CUBRA

INHOUD PIERRE VAN BEEK
HOME 
BRABANTS
KUNST
FOTOGRAFIE
TEKSTEN
AUTEURS
AUDIO
SPECIAAL

PRINT

Pierre van Beek - Reisartikelen

 redactie: Ben van de Pol

 

In de Lechtaler Alpen

 

 

1. Galzig-Ulmer-hut bleek een misrekening

 

Een stralende zomerdag is in de namiddag in een onweersbui boven Sankt Anton aan de Arlberg in Noord-Tirol ten onder gegaan. Een plotseling opgestoken wind jaagt door de dorpsstraat en de huisberg van het bekende wintersportoord, de 2125 meter hoge Galzig, gaat geheel schuil in de wolken. Ons deert dit echter minder want - volgens plan - zullen we vanavond in de Ulmer-hut overnachten en die kunnen we nog gemakkelijk bereiken. Daar zal nu ook wel alles in nevelen gehuld zitten, maar nog altijd beter een avond in de geborgenheid van een gezellige berghut dan een avond in een beregend dorpje in een dal, zo denken we maar...

We halen nog juist op de bergbaan de laatste rit naar boven. Natuurlijk zijn we de enige passagier in de grote cabine, die we alleen met de conducteur te delen krijgen. Langzaam zakt Sankt Anton onder ons weg en dan duikt de cabine in de nevel, die een heel stuk beneden de 2000 meter hangt. Zonder enig zicht zweven we het eindstation tegemoet, dat - zoals steeds op dit uur en bij dit weer - koud en verlaten ligt. Als dan even later de cabine met de conducteur voor de laatste maal van deze dag weer naar beneden zweeft, menen we geheel alleen te zijn hierboven in de grijze stilte. Oneindig ver lijkt de zomer, die we vandaag toch zo intens genoten hebben. De gelagkamer van het station gaapt ook vandaag weer even hol en ongezellig als dit in de zomermaanden steeds het geval is: een grote ruimte, met kale wanden, wat langs de kanten opgestapelde stoelen en een leeg, verlaten buffet. Er wordt heel wat fantasie gevergd om deze ruimte te bevolken met levendige wintersportenthousiasten in fleurige kleding. In de winter... ja dan moet het hier druk en gezellig zijn, maar nu... om te rillen!...

 

Duik in de nevel

Toch is het niet bepaald onprettig zich hier alleen te weten. We kunnen ons nu tenminste op ons gemak verkleden en prepareren voor de tocht, die er voor de boeg ligt. Voor geen geld zouden we bereid geweest zijn zo aanstonds onder te duiken in de waskeuken van de nevelbrij daar buiten als we de route van de Galzig naar de Ulmer-hut in het verleden niet reeds drie maal gemaakt hadden. Ons kan niets gebeuren en bovendien loopt het pad vrijwel horizontaal. Onderweg bestaan een paar aftakkingen maar die menen we ook wel te kennen. Warm ingepakt in twee pullovers en een regenhuid met een zuidwester op het hoofd nemen we de route westwaarts. Het begin ervan moeten we echter tot onze verbazing eerst nog even zoeken omdat er zoveel sneeuw rond het station ligt. Behalve de nevel zijn er nog de wind en de regen die de tocht veronaangenamen. Maar wat maakt het uit! In goed anderhalf uur hebben we de hut zeker bereikt!...

 

Ook wind en regen

Met gebogen hoofd tornen we op tegen de wind en de regen met maar een zicht van enige meters. Van tijd tot tijd treedt er een verademende luwte op. Dat betekent, dat de wind ergens wordt tegengehouden door een beschermende bergrug, die hier aanwezig moet zijn zonder dat we hem zien kunnen. Men had ons gezegd, dat het pad sneeuwvrij was maar dit blijkt lang niet met de werkelijkheid overeen te komen. Er ligt nog veel sneeuw! Te veel naar onze smaak en als vieze, bruine sporen op die sneeuw uiteenwijken, staan we voor onze eerste aarzeling of we nog wel op het goede pad zijn. Aan de wintermarkering in de vorm van lange palen hebben we niet veel. Het zicht is niet zover, dat het van de ene paal tot de andere reikt. En als we er al eens een toevallig passeren, blijkt deze nog vaak tegen de grond te liggen.

