CUBRA

INHOUD PIERRE VAN BEEK
HOME 
BRABANTS
KUNST
FOTOGRAFIE
TEKSTEN
AUTEURS
AUDIO
SPECIAAL

PRINT

Pierre van Beek - Reisartikelen

 redactie: Ben van de Pol

 

Het andere Arosa...

 

 

1. De naam alleen reeds roept een eeuwig heimwee op

 

"Wie gaat er nou in de zomer naar Arosa!" Zo spraken we eens en een jaar nadien vinden we ons zelf terug in de wereldberoemde Zwitserse wintersportplaats. En het is bijna zomer! We zijn dus niet gekomen voor het hartstochtelijk, bij mondain vertier van wintersport levende Arosa. Neen, ons lokt het andere Arosa. Dat stille, nog sluimerende Arosa, waaruit de laatste wintergast reeds lang vertrokken is terwijl de zomerse zijn intrede nog niet gedaan heeft. Dát Arosa met zijn alpenweiden en eenzame bergen, waar nu nauwelijks een toerist de voet zet omdat de stoeltjesliften toch niet gaan... Zo zijn we heer en meester in dat heerlijke Arosa, waarvan de welluidende naam alleen reeds een eeuwig heimwee oproept. En een ander geluk zoeken we niet...

 

Een wintersportplaats tussen twee seizoenen

We betrappen Arosa dus net op het einde van de overgang der seizoenen. In het vacuüm dat ligt tussen lente en zomer, waarin het hier geen enkel seizoen blijkt te zijn. In ieder geval heeft de fotograaf in de Poststrasse tot nu toe verzuimd zijn winterfoto's binnen te halen. Zijn serie uitstalkasten hangt nog vol met avond- en nachtopnamen van mondaine Oudejaars- en Kerstmisvieringen en winterse bals in hotel zus en zo. De kinderen trekken met lange kousen aan naar school en de aardbeien, die we in Nederland al eten, staan hier in de petieterige tuintjes nog maar net in bloei. Het gezellige natuurzwembad in de Untersee, waar wij vlak boven wonen, wacht dag na dag vergeefs op de dapperen, die een duik in het koude water wagen...

 

Waarom???...

Aan de wisselvalligheden van het Europese weer ontkomt ook Arosa, dat 1800 meter boven de zeespiegel ligt, niet. Nu eens een schone dag, dat een felle zon die u de huid in een half uur verbranden doet, dan weer een regenbuitje, dat behalve die ene dag, dat het vierentwintig uur aan een stuk regende, meestal niet lang duurt, en in de namiddag vaak zware bewolking. Soms ook nevels, die even snel verdwijnen als ze komen opzetten. "De heks van Chur" noemt men hier die languitgerekte nevels, die spookachtig en gluiperig laag door het dal van Chur komen aansluipen. "Nooit zulk onbestendig weer gezien", klaagt de Aroser. Maar wat dan te denken van de parapluie die ieder inwoner rijk blijkt te zijn? En waarom geen winkel zonder parapluiebak? En waarom luidt het uitvoerige weerbericht bij de apotheker op de hoek altijd hoopgevend en komt er nooit iets van uit?...

 

'n Beetje winters

Des avonds hebben we hier een temperatuur van zes graden afgelezen en twaalf graden is heel gewoon. Maar evenzeer zien we de thermometer van tien naar twintig vliegen als de zon er een poosje op staat. Van die twaalf graden moet ge echter niet te veel schrikken. We lopen wat winterachtig gekleed met wollen vesten en regenjassen en dan is er die heerlijke berglucht, die - na de vrij snelle overgang van het veel lager gelegen Chur - ons hier plotseling weldadig overvallen is als een koele dronk, welke een uitgedroogd verhemelte komt strelen. Zij schenkt een opmerkelijke energie en het lijkt of - dank zij haar - de twaalf graden des avonds niet het minste deren. Het is in ieder geval nog net een poosje uit te houden op de banken rond de Obersee, het vrij grote meer in het hartje van Arosa vlak voor het station, in welk meer overdag de besneeuwde bergen en des avonds al de lantaarns rondom weerspiegeld staan. Die meren vormen één van de vele attracties van Arosa. Twee liggen er in het dorp en nog een tiental in de omgeving. Vooral nu, bij de steeds wisselende bewolking komt ge niet uitgekeken door de telkens weer nieuwe kleuren van hun watervlak.

 

Blik door 't raam

Het is louter toeval, dat we juist boven de Untersee wonen en bij iedere blik uit het raam van onze kamer ongezocht getuige zijn van dit kleurenspel. Zoals het ook op rekening van een goede genius moet geschreven worden, dat ons uitzicht op de bergen precies hetzelfde is als dat wat de "Verkehrsverein" in een fraaie kleurenfoto voor 't hoofdblad van het propaganda-prospectus voor 't zomerse Arosa heeft uitverkoren. Beter hadden we het niet kunnen treffen! Bij het verblijf binnenshuis of op 't balkon op de zuidkant steeds het gezicht op de Schiesshorn (2610 meter) en de beide Furkahörner (2728 meter) met daar tussenin, verder op de achtergrond, de Amselfluh (2772 meter).

Vooral de dromerige Amselfluh wekt tot meditatie. Hij staat zo ver weg alsof hij er eigenlijk niet meer bijhoort, maar telkens moeten we denken, dat hij zich er om verkneukelt, dat hij tussen de huisbergen van Arosa door nog net in onze kamer kan kijken. De twee zuivere piramiden van de Furkahörner is de eer te beurt gevallen te worden opgenomen in het wapen van Arosa. Tussen hun spitsen dragen ze daar de Aroser zon, waarop men hier zo trots pleegt te zijn. Die zon verzuimt nog al eens haar plicht doch de Hörner verdienen hun plaats in het wapen. Ze zijn het garantieteken van Arosa en als nu "de heks van Chur" hun ook al eens parten speelt, is dat zeker niet hun schuld.

 

Moeilijk afscheid

Op een mooie avond tonen deze bergen een lichtend grijs gezicht vol beloften voor de volgende dag. Soms echter ook staan ze scherp en zwart gesneden tegen de lucht en is het alsof ze naderbij gekomen zijn zodat ge ze haast zoudt kunnen grijpen, Dan zijn ze uit hun humeur en het weer heet niet veel te beloven voor de toekomst. Gelukkig blijken deze weertekenen evenmin te kloppen als het officiële weerbericht. Welk gezicht we echter ook ontwaren aan deze bergen, die we als onze naaste buren zijn gaan beschouwen - of ze hoopvol lonken of grimmig grijnzen - verrukkelijk om te zien zijn ze steeds en daarom betekent iedere avond het sluiten van het venster een afscheid met een beetje pijn en weemoed...

 

 

 

2. Cosmopolitisch "dorp" dat tóch zich zelf is

 

Arosa is voor ons een juweel! Men noemt het hier "dorp", doch menig stadje ter wereld moet het met heel wat minder doen. Het bestaat uit drie delen, nl. Ausser- en Inner-Arosa en het "dorp", die echter zó aan elkaar gebouwd zitten, dat het onderscheid niet zo heel groot is al domineert het dorp dan ook wel.

Nu weten we best, dat er critiek op onze goede smaak kan worden uitgeoefend. Men kan zeggen, dat Arosa helemaal niet het karakter van een Zwitsers dorp heeft en dan zullen we dat niet ontkennen. De bebouwing bestaat in hoofdzaak uit grote en minder grote hotels en pensions. Sommige hebben - ondanks hun grootte - hun afstamming van het Zwitsers chalet nog niet vergeten, vele daarentegen zijn opgetrokken in moderne blokkendoosstijl. En dit alles is kris en kras dooreen gebouwd, waarbij men elkaar verdringt om maar zoveel mogelijk rijen balkons op het Zuiden te doen uitkijken. Daardoor is er vaak niet zo'n heel groot onderscheid meer tussen een hotel en een sanatorium. Daar komt nog bij, dat Arosa gebouwd werd tegen de berghellingen en de prachtig geasfalteerde straten met ruime trottoirs stijgen en dalen.

