CUBRA

INHOUD PIERRE VAN BEEK
HOME 
BRABANTS
KUNST
FOTOGRAFIE
TEKSTEN
AUTEURS
AUDIO
SPECIAAL

PRINT

Pierre van Beek - Reisartikelen

 redactie: Ben van de Pol

 

In de bergen van Dauphiné

 

 

1. Bij "Onze Lieve Vrouw ter sneeuw"

 

De voorzienigheid had het zo beschikt, dat wij ons op de dag van Maria-Hemelvaart bevonden in Alpe d'Huez, een klein, in Nederland totaal onbekend dorpje, op een hoogte van 1800 meter in de Franse Alpen, een zestig kilometer ten Oosten van Grenoble. De zon, die - naar het ons voorkomt - op het feest van Maria-Hemelvaart ieder jaar over alle steden en dorpen van de wereld schijnt, had het wonder gewrocht de wolkendweilen, welke daags tevoren de lucht potdicht hadden afgesloten en ons niets dan regen, hagel en sneeuw op onze zomervacantie wisten te bieden, volledig weg te vagen en zo lag daar dan des morgens de Alpe vrolijk en lichtend als de blijde lach van een kind in de stralende dag en als een landelijk juweel gevat in een zuivere cirkel van met sneeuw bedekte bergtoppen, die alle horizonten begrensden. Ja, zó schoon ligt het kleine Alpe d'Huez-gebied in een krans van groene en witte bergen, waarvan Les Ecrins en het massief van de Belledonne de voornaamste ketens vormen.

 

Hoe laat?

Het was niet gemakkelijk te weten te komen hoe laat op deze Zondag en Heiligendag de H. Mis zou worden opgedragen in de eenvoudige kapel, die zo schoon en toepasselijk is toegewijd aan "Notre Dame des Neiges" ("Onze Lieve Vrouw ter Sneeuw"). Ons werden verschillende aanvangsuren opgegeven, waaruit men wellicht een gebrek aan godsdienstige interesse zou kunnen concluderen, doch wat wij toch liever toeschrijven aan het feit, dat de Mis er niet iedere Zondag op hetzelfde uur begint. Alpe d'Huez bezit geen eigen pastoor, maar is aangewezen op de diensten van de herder van het een 350 meter lager gelegen dorpje Huez, die daar des Zondags eerst zijn eigen schapen bedient alvorens hij opstijgt naar de Alpe.

Om niet achter het net te vissen hadden we die Zondagvoormiddag een rustige zitplaats uitgekozen op een met de heerlijkste alpenbloemen bezaaide rotsmassa vanwaar we alles wat zich rondom het kerkje afspeelde, konden bespieden. En daarom ontging het ons ook niet, dat zich tegen half twaalf groepjes dorpelingen op hun Zondags uitgedost - wat echter geen karakteristieke klederdrachten bleek te omvatten - rondom het schuurachtige houten kerkje verzamelden. Dit vormde voor ons het signaal om te doen als zij en dus langs de wegkant mede te gaan staan wachten op de dingen die komen moesten.

 

Daar is de pastoor!

Dit wachten bleek de pastoor te gelden, die dan ook inderdaad, even vóór half twaalf, gekleed in een lange broek, beide benen beschermd door leren motorbroekspijpen, blootshoofd en met de haren stijl van de wind, per motor het smalle dijkje naast de kerkingang kwam opstuiven. Even was er gedrang van mensen, die de herder wilden spreken, o.a. een moeder met een kind van een paar maanden oud op de arm, die het als wij 't goed hebben opgevangen over dopen had. Dit alles echter werd met enige woorden en een armzwaai "tot straks" afgedaan, want nu was het hoog tijd voor de Mis. Met de dorpelingen - het kunnen er een honderd tot honderdvijfentwintig zijn geweest - schuifelden wij naar binnen om - we moeten het tot onze schande bekennen - na een half uur verstrooid zijn in plaats van te bidden deze zoveel opvallends biedende kerkdienst bij "Onze Lieve Vrouw ter Sneeuw" weer te verlaten toen de Mis geëindigd was.

 

Stemmingen

Intussen waren we ook een half uur lang aan wisselende gemoedsstemmingen van verbazing, bewondering, vrolijkheid, weemoed en tot tranen dwingende devote ontroering onderhevig geweest. Alvorens een poging te doen hiervan iets te laten meevoelen, is het nodig een schildering te geven van het milieu, waarin we ons bevonden. Dit in een volgend artikel.

