil - wint de berg het altijd van de mens.
Verschillende kruisen op toch schijnbaar vrij
onschuldige plaatsen in de Grandes Rousses staan
daarvan te getuigen...
Maar
ook zagen we de Grandes Rousses in een stralende
zon, toen we op een Zondagmiddag, geheel alleen,
twee uur gezeten hebben op een klein plateautje aan
een vlijmscherpe kam op 2700 meter hoogte. Daar was
het goed rusten na een urenlange tocht. Met de rug
in de koele wind, die altijd op deze hoogten waait,
en de borst gestoofd door de zon. In het Zuiden de
groene alpenweiden met daar tussen de
speelgoedhuisjes van Alpe d'Huez, aan de
stijl-afvallende noordkant niets dan sneeuw en ver
weg de dromerige gletschers met hun uitgestrekte
sneeuwvelden, die aan poollandschappen denken deden.
We hebben de schaduwen van de ene bergwand tegen de
andere zien verschuiven met het gaan van de zon naar
het Westen, wolken zien zeilen als schepen met
onbekende bestemming of zich zien kransen om de
toppen, die er dan als suikerbroden - en andere weer
als fantastische ridderburchten uit een onwezenlijke
wereld - boven uitstaken. We hebben een wereld aan
onze voeten gezien. Ook dat waren de Grandes
Rousses!
Alpenflora
Zeker zouden we onvolledig zijn als we niet even
stilstonden bij de alpenflora. Deze hebben we
nergens ooit zo rijk vertegenwoordigd gezien als in
deze streken. Hele vlakken op de bergen zagen we
bedekt met hel gekleurde bloemen, waaronder de
prachtigste vetplanten. De namen van deze bloemen
behoefde je niet te vragen want niemand kende ze -
de vrouw van onze dichter uitgezonderd. Maar ze
waren er in ontelbare variatie. Steeds weer
ontdekten we nieuwe. En als onze hand bij het
klauteren zich vastgroef in een of andere
rotsspleet, konden we er zeker van zijn
tegelijkertijd een schoon maar schuchter plantje
beet te hebben. We hebben er ons zelfs op betrapt,
dat we bij het gaan over de rotsen angstvallig de
planten meden, omdat we steeds weer het gevoel
hadden iemands met zorg aangelegde rotstuin te gaan
ruïneren. Want inderdaad: de planten die wij in
Nederland in de kunstmatige rotstuinen aantreffen,
het zijn dezelfde, die hier in ongekende weelde en
in veel grotere luister zo maar in 't wild te
bloeien staan. In dit opzicht is Alpe d'Huez een
paradijs. Laten we deze lof aan de alpenflora en de
Grandes Rousses beschouwen als vergoeding voor de
onaangename dingen, die we vroeger aan het adres van
Alpe d'Huez moesten zeggen.
Bronvermelding:
"In
de bergen van Dauphiné" verscheen in 7
afleveringen in de Nieuwe Tilburgse Courant op:
-
zaterdag 28 augustus 1948
-
woensdag 1 september 1948
-
zaterdag 4 september 1948
-
zaterdag 11 september 1948
-
donderdag 16 september 1948
-
zaterdag 18 september 1948
-
zaterdag 25 september 1948