 

Toch eigen karakter

Het geheel heeft iets Monte Carlo-achtigs zonder de protserigheid. Juist doordat oud en hypermodern zo totaal dooreen geklutst werden, heeft per saldo Arosa toch wel degelijk karakter in zijn bouw. Sommigen zullen het cosmopolitisch noemen. Voor ons heeft dit dan echter meer betrekking op de bezoekers, die het trekt. Wij zagen in Arosa iets geheel eigens. Wie de hoge bergen zoekt voor het maken van tochten, vindt zijn "pied-ŕ-terre" gewoonlijk in een onmogelijk klein dorpje. Arosa biedt zijn bergen, waarin na korte aanlooptochten de eigenlijke klim beginnen kan, doch daarnaast schenkt het prettig stadsvertier en ook alle comfort, dat een stad bieden kan. Men moet ver zoeken om deze combinatie te vinden op een hoogte van 1800 meter. Eigenlijk kan Arosa alleen met zich zelf vergeleken worden!

Hartpatiënten uitgezonderd - zij kunnen het op deze hoogte niet rukken - biedt Arosa ieder wat van zijn gading. Men kan er doodrustig flaneren langs de Obersee of door de mooie straten. De bossen rondom zijn doorsneden door prima wandelwegen op verschillende hoogten. Wie het open veld prefereert, vindt gemakkelijke wegen door de bergweiden. Voor zwaardere tochten zijn er niet al te moeilijk toegankelijke bergtoppen en passen waar in de hoogseizoenen berghutten met onvergelijkelijke uitzichten een heerlijke rust en een goede dronk of maaltijd bieden en ten slotte valt er te "kletteren" voor de rasalpinisten. Tochten kunnen gemaakt worden naar alle vier de windstreken en steeds is de beloning voor de inspanning een prachtig uitzicht, een wilde waterval of een dromerig meer, waarin óf bomen óf besneeuwde bergen naar zich zelf staan te kijken. Het valt ook op hoe de "Kurverein" zich heeft uitgesloofd voor het plaatsen van met voetsteunen uitgeruste banken. Men vindt ze op de meest onverwachte plaatsen en wel - schrik niet! - tot een hoogte van... 2400 meter.

 

De eekhoorns

Een bijzondere attractie voor de wandelaar vormen de eekhoorns van Arosa. Vlak boven de bebouwde kom loopt zelfs een weg door het bos, die de naam van Eekhoorntjesweg draagt. En dit niet ten onrechte. Behoort de eekhoorn bij ons tot de schuwste dieren, hier blijkt de mens zijn vertrouwde vriend. Alle eekhoorns heten hier "Hansi". Ge behoeft maar even die naam te roepen en van verschillende kanten uit het bos komen ze op u afgedribbeld als ge maar zorgt een olienootje of een hazelnoot in de hand te hebben. Houdt het lokkertje gerust wat hoog. De Aroser eekhoorn, die donkerder van kleur is dan de onze, klimt wel tegen uw been omhoog. Zit ge op een bank, hij springt op uw schoot, op uw rug, ja, op uw hoofd. Meestal blijft het niet bij één "Hansi". Schrik maar niet als ge er door drie tegelijk belegerd en beklauterd wordt. Zodra ze uw pinda te pakken hebben, springen ze wel weer op de grond en gaan haar vlak bij u heerlijk zitten oppeuzelen of... ze stoppen ze ergens in de grond! Ja, zo zijn hier die rakkers, die zóveel voedsel krijgen van de wandelaars, dat ze het niet steeds aan kunnen. Soms ziet ge zo'n beestje ergens naarstig in de bosgrond krabben en in een ommezientje tovert het een vroeger verstopt olienootje te voorschijn. Onbegrijpelijk hoe ze de hamsterplaats in zo'n onoverzichtelijk bos weten terug te vinden! Ook zagen we een eekhoorn in de bebouwde kom rustig de rijweg oversteken, gemoedelijk over een balkonrand lopen, iets uit een keuken halen en daarna weer teruggaan de weg, die hij gekomen was. Anderen vertelden ons van een eekhoorn, die des morgens vroeg door het open raam van de slaapkamer geregeld op het bed kwam wippen om daarna op het nachtkastje op zoek te gaan of er iets van zijn gading was. Ook de vogeltjes op de Eekhoornweg zijn opvallend tam. Ook zij komen wel eens uit de hand een broodkruimeltje pikken al moet ge dan veel geduld beoefenen, want de vertrouwelijkheid en brutaliteit van hun bosgenoten, de eekhoorns, bezitten ze lang niet.

Het is dat we van dit alles niet zwijgen konden, maar eigenlijk wilden wij u vertellen van dat andere Arosa, van de bergen rond Arosa vóór 't begin van het zomerseizoen als de liften nog werkloos zijn zodat het op uw benen aankomt voor het avontuur, als er boven de 2200 meter nog volop sneeuw ligt en ge met uw benen languit op de banken voor de hutten in de zon kunt gaan liggen omdat ge daarboven de enige bezoeker zijt. Zij, die thuis uw zorgen en thans uw tochten deelt, vergeet ge haast in zo'n uur van bergeenzaamheid.

 

 

 

3. In de nevel naar de top van de Weisshorn

 

Welke verrassing, welk avontuur ligt er vandaag voor ons in de schoot der goden verborgen? Een vraag, die met recht gesteld mag worden. Met haar, die thuis onze zorgen en hier onze tochten deelt, zijn we op weg naar de top van de Weisshorn (2657 meter). Het moet een klim van een kleine drie uren zijn en boven zullen we een gesloten hut vinden. Ziehier onze hele wetenschap over de berg, die we tot eerste doel gekozen hebben. Hoe hij er uit ziet, of hij een goedige lobbes of spits, kantig en afwerend zal zijn?... Geen flauw idee! Of er dan niets van te zien valt? Neen, klinkklaar niets! De nevels drijven laag, ze houden hém en nog heel wat van zijn omgeving geheel omwikkeld, maar dat kunnen wij ook niet gebeteren. Op hoop van zegen in de vorm van opklaring zijn we maar op weg getogen... Het avontuur tegemoet!...

Nu moet men die weg naar het avontuur echter niet te dramatisch opvatten. Zeker, vaak is het trekken in de bergen door de nevel niet zonder risico doch de Weisshorn, die nu nog weinig of geen bezoekers trekt, is in ieder geval een wel zó geciviliseerde berg, dat er een duidelijk zichtbaar pad naar toeloopt. Zelfs een uitstekend pad, te mooi voor ons, al zoudt gij met uw vlakkelandsbegrippen en stadswandelschoenen het wellicht maar "zo-zo" vinden... Verdwalen vóór we op de pashoogte tussen de Weisshorn en zijn buurman, de 2451 meter hoge Brüggenhorn, zijn aangeland, is beslist uitgesloten omdat het pad practisch de palen van de nu buiten bedrijf zijnde skilift volgt. Merkwaardigerwijze loopt het echter juist aan de tegenovergestelde zijde van de lift als de kaart aangeeft.

 

Verlatenheid

Indachtig het adagium "Wie langzaam gaat, gaat goed, en wie goed gaat, komt ver" trekken we voetje voor voetje, onder de last van een niet al te zware rugzak met lunchpakketten, regenjassen en wollen vesten naar boven, waarbij van tijd tot tijd een dankbaar gebruik wordt gemaakt van de rustbanken hier en daar langs de weg. De alpenweiden liggen nog verlaten, daar het vee zijn intrede eerst over een paar dagen zal doen. De alom heersende nevel schijnt de eenzaamheid intenser te doen zijn dan ze in werkelijkheid is en de verlatenheid wordt van tijd tot tijd ook geaccentueerd door de fluitende schreeuw van een "Murmeltier" (marmot), dat haastig wegschiet als het de indringers in zijn domein even nieuwsgierig heeft bekeken. We hebben voldoende tijd om aandacht aan de alpenflora te besteden, die hier echter helaas niet in zo'n overvloed vertegenwoordigd is. Alpenrozen, die nu dik in de knoppen moeten zitten, ontbreken totaal. Wel vertoont zich de grote gentiaan en de zo kleine maar fijne lente-gentiaan alsmede de robuuste trolbloem, die een veredelde boterbloem kon zijn. Soms ook stuiten we op de auricula.

 

Wat gemist wordt...