 

 

 

2. Een kapel, puur als de sneeuw...

 

Het kerkje van "Notre Dames des Neiges" ("Onze Lieve Vrouw ter Sneeuw") van Alpe d'Huez in de Alpen van Dauphiné, waarvan wij in ons eerste artikel spraken, werd eerst opgericht in 1939. In een aanbevelingsschrijven van het Comité van Oprichting onder welks leden we de naam van François Mauriac van de Franse Academie aantroffen en welk aanbevelingsschrijven was opgehangen in het portaal van het kerkje, zegt de bisschop van Grenoble Mgr. Alexandre Caillot het volgende over het kerkje: "De architect, de heer Pierre Barbe, heeft een mooi en eenvoudig werk weten te maken, harmoniërend met de zuiverheid der sneeuwvelden en het landelijke karakter van het oude bergdorp, dat nog "de Alpe" was vóórdat er talrijke hotels gebouwd werden."

 

Missieland

"Eenvoudig" is een ietwat verzachtende qualificatie voor dit kerkje. We zouden liever "uiterst sober" zeggen, want groter soberheid dan dit kerkje laat zich alleen nog maar in de Missielanden denken. En vanaf het eerste moment, dat wij het bedehuisje van Alpe d'Huez betreden hebben, zat het in onze gedachten onafscheidelijk vast aan de Missie, een idee, dat nog versterkt werd toen wij van het leven der Franse pastoors hoorden vertellen. Is Frankrijk, de oudste dochter van de Kerk, dan toch werkelijk een Missieland geworden? Helaas moeten we dat geloven...

Maar om op ons kerkje terug te komen: het is geheel uit hout opgetrokken en heeft ook een houten vloer. De ongeveer drie meter hoge zijbeuken, als we dit grootse, aan kathedralen herinnerend woord tenminste eens mogen gebruiken, worden geschraagd door ontvelde boomstammen en zij dragen een met blauwe leien gedekt, spits dak, dat op zijn beurt met een kort maar rank torentje versierd is. Rechts en links in de zijbeuken bevinden zich tegen de zoldering kleine vierkante ramen, die eerder aan een toneelzaal dan aan een kerk denken doen en waardoor men zonder enige moeite een uitzicht heeft op de met sneeuw bedekte bergwereld daar buiten. Een blank houten kruis zonder corpus, gevormd door helften van een gespleten forse den, domineert de wand achter het altaar, dat rechts en links geflankeerd wordt door twee uit edele houtsoorten gesneden beelden van méér dan een meter groot.

 

De enige versiering

Deze twee beelden, volgens het inschrift op de voet van de hand van Lucien Garcier, vormen de enige, vaste, artistieke versiering. Het ene stelt de H. Jozef als timmerman voor met in de rechterhand de hamer en de linker steunend op een werkstuk en het andere toont ons Maria met het Kind. Hoewel niet exceptioneel, treffen de beelden het oog toch wel aangenaam door hun ongekunstelde waarachtigheid, waardoor ieder eenvoudig gemoed ze zal waarderen. Geen wonder, dat de dorpelingen dan ook maar wat trots op deze tot heden nog enige versiering zijn. Boven het tabernakel, dat uiterlijk nog het meest aan een doodgewoon kistje denken doet, treffen we een heel klein crucifix met corpus aan. Een Godslamp zoekt men er tevergeefs, evenals wijwater in de wijwaterbakken, die bestaan uit met zink beklede holle blokken hout, steunend op 'n stuk boomstam. Trouwens, wijwater behoort in deze toch aan water zo rijke streek tot de schaarse artikelen. Een onzer kennissen ter plaatse heeft er namelijk eens tevergeefs het hele dorp voor afgelopen.

En ten slotte het meubilair. Dit bestaat uit hoogstens twintig banken van het model, dat men vooral in de schaftlokalen van onze Nederlandse fabrieken pleegt aan te treffen. Natuurlijk zijn ook zij ongeverfd zoals voor de hele kerk nergens ook maar een likje verf gebruikt werd. Het ongeverfde hout moge de Nederlander vreemd aandoen en hem in de kerk weinig devotie afdwingen, dat het voor het kerkje een voordeel is, zal niemand ontkennen, die in ditzelfde Alpe d'Huez de nieuwe, snobistische hotels gezien heeft, waar men op een misselijk makende wijze de verfkwast wél gehanteerd heeft.

 

Gedwongen fraaiigheid

Dit aspect van Alpe d'Huez, dat een dorp is met een dubbel aangezicht, vormt echter ook weer een hoofdstuk apart. Eerst zullen we nog vertellen van de Mis op Maria-Hemelvaart bij "Notre Dame des Neiges", waarvoor we hier het milieu trachtten te tekenen. Een milieu, waarvan iemand, die er op uit is in het buitenland niets anders dan het schone en het goede te ontdekken, de pure eenvoud als een zege zal ondergaan, doch in welke eenvoud wij helaas maar al te duidelijk het gezicht van de materiële armoede der Franse clergé gezien hebben. En dan wordt eenvoud gedwongen fraaiigheid, dat wil zeggen: te grote soberheid. Erger nog, nood! Zo is het in Alpe d'Huez en in Huez, in de Dauphiné, in de Haute Savoye! Zó is het in heel Frankrijk!...

