Het andere Arosa...
1. De naam
alleen reeds roept een eeuwig heimwee op
"Wie
gaat er nou in de zomer naar Arosa!" Zo spraken we
eens en een jaar nadien vinden we ons zelf terug in
de wereldberoemde Zwitserse wintersportplaats. En
het is bijna zomer! We zijn dus niet gekomen voor
het hartstochtelijk, bij mondain vertier van
wintersport levende Arosa. Neen, ons lokt het andere
Arosa. Dat stille, nog sluimerende Arosa, waaruit de
laatste wintergast reeds lang vertrokken is terwijl
de zomerse zijn intrede nog niet gedaan heeft. Dát
Arosa met zijn alpenweiden en eenzame bergen, waar
nu nauwelijks een toerist de voet zet omdat de
stoeltjesliften toch niet gaan... Zo zijn we heer en
meester in dat heerlijke Arosa, waarvan de
welluidende naam alleen reeds een eeuwig heimwee
oproept. En een ander geluk zoeken we niet...
Een wintersportplaats tussen twee seizoenen
We
betrappen Arosa dus net op het einde van de overgang
der seizoenen. In het vacuüm dat ligt tussen lente
en zomer, waarin het hier geen enkel seizoen blijkt
te zijn. In ieder geval heeft de fotograaf in de
Poststrasse tot nu toe verzuimd zijn winterfoto's
binnen te halen. Zijn serie uitstalkasten hangt nog
vol met avond- en nachtopnamen van mondaine
Oudejaars- en Kerstmisvieringen en winterse bals in
hotel zus en zo. De kinderen trekken met lange
kousen aan naar school en de aardbeien, die we in
Nederland al eten, staan hier in de petieterige
tuintjes nog maar net in bloei. Het gezellige
natuurzwembad in de Untersee, waar wij vlak boven
wonen, wacht dag na dag vergeefs op de dapperen, die
een duik in het koude water wagen...
Waarom???...
Aan
de wisselvalligheden van het Europese weer ontkomt
ook Arosa, dat 1800 meter boven de zeespiegel ligt,
niet. Nu eens een schone dag, dat een felle zon die
u de huid in een half uur verbranden doet, dan weer
een regenbuitje, dat behalve die ene dag, dat het
vierentwintig uur aan een stuk regende, meestal niet
lang duurt, en in de namiddag vaak zware bewolking.
Soms ook nevels, die even snel verdwijnen als ze
komen opzetten. "De heks van Chur" noemt men hier
die languitgerekte nevels, die spookachtig en
gluiperig laag door het dal van Chur komen
aansluipen. "Nooit zulk onbestendig weer gezien",
klaagt de Aroser. Maar wat dan te denken van de
parapluie die ieder inwoner rijk blijkt te zijn? En
waarom geen winkel zonder parapluiebak? En waarom
luidt het uitvoerige weerbericht bij de apotheker op
de hoek altijd hoopgevend en komt er nooit iets van
uit?...
'n Beetje winters
Des
avonds hebben we hier een temperatuur van zes graden
afgelezen en twaalf graden is heel gewoon. Maar
evenzeer zien we de thermometer van tien naar
twintig vliegen als de zon er een poosje op staat.
Van die twaalf graden moet ge echter niet te veel
schrikken. We lopen wat winterachtig gekleed met
wollen vesten en regenjassen en dan is er die
heerlijke berglucht, die - na de vrij snelle
overgang van het veel lager gelegen Chur - ons hier
plotseling weldadig overvallen is als een koele
dronk, welke een uitgedroogd verhemelte komt
strelen. Zij schenkt een opmerkelijke energie en het
lijkt of - dank zij haar - de twaalf graden des
avonds niet het minste deren. Het is in ieder geval
nog net een poosje uit te houden op de banken rond
de Obersee, het vrij grote meer in het hartje van
Arosa vlak voor het station, in welk meer overdag de
besneeuwde bergen en des avonds al de lantaarns
rondom weerspiegeld staan. Die meren vormen één van
de vele attracties van Arosa. Twee liggen er in het
dorp en nog een tiental in de omgeving. Vooral nu,
bij de steeds wisselende bewolking komt ge niet
uitgekeken door de telkens weer nieuwe kleuren van
hun watervlak.
Blik door 't raam
Het
is louter toeval, dat we juist boven de Untersee
wonen en bij iedere blik uit het raam van onze kamer
ongezocht getuige zijn van dit kleurenspel. Zoals
het ook op rekening van een goede genius moet
geschreven worden, dat ons uitzicht op de bergen
precies hetzelfde is als dat wat de "Verkehrsverein"
in een fraaie kleurenfoto voor 't hoofdblad van het
propaganda-prospectus voor 't zomerse Arosa heeft
uitverkoren. Beter hadden we het niet kunnen
treffen! Bij het verblijf binnenshuis of op 't
balkon op de zuidkant steeds het gezicht op de
Schiesshorn (2610 meter) en de beide Furkahörner
(2728 meter) met daar tussenin, verder op de
achtergrond, de Amselfluh (2772 meter).
Vooral de dromerige Amselfluh wekt tot meditatie.
Hij staat zo ver weg alsof hij er eigenlijk niet
meer bijhoort, maar telkens moeten we denken, dat
hij zich er om verkneukelt, dat hij tussen de
huisbergen van Arosa door nog net in onze kamer kan
kijken. De twee zuivere piramiden van de Furkahörner
is de eer te beurt gevallen te worden opgenomen in
het wapen van Arosa. Tussen hun spitsen dragen ze
daar de Aroser zon, waarop men hier zo trots pleegt
te zijn. Die zon verzuimt nog al eens haar plicht
doch de Hörner verdienen hun plaats in het wapen. Ze
zijn het garantieteken van Arosa en als nu "de heks
van Chur" hun ook al eens parten speelt, is dat
zeker niet hun schuld.
Moeilijk afscheid
Op
een mooie avond tonen deze bergen een lichtend grijs
gezicht vol beloften voor de volgende dag. Soms
echter ook staan ze scherp en zwart gesneden tegen
de lucht en is het alsof ze naderbij gekomen zijn
zodat ge ze haast zoudt kunnen grijpen, Dan zijn ze
uit hun humeur en het weer heet niet veel te beloven
voor de toekomst. Gelukkig blijken deze weertekenen
evenmin te kloppen als het officiële weerbericht.
Welk gezicht we echter ook ontwaren aan deze bergen,
die we als onze naaste buren zijn gaan beschouwen -
of ze hoopvol lonken of grimmig grijnzen -
verrukkelijk om te zien zijn ze steeds en daarom
betekent iedere avond het sluiten van het venster
een afscheid met een beetje pijn en weemoed...
2.
Cosmopolitisch "dorp" dat tóch zich zelf is
Arosa is voor ons een juweel! Men noemt het hier
"dorp", doch menig stadje ter wereld moet het met
heel wat minder doen. Het bestaat uit drie delen,
nl. Ausser- en Inner-Arosa en het "dorp", die echter
zó aan elkaar gebouwd zitten, dat het onderscheid
niet zo heel groot is al domineert het dorp dan ook
wel.
Nu
weten we best, dat er critiek op onze goede smaak
kan worden uitgeoefend. Men kan zeggen, dat Arosa
helemaal niet het karakter van een Zwitsers dorp
heeft en dan zullen we dat niet ontkennen. De
bebouwing bestaat in hoofdzaak uit grote en minder
grote hotels en pensions. Sommige hebben - ondanks
hun grootte - hun afstamming van het Zwitsers chalet
nog niet vergeten, vele daarentegen zijn opgetrokken
in moderne blokkendoosstijl. En dit alles is kris en
kras dooreen gebouwd, waarbij men elkaar verdringt
om maar zoveel mogelijk rijen balkons op het Zuiden
te doen uitkijken. Daardoor is er vaak niet zo'n
heel groot onderscheid meer tussen een hotel en een
sanatorium. Daar komt nog bij, dat Arosa gebouwd
werd tegen de berghellingen en de prachtig
geasfalteerde straten met ruime trottoirs stijgen en
dalen.
Toch eigen karakter
Het
geheel heeft iets Monte Carlo-achtigs zonder de
protserigheid. Juist doordat oud en hypermodern zo
totaal dooreen geklutst werden, heeft per saldo
Arosa toch wel degelijk karakter in zijn bouw.
Sommigen zullen het cosmopolitisch noemen. Voor ons
heeft dit dan echter meer betrekking op de
bezoekers, die het trekt. Wij zagen in Arosa iets
geheel eigens. Wie de hoge bergen zoekt voor het
maken van tochten, vindt zijn "pied-ŕ-terre"
gewoonlijk in een onmogelijk klein dorpje. Arosa
biedt zijn bergen, waarin na korte aanlooptochten de
eigenlijke klim beginnen kan, doch daarnaast schenkt
het prettig stadsvertier en ook alle comfort, dat
een stad bieden kan. Men moet ver zoeken om deze
combinatie te vinden op een hoogte van 1800 meter.