Een uur vergaat en nog een uur alvorens we, na de eerste sneeuwvelden gepasseerd te zijn, de voet zetten op de 2400 meter hoge pas, waar we op het met banken uitgeruste bordes van de Weisshorn-hut het rijk alleen hebben. Natuurlijk staat er hier een wat frisse paswind, zodat de wollen vesten hun dienst doen, al biedt de hut dan ook nog wel een windvrij plaatsje. De nevels zijn nog niet opgetrokken. Ze scheuren van tijd tot tijd hier en daar slechts even uiteen, juist voldoende om de bergwandelaar even met het puntje van de tong te doen proeven... wat hij vandaag aan mooi uitzicht... mist door de mist... Bij het simpele sprongetje van 50 meter op het groene grastapijt van de sneeuwvrije Brüggenhorn is het al niet veel beter, maar in ieder geval hebben we hier het plezier een verzameling pelsanemonen, die we de laatste jaren niet meer waren tegengekomen, aan te treffen.

 

Verraderlijk terrein

Na een lange rust wordt de klim van de laatste 260 meter naar de top van de Weisshorn ingezet. Het weer vertoont geen tekenen van beterschap en vele sneeuwvelden wachten, terwijl we nog steeds niet kunnen zien waar ons einddoel ligt. Zeker zouden we de beklimming niet gewaagd hebben, indien geen stangenmarkierung, die overigens later wel eens bedriegelijk bleek, de te volgen route had uitgestippeld. Sommige sneeuwvelden worden omgaan, andere overgestoken. De sneeuw draagt goed tot op de plaats waar - o ironie! - een wegwijzer de zg. "gemakkelijke weg" aanduidt en waarvoor een grappenmaker een ledige wijnfles heeft neergeplant. We weten het nu nog niet, dat we de lokkende stang hoog boven ons eerst na een lange omweg behoren te bereiken en gaan er daarom - met voorbijzien van de "gemakkelijke weg" - recht op af.

Dat wordt een geploeter. De sneeuw is week. Tot de knieën gaan we er in, welke omstandigheid weinig belovende kreetjes achter mij uitlokt. Dan plotseling... zoef! en mijn rechterbeen verdwijnt tot aan de heup in de sneeuwmassa. Het verbaast me daarbij maar alleen waarom mijn linker niet hetzelfde overkomt. Tweede verrassing als ik het been wil ophalen. Het zit vast... kan er niet meer uit... Dan een angstgil achter mij: "Oe, ik zak weg!" en enige seconden later: "Help, ik kan er niet meer uit!"... Helpen?... Eerder gezegd dan gedaan. Ik zit waarachtig zelf vast maar zij achter mij weet daar nog niets van. Hoe verwaand klinkt mezelf mijn "Ja, ik kom" nu in de oren...

 

Lachen en huilen

Hoewel de situatie benard schijnt, is ze tegelijkertijd toch onweerstaanbaar komisch, doch achter mij vermag men de humor van het geval niet te doorgronden. Overigens beschikt men daar niet over mijn wetenschap. Zij, die onze tochten deelt, ligt platuit op de sneeuw in een zodanige houding, dat ze geen kracht vermag uit te oefenen en ik???... Maar voor de drommel: "Dat been is er ingeschoten... dan moet het er toch ook weer uit kunnen!... Hersens bij elkaar en kalmpjes aan!"... zo flitst het door ons hoofd. We wrikken, passen, meten en wriemelen wat met het verdwenen been. Waarachtig, met een wat we zelf 'n nogal sierlijke zwaai vinden, verschijnt het nu, verrassend gemakkelijk, aan de oppervlakte.

In onze oude sporen worstelen we terug naar de voornaamste helft van ons trouwboekje. Hier helpt geen trekken. Bij het uitoefenen van kracht zakken we zelf weg. Beiden plat op de sneeuw liggend beginnen we dan met twee handenparen te graven en dan is de "redding" spoedig voltooid om besloten te worden met een vastberaden klinkend: "Ga jij maar alleen verder, maar ik ga niet mee!"... En dit op misschien maar twintig minuten van de door de nevels onzichtbare top... Manhaftig kies ik nu wat "gemakkelijke weg" heet. Ziet, de sneeuw draagt. Ik moet echter toch eerst het sneeuwveld over zijn hele lengte zijn overgestoken alvorens onze gezellin door de demonstratie overtuigd is en... met vrouwelijke inconsequentie weer volgt... De sneeuw blijft dragen. We hebben blijkbaar de enige zwakke plek getroffen.

 

Daar is de top

Aan de zuidkant van de berg komen de naakte rotsen bloot. Door 'n prachtige wildernis van blokken, die door woeste demonen in een helse strijd dooreengesmeten lijken, klimmen we in korte zigzaggen snel omhoog en vinden de top met de hut. Aan twee kanten tegen de hut ligt de sneeuw anderhalve meter dik. Na overklimmen van deze barričre staan we op het terras, dat kennelijk door mensenhanden reeds sneeuwvrij gemaakt is. We hebben de top gehaald! Zoet maar koel rusten is het nu! Beloning voor de klim door een grandioos uitzicht blijft uit, want de wolken weten van geen wijken. De oriënteringstafel blijkt nog afgesloten, de grote verrekijker ontbreekt op zijn statief. Maar er zou toch niets te kijken en te oriënteren vallen. Het feit, dat we het gehaald hebben, moet voor vandaag voldoende beloning zijn. En: "Wir kommen zurück!"...

Bij de afdaling blijkt de nevel zó dik geworden, dat we telkens slechts met moeite de eerstvolgende markierung-stang kunnen zien. Maar dat is dan ook voldoende om veilig de pas te bereiken. Daarna betekent de terugtocht nog slechts een wandeling, die zonder incidenten zou verlopen zijn ware het niet, dat het enig menselijk wezen, dat we die dag in de bergen zouden ontmoeten, de pachter van de beide Weisshorn-hutten, in gezelschap van een Duitse herdershond, was geweest, welk beest - door een onverwachte, venijnige hap haar die achter ons liep een souvenirtje aan de tocht had bezorgd in de vorm van een pijnlijke plek op een deel, dat men niet noemt en een fikse scheur in de regenjas...

 

 

 

4. Via watervallen naar de Alteinsee (2250 m)

 

Vandaag ligt in de vroege ochtend Arosa dan toch eens door zijn fameuze zon overstraald! Groot is de verleiding tot luieren in de stoelen op het balkon, maar we hebben nu eenmaal gezworen het hoge dal tussen de Schiesshorn (2610 meter) en de Valbellahorn (2769 meter), dat bij iedere blik uit het raam steeds een nieuwe verleiding betekent, zijn geheimen te ontfutselen. "Valbella"... wat een welluidende naam vol beloften. Het moet Reto-Romaans zijn en al kennen wij geen syllabe van Zwitserlands vierde taal, die ook door enkelen in Arosa gesproken wordt, we durven wedden, dat Valbella niets minder dan "mooi dal" betekent. Daar ergens ver weg moet de Alteinsee liggen op 2250 meter hoogte en dit meertje vormt het doel van de tocht voor heden.

Onze gastheer heeft zich uitgesloofd uit te leggen, waar de route naar boven loopt: "Vóór die driehoekige grasvlakte ligt een langgerekt sneeuwveld, ziet u het???... Dat steekt u schuin naar boven over tot de roodachtige band over de rots met een punt als een grote vogelbek. Ziet u???... Dan gaat u een honderd meter links en komt bij de waterval... Dan weer terug tot..." Zó krijgen we explicatie, waarin we ervaren, dat deze bewoner van Arosa op de bergen allerhande tekenen afleest, die wij met de beste wil ter wereld niet vermogen te ontdekken. Om hem de vreugde van de dienstverlening niet te vergallen, laten we daarvan echter niets merken, liegen daarentegen telkens instemmend "ja... ja..." ondertussen vertrouwend op ons goed gesternte en méér nog op de kaarten, die ons de weg toch wel zullen doen vinden.

 

De waterval

En zo geschiedt dan ook. Na een goed uur van heerlijk wandelen door de keienbedding van een beek, die in het voorjaar een grote rivier schijnt te zijn, en na een gemoedelijke klim tussen lage dennen en sparren, staan we bij de grote Alteinwaterval, waarvan de vochtige en koele "dampen" ons als een welkome verfrissing in het gezicht waaien. Het rommelt, kolkt en kookt in de kloof, waar het water met grote kracht neerstort. Hoe langer we kijken des te meer schoons en nieuws ontdekken we. Er lopen eigenlijk twee watervallen over elkaar, waarvan de voornaamste uit witte punten met uitwaaierende rookpluimpjes bestaat, waardoor ze - als geheel gezien - doet denken aan een kanten sluier. Een duizelingwekkend paadje van een paar handen breed biedt gelegenheid dit wonderlijke schouwspel nog méér van nabij te bekijken, waardoor ge u geheel bij de ingang van een geheimzinnige hellekrocht voelt aangeland. We staan hier op 2000 meter hoogte. Een klim van nog 250 meter wacht alvorens de Alteinsee bereikt zal zijn. Van de aangewezen oriënteringspunten ontdekken we niet veel, maar meestal is het pad goed te zien en anders wordt, na enig zoeken, toch wel de rode markering gevonden. Nauwelijks is het geluid van de waterval onder ons verstomd of dat van een tweede laat zich horen en later duikt nog zelfs een derde op.