 

 

 

3. Ter kerke, hoog in de Alpen

 

In ons vorige artikel tekenden wij de al te grote soberheid van de kapel van "Onze Lieve Vrouw ter Sneeuw" te Alpe d'Huez, waar juist de pastoor uit een lager gelegen bergdorp gearriveerd was tot het opdragen van de H. Mis. Thans iets over onze belevenissen tijdens deze H. Mis. Nauwelijks hebben de gelovigen hun plaatsen in het kerkje ingenomen, of daar verschijnt reeds de pastoor gekleed voor het H. Offer. Het is een stevig gebouwde man, die we tussen de 35 en 40 jaar schatten, wiens gezond, door weer en wind gebruind gelaat sterk uitkomt tegen het wit van het slaphangende kazuifel en wiens dichte haardos nog even steil staat als toen hij zojuist op de motor kwam aangereden. Zijn gezicht maakt een sympathieke en energieke indruk. Men ziet in hem de zoon der bergen en we zouden in hem ook de Fransman gezien hebben indien we toevallig niet geweten hadden, dat hij van Zwitserse origine was. Wat ook zijn zeer on-Frans klinkende naam verraadt. Drie misdienaars in rode togen vergezellen hem, maar de toog van een dezer is zó kort, dat hij slechts tot aan de knieën komt, wat een enigszins komisch effect geeft. Maar dat mag niet hinderen: Franse pastoors moeten roeien met de riemen die ze hebben. En een te kort misdienaarstoogje is al wel het minste wat hun overkomen kan.

 

"Laat de kleinen tot mij komen"

Het is en blijft voorlopig nogal roezemoezig in het kerkje. Dit vindt voornamelijk zijn oorzaak in de naar verhouding vele kinderen onder wie baby's op de arm van moeder en andere kleinen, die nauwelijks lopen kunnen. Herhaaldelijk klinkt er een luid kinderstemmetje. Het "Laat de kleinen tot mij komen" wordt hier letterlijk in de practijk gebracht. Juist op het moment, dat de priester het altaar wil betreden, is een der peuken van een jaar of twee aan de wakende moederhand ontsnapt en heeft zich het altaar tot speelplaats uitgekozen. Eerst als de moeder hem haastig heeft teruggehaald, kan de priester zijn plaats innemen.

We staan nog even glimlachend na te genieten van dit kostelijk tafereeltje als een op ons toetredend jongetje van een jaar of veertien ons aanspreekt met de vraag: "Mijnheer, hebt u lucifers?" Hoewel we niet zo sterk in onze Franse schoenen staan, zijn we toch overtuigd dit simpele zinnetje begrepen te hebben, zeker wanneer hij - op een uitblijvende reactie onzerzijds - zijn vraag herhaalt. Nog vóór we van onze verbazing bekomen zijn, heeft echter een achter ons staande gelovige, die het klappen van de zweep beter dan wij kent, hem reeds het gevraagde aangereikt.

 

Een kaarsje

De knaap benut de lucifers tot het aansteken van zegge en schrijven één petieterig, dun kaarsje op het altaar, rechts van het tabernakel. Dan brengt hij de lucifers weer terug. We waren aangesproken door de koster... Weliswaar is het altaar nog versierd met drie electrische kunstkaarsen op houten kandelaars, doch die worden zelfs op deze hoogtijdag van Maria-Hemelvaart niet gebruikt. Maar dit vindt vermoedelijk wel zijn oorzaak in het feit, dat het vlak naast de kerk gelegen houten transformatorhuisje de vorige Zondag totaal is uitgebrand. Niettemin: de hotels hebben wél electriciteit.

Het evangelie wordt in het Frans voorgelezen. Dan komt de preek vanaf de voet van het altaar. Kort (ongeveer tien minuten) wordt er in klare taal over de verhevenheid van de H. Maagd gesproken, waarbij de pastoor als uitgangspunt neemt een schilderij uit de kerk van het beneden in het dal van de Romanche gelegen stadje Bourg d'Oisans, dat vele gelovigen bekend zal zijn, omdat zij het bij een reis naar onverschillig welke windstreek passeren moeten.