Zo verstrijkt de tijd, waarbij ons zelfvertrouwen de eerste tekenen van onzekerheid begint te vertonen. Waar blijft toch het Arlbergsattel, die plek, waar rechts het pad naar Sankt Anton door het Steissbachdal afdaalt? We moesten deze plaats, waar we ons dachten te oriënteren, toch al lang bereikt hebben! Deze inzinking hier zou het "Sattel" kunnen zijn, maar de nevel belet waar te nemen of hieronder een dal ligt. Even later wijken weer sporen uiteen. Misschien komen ze honderd meter verder opnieuw bijeen, doch wie zal het zeggen? Op verkenning gaan durven we niet uit vrees ons punt van uitgang dan niet meer terug te zullen vinden. Op goed geluk kiezen we één der sporen. Kwamen we nu toch maar iemand tegen!...

 

Een waarschuwing?...

"Wer reitet so spät durch Nacht und Wind?"... klaagt het plots door ons niet meer zo heel rustig denken. Waar hebben we die woorden méér gehoord? Och ja: Erlkönig! Maar waar komt die Erlkönig hier zo ineens vandaan. Welke associatie roept hem op? Zijn het gewoon de nevels of betekent het misschien een waarschuwing?... Neen, we komen we wel doorheen!... En dan bezitten we toch veilig in onze broekzak nog altijd die padvindersfluit voor een eventueel noodsignaal als we verdwaald zouden raken...

Nooit hebben we een koe met méér vreugde begroet dan die, welke even later uit de nevel opdoemt. Nu zijn we tenminste niet meer alleen in die grauwe massa! Met goedmoedige lodderogen kijkt het beest ons aan. Het voelt volkomen met ons mee en schijnt zich te verontschuldigen, dat ze geen uitsluitsel kan geven op een vraag, die we in gedachten gesteld hebben. We worden dus niet wijzer uit haar medelijden maar toch hebben we even het gevoel gehad weer in contact te zijn geweest met de wereld van... de mensen.

Met iets meer zelfvertrouwen gaan we verder totdat ons op enige meters afstand een grauwe gestalte, een mens, passeert. Ook diep ingebakerd als wij. Met de hand houdt hij zijn hoed vast voor de wind. "Ulmer-Hütte?" roepen we tegen de wind in. "Zwei hunderd meter!" vangen we uit de wind op. De man acht het niet eens nodig stil te staan voor een praatje. Even vlug als hij is opgedoken, verdwijnt hij weer in de nevel.

 

Verkeerd!

"Nog tweehonderd meter! Dus tóch goed!" verademen we. Die tweehonderd meter worden er echter wel vierhonderd. Dan komt er een lange stok en vlak daarbij een geëmailleerd bord met "Stuttgarter-hut" er op. "Stuttgarter-hut???"... Hoe kan dat nou? Waar zagen wij dit bord vroeger? Die wegwijzer moet toch voorbij de Ulmer-hut staan!... Nog tien minuten wagen we er aan om verder te gaan. Dan hebben we zekerheid verkeerd te zijn. In Godsnaam terug naar de wegwijzer van zojuist. Die betekent toch nog steeds een moreel houvast al komen we daar niet verder mee. Terug bij de wegwijzer blijkt de nevel voor een ogenblik minder dicht dan twintig minuten geleden. Daar vlak voor onze neus, op nog geen acht meter afstand, staat de Ulmer-hut (2285 meter). We zijn haar zo straks rakelings voorbijgelopen. We zochten naar een donkerbruin gebrand gebouw maar de grote waranda blijkt totaal vernieuwd en heeft nu de lichte kleur van verse planken. Maar ook zonder deze wijziging zouden we haar toch wel gemist hebben!...

 

Nooit meer!

Opgenomen binnen de beschermende hutwanden zeggen we maar niet te veel van ons avontuur. En over onze angst en gedachten aan noodsignaal praten we helemaal niet. Deze komen ons vooral lachwekkend voor als een uur later alle nevel verdwenen is. Vanuit de waranda gezien ligt de wereld onder ons breed uitgespreid. Het oog kan ver het pad volgen, dat we gekomen moeten zijn. Alles is nu weer doodsimpel! Maar in stilte zweren we: "Nooit meer alleen de nevel in! Ook niet op een bekend pad!"...