 

Bloemen in de sneeuw

De wereld rondom is intussen aardig van karakter veranderd. De boomgrens ligt reeds geruime tijd onder ons. Het pad gaat over kale rotsen of mals-groene weiden, waar het water naar honderd kanten rutselt vanonder de smeltende sneeuwvelden. Hier heeft de soldanella, dat kleine ranke bloemetje met zijn fijngetand bloemkelkje, haar domein. Het bloeit op de grens van sneeuw en gras. Ja, kan zelfs vaak in zijn ongeduld om zijn schade in te halen niet eens wachten tot de sneeuw verdwenen is. Als de laag maar dun genoeg is, prikt het er eenvoudig zijn kopje door en zo prijkt er dan een blauw bloempje op een ragfijn stengeltje te midden van de sneeuw. Een fantastisch gezicht.

In een komvormige inzinking vinden we ten slotte de Alteinsee. Ze is grotendeels ingesloten door geheel met sneeuw bedekte bergen, waarvan de hellingen tot in het water lopen. Voor de rest wordt ze begrensd door bergweiden, welke nu die naam niet verdienen omdat het gras er nog geheel dor is zoals het één of twee dagen geleden onder de pas gesmolten sneeuw te voorschijn is gekomen. Maar hier beijvert de natuur zich om in te halen wat ze aan zomer te kort komt en daarom ziet ge het gras bij wijze van spreken groeien en groen worden.

 

Vrij entree

Groot is de verlatenheid. Er valt een koude wind van de bergen, die het water van het meer permanent gerimpeld houdt. Daar de Aroser zon van de ochtend op het punt staat het tegen de opkomende bewolking af te leggen, is het er op bepaalde momenten beslist koud. Met vreugde begroeten we daarom de kleine herdershut op een hoogte boven het meer. Ze heeft een windvrije kant doch laat ons bovendien gastvrij binnentreden daar ze niet gesloten blijkt. Het hele interieur, dat méér romantisch dan aantrekkelijk aandoet, is op een langdurig verblijf ingesteld. Er staat een primitief fornuisje, er is een slaapplaats met stro en dekens, er zijn banken met een ruw getimmerde tafel, blokjes hout, allerlei gereedschappen, potten en pannen, kaarsen, ja... zowaar een nog niet aangebroken fles wijn wacht op een dorstige keel... De herders, die in de voorbije jaren de zomermaanden hierboven bij het hun toevertrouwde vee doorbrachten, hebben het nodig geoordeeld hun namen te vereeuwigen in houten plankjes, die geflankeerd door heiligen- en andere prentjes, tegen de slaapstede gespijkerd zitten.

 

De schim is beter...

"Josef Arnold von Mastrils. Hirt 1935-1936" doet met deze in het deurkozijn gesneden woorden mededeling aan het nageslacht, dat hij hier een zomer van eenzaamheid heeft doorgebracht. Een primitief gesneden edelweiss vormt het decoratieve element van zijn naamkaartje. Josef heeft in de ongekunsteldheid van zijn herdersbestaan nooit gedroomd, dat zijn naamkaartje nog eens in een Nederlandse krant zou verschijnen, zoals wij nooit vermoed hebben, dat deze onbekende Josef ooit een plaats in onze dromerijen zou gaan innemen... 1935!... Het is al weer zo lang geleden!... Een datum van voor de oorlog... Dus uit een onwerkelijk verleden, dat ligt aan gene zijde van de kloof, die de bruuske afsluiting van een tijdperk en een levensstijl betekent!... "Josef Arnold von Mastrils"... Hoe heeft hij er uit gezien?... Hoe oud was hij?... Hoe hield hij van zijn bergen?... Wat is er van hem geworden?... Allemaal vragen, die een antwoord willen. En wij weten niets van hem dan dat hij hier een zomer doorleefd heeft in de eenvoud, waarvan de hele hut getuigt. Josef blijft voor ons een schimmenfiguur, die nu nog onzichtbaar rond de hut dwaalt. En dat is goed, want wanneer hij in levende lijve voor ons had gestaan, zou hij ons minder geboeid hebben...

 

Geluk...

Omdat het interieur van de hut niet lokt, slepen we een bank en een kistje naar buiten. Op 't laatste wordt de lunch aangerecht en vervolgens genoten te midden van de zwijgende eenzaamheid en een imponerend decor van bergen vol sneeuw. En we ondergaan dit als een afschaduwing van een oneindig geluk...

Natuurlijk brengen we bij het moeite kostend vertrek de hut weer in de toestand, waarin we ze hebben aangetroffen. Als over wellicht een paar dagen de herder van zomer 1953 met zijn schapen naar boven komt, zal hij echter op de primitieve tafel een met een kei bezwaard papier vinden, waarop - met enige korte woorden - een echtpaar uit het voor hem zo verre "Tilburg (Holland)" zijn dank vertolkt voor het gebruik van bank en kist alsmede voor het uur van bergeenzaamheid, dat de hut aan de Alteinsee hun geschonken heeft...

 

 

 

5. Aelplisee, de koningin van de bergmeren

 

"Als het maar eens sneeuwt!... Dan wordt de lucht zuiver!" zei onze gastvrouw een paar dagen geleden. Welnu, het hééft vannacht gesneeuwd! Niet in Arosa maar er boven. Dat wil zeggen op de bergen rondom zo boven de 2000 meter. Die bergen hebben nu een meer winters aanzien gekregen. Donkere vlekken van gisteren tussen de reeds aanwezige sneeuwvlakken zijn verdwenen en de wat lager gelegen hellingen lijken voorzichtig met suiker bestrooid, zó dun, dat er geen twijfel over bestaat of hier is de sneeuw na een uurtje zon weer even snel verdwenen als ze gekomen is.

Inderdaad schijnt de lucht gezuiverd en een dag vol beloften gaat open. Reeds een goed uur na het ontbijt zitten we aan de ruim 1900 meter hoog gelegen Schwellisee en van daar gaat het naar de Aelplisee, wat een klim van nog 300 meter betekent. Een deel van de gemakkelijke weg ligt op deze zonnige ochtend nog in de schaduw welke omstandigheid het gaan op deze hoogte dubbel aangenaam maakt. Het lijkt of zich vandaag geen vermoeienis zal laten gelden. We voelen ons wel eens zo jong en als we op dit moment de uitnodiging kregen de wereld te veroveren zouden we ze accepteren! Nu schenken de bergen weg, wat ze te geven hebben aan hem, die met open hart en ontvankelijk gemoed tot hen komt: opgewektheid, energie, bevrijding, levenslust... In één woord samengevat: Geluk!

De boomgrens ligt reeds geruime tijd onder ons. Dan verschijnt daar plotseling, tegen het decor van rotspartijen, op een bergweide een eenzame spar. Het moet een merkwaardige spar zijn, want zorgzame handen hebben hem met een afrastering beschermend omgeven. En de boom is ook een curiositeit zoals we later, bij onze terugkeer in het dorp, zullen ervaren. In Arosa zegt men, dat deze boom, die 2003 meter hoog staat volgens onze kaart, de hoogste spar van Europa uitmaakt. Of het waar is?... In ieder geval neemt hij daar hoog boven de Schwellisee een uitzonderlijke plaats in.

 

Het meer

Direct na de boom wordt de omgeving wild-romantisch. Het pad gaat door een woestenij van rotsblokken, waardoor zich meerdere schuimende beekjes voortjagen met een haast of ze door een demon achtervolgd worden. Sommige vinden hun oorsprong aan de in de zon glinsterende sneeuwvelden en een van hen moet de Plessur zijn, die heel hoog ergens van de Parpaner Weisshorn en de Parpaner Rothorn komt. Primitieve bruggetjes vergemakkelijken de overgang van de beken naar het nu in steile zigzaggen naar de Aelpliseehöhe opklimmende pad. Verrassend is op de hoogte het overzicht op het wilde Schafälpi, dat we achter ons gelaten hebben maar evenzeer boeit aan de andere zijde de aaneengesloten bergrug, waarvan de Aelpliseehorn (2723 meter), Erzhorn (2922 meter) met hun koning, de Aroser Rothorn (2985 meter), de uitdagende toppen zijn.