 

Werken is bidden

We trachten de H. Mis te volgen in een van de weinige op de banken liggende missaaltjes, maar we kunnen het heus niet helpen, dat we telkens worden afgeleid door bijkomstige gebeurtenissen in het kerkje, door de besneeuwde bergtoppen van Les Ecrins, die zo duidelijk hun koppen door de ramen steken en door het missaaltje zelve, dat geïllustreerd is met slecht gedrukte foto's, die nog slechter worden door het goedkope papier, maar niettemin de aandacht trekken. Daar is een moeilijk definieerbare religieuze voorstelling van impressionistische aard, daar is een foto van een werkende arbeider, waarvan het onderschrift vertelt, dat ook werken bidden is en daar wordt onze aandacht geboeid door een foto van een beierende klok in een klokkestoel. Naar het onderschrift zegt deze klok, dat zij het is, die ons doopsel bezingt (dat doet in deze streken de kerkklok ook inderdaad, behalve wanneer het kind onwettig is), ons huwelijk vreugdevol begroet en meetreurt in onze rouw.

 

Ontroerend moment

Na de Nuttiging door de priester wordt aan de gelovigen de H. Communie uitgereikt. Slechts twee gelovigen met een kind knielen daartoe op de trede van het altaar. Met de arm beschermend om de schouders van haar kind geslagen, komt de moeder eerbiedig aangewandeld, blijft in deze houding even roerloos zitten en keert nog altijd met die arm om de schouders van het kind naar haar plaats terug als zij Ons Heer ontvangen heeft. "Maar dat kind is toch veel te klein om ter H. Tafel te gaan! Dat kan toch zijn Communie nog niet gedaan hebben! Het is hoogstens vier jaar oud!" Deze gedachten bestormden ons als we beiden daar zo devoot zien neerknielen. En inderdaad: het kind heeft de H. Hostie niet ontvangen. Het komt alleen maar met moeder mee, hoewel vader met nog twee jongere kinderen toch ook in de kerk schijnt te zijn.

Dit tafereeltje vormt een van de ontroerendste momenten, die we ooit in een kerk mochten beleven, en als we hier niet te maken hebben met een eenvoudige gewoonte der streek, welke niet de devote waarde bezit, die wij er in zien, moeten wij getuigen, dat een volk, dat zó het komend geslacht de weg naar de Communiebank leert, niet voor de Kerk verloren is. Vooral de jeugd van Alpe d'Huez zal echter grote geestelijke kracht daarvoor moeten opbrengen, want groot is voor haar de verleiding.

Ten slotte willen we nog mededelen, dat de twee enige Hosties, die tijdens deze late H. Mis werden uitgereikt, langwerpig van vorm waren met licht afgeronde hoeken, wat ons veronderstellen deed, dat het gedeelten waren van dezelfde Hostie die de priester nuttigde. Maar daar kunnen we ons ook in vergissen.

 

Marialied

Tegen het einde werd de H. Mis nog opgeluisterd met gezang van een méérstemmig gemengd koor, een vijftiental jongens en één meisje, welk koor in een hoek van het kerkje naast het altaar stond samengepropt. Het zong een Marialiedje, dat ons opviel door het opgewekte marstempo, afgewisseld door plechtige intermezzi en dat zonder deze intermezzi zelfs ons, van alle Calvinisme gespeende Brabander, wel wat frivool in de oren zou geklonken hebben. Zelfs nu konden we een glimlach niet verbergen.

Bij het verlaten van het kapelletje moesten we toch nog eens even kijken naar de moeder en kind, wier wijze van communiceren als een onvergankelijk schilderij in onze herinnering was opgehangen. De moeder droeg een decolleté, waarvoor haar in onze streken de Communie zou geweigerd zijn... O, onbegrijpelijk Frankrijk!...

 

 

 

4. Een dorp met twee gezichten

 

In een onzer vorige artikelen hebben wij een schrijven aangehaald van de bisschop van Grenoble, Mgr. Caillot, waarin hij over Alpe d'Huez sprak als van het landelijke, oude bergdorp, dat nog "de Alpe" was voordat er talrijke hotels gebouwd werden. Wie Alpe d'Huez heeft leren kennen, voelt in deze bisschoppelijke woorden weemoed en droefenis doorklinken over hetgeen met de komst van deze hotels aan degelijkheid en eenvoud verloren is gegaan en nóg verder zal vernietigd worden.

 

Prooi der grootstad

Eens was Alpe d'Huez een vergeten dorpje buiten de grote verkeersbanen. Met moeite kon men het bereiken en ná de Alpe, waarop de hele zomer de koeien graasden zoals ze nu nóg doen, bestond er niets meer dan de rode bergen van het Massief des Grandes Rousses, dat hier de wereld afsloot. In de oude boerenbehuizingen en stallingen, die kriskras dooreen en dicht naast elkaar gebouwd zijn, alle op verschillende hoogte en gescheiden door de steile, smalle straatjes, vindt men nog het karakter van weleer terug. Men ziet ook nog iets van de vroegere eenvoud in de bewakers van de kudden op de bergen en in de Zondagse kerkgangers bij "Onze Lieve Vrouw ter Sneeuw". Helaas schijnen dit resten, die tot verdwijnen gedoemd zijn.