Eigenlijk kan Arosa alleen met zich zelf vergeleken
worden!
Hartpatiënten uitgezonderd - zij kunnen het op deze
hoogte niet rukken - biedt Arosa ieder wat van zijn
gading. Men kan er doodrustig flaneren langs de
Obersee of door de mooie straten. De bossen rondom
zijn doorsneden door prima wandelwegen op
verschillende hoogten. Wie het open veld prefereert,
vindt gemakkelijke wegen door de bergweiden. Voor
zwaardere tochten zijn er niet al te moeilijk
toegankelijke bergtoppen en passen waar in de
hoogseizoenen berghutten met onvergelijkelijke
uitzichten een heerlijke rust en een goede dronk of
maaltijd bieden en ten slotte valt er te "kletteren"
voor de rasalpinisten. Tochten kunnen gemaakt worden
naar alle vier de windstreken en steeds is de
beloning voor de inspanning een prachtig uitzicht,
een wilde waterval of een dromerig meer, waarin óf
bomen óf besneeuwde bergen naar zich zelf staan te
kijken. Het valt ook op hoe de "Kurverein" zich
heeft uitgesloofd voor het plaatsen van met
voetsteunen uitgeruste banken. Men vindt ze op de
meest onverwachte plaatsen en wel - schrik niet! -
tot een hoogte van... 2400 meter.
De eekhoorns
Een
bijzondere attractie voor de wandelaar vormen de
eekhoorns van Arosa. Vlak boven de bebouwde kom
loopt zelfs een weg door het bos, die de naam van
Eekhoorntjesweg draagt. En dit niet ten onrechte.
Behoort de eekhoorn bij ons tot de schuwste dieren,
hier blijkt de mens zijn vertrouwde vriend. Alle
eekhoorns heten hier "Hansi". Ge behoeft maar even
die naam te roepen en van verschillende kanten uit
het bos komen ze op u afgedribbeld als ge maar zorgt
een olienootje of een hazelnoot in de hand te
hebben. Houdt het lokkertje gerust wat hoog. De
Aroser eekhoorn, die donkerder van kleur is dan de
onze, klimt wel tegen uw been omhoog. Zit ge op een
bank, hij springt op uw schoot, op uw rug, ja, op uw
hoofd. Meestal blijft het niet bij één "Hansi".
Schrik maar niet als ge er door drie tegelijk
belegerd en beklauterd wordt. Zodra ze uw pinda te
pakken hebben, springen ze wel weer op de grond en
gaan haar vlak bij u heerlijk zitten oppeuzelen
of... ze stoppen ze ergens in de grond! Ja, zo zijn
hier die rakkers, die zóveel voedsel krijgen van de
wandelaars, dat ze het niet steeds aan kunnen. Soms
ziet ge zo'n beestje ergens naarstig in de bosgrond
krabben en in een ommezientje tovert het een vroeger
verstopt olienootje te voorschijn. Onbegrijpelijk
hoe ze de hamsterplaats in zo'n onoverzichtelijk bos
weten terug te vinden! Ook zagen we een eekhoorn in
de bebouwde kom rustig de rijweg oversteken,
gemoedelijk over een balkonrand lopen, iets uit een
keuken halen en daarna weer teruggaan de weg, die
hij gekomen was. Anderen vertelden ons van een
eekhoorn, die des morgens vroeg door het open raam
van de slaapkamer geregeld op het bed kwam wippen om
daarna op het nachtkastje op zoek te gaan of er iets
van zijn gading was. Ook de vogeltjes op de
Eekhoornweg zijn opvallend tam. Ook zij komen wel
eens uit de hand een broodkruimeltje pikken al moet
ge dan veel geduld beoefenen, want de
vertrouwelijkheid en brutaliteit van hun bosgenoten,
de eekhoorns, bezitten ze lang niet.
Het
is dat we van dit alles niet zwijgen konden, maar
eigenlijk wilden wij u vertellen van dat andere
Arosa, van de bergen rond Arosa vóór 't begin van
het zomerseizoen als de liften nog werkloos zijn
zodat het op uw benen aankomt voor het avontuur, als
er boven de 2200 meter nog volop sneeuw ligt en ge
met uw benen languit op de banken voor de hutten in
de zon kunt gaan liggen omdat ge daarboven de enige
bezoeker zijt. Zij, die thuis uw zorgen en thans uw
tochten deelt, vergeet ge haast in zo'n uur van
bergeenzaamheid.
3. In de nevel
naar de top van de Weisshorn
Welke verrassing, welk avontuur ligt er vandaag voor
ons in de schoot der goden verborgen? Een vraag, die
met recht gesteld mag worden. Met haar, die thuis
onze zorgen en hier onze tochten deelt, zijn we op
weg naar de top van de Weisshorn (2657 meter). Het
moet een klim van een kleine drie uren zijn en boven
zullen we een gesloten hut vinden. Ziehier onze hele
wetenschap over de berg, die we tot eerste doel
gekozen hebben. Hoe hij er uit ziet, of hij een
goedige lobbes of spits, kantig en afwerend zal
zijn?... Geen flauw idee! Of er dan niets van te
zien valt? Neen, klinkklaar niets! De nevels drijven
laag, ze houden hém en nog heel wat van zijn
omgeving geheel omwikkeld, maar dat kunnen wij ook
niet gebeteren. Op hoop van zegen in de vorm van
opklaring zijn we maar op weg getogen... Het
avontuur tegemoet!...
Nu
moet men die weg naar het avontuur echter niet te
dramatisch opvatten. Zeker, vaak is het trekken in
de bergen door de nevel niet zonder risico doch de
Weisshorn, die nu nog weinig of geen bezoekers
trekt, is in ieder geval een wel zó geciviliseerde
berg, dat er een duidelijk zichtbaar pad naar
toeloopt. Zelfs een uitstekend pad, te mooi voor
ons, al zoudt gij met uw vlakkelandsbegrippen en
stadswandelschoenen het wellicht maar "zo-zo"
vinden... Verdwalen vóór we op de pashoogte tussen
de Weisshorn en zijn buurman, de 2451 meter hoge
Brüggenhorn, zijn aangeland, is beslist uitgesloten
omdat het pad practisch de palen van de nu buiten
bedrijf zijnde skilift volgt. Merkwaardigerwijze
loopt het echter juist aan de tegenovergestelde
zijde van de lift als de kaart aangeeft.
Verlatenheid
Indachtig het adagium "Wie langzaam gaat, gaat goed,
en wie goed gaat, komt ver" trekken we voetje voor
voetje, onder de last van een niet al te zware
rugzak met lunchpakketten, regenjassen en wollen
vesten naar boven, waarbij van tijd tot tijd een
dankbaar gebruik wordt gemaakt van de rustbanken
hier en daar langs de weg. De alpenweiden liggen nog
verlaten, daar het vee zijn intrede eerst over een
paar dagen zal doen. De alom heersende nevel schijnt
de eenzaamheid intenser te doen zijn dan ze in
werkelijkheid is en de verlatenheid wordt van tijd
tot tijd ook geaccentueerd door de fluitende
schreeuw van een "Murmeltier" (marmot), dat haastig
wegschiet als het de indringers in zijn domein even
nieuwsgierig heeft bekeken. We hebben voldoende tijd
om aandacht aan de alpenflora te besteden, die hier
echter helaas niet in zo'n overvloed
vertegenwoordigd is. Alpenrozen, die nu dik in de
knoppen moeten zitten, ontbreken totaal. Wel
vertoont zich de grote gentiaan en de zo kleine maar
fijne lente-gentiaan alsmede de robuuste trolbloem,
die een veredelde boterbloem kon zijn. Soms ook
stuiten we op de auricula.
Wat gemist wordt...
Een
uur vergaat en nog een uur alvorens we, na de eerste
sneeuwvelden gepasseerd te zijn, de voet zetten op
de 2400 meter hoge pas, waar we op het met banken
uitgeruste bordes van de Weisshorn-hut het rijk
alleen hebben. Natuurlijk staat er hier een wat
frisse paswind, zodat de wollen vesten hun dienst
doen, al biedt de hut dan ook nog wel een windvrij
plaatsje. De nevels zijn nog niet opgetrokken. Ze
scheuren van tijd tot tijd hier en daar slechts even
uiteen, juist voldoende om de bergwandelaar even met
het puntje van de tong te doen proeven... wat hij
vandaag aan mooi uitzicht... mist door de mist...