Een gigante muur van sneeuw vormen zij. Ingebed tussen deze muur en de met gras begroeide zuidhellingen van een lagere bergrug ligt daar als een onwezenlijke droom, die zich in een poollandschap afspeelt, de Aelplisee (2194 meter). Een deel van de sneeuwwand staat in het water weerkaatst, waardoor dit wit is als de sneeuw zelf doch schoner nog wordt het tafereel door de weerspiegeling van de Aelplihorn (2840 meter). Deze ligt namelijk precies tegenover het meer. Weliswaar nog ver weg doch nog juist dichtbij genoeg om het spiegelbeeld van zijn zuiver kegelvormige top midden in het meer te weerkaatsen. Een schouwspel van een ongelooflijke schoonheid, vol serene rust en majesteit... De Aelplisee is de koningin van de meren rond Arosa!

 

Gedwongen terugkeer

Na een lange rust in dit begenadigd oord ondernemen we een poging verder door te dringen naar de bovenloop van de Plessur, die in het meer uitmondt en het ook weer verlaat, doch onze poging moet wegens de vele sneeuw, die het in de volle zomer duidelijk zichtbare pad onvindbaar maakt, worden opgegeven. De wetenschap dat het verdere deel van het hoogdal voor ons is afgesloten, accentueert nog eens extra de eenzaamheid want de verbeelding, dat hier het einde van de wereld ligt, wordt nu volledig. Dat we op onze terugtocht ons rustplaatsje aan het meer door een groepje andere toeristen vinden ingenomen, kunnen we daarom alleen maar betreuren... Daar de dag nog lang niet om is, wagen we nog een zijsprongetje over het bordes van de wilde Schafrücken. Dwars over de grazige hellingen gaat het zonder pad naar het uitzichtpunt Mutta, waar het hele dal van Arosa onder onze ogen in al zijn schoonheid ligt uitgespreid. En nog eens genieten we ditzelfde uitzicht een half uur later als we in het zonnetje bruin bakken op de bank van een kleine hut, die we op een uitgelezen punt ontdekt hebben.

 

Privé-berghut

Als na verloop van tijd twee kinderen naar boven komen geklauterd en voor de hut hun boterhammen beginnen op te eten, weten we spoedig dat we zijn bij de hut van Thomas Meisser, een 70-jarige schrijnwerker uit Arosa, die het niet-alledaagse idee verwezenlijkt heeft op dit bijzonder fraai punt een privé-berghut te bouwen. De kinderen zijn spraakzaam en mededeelzaam. "Of ze niet naar school hoeven?" vragen we. "Neen, want er is vandaag een begrafenis en daar moet de meester zingen", luidt de wat ongewone verklaring. Daar we al wat thuis zijn in Arosa weten we, dat architect Rocco, die vlak bij ons in de buurt een prachtig chalet bewoonde, dood is. De begrafenis geldt inderdaad de heer Rocco. Hoewel het reeds drie uur in de namiddag is, horen we het luiden van de opvallend zware klokken van Arosa, welk geluid de wind naar onze verheven zitplaats overdraagt. De heer Rocco wordt naar zijn laatste rustplaats gebracht... Dat is een hele gebeurtenis, want daar in Arosa het kerkhof zo ver weg ligt in de bergen, zijn met iedere begrafenis vele uren gemoeid.

 

Ja, waarom niet?...

Intussen laat ons Thomas Meisser, van wiens bank wij nu reeds zo lang en ongenood gebruik maken, niet met rust. Hij moet een ongewoon man zijn, die met iedere vezel hangt aan zijn bergen. "In de Schulhausstrasse woont hij", zeggen de kinderen. "Kijk, daar staat zijn huis!" en ze wijzen met de vinger naar ergens in Arosa, waar wij wel honderd huizen zien. Maar in ieder geval weten we de straat. Wat is er eenvoudiger dan Thomas Meisser te gaan opzoeken!...

 

 

 

6. Thomas Meisser, die een droom verwezenlijkte

 

Op een mooie avond, als alles in het nu zo stille Arosa een sfeer van vrede ademt, staan we tegenover Thomas Meisser, de eigenaar van de berghut, die hij voor zijn privé-genoegen bouwde onder de kam van de Schafrücken. Hem te vinden kostte niet veel moeite, want Thomas Meisser kent hier iedereen. Ongezocht schieten we midden in de roos, als we spontaan uiting geven aan ons enthousiasme over het idee, dat deze nu 70-jarige schrijnwerker verwezenlijkt heeft en zo is het ijs van de onbekendheid met elkaar spoedig gebroken. Laten we het maar bekennen: zoals de één soms op de vleugelen van de fantasie wegzweeft naar de illusie van het onbewoonde eiland, zo hebben wij vaak gedroomd van een hut in de bergen met daarbij echter het volledige besef, dat we met een illusie speelden zoals een kind met zijn zeepbellen... "En u, Herr Meisser, u hebt nu in de werkelijkheid tot stand gebracht wat - naar wij dachten - alleen in dromen bestaan kon..." Deze woorden treffen doel. Over het gezicht van de kleine maar levendige figuur voor ons vliegt 'n vleug van welbehagen, die onderstreept wordt met: "Ah, u spreekt andere taal! Hier in Arosa hebben ze mij genoeg uitgelachen!"... Neen, de Nederlander uit het vlakland lacht niet om Thomas Meisser. Hoogstens zou hij kunnen lachen om hen die om Meisser gelachen hebben!

 

Geestelijk rendement

Wat Meisser gedaan heeft, is wellicht niet zo erg economisch voor wie in procenten denkt. In die hut zit aardig wat geďnvesteerd. De uitgerekende slimmeling zou er een buitenhuisje voor gebouwd hebben op een gemakkelijk bereikbare plaats. Zo ergens, waar men met de auto voor de deur rijdt en niet een uur hoog klimmen moet nadat men reeds vroeger, in vele uren zweet en arbeid, een route gebaand heeft, die met de naam "weg" voor vlaklandsbegrippen een heel stuk boven haar stand leeft. Een buitenhuisje heeft Thomas Meisser niet gebouwd. Hij maakte een berghut omdat hij niets anders wilde. Het rendement van de hut is enkel geestelijk. Ten goede komt het aan Thomas Meisser met zijn familie, die al evenzeer door vaders "hobby" schijnt aangestoken, en aan de bergvriend, die Meisser van tijd tot tijd gastvrijheid in zijn hut verleent.

Meisser, die - naar we later zullen ontdekken - op onze "Kurkarte" als hoofd van de bergreddingsdienst van Arosa vermeld staat, is van oorsprong schrijnwerker. Klaarblijkelijk is het hem daarbij niet slecht vergaan. Er valt in Arosa nog wel wat te doen voor de schrijnwerker. Men houdt hier niet van confectiemeubelen, doch laat alles gaarne - vaak naar eigen ontwerp - door de vakman maken. Dit feit verklaart ook het totaal ontbreken van etalages met meubels in het toch wel goed van allerlei soort winkels voorziene Arosa. Van hout van eigen bodem wordt in het bedrijf van Meisser, dat nu wel door jongere bloedverwanten geleid zal worden, het stevigste meubilair vervaardigd. Vermoedelijk nog altijd wel onder de supervisie van "vader", want deze lijkt er ons met zijn werkzame natuur de man niet naar om op zijn lauweren te gaan rusten. De weekeinden zijn echter ontegenzeggelijk geheel gewijd aan de bergen, waar hij een mensenleeftijd heeft rondgezworven en "gekletterd", zodat hij al hun geheimen welhaast kent.

 

Dubbele uitnodiging

"Jammer, dat u de hut van binnen niet gezien hebt!" zegt Meisser plotseling. "Zaterdag en Zondag ben ik boven! Als u wilt?... Of op een andere dag kunt u hier de sleutel komen halen!"... Onze kennismaking is nog geen tien minuten oud en ziet, we hebben reeds een dubbele uitnodiging te pakken! Ons, wildvreemden, stelt hij zijn hut open, opdat we er naar hartelust zouden kunnen rondneuzen... Zullen we de klim nóg eens ondernemen?... Ons vacantieprogram is druk bezet maar bezit toch genoeg speling om het toeval aan zijn trekken te laten komen. Anders zou het trouwens geen goed program zijn! Dus grijpen we deze spontane uitnodiging met beide handen aan. Weigering zou trouwens ook een onbeleefdheid betekend hebben. We weten alleen nog niet of het Zaterdag of Zondag gebeuren zal... Met deze afspraak nemen we afscheid.