 

Fantastische weg

Het moderne touristenverkeer en - wat erger is - de mondaine wereld van de grootsteden Lyon en Parijs heeft Alpe d'Huez ontdekt en er zich op geworpen als op een weerloze prooi. In 1935 werd een aanvang gemaakt met de aanleg van een rijweg van 7 meter breed. Een fantastische weg die vanaf Bourg d'Oisans, beneden in het dal van de Romanche, in vele haarspeldbochten met een helling van maximaal 11 procent, via La Garde en Huez, als een reuzenslang tegen de bergen naar boven kruipt tot 1850 meter hoogte. Het gevolg van het gereedkomen van deze weg was, dat Alpe d'Huez in 1938 voor de wintersport kon geopend worden. De hotels rezen als paddestoelen uit de grond, totdat de oorlog een stilstand in de ontwikkeling bracht. Thans echter is men weer volop aan het bouwen geslagen. Tijdens ons bezoek werd er met koortsachtige haast gewerkt aan verschillende nieuwe hotels, die in het a.s. winterseizoen hun poorten moeten openen.

Zó werd de landelijke Alpe van weleer tot een zich te snel ontplooiend dorp met twee gezichten in welk dorp twee elkaar vijandige werelden botsen en om voorrang strijden: de harmonische wereld van de natuurmens, die gewend was met God, diens bergen, nevel en wolken te leven en de uitgaande snobistische wereld van Parijs en Lyon. De degelijke Alpe gaat deze strijd verliezen - heeft hem al verloren!

Gezegend als de Alpe was door een krans van zacht glooiende met gras bedekte bergen naast haar woeste sneeuwtoppen, heeft de wintersport het ontdekt en geheel geannexeerd. En het moet erkend, dat zij er de ideaalste skivelden aan heeft, die men zich maar denken kan. Hellingen in alle graden van moeilijkheid. Zowel de stunteligste beginneling als de geoefendste skirot vindt er iets van zijn gading. Zakelijk ingestelde exploitanten hebben met elkaar gewedijverd in het bouwen van teleski's (transportbanen om de skiërs zonder inspanning naar boven te brengen) en het moderne Alpe d'Huez gaat nu prat op niet minder dan zes van dergelijke teleski's.

 

Snobisme

Thans in deze zomer, die ook hier geen zomer was, lagen ze daar doelloos op de berghellingen te roesten en ontluisterden zij met hun vele ijzeren staketsels in de vorm van Brabantse P.N.E.M.-palen de wijding, die een natuur als deze behoorde uit te stralen. Tot die ontluistering droegen ook bij de ál te nieuwe en ál te bont geschilderde hotels, welke een Zwitsers chalet poogden te zijn zonder het ooit werkelijk te zijn, of anders hun terrassen en balkons lieten schragen door een naar monstrueuze ski's, daarmede het gebrek aan goede smaak van de bouwer demonstrerend. We hebben gezocht naar het karakter van de nog steeds verrijzende bouwsels en we hebben 't gevonden. Het heet: snobisme.

Ziehier een stuk van 't tweede gezicht van Alpe d'Huez. Van de wereld, die deze hotels bevolkt, spraken we nog niet eens. Voor vandaag volstaan we met te constateren, dat zij er zich helemaal niet onwennig voelt.

 

 

 

5. Hoe de natuur ontwijd wordt

 

Wij hebben er reeds op gewezen hoe de mondaine grootstad zich meester gemaakt heeft van het eens zo rustige bergdorpje Alpe d'Huez in de Franse Alpen. Thans is de Alpe een centrum voor de wintersport, dat reeds op alle Franse touristische uitgaven begint te verschijnen. De ontwikkeling, die wij er gezien hebben, gaat zo snel, dat we de voorspelling aandurven, dat het nu in het buitenland nog vrijwel onbekende Alpe d'Huez binnen tien jaar tijds vooraan in de rij staat van Frankrijks wintersportplaatsen. Helaas niet tot geestelijk voordeel van zijn oorspronkelijke bewoners.