Bij het simpele sprongetje van 50 meter op het
groene grastapijt van de sneeuwvrije Brüggenhorn is
het al niet veel beter, maar in ieder geval hebben
we hier het plezier een verzameling pelsanemonen,
die we de laatste jaren niet meer waren
tegengekomen, aan te treffen.
Verraderlijk terrein
Na
een lange rust wordt de klim van de laatste 260
meter naar de top van de Weisshorn ingezet. Het weer
vertoont geen tekenen van beterschap en vele
sneeuwvelden wachten, terwijl we nog steeds niet
kunnen zien waar ons einddoel ligt. Zeker zouden we
de beklimming niet gewaagd hebben, indien geen
stangenmarkierung, die overigens later wel eens
bedriegelijk bleek, de te volgen route had
uitgestippeld. Sommige sneeuwvelden worden omgaan,
andere overgestoken. De sneeuw draagt goed tot op de
plaats waar - o ironie! - een wegwijzer de zg.
"gemakkelijke weg" aanduidt en waarvoor een
grappenmaker een ledige wijnfles heeft neergeplant.
We weten het nu nog niet, dat we de lokkende stang
hoog boven ons eerst na een lange omweg behoren te
bereiken en gaan er daarom - met voorbijzien van de
"gemakkelijke weg" - recht op af.
Dat
wordt een geploeter. De sneeuw is week. Tot de
knieën gaan we er in, welke omstandigheid weinig
belovende kreetjes achter mij uitlokt. Dan
plotseling... zoef! en mijn rechterbeen verdwijnt
tot aan de heup in de sneeuwmassa. Het verbaast me
daarbij maar alleen waarom mijn linker niet
hetzelfde overkomt. Tweede verrassing als ik het
been wil ophalen. Het zit vast... kan er niet meer
uit... Dan een angstgil achter mij: "Oe, ik zak
weg!" en enige seconden later: "Help, ik kan er niet
meer uit!"... Helpen?... Eerder gezegd dan gedaan.
Ik zit waarachtig zelf vast maar zij achter mij weet
daar nog niets van. Hoe verwaand klinkt mezelf mijn
"Ja, ik kom" nu in de oren...
Lachen en huilen
Hoewel de situatie benard schijnt, is ze
tegelijkertijd toch onweerstaanbaar komisch, doch
achter mij vermag men de humor van het geval niet te
doorgronden. Overigens beschikt men daar niet over
mijn wetenschap. Zij, die onze tochten deelt, ligt
platuit op de sneeuw in een zodanige houding, dat ze
geen kracht vermag uit te oefenen en ik???... Maar
voor de drommel: "Dat been is er ingeschoten... dan
moet het er toch ook weer uit kunnen!... Hersens bij
elkaar en kalmpjes aan!"... zo flitst het door ons
hoofd. We wrikken, passen, meten en wriemelen wat
met het verdwenen been. Waarachtig, met een wat we
zelf 'n nogal sierlijke zwaai vinden, verschijnt het
nu, verrassend gemakkelijk, aan de oppervlakte.
In
onze oude sporen worstelen we terug naar de
voornaamste helft van ons trouwboekje. Hier helpt
geen trekken. Bij het uitoefenen van kracht zakken
we zelf weg. Beiden plat op de sneeuw liggend
beginnen we dan met twee handenparen te graven en
dan is de "redding" spoedig voltooid om besloten te
worden met een vastberaden klinkend: "Ga jij maar
alleen verder, maar ik ga niet mee!"... En dit op
misschien maar twintig minuten van de door de nevels
onzichtbare top... Manhaftig kies ik nu wat
"gemakkelijke weg" heet. Ziet, de sneeuw draagt. Ik
moet echter toch eerst het sneeuwveld over zijn hele
lengte zijn overgestoken alvorens onze gezellin door
de demonstratie overtuigd is en... met vrouwelijke
inconsequentie weer volgt... De sneeuw blijft
dragen. We hebben blijkbaar de enige zwakke plek
getroffen.
Daar is de top
Aan
de zuidkant van de berg komen de naakte rotsen
bloot. Door 'n prachtige wildernis van blokken, die
door woeste demonen in een helse strijd
dooreengesmeten lijken, klimmen we in korte
zigzaggen snel omhoog en vinden de top met de hut.
Aan twee kanten tegen de hut ligt de sneeuw
anderhalve meter dik. Na overklimmen van deze
barričre staan we op het terras, dat kennelijk door
mensenhanden reeds sneeuwvrij gemaakt is. We hebben
de top gehaald! Zoet maar koel rusten is het nu!
Beloning voor de klim door een grandioos uitzicht
blijft uit, want de wolken weten van geen wijken. De
oriënteringstafel blijkt nog afgesloten, de grote
verrekijker ontbreekt op zijn statief. Maar er zou
toch niets te kijken en te oriënteren vallen. Het
feit, dat we het gehaald hebben, moet voor vandaag
voldoende beloning zijn. En: "Wir kommen zurück!"...
Bij
de afdaling blijkt de nevel zó dik geworden, dat we
telkens slechts met moeite de eerstvolgende
markierung-stang kunnen zien. Maar dat is dan ook
voldoende om veilig de pas te bereiken. Daarna
betekent de terugtocht nog slechts een wandeling,
die zonder incidenten zou verlopen zijn ware het
niet, dat het enig menselijk wezen, dat we die dag
in de bergen zouden ontmoeten, de pachter van de
beide Weisshorn-hutten, in gezelschap van een Duitse
herdershond, was geweest, welk beest - door een
onverwachte, venijnige hap haar die achter ons liep
een souvenirtje aan de tocht had bezorgd in de vorm
van een pijnlijke plek op een deel, dat men niet
noemt en een fikse scheur in de regenjas...
4. Via
watervallen naar de Alteinsee (2250 m)
Vandaag ligt in de vroege ochtend Arosa dan toch
eens door zijn fameuze zon overstraald! Groot is de
verleiding tot luieren in de stoelen op het balkon,
maar we hebben nu eenmaal gezworen het hoge dal
tussen de Schiesshorn (2610 meter) en de
Valbellahorn (2769 meter), dat bij iedere blik uit
het raam steeds een nieuwe verleiding betekent, zijn
geheimen te ontfutselen. "Valbella"... wat een
welluidende naam vol beloften. Het moet Reto-Romaans
zijn en al kennen wij geen syllabe van Zwitserlands
vierde taal, die ook door enkelen in Arosa gesproken
wordt, we durven wedden, dat Valbella niets minder
dan "mooi dal" betekent. Daar ergens ver weg moet de
Alteinsee liggen op 2250 meter hoogte en dit meertje
vormt het doel van de tocht voor heden.
Onze
gastheer heeft zich uitgesloofd uit te leggen, waar
de route naar boven loopt: "Vóór die driehoekige
grasvlakte ligt een langgerekt sneeuwveld, ziet u
het???... Dat steekt u schuin naar boven over tot de
roodachtige band over de rots met een punt als een
grote vogelbek. Ziet u???... Dan gaat u een honderd
meter links en komt bij de waterval... Dan weer
terug tot..." Zó krijgen we explicatie, waarin we
ervaren, dat deze bewoner van Arosa op de bergen
allerhande tekenen afleest, die wij met de beste wil
ter wereld niet vermogen te ontdekken. Om hem de
vreugde van de dienstverlening niet te vergallen,
laten we daarvan echter niets merken, liegen
daarentegen telkens instemmend "ja... ja..."
ondertussen vertrouwend op ons goed gesternte en
méér nog op de kaarten, die ons de weg toch wel
zullen doen vinden.
De waterval
En
zo geschiedt dan ook. Na een goed uur van heerlijk
wandelen door de keienbedding van een beek, die in
het voorjaar een grote rivier schijnt te zijn, en na
een gemoedelijke klim tussen lage dennen en sparren,
staan we bij de grote Alteinwaterval, waarvan de
vochtige en koele "dampen" ons als een welkome
verfrissing in het gezicht waaien. Het rommelt,
kolkt en kookt in de kloof, waar het water met grote
kracht neerstort. Hoe langer we kijken des te meer
schoons en nieuws ontdekken we. Er lopen eigenlijk
twee watervallen over elkaar, waarvan de voornaamste
uit witte punten met uitwaaierende rookpluimpjes
bestaat, waardoor ze - als geheel gezien - doet
denken aan een kanten sluier. Een duizelingwekkend
paadje van een paar handen breed biedt gelegenheid
dit wonderlijke schouwspel nog méér van nabij te
bekijken, waardoor ge u geheel bij de ingang van een
geheimzinnige hellekrocht voelt aangeland. We staan
hier op 2000 meter hoogte. Een klim van nog 250
meter wacht alvorens de Alteinsee bereikt zal zijn.