Zaterdag is het niet gebeurd! Die avond hebben we, kijkend uit het raam van onze kamer, alleen hoog onder de Schafrücken een geelachtig licht zien pinken, dat we eerder niet gemerkt hadden. Toch vormde het geen mysterie voor ons. "Kijk," hebben we tot elkaar gezegd, "Thomas Meisser is boven!"... Met een tour naar de Hörnli-hut (2519 meter) en nog een paar uurtjes méér in de benen, zijn we Zondagmiddag na vijf uur nog naar Meissers hut geklommen. Er gaat een "weg" heen, die ons uitvoerig door Meisser beschreven is, maar wij zijn, na het eerste kwartier, die weg totaal verloren. Dus zigzaggen we maar op ons beetje berginstinct langs de met alpen- en steenroosstruiken bedekte hellingen naar boven. We halen het toch nog in een uur.

 

Verbazing

Boven treffen we Meisser met dochter, schoonzoon en neef. De mannen volop bezig met het uithouwen van rotsen - ondanks de Zondag! Ze werken aan een uitbreiding van de hut. Er wordt gepauzeerd om ons het interieur te tonen van 't huisje, dat nu zijn vensters aan drie kanten wijd open heeft. We vallen van de ene verbazing in de andere om het comfort, dat de hut biedt, en om de wijze waarop ieder hoekje ruimte werd uitgebuit. Niet alleen het noodzakelijke om hier te leven is aanwezig, maar ook dat wat het leven aangenaam maakt. Een zelfgemaakte electrische klok, die loopt op de batterij van een zaklantaarn, ontdekken we zelfs, doch evenzeer een uitgebreide bibliotheek, die o.a. rijen vol ingebonden jaargangen van het orgaan der Zwitserse Alpenclub bevat. Tussen ronde Venetiaanse ruiten, welke aan bodems van flessen doen denken, prijkt in één venster, in gebrandschilderd glas, het familiewapen. Een ander venster is versierd met glas-in-lood raampjes, die Meissers erelidmaatschap van de Aroserskiclub en van de Zwitserse Alpenclub in herinnering houden. Hoe meer we rondkijken, hoe meer verrassende ontdekkingen we doen. Alle dingen rondom ons, die hier zo'n geheel eigen sfeer scheppen, spreken van de zorg, toewijding en liefde, waarmede een stoute droom tot tastbare werkelijkheid geworden is.

Reeds twintig jaar staat er de hut. Vóór die tijd bracht Meisser met zijn vrouw reeds uren door op dit prachtige uitzichtpunt, waarvan hij nooit meer is losgeraakt. Toen in de nabijheid ook nog een bron ontdekt werd, viel zijn beslissing en werd met de bouw een begin gemaakt. Al het materiaal werd met een "Kabel-Aufzug" naar boven gehaald. Die "Aufzug" wordt thans opnieuw gebouwd. Onder een zeildoek wacht reeds de motor, welke haar zal aandrijven als straks het materiaal voor de uitbreiding wordt aangevoerd.

 

Zwijgen is goud

Lang zitten we, onder het genot van een glas most, op de ons reeds vertrouwde bank voor de hut. Er wordt niet zoveel gepraat. Des te meer genoten van wat het uitzicht aan oog en hart biedt! Mensen, die met de bergen vergroeid zijn, hebben geen behoefte aan veel woorden. Ze leven naar binnen gekeerd. Hun voortdurende confrontatie met de geweldige grootsheid van de natuur rondom hen geeft hun een opmerkelijk scherp vermogen tot onderscheid tussen schijn en werkelijkheid, echt en onecht, en voor zulke mensen bestaan er veel woorden, die ijdel gesproken worden... "We bekijken hier de wereld een beetje van boven." Het mysterieuze glimlachje, waarmede de schoondochter deze woorden tot ons richt, stempelt de zin als een uitnodiging tot begrijpen. We menen te begrijpen, omdat we hier, heel subtiel, een levensvisie voelen doorklinken...

Tegen het vallen van de avond zijn we, na onze namen in het huttenboek geschreven te hebben, allen te zamen afgedaald naar Arosa. Thans over het echte pad, waarvan sommige gedeelten zó verborgen liggen, dat we het misschien nu nóg niet zouden kunnen terugvinden. De 70-jarige Thomas Meisser, die (tussen twee haakjes) zijn mannetje op de ski in zijn klasse ook nog staat, huppelde daarbij de bergen af als een gems. Die jeugd, welke geen ouderdom kent, ze is één van de geheimen der bergen... Beneden, bij Meissers woning, volgde het afscheid, dat wel voor altijd zal geweest zijn. Een schone herinnering méér zullen we echter voortaan mee door het leven dragen! En als gij, lezer, ooit in Arosa komt en ge ziet op Zaterdagavond, hoog onder de Schafrücken, even voorbij de inzinking die de naam van Mittaglücke draagt, een mysterieus licht pinken, dan weet ge dat Thomas Meisser boven is...

 

 

 

7. Melk drinken in de Tschuggen-Sennhut: Mmmm!!...

 

In de afgelopen nacht hebben de bergweiden van Tschuggen een gedaanteverwisseling ondergaan. Gisteren nog lag de alp stil en verlaten en nu heerst er volop leven doordat de eerste tweehonderd koeien gearriveerd zijn. Dit betekent nog slechts een begin, want de Tschuggenalp zal er deze zomer weer 400 voor een paar maanden te herbergen krijgen. Ze komen uit de omgeving van Chur, na urenlange tochten over de bergen via de Ochsenalp, terwijl de jongere beesten per trein worden aangevoerd. Deze laatste hebben we in de vroege ochtend dwars door Arosa zien trekken met de gemeentelijke reinigingsdienst op de hielen. De bevolking van de alp vormt het onmiskenbare teken, dat nu de zomer is aangebroken. De hele dag door luiden de klokken, die de beesten aan een brede band om de hals dragen. De klokkensymfonie is ingezet. De alp leeft en ademt nu!...

"U moet eens melk gaan drinken in de Tschuggen-hut! Zeg maar dat ik u gestuurd heb!" heeft Fräulein Coarz ons geadviseerd. Juffrouw Coarz is een ongehuwde dame in Inner-Arosa, wie we op een avond om de weg gevraagd hebben. De informatie bleek de inleiding tot een lang praatje te worden, dat met bovenvermeld advies eindigde, nadat we ook nog de lof van de kaas, die er in de Sennhutten te eten valt, uitbundig hadden horen bezingen. Fräulein Coarz weet zich kind aan huis in de Sennhut. Ze pleegt er 's zomers iedere dag haar melk te halen. En wat voor een melk! "Mmmmm!"...

 

Klein fabriekje

Zó komt het, dat we ons een paar dagen later in de Tschuggen-hut bevinden, waar alle bedrijvigheid van de inzet van het seizoen heerst. Deze hut heeft niets gemeen met sommige Sennhutten, waarvan - volgens de verhalen - de Sennerinnen altijd oud en lelijk zijn. Op de eerste plaats wordt ze door uitsluitend mannen bevolkt, één boer met vier knechts, en verder blijkt de hut van outillage zó modern, dat men aan een zuivelfabriekje denken moet. Er is zelfs een machine aanwezig doch de meeste aandacht trekt wel de grote, blinkend gepoetste koperen ketel, die voor de bereiding der zuivelproducten gebruikt wordt. Zoals bekend, wordt de melk der koeien reeds op de alp tot boter en kaas verwerkt.

De slaap-woonkamer heeft méér haar hutkarakter bewaard, waartoe het open matrassen-lager het zijne bijdraagt. Één wand der hut is bedekt met honderden "ansichtkaarten". "Uit alle hoeken van de wereld", zegt de Senner vol trots. We zullen zorgen, dat "de schônste stad van 't laand" er ook bijkomt...