 

"Bar"

Het doet wat vreemd aan nu reeds op vele plaatsen steeds weer het woord "Bar" aan te treffen. En wat te denken van zulk een "Bar" met potdicht gesloten deuren en vensters. Men verwacht deze alleen aan te treffen in minder goed befaamde amusementswijken van grote steden, doch in Huez zit ze weggedoken tussen de scheefgezakte gevels van oude boerderijen. Ze wordt druk gefrequenteerd door de opgeschoten jeugd, die de ene week na de andere tijdens de vacantie het Franse land doorlift en dan ook hier verzeild raakt. Als we goed zijn ingelicht, moet het er een avond Spaans zijn toegegaan... Gedanst wordt er natuurlijk ook! Hier zo goed als op nog verschillende andere plaatsen in dit dorp, waar de oerbewoner met de kippen op stok gaat om de laatste uren van de avond over te laten aan de tourist...

 

Eeuwigheidswaarden

In de zomermaanden valt hier weinig te skiën - ook niet al ontwaakt men des morgens met vers gevallen sneeuw op zijn balkon, zoals wij het beleefden. Maar de hartstochtelijke sportman kan toch zijn lusten botvieren. Daarvoor is het echter nodig, dat hij met de ski's op de rug een drie uur lange tocht onderneemt - met ook weer een terugweg van drie uur lopen - naar de met sneeuw bedekte Sarenne-gletscher in de Grandes Rousses. We hebben ze hiervoor zien uittrekken.

We hebben er meer ontmoet, die - als wij - uitsluitend voor de bergen kwamen. Voor wie een uur rust op een besneeuwde top met niets dan bergen om zich heen voor zover het oog aan alle horizonten maar reiken kon, een weerglans van eeuwigheidswaarden betekende. We denken daarbij terug aan de bejaarde dichter-philosoof, die werken van Leon Bloy las en wiens vrouw schilderde. Hij in zijn eeuwig manchestercostuum, zij in een voor-modische kledij, die de spotlust der snobs opwekte, doch die beiden van onder hun wit, kreukelig zonnehoedje de wereld trotseerden door eenvoudig negeren en die - weer of geen weer - de bergen introkken. Tegen het vallen van de avond zagen we ze dan wederkeren. Zij soms met een schets onder de arm, of met een tuiltje bloemen; hij wellicht met volgekrabbelde briefjes van gevangen inspiraties in de zak. Maar dit laatste zagen we nooit, want we hebben elkaar méér gegroet dan gesproken doordat de nadere kennismaking eerst enige uren vóór ons vertrek tot stand kwam. Zulke schoonheidsminnaars moest men op onze Alpe echter met het lantaarntje gaan zoeken.

 

Schaamteloosheid

We wisten het van tevoren niet, maar nu weten wij het, dat Lyon en Parijs in de zomer uitsluitend naar Alpe d'Huez komen om... te zonnebaden en te dansen. Voor het eerste doel zat Onze Lieve Heer echter aardig te dwarsbomen, want eerst liet Hij het pijpenstelen regenen en daarna hagelen en sneeuwen. Toen Hij echter, tussen die bedrijven door, blijkbaar eens even was ingedut, speelde de duivel Hem parten. Deze sloot een verbond met de zon, die de Alpe droog stoofde en wat er toen plotseling, met een weergaloze schaamteloosheid, aan naaktheid op de terrassen en bebloemde hellingen werd geëtaleerd, sloeg de argeloze bergvriend met stomme verbazing. Een insider, die om gezondheidsredenen dit gedoe met steeds stijgende smart reeds een paar maanden lang had moeten aanzien, verzekerde helaas dat men het nog erger beleven kon...

Wij dachten aan dat genade-oord niet ver hier uit de buurt, op de berg van La Salette, die men misschien vanaf een der 3500 meter hoge toppen van de Grandes Rousses wel zien kon, aan "Celle qui pleure", Zij die schreit, Onze Lieve Vrouw van La Salette, die gedwongen is de arm van Haar Zoon te laten begaan, omdat Hij zo machtig en zo zwaar is, dat Zij Hem niet langer kan tegenhouden...

 

 

 

6. Een pastoor in dienst van de P.T.T.

 

Het hoeft wel geen betoog, dat een pastoor, die Alpe d'Huez er in zijn zielzorg terloops nog bij moet nemen als een soort dependance van zijn eigen parochie, welke 3 km lager tegen de bergen kleeft, geen vat heeft op de Parijzenaars en de bewoners van Lyon wanneer zij hun schaamteloosheid op de Alpe komen uitvieren zoals wij in ons voorgaand artikel verhaalden. Ze zien hem niet eens staan, aannemende, dat hij er de tijd toe had om onder deze heidenen te gaan missioneren.