Van de aangewezen oriënteringspunten ontdekken we
niet veel, maar meestal is het pad goed te zien en
anders wordt, na enig zoeken, toch wel de rode
markering gevonden. Nauwelijks is het geluid van de
waterval onder ons verstomd of dat van een tweede
laat zich horen en later duikt nog zelfs een derde
op.
Bloemen in de sneeuw
De
wereld rondom is intussen aardig van karakter
veranderd. De boomgrens ligt reeds geruime tijd
onder ons. Het pad gaat over kale rotsen of
mals-groene weiden, waar het water naar honderd
kanten rutselt vanonder de smeltende sneeuwvelden.
Hier heeft de soldanella, dat kleine ranke bloemetje
met zijn fijngetand bloemkelkje, haar domein. Het
bloeit op de grens van sneeuw en gras. Ja, kan zelfs
vaak in zijn ongeduld om zijn schade in te halen
niet eens wachten tot de sneeuw verdwenen is. Als de
laag maar dun genoeg is, prikt het er eenvoudig zijn
kopje door en zo prijkt er dan een blauw bloempje op
een ragfijn stengeltje te midden van de sneeuw. Een
fantastisch gezicht.
In
een komvormige inzinking vinden we ten slotte de
Alteinsee. Ze is grotendeels ingesloten door geheel
met sneeuw bedekte bergen, waarvan de hellingen tot
in het water lopen. Voor de rest wordt ze begrensd
door bergweiden, welke nu die naam niet verdienen
omdat het gras er nog geheel dor is zoals het één of
twee dagen geleden onder de pas gesmolten sneeuw te
voorschijn is gekomen. Maar hier beijvert de natuur
zich om in te halen wat ze aan zomer te kort komt en
daarom ziet ge het gras bij wijze van spreken
groeien en groen worden.
Vrij entree
Groot is de verlatenheid. Er valt een koude wind van
de bergen, die het water van het meer permanent
gerimpeld houdt. Daar de Aroser zon van de ochtend
op het punt staat het tegen de opkomende bewolking
af te leggen, is het er op bepaalde momenten beslist
koud. Met vreugde begroeten we daarom de kleine
herdershut op een hoogte boven het meer. Ze heeft
een windvrije kant doch laat ons bovendien gastvrij
binnentreden daar ze niet gesloten blijkt. Het hele
interieur, dat méér romantisch dan aantrekkelijk
aandoet, is op een langdurig verblijf ingesteld. Er
staat een primitief fornuisje, er is een slaapplaats
met stro en dekens, er zijn banken met een ruw
getimmerde tafel, blokjes hout, allerlei
gereedschappen, potten en pannen, kaarsen, ja...
zowaar een nog niet aangebroken fles wijn wacht op
een dorstige keel... De herders, die in de voorbije
jaren de zomermaanden hierboven bij het hun
toevertrouwde vee doorbrachten, hebben het nodig
geoordeeld hun namen te vereeuwigen in houten
plankjes, die geflankeerd door heiligen- en andere
prentjes, tegen de slaapstede gespijkerd zitten.
De schim is beter...
"Josef Arnold von Mastrils. Hirt 1935-1936" doet met
deze in het deurkozijn gesneden woorden mededeling
aan het nageslacht, dat hij hier een zomer van
eenzaamheid heeft doorgebracht. Een primitief
gesneden edelweiss vormt het decoratieve element van
zijn naamkaartje. Josef heeft in de ongekunsteldheid
van zijn herdersbestaan nooit gedroomd, dat zijn
naamkaartje nog eens in een Nederlandse krant zou
verschijnen, zoals wij nooit vermoed hebben, dat
deze onbekende Josef ooit een plaats in onze
dromerijen zou gaan innemen... 1935!... Het is al
weer zo lang geleden!... Een datum van voor de
oorlog... Dus uit een onwerkelijk verleden, dat ligt
aan gene zijde van de kloof, die de bruuske
afsluiting van een tijdperk en een levensstijl
betekent!... "Josef Arnold von Mastrils"... Hoe
heeft hij er uit gezien?... Hoe oud was hij?... Hoe
hield hij van zijn bergen?... Wat is er van hem
geworden?... Allemaal vragen, die een antwoord
willen. En wij weten niets van hem dan dat hij hier
een zomer doorleefd heeft in de eenvoud, waarvan de
hele hut getuigt. Josef blijft voor ons een
schimmenfiguur, die nu nog onzichtbaar rond de hut
dwaalt. En dat is goed, want wanneer hij in levende
lijve voor ons had gestaan, zou hij ons minder
geboeid hebben...
Geluk...
Omdat het interieur van de hut niet lokt, slepen we
een bank en een kistje naar buiten. Op 't laatste
wordt de lunch aangerecht en vervolgens genoten te
midden van de zwijgende eenzaamheid en een
imponerend decor van bergen vol sneeuw. En we
ondergaan dit als een afschaduwing van een oneindig
geluk...
Natuurlijk brengen we bij het moeite kostend vertrek
de hut weer in de toestand, waarin we ze hebben
aangetroffen. Als over wellicht een paar dagen de
herder van zomer 1953 met zijn schapen naar boven
komt, zal hij echter op de primitieve tafel een met
een kei bezwaard papier vinden, waarop - met enige
korte woorden - een echtpaar uit het voor hem zo
verre "Tilburg (Holland)" zijn dank vertolkt voor
het gebruik van bank en kist alsmede voor het uur
van bergeenzaamheid, dat de hut aan de Alteinsee hun
geschonken heeft...
5. Aelplisee, de
koningin van de bergmeren
"Als
het maar eens sneeuwt!... Dan wordt de lucht
zuiver!" zei onze gastvrouw een paar dagen geleden.
Welnu, het hééft vannacht gesneeuwd! Niet in Arosa
maar er boven. Dat wil zeggen op de bergen rondom zo
boven de 2000 meter. Die bergen hebben nu een meer
winters aanzien gekregen. Donkere vlekken van
gisteren tussen de reeds aanwezige sneeuwvlakken
zijn verdwenen en de wat lager gelegen hellingen
lijken voorzichtig met suiker bestrooid, zó dun, dat
er geen twijfel over bestaat of hier is de sneeuw na
een uurtje zon weer even snel verdwenen als ze
gekomen is.
Inderdaad schijnt de lucht gezuiverd en een dag vol
beloften gaat open. Reeds een goed uur na het
ontbijt zitten we aan de ruim 1900 meter hoog
gelegen Schwellisee en van daar gaat het naar de
Aelplisee, wat een klim van nog 300 meter betekent.
Een deel van de gemakkelijke weg ligt op deze
zonnige ochtend nog in de schaduw welke
omstandigheid het gaan op deze hoogte dubbel
aangenaam maakt. Het lijkt of zich vandaag geen
vermoeienis zal laten gelden. We voelen ons wel eens
zo jong en als we op dit moment de uitnodiging
kregen de wereld te veroveren zouden we ze
accepteren! Nu schenken de bergen weg, wat ze te
geven hebben aan hem, die met open hart en
ontvankelijk gemoed tot hen komt: opgewektheid,
energie, bevrijding, levenslust... In één woord
samengevat: Geluk!
De
boomgrens ligt reeds geruime tijd onder ons. Dan
verschijnt daar plotseling, tegen het decor van
rotspartijen, op een bergweide een eenzame spar. Het
moet een merkwaardige spar zijn, want zorgzame
handen hebben hem met een afrastering beschermend
omgeven. En de boom is ook een curiositeit zoals we
later, bij onze terugkeer in het dorp, zullen
ervaren. In Arosa zegt men, dat deze boom, die 2003
meter hoog staat volgens onze kaart, de hoogste spar
van Europa uitmaakt. Of het waar is?... In ieder
geval neemt hij daar hoog boven de Schwellisee een
uitzonderlijke plaats in.
Het meer
Direct na de boom wordt de omgeving wild-romantisch.
Het pad gaat door een woestenij van rotsblokken,
waardoor zich meerdere schuimende beekjes voortjagen
met een haast of ze door een demon achtervolgd
worden. Sommige vinden hun oorsprong aan de in de
zon glinsterende sneeuwvelden en een van hen moet de
Plessur zijn, die heel hoog ergens van de Parpaner
Weisshorn en de Parpaner Rothorn komt. Primitieve
bruggetjes vergemakkelijken de overgang van de beken
naar het nu in steile zigzaggen naar de
Aelpliseehöhe opklimmende pad. Verrassend is op de
hoogte het overzicht op het wilde Schafälpi, dat we
achter ons gelaten hebben maar evenzeer boeit aan de
andere zijde de aaneengesloten bergrug, waarvan de
Aelpliseehorn (2723 meter), Erzhorn (2922 meter) met
hun koning, de Aroser Rothorn (2985 meter), de
uitdagende toppen zijn.