 

Heel de weelde

Als utensiliën vallen ook nog op mooie, houten "emmers" en ronde melkstoeltjes met één zowaar gedraaide poot, waardoor ze een zo "luxueuze" indruk maken, dat ons, als we het niet gevraagd hadden, beslist hun bestemming zou ontgaan zijn. Maar vooral gaat de belangstelling toch uit naar de koelruimte, waar - als soldaten in het gelid - hele rijen platgedrukte kannen staan, vol met die heerlijke melk, welke haar weerga niet moet kennen. De vorm der melkbussen wijkt hier van de ons bekende af, omdat deze "bussen" met riemen op de rug plegen gedragen te worden.

In die koelruimte wekken de gevulde "bussen" een onweerstaanbaar verlangen op, dat spoedig bevrediging krijgt, wanneer de Senner twee glazen volgiet en ons deze met een - we zouden haast zeggen - devoot gebaar aanbiedt. Het ritueel van het melkdrinken is begonnen. Opvallend geel, dik en zwaar staat de melk in het glas en als hij de lippen raakt is het alsof ze in fluweel gedompeld worden. Het "Mmmmm!"... van Fräulein Coarz een paar dagen geleden blijkt wel erg zinvol geweest te zijn! Heel de weelde van een alpenweide vloeit ons langzaam het keelgat in alsof het een godendrank ware. Dat we zo oud zijn moeten worden als we zijn om te weten wat melk is!... Ŕ decharge van hen, die ons thuis van "melk" plegen te voorzien, willen we er ons wel rekenschap van geven, dat er hierboven nog geen boter of kaas gemaakt is en dat de "Mölkereien" (melkwinkels) van Arosa dit zware product van de alpenweide evenmin "onversneden" leveren.

 

Respect...

Nog geen kaas gemaakt!... Neen, dat hebben we al op onze vingers uitgerekend. Daarvoor is het uiteraard nog te vroeg. Dus wordt er vandaag geen verse kaas gegeten in de Sennhut en evenmin het brood, dat men daarbij pleegt te serveren. Dankbaar deponeren we in de hand van de Senner de verschuldigde Rappen en met een "Auf wiederseh'n" trekken we weer de bergen in. De bruine koeien kunnen het niet gebeteren, dat ze ons met hun zelfde, grote, domme koeienogen-van-altijd aanstaren en evenmin dat zij zich niet realiseren, dat wij hén met geheel andere ogen bezien als een poosje geleden. We verbeelden ons zelfs dat - wanneer we in een boogje om hen heenlopen - dit niet enkel meer met het oog op bepaalde "eventualiteiten", maar evenzeer uit oogpunt van eerbied en hoogachting geschiedt...

 

 

 

8. Naar de Hörnli-hut

 

Ware wondeplekken in de bergen vormen de ski- en stoeltjesliften met hun lelijke staketsels van hout of ijzer. Arosa bezit er zelfs vier, waarop men in de reclame niet weinig trots blijkt. Het zijn de liften naar het Weisshornsattel (2398 meter), de Carmennalift naar de pas van die naam (2115 meter), de lift naar de Tschuggen (2931 meter) en dan ten slotte nog die naar de Hörnligrat (2500 meter). De eindpunten dezer liften zijn ware mesthopen. Het "Laat niet voor 't aangenaam verpozen..." behoort hier tot de onbekende klanken. De grond ligt bedekt met lege conservenbusjes, doosjes, flesjes, tubes van allerhande zonnesmeerseltjes, sinaasappel- en bananenschillen en duizend andere zaken, die des mesthoops zijn. Mogelijk is in de winter de sneeuw zo goedertieren deze wandaden van de mensen met de mantel der liefde te bedekken, doch wat er na het wegdooien van die sneeuw te voorschijn komt... Brrr!... Ook de ruwe getimmerten van de eindstations betekenen een aanranding van het natuurschoon. Maar ja... het dividend!...

Zo heel zeker zijn we er niet van of al die liften nu wel uitsluitend ten behoeve van de toerist gebouwd werden. Waarom heeft men anders niet méér aandacht geschonken aan het voetpad, dat voert naar de Hörnligrat? Als alle andere paden rond Arosa niet in zulk een prima conditie verkeerden, zouden we er genoegen mede genomen hebben, maar nu doet het aan een stiefkind denken. En waarom moet ieder eerst steevast verkeerd lopen!... Goed, we komen er wel! Eerst gaat het over malse weiden, waar zowaar nog enkele verlate crocussen zich over hun aanwezigheid staan te verbazen. Dan over een beslist ordentelijk bergpad, dat zich door een schilderachtige wildheid van kriskras dooreengesmeten rotsblokken naar boven slingert. Het is hier, dat we de forse, gele gentiaan met zijn gevlekte bloemen in volle bloei aantreffen.

 

Bij de hut

Onder de Hörnlistein - een berg in de vorm van een suikerbrood - door, gaat het dan over de "Grat", waar veel pelsanemonen staan, naar de Hörnli-hut (2519 meter). De tocht heeft drie uur gekost. Het bereiken van een berg-"Grat" betekent steeds een bijzondere attractie. Uren lang heeft men daar soms tegenaan gekeken. Eenmaal het hoogste punt bereikt, ligt er dan aan de andere zijde een geheel nieuwe wereld vol bergen en dalen opengevouwen, zodat het oog zich opnieuw kan zat drinken. En hoeveel bergen en dalen men ook ziet, ze vertonen altijd een nog niet beleefd gezicht zowel door hun vormen, de verdeling van de sneeuwpartijen als door de belichting, welke laatste verandert bij het drijven van de wolken en met het verschuiven van de schaduwen.

De nog gesloten Hörnli-hut (over veertien dagen gaat ze pas open) bezit een groot houten terras met tafels en gemakkelijke banken, dat bij onze aankomst in de zon en uit de wind ligt. Een niet te weerstane uitnodiging om het zich gemakkelijk te maken zolang men het rijk alleen heeft. Langer dan een half uur zal dit echter wel niet duren, want we weten een jeugdig Duits paar op de hielen te hebben. Een eind onder ons worstelt het tweetal nu nog met de sneeuwvelden omdat ze van het juiste pad zijn afgeweken. De ligging van de Hörnli-hut is veel mooier dan men, afgaande op de ansichtkaarten in Arosa, zou vermoeden, alleen het liftstation - iets lager gelegen op een honderd meter afstand - detoneert en geeft ergernis. Deze schuld zal het echter later goed maken door ons geruime tijd een schuilplaats voor de regen te verlenen. Aan de ene zijde der hut gaat de blik uit over het groene dal van Arosa, aan de andere kant valt hij in de met veel sneeuw bedekte kom van de Urdensee, waardoor over het Urdenfürkli een pad naar Lenzerheide loopt.

 

Gezelschap

Uit de diepe sneeuwkom klinkt een roep, die kennelijk voor ons bestemd is. We antwoorden doch speuren tevergeefs naar bewegende stippen. Zouden er door dit poollandschap toeristen naar boven komen? Van de Aroserzijde uit zijn de Duitsers ons inmiddels gezelschap komen houden. Een uur later duiken er twee hoofden boven een uitstekend rotspunt in de richting van de Urdensee uit: een Française en een Engelsman van Lenzerheide. Hun roepen hebben we gehoord. Hun route blijkt de laatste uren een doorlopende worsteling door de sneeuw te zijn geweest, wat beiden kletsnatte voeten bezorgd heeft. De rode ripsfluwelen short van de Française, hoe mooi ook, behoort hier - op deze luchtige hoogte, waar de zon het reeds enige tijd tegen de steeds zwaarder en zwaarder wordende bewolking heeft moeten afleggen - nu niet direct tot de kledingstukken, welke men thans prefereren zou. En haar dunne blousje al evenmin. Dat betekent klappertanden. Een scheut cognac doet echter wonderen!

Daar zitten we nu met z'n zessen. Vier nationaliteiten vertegenwoordigend. "United Nations" zegt de Engelsman droog. "Vereinigte Nationen" brouwt een Duitse bas. "Nations Unies" giebert een Frans sopraantje en met een "Verenigde Naties" doet Nederland zijn duit in het zakje. Dan lachen we allemaal in dezelfde taal!...