 

Bijbanen

Het leven van een Franse pastoor is zo geheel anders als dat van de onze. De Franse staat trekt geen cent uit voor een pastoor, zodat deze zelf maar moet uitvinden hoe hij de kosten van zijn kerk bestrijdt en in eigen levensonderhoud voorziet. Men treft hier dan ook de voor ons haast ongelooflijke situatie aan, dat een pastoor naast zijn geestelijk ambt nog een of andere burgerlijke nevenbetrekking vervult. Zo is de pastoor van Huez bijv. in dienst van... de posterijen. Dit werd ons uit zeer goede bron verzekerd. Men behoeft derhalve helemaal niet vreemd op te kijken als men op een gegeven uur deze pastoor, gekleed in plusfour en 'n geruite blouse, als een onherkenbare geestelijke per motor over de grote weg ziet stuiven. Dan is hij "in dienst" als burger. Een onzer kennissen had het zonderlinge genoegen haar parochieherder in een dergelijke uitdossing op bezoek te krijgen.

Zo moet er materiële arbeid verricht worden ter voorziening in eigen levensonderhoud, dat desondanks schraal blijft. Missen zijn er uiteraard niet zoveel en er wordt slechts een gulden voor betaald. De pastoor moet het hoofdzakelijk hebben van giften van goede zielen en de schaalcollecten in de kerk. Al werd er de Zondag, dat wij de H. Mis bijwoonden, opvallend vlot gegeven, zodat het kleine kosterke zijn schaaltje tijdens zijn rondgang een keer leeg moest gaan schudden - een briefje van tien francs is wél een heel stuk papier, doch zet als koopkracht toch maar weinig zoden aan de dijk. We kunnen het daarom begrijpen, dat het weer een lelijke tegenvaller voor onze pastoor was, toen de vorige week de bliksem in zijn kerkje sloeg en torentje met dak beschadigde. Zoals we ook een voorstelling hebben van zijn angst, toen daags vóór onze aankomst een transformatorhuisje op een paar meter naast zijn houten kerkje in lichterlaaie stond. Gelukkig bleef het kerkje behouden.

 

Handenarbeid

Voor huishoudelijke hulp zijn in vele gevallen geen "deviezen" beschikbaar. Daarom behoort het ook al weer tot de gewoonste zaken der wereld, dat een Franse pastoor deze werkzaamheden van koken tot wassen, schrobben, schuren en de meest nederige maar noodzakelijke bezigheden eigenhandig moet verrichten.

 

Soep en soep!

Ons werd ook het verhaal meegedeeld van een pastoor van een dorpje ergens in de "Haute-Savoie", die zijn eigen potje placht te koken. "Maar mijnheer pastoor," vroeg een belangstellende Nederlandse dame, "hoe speelt u dat toch allemaal alleen klaar?" "Och, dat is nogal eenvoudig", kreeg zij glimlachend ten antwoord. "'s Zondags is de soep uitstekend, Maandag goed, Dinsdag tamelijk, Woensdag minder, Donderdag slecht, Vrijdag en Zaterdag water met brood. Maar dan is het toch onthoudingsdag en soms Quatertemperdag!..." Men ziet, dat het goed humeur er niet door verloren is gegaan. Onze pastoor vond de situatie echter toch ook weer niet zó leuk, dat hij een uitnodiging om in de toekomst des Zondags dan voortaan maar bij onze kennis te komen eten, met een heroïeke zelfoverwinning kon afslaan...

Hetgeen wij hierboven releveerden - wetenschap, die ons maar terloops kwam aangewaaid - is kenmerkend voor de positie van de geestelijkheid in practisch heel Frankrijk. Een opzettelijk onderzoek zou zeker nog veel verrassender dingen aan 't licht brengen. We weten niets over de ijver van deze stille werkers in Frankrijk, maar dat de nooit aflatende materiële beslommeringen voor het naakte bestaan de eigenlijke zielzorg niet ten goede komt, leidt geen twijfel.

 

 

 

7. Twee aspecten van de "Grandes Rousses"

 

En nu tot slot iets over de bergen van Alpe d'Huez. Dat zijn de Grandes Rousses. Een geheel zelfstandig gebergte, dat ongeveer het middelpunt lijkt te vormen van de enorme cirkel besneeuwde toppen in de rondte. Zijn naam heeft dit gebergte te danken aan de rode kleur der rotsen; een merkwaardig steenrood aan welks echtheid ge voortdurend twijfelt, totdat ge bezwijkt voor de verleiding er eens met uw zakmes over te krabben om zeker te weten, dat het er niet opgeschilderd zit.