Een
gigante muur van sneeuw vormen zij. Ingebed tussen
deze muur en de met gras begroeide zuidhellingen van
een lagere bergrug ligt daar als een onwezenlijke
droom, die zich in een poollandschap afspeelt, de
Aelplisee (2194 meter). Een deel van de sneeuwwand
staat in het water weerkaatst, waardoor dit wit is
als de sneeuw zelf doch schoner nog wordt het
tafereel door de weerspiegeling van de Aelplihorn
(2840 meter). Deze ligt namelijk precies tegenover
het meer. Weliswaar nog ver weg doch nog juist
dichtbij genoeg om het spiegelbeeld van zijn zuiver
kegelvormige top midden in het meer te weerkaatsen.
Een schouwspel van een ongelooflijke schoonheid, vol
serene rust en majesteit... De Aelplisee is de
koningin van de meren rond Arosa!
Gedwongen terugkeer
Na
een lange rust in dit begenadigd oord ondernemen we
een poging verder door te dringen naar de bovenloop
van de Plessur, die in het meer uitmondt en het ook
weer verlaat, doch onze poging moet wegens de vele
sneeuw, die het in de volle zomer duidelijk
zichtbare pad onvindbaar maakt, worden opgegeven. De
wetenschap dat het verdere deel van het hoogdal voor
ons is afgesloten, accentueert nog eens extra de
eenzaamheid want de verbeelding, dat hier het einde
van de wereld ligt, wordt nu volledig. Dat we op
onze terugtocht ons rustplaatsje aan het meer door
een groepje andere toeristen vinden ingenomen,
kunnen we daarom alleen maar betreuren... Daar de
dag nog lang niet om is, wagen we nog een
zijsprongetje over het bordes van de wilde
Schafrücken. Dwars over de grazige hellingen gaat
het zonder pad naar het uitzichtpunt Mutta, waar het
hele dal van Arosa onder onze ogen in al zijn
schoonheid ligt uitgespreid. En nog eens genieten we
ditzelfde uitzicht een half uur later als we in het
zonnetje bruin bakken op de bank van een kleine hut,
die we op een uitgelezen punt ontdekt hebben.
Privé-berghut
Als
na verloop van tijd twee kinderen naar boven komen
geklauterd en voor de hut hun boterhammen beginnen
op te eten, weten we spoedig dat we zijn bij de hut
van Thomas Meisser, een 70-jarige schrijnwerker uit
Arosa, die het niet-alledaagse idee verwezenlijkt
heeft op dit bijzonder fraai punt een privé-berghut
te bouwen. De kinderen zijn spraakzaam en
mededeelzaam. "Of ze niet naar school hoeven?"
vragen we. "Neen, want er is vandaag een begrafenis
en daar moet de meester zingen", luidt de wat
ongewone verklaring. Daar we al wat thuis zijn in
Arosa weten we, dat architect Rocco, die vlak bij
ons in de buurt een prachtig chalet bewoonde, dood
is. De begrafenis geldt inderdaad de heer Rocco.
Hoewel het reeds drie uur in de namiddag is, horen
we het luiden van de opvallend zware klokken van
Arosa, welk geluid de wind naar onze verheven
zitplaats overdraagt. De heer Rocco wordt naar zijn
laatste rustplaats gebracht... Dat is een hele
gebeurtenis, want daar in Arosa het kerkhof zo ver
weg ligt in de bergen, zijn met iedere begrafenis
vele uren gemoeid.
Ja, waarom niet?...
Intussen laat ons Thomas Meisser, van wiens bank wij
nu reeds zo lang en ongenood gebruik maken, niet met
rust. Hij moet een ongewoon man zijn, die met iedere
vezel hangt aan zijn bergen. "In de Schulhausstrasse
woont hij", zeggen de kinderen. "Kijk, daar staat
zijn huis!" en ze wijzen met de vinger naar ergens
in Arosa, waar wij wel honderd huizen zien. Maar in
ieder geval weten we de straat. Wat is er
eenvoudiger dan Thomas Meisser te gaan opzoeken!...
6. Thomas
Meisser, die een droom verwezenlijkte
Op
een mooie avond, als alles in het nu zo stille Arosa
een sfeer van vrede ademt, staan we tegenover Thomas
Meisser, de eigenaar van de berghut, die hij voor
zijn privé-genoegen bouwde onder de kam van de
Schafrücken. Hem te vinden kostte niet veel moeite,
want Thomas Meisser kent hier iedereen. Ongezocht
schieten we midden in de roos, als we spontaan
uiting geven aan ons enthousiasme over het idee, dat
deze nu 70-jarige schrijnwerker verwezenlijkt heeft
en zo is het ijs van de onbekendheid met elkaar
spoedig gebroken. Laten we het maar bekennen: zoals
de één soms op de vleugelen van de fantasie
wegzweeft naar de illusie van het onbewoonde eiland,
zo hebben wij vaak gedroomd van een hut in de bergen
met daarbij echter het volledige besef, dat we met
een illusie speelden zoals een kind met zijn
zeepbellen... "En u, Herr Meisser, u hebt nu in de
werkelijkheid tot stand gebracht wat - naar wij
dachten - alleen in dromen bestaan kon..." Deze
woorden treffen doel. Over het gezicht van de kleine
maar levendige figuur voor ons vliegt 'n vleug van
welbehagen, die onderstreept wordt met: "Ah, u
spreekt andere taal! Hier in Arosa hebben ze mij
genoeg uitgelachen!"... Neen, de Nederlander uit het
vlakland lacht niet om Thomas Meisser. Hoogstens zou
hij kunnen lachen om hen die om Meisser gelachen
hebben!
Geestelijk rendement
Wat
Meisser gedaan heeft, is wellicht niet zo erg
economisch voor wie in procenten denkt. In die hut
zit aardig wat geďnvesteerd. De uitgerekende
slimmeling zou er een buitenhuisje voor gebouwd
hebben op een gemakkelijk bereikbare plaats. Zo
ergens, waar men met de auto voor de deur rijdt en
niet een uur hoog klimmen moet nadat men reeds
vroeger, in vele uren zweet en arbeid, een route
gebaand heeft, die met de naam "weg" voor
vlaklandsbegrippen een heel stuk boven haar stand
leeft. Een buitenhuisje heeft Thomas Meisser niet
gebouwd. Hij maakte een berghut omdat hij niets
anders wilde. Het rendement van de hut is enkel
geestelijk. Ten goede komt het aan Thomas Meisser
met zijn familie, die al evenzeer door vaders
"hobby" schijnt aangestoken, en aan de bergvriend,
die Meisser van tijd tot tijd gastvrijheid in zijn
hut verleent.
Meisser, die - naar we later zullen ontdekken - op
onze "Kurkarte" als hoofd van de bergreddingsdienst
van Arosa vermeld staat, is van oorsprong
schrijnwerker. Klaarblijkelijk is het hem daarbij
niet slecht vergaan. Er valt in Arosa nog wel wat te
doen voor de schrijnwerker. Men houdt hier niet van
confectiemeubelen, doch laat alles gaarne - vaak
naar eigen ontwerp - door de vakman maken. Dit feit
verklaart ook het totaal ontbreken van etalages met
meubels in het toch wel goed van allerlei soort
winkels voorziene Arosa. Van hout van eigen bodem
wordt in het bedrijf van Meisser, dat nu wel door
jongere bloedverwanten geleid zal worden, het
stevigste meubilair vervaardigd. Vermoedelijk nog
altijd wel onder de supervisie van "vader", want
deze lijkt er ons met zijn werkzame natuur de man
niet naar om op zijn lauweren te gaan rusten. De
weekeinden zijn echter ontegenzeggelijk geheel
gewijd aan de bergen, waar hij een mensenleeftijd
heeft rondgezworven en "gekletterd", zodat hij al
hun geheimen welhaast kent.
Dubbele uitnodiging
"Jammer, dat u de hut van binnen niet gezien hebt!"
zegt Meisser plotseling. "Zaterdag en Zondag ben ik
boven! Als u wilt?... Of op een andere dag kunt u
hier de sleutel komen halen!"... Onze kennismaking
is nog geen tien minuten oud en ziet, we hebben
reeds een dubbele uitnodiging te pakken! Ons,
wildvreemden, stelt hij zijn hut open, opdat we er
naar hartelust zouden kunnen rondneuzen... Zullen we
de klim nóg eens ondernemen?... Ons vacantieprogram
is druk bezet maar bezit toch genoeg speling om het
toeval aan zijn trekken te laten komen. Anders zou
het trouwens geen goed program zijn! Dus grijpen we
deze spontane uitnodiging met beide handen aan.