 

 

 

9. De Schafrücken (2500 m) geeft een geheim prijs

 

Gezien vanaf de Aroser Alp staat hij er zo verlokkelijk, die Schafrücken! Een langgerekte bergrug van ongeveer 2500 meter hoogte met een gekartelde kam en steil-afvallende noordflank. Hij nodigt u eenvoudig uit tot een wandeling over zijn "Grat". En dan vertelt men nog van hem, dat hij op zijn zuidflanken edelweiss verbergt! Och ja, edelweiss! Tegenover het vinden daarvan staan we wat sceptisch. Hoe vaak heeft men ons al over vindplaatsen van deze zeldzame alpenbloem gesproken en hoe dikwijls werden we teleurgesteld. Zeker in Zwitserland slaan we de kansen op edelweiss niet hoog aan. Maar wie weet? We mochten misschien dan eindelijk eens geluk hebben!

In ieder geval bevinden we ons op zekere dag op weg naar de Schafrücken. De tocht onderscheidt zich van alle tot nu toe rondom Arosa gemaakte, waarvoor de rode streepjeslijn op de kaart trouwens van tevoren gewaarschuwd heeft. "Bergtour" luidt de qualificatie, in tegenstelling tot de ononderbroken rode lijn, waarmede de "lichte touren" worden aangeduid. Ergens, bij de reeds bekende keienbedding van de rivier de Plessur, slaat de route het bos in om dan in steile zigzaggen, anderhalf uur lang, naar boven te klimmen. Eerst tussen hoge sparren door en dan door steeds lager wordende dennen en struikgewas. Stap-stap gaat het naar boven. De route blijkt één lange trap, die soms zó in het struikgewas verscholen zit, dat we takken opzij moeten buigen om een weg te banen. Van wandelen is hier geen sprake. Iedere stap vraagt grote aandacht, ook al omdat er vaak dikke wortels van struiken tussen de keibrokken zitten en deze wortels blijken op de plaatsen waar de zon niet vermag door te dringen, verraderlijk glibberig door de regen van de voorbije dag. Alpen- en steenrozen groeien hier in overvloed. We zien er de bergflier, die met onze flier niets anders dan de reuk gemeen heeft en aan die overeenkomst dan ook zijn naam dankt, en zelfs ontdekken we een vereenzaamde bergaster. Maar bij deze vondst hebben we reeds het laatste struikgewas achter ons gelaten en betreden we het vóórbordes van de Schafrücken.

 

Arosa in één blik

Een overweldigend panorama spreidt zich nu aan onze voeten uit. Dat is Arosa in al zijn majesteit. Met zijn Ober- en Untersee, zijn hele woudgordel, zijn frisse alpenweiden met als begrenzing daarboven de naakte bergen van welke sommige ons reeds zo vertrouwd zijn. De moeite van de tocht vindt rijkelijk haar beloning. En deze zou nóg groter geweest zijn, indien de nevels ons niet langzaam waren komen inwikkelen en er bovendien nog een vervelend regentje was begonnen te drensen. Slechts kort hebben we mogen genieten van zomer op de Schafrücken. Toch laten we ons daarom onze "Grat"-wandeling nog niet ontroven. Onze gastvrouwe, die vandaag bij uitzondering eens mede van de partij is, schudt wat ongelovig het hoofd wanneer we moederziel alleen tegen de "Grat" gaan optornen: "U zult wel spoedig omkeren", meent ze, maar zij, die ons beter kent, kan resoluut verzekeren, dat daaraan niet te denken valt. En zij heeft gelijk. In ieder geval zal men onze terugkeer afwachten.

Spoedig staan we op het uiteinde van de "Grat". Het eigenlijke pad loopt enkele meters lager tegen de zuidhelling, maar wij prefereren de scherpe rand, die aan de ene zijde licht hellend en aan de andere loodrecht naar beneden valt. Fantastisch wild en schoon is die noordkant, al belet de nevel, welke slechts een vijftig meter zicht naar beneden geeft, de hele diepte met het oog te meten. Die diepte blijkt echter ruimschoots voldoende om de proef te leveren, dat we nog lang niet "schwindelfrei" (vrij van duizeligheid) zijn. Op een uitdagend, uitspringend punt beginnen de knieën te knikken zodat het luchtige plaatsje dwingt om te gaan zitten.

 

Bij de Mittaglücke

We volgen de "Grat" tot aan de Mittaglücke, een inzinking waaronder een "Geröll" (steenslagveld). Hier plegen de alpinisten af te dalen, wat niet zonder enig risico gepaard gaat. We weten, dat de bespijkering van onze schoenen voor een zo lastige afdaling als deze te licht is en dus bepalen we ons tot "schauen". Vorig jaar werd op deze plek een onvoorzichtige dame het slachtoffer van haar slecht schoeisel. Ze gleed uit en is naar de helling afgerold om onder, geheel met wonden overdekt, in bewusteloze toestand te worden aangetroffen. We realiseren ons dit drama en huiveren bij de gedachte aan zo'n glijpartij. En toch lokt de afdaling onweerstaanbaar, juist omdat ze risico's inhoudt. Jammer, dat de nevels niet willen wijken, want dan zou de aanblik nog imponerender zijn en dan zouden we ook de hut van Thomas Meisser, die daar onder moet liggen, eens van de bovenkant kunnen bekijken. We worden echter nog terugverwacht op het uiterste punt van de Schafrücken. Edelweiss hebben we nog niet aangetroffen. En we kijken er ook niet meer naar uit. Dichter worden de nevels en de regen valt venijniger. We kennen nu maar één zorg: zo spoedig mogelijk terug te geraken bij onze tochtgenoten, die we hopen te vinden al wordt de oriëntering wel erg moeilijk.

 

Dus toch!...

Over het twee voeten brede paadje rennen we de terugweg af totdat onze ren plotseling wordt gestopt. Waken of dromen we? We kunnen onze ogen niet geloven! Daar vlak naast onze voet, zo maar aan het "pad" in het kletsnatte gras staat een bosje kleine, stervormige bloemen, die er uitzien alsof ze van watten waren. Nog nooit hebben we ze in haar natuurstaat aangetroffen! Kennen doen we ze echter maar al te goed! Daar, zo maar voor het plukken, daar bloeit de alpenkoningin! Die alpenkoningin heet edelweiss!...

Vergeten is de regen, vergeten de nevel, vergeten zijn onze tochtgenoten. Hier groeit het edelweiss! En links en rechts staan nog méér exemplaren te mediteren, al zijn het er ook niet zo veel. Sommige staan open in volle luister, andere zitten nog in de knop. Het is lang niet zonder eerbied als we neerknielen en aarzelend een hand uitstrekken. Zullen we ze plukken? Waar schenkt het edelweiss méér vreugde, hier hoog in de bergen of thuis, gedroogd in een vaasje of in een boek geplet? De vraag valt niet moeilijk te beantwoorden, maar we bezwijken voor de verleiding. Onze schennende hand heeft reeds het schoonste exemplaar geplukt. En nog vier maal herhaalt zij die daad, welke een gevoel van heiligschennis oproept. Het edelweiss is bij de wet beschermd. Maar men zegt in Arosa toch, dat de gelukkige vinder er vijf mag plukken! Daar bepalen we ons dan toe...

 

Volkomen overwinning

Zonder roepen zouden we in de nevel onze tochtgenoten niet zo spoedig teruggevonden hebben. Maar we hebben geroepen en zij antwoorden en het blijkt dat we al een stuk uit de koers zijn geweest. "Edelweiss gevonden?... roepen beiden in koor. De vijf zeldzame bloempjes houden we angstvallig achter onze rug verborgen en trekken daarbij een heel meewarig gezicht zodat ze menen niet verder te behoeven te vragen. "Wij wél!" juichen ze en ze tonen twee miezerig kleine exemplaren. Maar dan duwen wij haar triomfantelijk onze juweeltjes onder de neus: "Hier zo, dat is edelweiss!"... Neen, daar kunnen ze toch niet tegenop. Onze overwinning is volkomen.

De terugtocht naar Arosa vereist veel omzichtigheid. De regen heeft het steile pad nog gladder gemaakt dan het was. Glijpartijen behoren tot de orde van de dag. Gelukkig breekt na verloop van tijd de zon weer door. Het edelweiss komt in ieder geval veilig beneden. Nou, daar ging het vandaag immers toch maar om!...

 

 

Bronvermelding:

"Het andere Arosa..." verscheen in 9 afleveringen in de Nieuwe Tilburgse Courant op:

- donderdag 16 juli 1953

- zaterdag 18 juli 1953

- dinsdag 21 juli 1953

- woensdag 22 juli 1953

- donderdag 23 juli 1953

- vrijdag 24 juli 1953

- zaterdag 25 juli 1953

- dinsdag 28 juli 1953

- woensdag 29 juli 1953