In Alpe d'Huez komt men hoofdzakelijk om te luieren en te zonnen. Dat hebben we geleerd! Toch treft ge er ook wel de echte bergvrienden aan. Maar die krijgt ge niet veel te zien, want zij trekken uit in de vroege ochtenduren als het nog donker is en keren eerst bij het vallen van de avond terug van hun klautertochten op een of meer van de 3000 tot 3500 meter hoge toppen. Terwijl anderen er op uit trekken om te skiën op de besneeuwde gletschers en daarvoor al bijna even vroeg op pad gaan.

 

Dat zijn de Grandes Rousses

De Grandes Rousses bezitten alles wat men van een ordentelijk gebergte mag verlangen: moeilijk toegankelijke toppen, duizeligmakende ravijnen, watervallen, gletschers en dromerige bergmeren. Meren in een krans van groen in het ene waarvan men nog juist zwemmen kan omdat de temperatuur des zomers ongeveer 17 graden bedraagt, terwijl een ander nog geen vijftig meter verder ijskoud water heeft. Maar ook meren in woeste onherbergzame oorden. Waar geen vis het uithoudt vanwege het bariet in het water, waar grote rotsblokken wild dooreen gesmeten liggen als na een laatste oordeel, waar sneeuwvelden tot aan de oevers reiken en sombere, kale rotsmassa's met gefronste voorhoofden in het water altijd naar zichzelve staan te kijken. Dit zijn landschappen waar steeds een mysterieuze dreiging rondwaart. Landschappen, waar de mens huiverig naar kijkt en waar hij, als bergminnaar, toch niet van los kan komen. En als ge dan hier door mist en sneeuwstorm overvallen wordt, zoals het ons overkwam, dan voelt ge, dat met de bergen niet te spotten valt. Dat ge ze niet moet uitdagen of trotseren als zij hun nukken tonen, want - als hij het wil - wint de berg het altijd van de mens. Verschillende kruisen op toch schijnbaar vrij onschuldige plaatsen in de Grandes Rousses staan daarvan te getuigen...

Maar ook zagen we de Grandes Rousses in een stralende zon, toen we op een Zondagmiddag, geheel alleen, twee uur gezeten hebben op een klein plateautje aan een vlijmscherpe kam op 2700 meter hoogte. Daar was het goed rusten na een urenlange tocht. Met de rug in de koele wind, die altijd op deze hoogten waait, en de borst gestoofd door de zon. In het Zuiden de groene alpenweiden met daar tussen de speelgoedhuisjes van Alpe d'Huez, aan de stijl-afvallende noordkant niets dan sneeuw en ver weg de dromerige gletschers met hun uitgestrekte sneeuwvelden, die aan poollandschappen denken deden. We hebben de schaduwen van de ene bergwand tegen de andere zien verschuiven met het gaan van de zon naar het Westen, wolken zien zeilen als schepen met onbekende bestemming of zich zien kransen om de toppen, die er dan als suikerbroden - en andere weer als fantastische ridderburchten uit een onwezenlijke wereld - boven uitstaken. We hebben een wereld aan onze voeten gezien. Ook dat waren de Grandes Rousses!

 

Alpenflora

Zeker zouden we onvolledig zijn als we niet even stilstonden bij de alpenflora. Deze hebben we nergens ooit zo rijk vertegenwoordigd gezien als in deze streken. Hele vlakken op de bergen zagen we bedekt met hel gekleurde bloemen, waaronder de prachtigste vetplanten. De namen van deze bloemen behoefde je niet te vragen want niemand kende ze - de vrouw van onze dichter uitgezonderd. Maar ze waren er in ontelbare variatie. Steeds weer ontdekten we nieuwe. En als onze hand bij het klauteren zich vastgroef in een of andere rotsspleet, konden we er zeker van zijn tegelijkertijd een schoon maar schuchter plantje beet te hebben. We hebben er ons zelfs op betrapt, dat we bij het gaan over de rotsen angstvallig de planten meden, omdat we steeds weer het gevoel hadden iemands met zorg aangelegde rotstuin te gaan ruïneren. Want inderdaad: de planten die wij in Nederland in de kunstmatige rotstuinen aantreffen, het zijn dezelfde, die hier in ongekende weelde en in veel grotere luister zo maar in 't wild te bloeien staan. In dit opzicht is Alpe d'Huez een paradijs. Laten we deze lof aan de alpenflora en de Grandes Rousses beschouwen als vergoeding voor de onaangename dingen, die we vroeger aan het adres van Alpe d'Huez moesten zeggen.

 

 

Bronvermelding:

"In de bergen van  Dauphiné" verscheen in 7 afleveringen in de Nieuwe Tilburgse Courant op:

- zaterdag 28 augustus 1948

- woensdag 1 september 1948

- zaterdag 4 september 1948

- zaterdag 11 september 1948

- donderdag 16 september 1948

- zaterdag 18 september 1948

- zaterdag 25 september 1948