Weigering zou trouwens ook een onbeleefdheid
betekend hebben. We weten alleen nog niet of het
Zaterdag of Zondag gebeuren zal... Met deze afspraak
nemen we afscheid.
Zaterdag is het niet gebeurd! Die avond hebben we,
kijkend uit het raam van onze kamer, alleen hoog
onder de Schafrücken een geelachtig licht zien
pinken, dat we eerder niet gemerkt hadden. Toch
vormde het geen mysterie voor ons. "Kijk," hebben we
tot elkaar gezegd, "Thomas Meisser is boven!"... Met
een tour naar de Hörnli-hut (2519 meter) en nog een
paar uurtjes méér in de benen, zijn we Zondagmiddag
na vijf uur nog naar Meissers hut geklommen. Er gaat
een "weg" heen, die ons uitvoerig door Meisser
beschreven is, maar wij zijn, na het eerste
kwartier, die weg totaal verloren. Dus zigzaggen we
maar op ons beetje berginstinct langs de met alpen-
en steenroosstruiken bedekte hellingen naar boven.
We halen het toch nog in een uur.
Verbazing
Boven treffen we Meisser met dochter, schoonzoon en
neef. De mannen volop bezig met het uithouwen van
rotsen - ondanks de Zondag! Ze werken aan een
uitbreiding van de hut. Er wordt gepauzeerd om ons
het interieur te tonen van 't huisje, dat nu zijn
vensters aan drie kanten wijd open heeft. We vallen
van de ene verbazing in de andere om het comfort,
dat de hut biedt, en om de wijze waarop ieder hoekje
ruimte werd uitgebuit. Niet alleen het noodzakelijke
om hier te leven is aanwezig, maar ook dat wat het
leven aangenaam maakt. Een zelfgemaakte electrische
klok, die loopt op de batterij van een zaklantaarn,
ontdekken we zelfs, doch evenzeer een uitgebreide
bibliotheek, die o.a. rijen vol ingebonden
jaargangen van het orgaan der Zwitserse Alpenclub
bevat. Tussen ronde Venetiaanse ruiten, welke aan
bodems van flessen doen denken, prijkt in één
venster, in gebrandschilderd glas, het familiewapen.
Een ander venster is versierd met glas-in-lood
raampjes, die Meissers erelidmaatschap van de
Aroserskiclub en van de Zwitserse Alpenclub in
herinnering houden. Hoe meer we rondkijken, hoe meer
verrassende ontdekkingen we doen. Alle dingen rondom
ons, die hier zo'n geheel eigen sfeer scheppen,
spreken van de zorg, toewijding en liefde, waarmede
een stoute droom tot tastbare werkelijkheid geworden
is.
Reeds twintig jaar staat er de hut. Vóór die tijd
bracht Meisser met zijn vrouw reeds uren door op dit
prachtige uitzichtpunt, waarvan hij nooit meer is
losgeraakt. Toen in de nabijheid ook nog een bron
ontdekt werd, viel zijn beslissing en werd met de
bouw een begin gemaakt. Al het materiaal werd met
een "Kabel-Aufzug" naar boven gehaald. Die "Aufzug"
wordt thans opnieuw gebouwd. Onder een zeildoek
wacht reeds de motor, welke haar zal aandrijven als
straks het materiaal voor de uitbreiding wordt
aangevoerd.
Zwijgen is goud
Lang
zitten we, onder het genot van een glas most, op de
ons reeds vertrouwde bank voor de hut. Er wordt niet
zoveel gepraat. Des te meer genoten van wat het
uitzicht aan oog en hart biedt! Mensen, die met de
bergen vergroeid zijn, hebben geen behoefte aan veel
woorden. Ze leven naar binnen gekeerd. Hun
voortdurende confrontatie met de geweldige
grootsheid van de natuur rondom hen geeft hun een
opmerkelijk scherp vermogen tot onderscheid tussen
schijn en werkelijkheid, echt en onecht, en voor
zulke mensen bestaan er veel woorden, die ijdel
gesproken worden... "We bekijken hier de wereld een
beetje van boven." Het mysterieuze glimlachje,
waarmede de schoondochter deze woorden tot ons
richt, stempelt de zin als een uitnodiging tot
begrijpen. We menen te begrijpen, omdat we hier,
heel subtiel, een levensvisie voelen doorklinken...
Tegen het vallen van de avond zijn we, na onze namen
in het huttenboek geschreven te hebben, allen te
zamen afgedaald naar Arosa. Thans over het echte
pad, waarvan sommige gedeelten zó verborgen liggen,
dat we het misschien nu nóg niet zouden kunnen
terugvinden. De 70-jarige Thomas Meisser, die
(tussen twee haakjes) zijn mannetje op de ski in
zijn klasse ook nog staat, huppelde daarbij de
bergen af als een gems. Die jeugd, welke geen
ouderdom kent, ze is één van de geheimen der
bergen... Beneden, bij Meissers woning, volgde het
afscheid, dat wel voor altijd zal geweest zijn. Een
schone herinnering méér zullen we echter voortaan
mee door het leven dragen! En als gij, lezer, ooit
in Arosa komt en ge ziet op Zaterdagavond, hoog
onder de Schafrücken, even voorbij de inzinking die
de naam van Mittaglücke draagt, een mysterieus licht
pinken, dan weet ge dat Thomas Meisser boven is...
7. Melk drinken
in de Tschuggen-Sennhut: Mmmm!!...
In
de afgelopen nacht hebben de bergweiden van
Tschuggen een gedaanteverwisseling ondergaan.
Gisteren nog lag de alp stil en verlaten en nu
heerst er volop leven doordat de eerste tweehonderd
koeien gearriveerd zijn. Dit betekent nog slechts
een begin, want de Tschuggenalp zal er deze zomer
weer 400 voor een paar maanden te herbergen krijgen.
Ze komen uit de omgeving van Chur, na urenlange
tochten over de bergen via de Ochsenalp, terwijl de
jongere beesten per trein worden aangevoerd. Deze
laatste hebben we in de vroege ochtend dwars door
Arosa zien trekken met de gemeentelijke
reinigingsdienst op de hielen. De bevolking van de
alp vormt het onmiskenbare teken, dat nu de zomer is
aangebroken. De hele dag door luiden de klokken, die
de beesten aan een brede band om de hals dragen. De
klokkensymfonie is ingezet. De alp leeft en ademt
nu!...
"U
moet eens melk gaan drinken in de Tschuggen-hut! Zeg
maar dat ik u gestuurd heb!" heeft Fräulein Coarz
ons geadviseerd. Juffrouw Coarz is een ongehuwde
dame in Inner-Arosa, wie we op een avond om de weg
gevraagd hebben. De informatie bleek de inleiding
tot een lang praatje te worden, dat met bovenvermeld
advies eindigde, nadat we ook nog de lof van de
kaas, die er in de Sennhutten te eten valt,
uitbundig hadden horen bezingen. Fräulein Coarz weet
zich kind aan huis in de Sennhut. Ze pleegt er 's
zomers iedere dag haar melk te halen. En wat voor
een melk! "Mmmmm!"...
Klein fabriekje
Zó
komt het, dat we ons een paar dagen later in de
Tschuggen-hut bevinden, waar alle bedrijvigheid van
de inzet van het seizoen heerst. Deze hut heeft
niets gemeen met sommige Sennhutten, waarvan -
volgens de verhalen - de Sennerinnen altijd oud en
lelijk zijn. Op de eerste plaats wordt ze door
uitsluitend mannen bevolkt, één boer met vier
knechts, en verder blijkt de hut van outillage zó
modern, dat men aan een zuivelfabriekje denken moet.
Er is zelfs een machine aanwezig doch de meeste
aandacht trekt wel de grote, blinkend gepoetste
koperen ketel, die voor de bereiding der
zuivelproducten gebruikt wordt. Zoals bekend, wordt
de melk der koeien reeds op de alp tot boter en kaas
verwerkt.
De
slaap-woonkamer heeft méér haar hutkarakter bewaard,
waartoe het open matrassen-lager het zijne
bijdraagt. Één wand der hut is bedekt met honderden
"ansichtkaarten". "Uit alle hoeken van de wereld",
zegt de Senner vol trots. We zullen zorgen, dat "de
schônste stad van 't laand" er ook bijkomt...
Heel de weelde
Als
utensiliën vallen ook nog op mooie, houten "emmers"
en ronde melkstoeltjes met één zowaar gedraaide
poot, waardoor ze een zo "luxueuze" indruk maken,
dat ons, als we het niet gevraagd hadden, beslist
hun bestemming zou ontgaan zijn. Maar vooral gaat de
belangstelling toch uit naar de koelruimte, waar -
als soldaten in het gelid - hele rijen platgedrukte
kannen staan, vol met die heerlijke melk, welke haar
weerga niet moet kennen. De vorm der melkbussen
wijkt hier van de ons bekende af, omdat deze
"bussen" met riemen op de rug plegen gedragen te
worden.
In
die koelruimte wekken de gevulde "bussen" een
onweerstaanbaar verlangen op, dat spoedig
bevrediging krijgt, wanneer de Senner twee glazen
volgiet en ons deze met een - we zouden haast zeggen
- devoot gebaar aanbiedt. Het ritueel van het
melkdrinken is begonnen. Opvallend geel, dik en
zwaar staat de melk in het glas en als hij de lippen
raakt is het alsof ze in fluweel gedompeld worden.
Het "Mmmmm!"... van Fräulein Coarz een paar dagen
geleden blijkt wel erg zinvol geweest te zijn! Heel
de weelde van een alpenweide vloeit ons langzaam het
keelgat in alsof het een godendrank ware. Dat we zo
oud zijn moeten worden als we zijn om te weten wat
melk is!... Ŕ decharge van hen, die ons thuis van
"melk" plegen te voorzien, willen we er ons wel
rekenschap van geven, dat er hierboven nog geen
boter of kaas gemaakt is en dat de "Mölkereien"
(melkwinkels) van Arosa dit zware product van de
alpenweide evenmin "onversneden" leveren.
Respect...
Nog
geen kaas gemaakt!... Neen, dat hebben we al op onze
vingers uitgerekend. Daarvoor is het uiteraard nog
te vroeg. Dus wordt er vandaag geen verse kaas
gegeten in de Sennhut en evenmin het brood, dat men
daarbij pleegt te serveren. Dankbaar deponeren we in
de hand van de Senner de verschuldigde Rappen en met
een "Auf wiederseh'n" trekken we weer de bergen in.
De bruine koeien kunnen het niet gebeteren, dat ze
ons met hun zelfde, grote, domme
koeienogen-van-altijd aanstaren en evenmin dat zij
zich niet realiseren, dat wij hén met geheel andere
ogen bezien als een poosje geleden. We verbeelden
ons zelfs dat - wanneer we in een boogje om hen
heenlopen - dit niet enkel meer met het oog op
bepaalde "eventualiteiten", maar evenzeer uit
oogpunt van eerbied en hoogachting geschiedt...
8. Naar de
Hörnli-hut
Ware
wondeplekken in de bergen vormen de ski- en
stoeltjesliften met hun lelijke staketsels van hout
of ijzer. Arosa bezit er zelfs vier, waarop men in
de reclame niet weinig trots blijkt. Het zijn de
liften naar het Weisshornsattel (2398 meter), de
Carmennalift naar de pas van die naam (2115 meter),
de lift naar de Tschuggen (2931 meter) en dan ten
slotte nog die naar de Hörnligrat (2500 meter). De
eindpunten dezer liften zijn ware mesthopen. Het
"Laat niet voor 't aangenaam verpozen..." behoort
hier tot de onbekende klanken. De grond ligt bedekt
met lege conservenbusjes, doosjes, flesjes, tubes
van allerhande zonnesmeerseltjes, sinaasappel- en
bananenschillen en duizend andere zaken, die des
mesthoops zijn. Mogelijk is in de winter de sneeuw
zo goedertieren deze wandaden van de mensen met de
mantel der liefde te bedekken, doch wat er na het
wegdooien van die sneeuw te voorschijn komt...
Brrr!... Ook de ruwe getimmerten van de eindstations
betekenen een aanranding van het natuurschoon. Maar
ja... het dividend!...
Zo
heel zeker zijn we er niet van of al die liften nu
wel uitsluitend ten behoeve van de toerist gebouwd
werden. Waarom heeft men anders niet méér aandacht
geschonken aan het voetpad, dat voert naar de
Hörnligrat? Als alle andere paden rond Arosa niet in
zulk een prima conditie verkeerden, zouden we er
genoegen mede genomen hebben, maar nu doet het aan
een stiefkind denken. En waarom moet ieder eerst
steevast verkeerd lopen!... Goed, we komen er wel!
Eerst gaat het over malse weiden, waar zowaar nog
enkele verlate crocussen zich over hun aanwezigheid
staan te verbazen. Dan over een beslist ordentelijk
bergpad, dat zich door een schilderachtige wildheid
van kriskras dooreengesmeten rotsblokken naar boven
slingert. Het is hier, dat we de forse, gele
gentiaan met zijn gevlekte bloemen in volle bloei
aantreffen.
Bij de hut
Onder de Hörnlistein - een berg in de vorm van een
suikerbrood - door, gaat het dan over de "Grat",
waar veel pelsanemonen staan, naar de Hörnli-hut
(2519 meter). De tocht heeft drie uur gekost. Het
bereiken van een berg-"Grat" betekent steeds een
bijzondere attractie. Uren lang heeft men daar soms
tegenaan gekeken. Eenmaal het hoogste punt bereikt,
ligt er dan aan de andere zijde een geheel nieuwe
wereld vol bergen en dalen opengevouwen, zodat het
oog zich opnieuw kan zat drinken. En hoeveel bergen
en dalen men ook ziet, ze vertonen altijd een nog
niet beleefd gezicht zowel door hun vormen, de
verdeling van de sneeuwpartijen als door de
belichting, welke laatste verandert bij het drijven
van de wolken en met het verschuiven van de
schaduwen.
De
nog gesloten Hörnli-hut (over veertien dagen gaat ze
pas open) bezit een groot houten terras met tafels
en gemakkelijke banken, dat bij onze aankomst in de
zon en uit de wind ligt. Een niet te weerstane
uitnodiging om het zich gemakkelijk te maken zolang
men het rijk alleen heeft. Langer dan een half uur
zal dit echter wel niet duren, want we weten een
jeugdig Duits paar op de hielen te hebben. Een eind
onder ons worstelt het tweetal nu nog met de
sneeuwvelden omdat ze van het juiste pad zijn
afgeweken. De ligging van de Hörnli-hut is veel
mooier dan men, afgaande op de ansichtkaarten in
Arosa, zou vermoeden, alleen het liftstation - iets
lager gelegen op een honderd meter afstand -
detoneert en geeft ergernis. Deze schuld zal het
echter later goed maken door ons geruime tijd een
schuilplaats voor de regen te verlenen. Aan de ene
zijde der hut gaat de blik uit over het groene dal
van Arosa, aan de andere kant valt hij in de met
veel sneeuw bedekte kom van de Urdensee, waardoor
over het Urdenfürkli een pad naar Lenzerheide loopt.
Gezelschap
Uit
de diepe sneeuwkom klinkt een roep, die kennelijk
voor ons bestemd is. We antwoorden doch speuren
tevergeefs naar bewegende stippen. Zouden er door
dit poollandschap toeristen naar boven komen? Van de
Aroserzijde uit zijn de Duitsers ons inmiddels
gezelschap komen houden. Een uur later duiken er
twee hoofden boven een uitstekend rotspunt in de
richting van de Urdensee uit: een Française en een
Engelsman van Lenzerheide. Hun roepen hebben we
gehoord. Hun route blijkt de laatste uren een
doorlopende worsteling door de sneeuw te zijn
geweest, wat beiden kletsnatte voeten bezorgd heeft.
De rode ripsfluwelen short van de Française, hoe
mooi ook, behoort hier - op deze luchtige hoogte,
waar de zon het reeds enige tijd tegen de steeds
zwaarder en zwaarder wordende bewolking heeft moeten
afleggen - nu niet direct tot de kledingstukken,
welke men thans prefereren zou. En haar dunne
blousje al evenmin. Dat betekent klappertanden. Een
scheut cognac doet echter wonderen!
Daar
zitten we nu met z'n zessen. Vier nationaliteiten
vertegenwoordigend. "United Nations" zegt de
Engelsman droog. "Vereinigte Nationen" brouwt een
Duitse bas. "Nations Unies" giebert een Frans
sopraantje en met een "Verenigde Naties" doet
Nederland zijn duit in het zakje. Dan lachen we
allemaal in dezelfde taal!...
9. De
Schafrücken (2500 m) geeft een geheim prijs
Gezien vanaf de Aroser Alp staat hij er zo
verlokkelijk, die Schafrücken! Een langgerekte
bergrug van ongeveer 2500 meter hoogte met een
gekartelde kam en steil-afvallende noordflank. Hij
nodigt u eenvoudig uit tot een wandeling over zijn
"Grat". En dan vertelt men nog van hem, dat hij op
zijn zuidflanken edelweiss verbergt! Och ja,
edelweiss! Tegenover het vinden daarvan staan we wat
sceptisch. Hoe vaak heeft men ons al over
vindplaatsen van deze zeldzame alpenbloem gesproken
en hoe dikwijls werden we teleurgesteld. Zeker in
Zwitserland slaan we de kansen op edelweiss niet
hoog aan. Maar wie weet? We mochten misschien dan
eindelijk eens geluk hebben!
In
ieder geval bevinden we ons op zekere dag op weg
naar de Schafrücken. De tocht onderscheidt zich van
alle tot nu toe rondom Arosa gemaakte, waarvoor de
rode streepjeslijn op de kaart trouwens van tevoren
gewaarschuwd heeft. "Bergtour" luidt de
qualificatie, in tegenstelling tot de ononderbroken
rode lijn, waarmede de "lichte touren" worden
aangeduid. Ergens, bij de reeds bekende keienbedding
van de rivier de Plessur, slaat de route het bos in
om dan in steile zigzaggen, anderhalf uur lang, naar
boven te klimmen. Eerst tussen hoge sparren door en
dan door steeds lager wordende dennen en
struikgewas. Stap-stap gaat het naar boven. De route
blijkt één lange trap, die soms zó in het
struikgewas verscholen zit, dat we takken opzij
moeten buigen om een weg te banen. Van wandelen is
hier geen sprake. Iedere stap vraagt grote aandacht,
ook al omdat er vaak dikke wortels van struiken
tussen de keibrokken zitten en deze wortels blijken
op de plaatsen waar de zon niet vermag door te
dringen, verraderlijk glibberig door de regen van de
voorbije dag. Alpen- en steenrozen groeien hier in
overvloed. We zien er de bergflier, die met onze
flier niets anders dan de reuk gemeen heeft en aan
die overeenkomst dan ook zijn naam dankt, en zelfs
ontdekken we een vereenzaamde bergaster. Maar bij
deze vondst hebben we reeds het laatste struikgewas
achter ons gelaten en betreden we het vóórbordes van
de Schafrücken.
Arosa in één blik
Een
overweldigend panorama spreidt zich nu aan onze
voeten uit. Dat is Arosa in al zijn majesteit. Met
zijn Ober- en Untersee, zijn hele woudgordel, zijn
frisse alpenweiden met als begrenzing daarboven de
naakte bergen van welke sommige ons reeds zo
vertrouwd zijn. De moeite van de tocht vindt
rijkelijk haar beloning. En deze zou nóg groter
geweest zijn, indien de nevels ons niet langzaam
waren komen inwikkelen en er bovendien nog een
vervelend regentje was begonnen te drensen. Slechts
kort hebben we mogen genieten van zomer op de
Schafrücken. Toch laten we ons daarom onze
"Grat"-wandeling nog niet ontroven. Onze gastvrouwe,
die vandaag bij uitzondering eens mede van de partij
is, schudt wat ongelovig het hoofd wanneer we
moederziel alleen tegen de "Grat" gaan optornen: "U
zult wel spoedig omkeren", meent ze, maar zij, die
ons beter kent, kan resoluut verzekeren, dat daaraan
niet te denken valt. En zij heeft gelijk. In ieder
geval zal men onze terugkeer afwachten.
Spoedig staan we op het uiteinde van de "Grat". Het
eigenlijke pad loopt enkele meters lager tegen de
zuidhelling, maar wij prefereren de scherpe rand,
die aan de ene zijde licht hellend en aan de andere
loodrecht naar beneden valt. Fantastisch wild en
schoon is die noordkant, al belet de nevel, welke
slechts een vijftig meter zicht naar beneden geeft,
de hele diepte met het oog te meten. Die diepte
blijkt echter ruimschoots voldoende om de proef te
leveren, dat we nog lang niet "schwindelfrei" (vrij
van duizeligheid) zijn. Op een uitdagend,
uitspringend punt beginnen de knieën te knikken
zodat het luchtige plaatsje dwingt om te gaan
zitten.
Bij de Mittaglücke
We
volgen de "Grat" tot aan de Mittaglücke, een
inzinking waaronder een "Geröll" (steenslagveld).
Hier plegen de alpinisten af te dalen, wat niet
zonder enig risico gepaard gaat. We weten, dat de
bespijkering van onze schoenen voor een zo lastige
afdaling als deze te licht is en dus bepalen we ons
tot "schauen". Vorig jaar werd op deze plek een
onvoorzichtige dame het slachtoffer van haar slecht
schoeisel. Ze gleed uit en is naar de helling
afgerold om onder, geheel met wonden overdekt, in
bewusteloze toestand te worden aangetroffen. We
realiseren ons dit drama en huiveren bij de gedachte
aan zo'n glijpartij. En toch lokt de afdaling
onweerstaanbaar, juist omdat ze risico's inhoudt.
Jammer, dat de nevels niet willen wijken, want dan
zou de aanblik nog imponerender zijn en dan zouden
we ook de hut van Thomas Meisser, die daar onder
moet liggen, eens van de bovenkant kunnen bekijken.
We worden echter nog terugverwacht op het uiterste
punt van de Schafrücken. Edelweiss hebben we nog
niet aangetroffen. En we kijken er ook niet meer
naar uit. Dichter worden de nevels en de regen valt
venijniger. We kennen nu maar één zorg: zo spoedig
mogelijk terug te geraken bij onze tochtgenoten, die
we hopen te vinden al wordt de oriëntering wel erg
moeilijk.
Dus toch!...
Over
het twee voeten brede paadje rennen we de terugweg
af totdat onze ren plotseling wordt gestopt. Waken
of dromen we? We kunnen onze ogen niet geloven! Daar
vlak naast onze voet, zo maar aan het "pad" in het
kletsnatte gras staat een bosje kleine, stervormige
bloemen, die er uitzien alsof ze van watten waren.
Nog nooit hebben we ze in haar natuurstaat
aangetroffen! Kennen doen we ze echter maar al te
goed! Daar, zo maar voor het plukken, daar bloeit de
alpenkoningin! Die alpenkoningin heet edelweiss!...
Vergeten is de regen, vergeten de nevel, vergeten
zijn onze tochtgenoten. Hier groeit het edelweiss!
En links en rechts staan nog méér exemplaren te
mediteren, al zijn het er ook niet zo veel. Sommige
staan open in volle luister, andere zitten nog in de
knop. Het is lang niet zonder eerbied als we
neerknielen en aarzelend een hand uitstrekken.
Zullen we ze plukken? Waar schenkt het edelweiss
méér vreugde, hier hoog in de bergen of thuis,
gedroogd in een vaasje of in een boek geplet? De
vraag valt niet moeilijk te beantwoorden, maar we
bezwijken voor de verleiding. Onze schennende hand
heeft reeds het schoonste exemplaar geplukt. En nog
vier maal herhaalt zij die daad, welke een gevoel
van heiligschennis oproept. Het edelweiss is bij de
wet beschermd. Maar men zegt in Arosa toch, dat de
gelukkige vinder er vijf mag plukken! Daar bepalen
we ons dan toe...
Volkomen overwinning
Zonder roepen zouden we in de nevel onze
tochtgenoten niet zo spoedig teruggevonden hebben.
Maar we hebben geroepen en zij antwoorden en het
blijkt dat we al een stuk uit de koers zijn geweest.
"Edelweiss gevonden?... roepen beiden in koor. De
vijf zeldzame bloempjes houden we angstvallig achter
onze rug verborgen en trekken daarbij een heel
meewarig gezicht zodat ze menen niet verder te
behoeven te vragen. "Wij wél!" juichen ze en ze
tonen twee miezerig kleine exemplaren. Maar dan
duwen wij haar triomfantelijk onze juweeltjes onder
de neus: "Hier zo, dat is edelweiss!"... Neen, daar
kunnen ze toch niet tegenop. Onze overwinning is
volkomen.
De
terugtocht naar Arosa vereist veel omzichtigheid. De
regen heeft het steile pad nog gladder gemaakt dan
het was. Glijpartijen behoren tot de orde van de
dag. Gelukkig breekt na verloop van tijd de zon weer
door. Het edelweiss komt in ieder geval veilig
beneden. Nou, daar ging het vandaag immers toch maar
om!...
Bronvermelding:
"Het
andere Arosa..." verscheen in 9 afleveringen in de
Nieuwe Tilburgse Courant op:
-
donderdag 16 juli 1953
-
zaterdag 18 juli 1953
-
dinsdag 21 juli 1953
-
woensdag 22 juli 1953
-
donderdag 23 juli 1953
-
vrijdag 24 juli 1953
-
zaterdag 25 juli 1953
-
dinsdag 28 juli 1953
-
woensdag 29 juli 1953