 

 

 

2. Valluga, de berg met 't geschonden gezicht

 

De uitnodiging van de Duitse "Studienrat" (leraar) dr. X uit Göttingen om morgen met hem en zijn 17-jarige zoon een tocht naar de Vallugatop te maken vanuit de Ulmer-hut komt ons uitstekend van pas. Met die Valluga hebben we immers nog altijd een appeltje te schillen. Deze berg met zijn mooie Reto-Romaanse naam, waarvan hier niemand de vertaling kent, is met zijn 2811 meter de hoogste berg van Tirol. De grens tussen Tirol en Vorarlberg loopt er midden overheen. Maar daar gaat het ons niet om. Jaren geleden zijn we op deze berg eens tot een half uur onder de top gekomen. Omdat we op de Vallugagraat toen zo'n prettig afdalend gezelschap troffen, zijn we daarmee teruggekeerd zonder de tocht te voleinden. En daar hebben we sindsdien altijd spijt van gehad. Nu kunnen we dus de schade inhalen!

Die omkeer van destijds op de Vallugagraat is een fout geweest die zich wreken blijft. Toen was de Valluga nog een echte berg. Nu echter gaat er een "Seilbahn" naar zijn top. Daarom hadden we onze Valluga reeds afgeschreven. Ook nu stond hij eigenlijk helemaal niet meer op het program. Daarenboven zag het weer er te dreigend uit om de toer alleen te ondernemen. Met z'n drieën kan er echter wat méér risico genomen worden en deze omstandigheid werd dan ook mede oorzaak, dat het sluimerende zelfverwijt van voor immer een top gemist te hebben werd wakker geschud door de uitnodiging van onze "Studienrat". Een vroege ochtend vindt dan twee Duitsers en een Hollander op pad naar het Walfagehrjoch als eerste etappe voor de Valluga. Nog is de lucht overwegend blauw maar reeds nu komen er hier en daar koppen opzetten, die niet veel goeds voorspellen.

 

Op het joch

Ulmer-hut - Walfagehrjoch vergt een klim van een klein uur, die dit jaar grotendeels over sneeuw gaat. Voortdurend hebben we daarbij de blik op de aan de rechterhand liggende Schindlerspitze (2637 meter), een vanaf het joch in twintig minuten te bereiken top. Een mooie en gemakkelijke berg aan wiens noordzijde men heerlijk over de sneeuw naar beneden kan "rutschen". De zuidwestflank daarentegen vertelt een ander verhaal. We wijzen elkaar de plaats waar, vóór twee winters, een "Schneebrett" (soort lawine) afbrak. Zes doden, allen buitenlanders, werden er later in de Ulmer-hut binnengebracht. Dat is ook de Schindlerspitze...

Op het Walfagehrjoch (2550 meter) ligt alles onder de sneeuw. Wat een verschil met enige jaren geleden toen we hier geklommen en geklauterd hebben over door het water grillig uitgeslepen rotsen. De spitste piek, waar we geprobeerd hebben hoever we "Schwindelfrei" (vrij van duizeligheid) waren en op welks kleine punt we de knieën hebben voelen trillen, zou nu beslist niet bereikbaar zijn.

 

Het smalle spoor

Van het Walfagehrjoch buigt links de route over de sneeuwvelden van de Schindler Ferner. Hoog over die zeer steile hellingen slingert een nauwelijks twee schoenen breed spoor in de richting van de plaats, waar nu het Bahnstation "Vallugagrat" moet verrezen zijn. Het ziet er een beetje duizelingwekkend uit, maar hier voelen we ons op bekend terrein. In recordtempo hebben we eens dit traject afgelegd. Ook herinneren we ons hoe we hier ooit vanaf de graat drie kwartier twee Engelse meisjes hebben zien worstelen, die uit angst voor de steile helling telkens met één hand in de sneeuw steun zochten, waardoor ze het risico van uitglijden slechts vergrootten, omdat het lichaam dan geen hoek meer van negentig graden maar een stompe hoek met het pad maakt.

Met z'n drieën achter elkaar klimmen we in goed tempo voort. Onze "Studienrat", die 't zwaarst is en de grootste voeten heeft, trapt de sporen in de nog enigszins harde sneeuw. Dan volgt Holland en zoonlief sluit het rijtje. Aan onze rechterhand ligt de diepe, met sneeuw gevulde kom van de Schindler Ferner. Onder ons drijft wat nevel, zodat de bodem zich eigenlijk niet duidelijk laat zien. Voor de Duitsers betekent het een nogal mysterieus gezicht maar wij weten, dat daaronder inderdaad een rondom door bergen ingesloten kom ligt, waarachter de Valluga zijn top in de hemel boort.

 

Daar heb je het!

Dan gebeurt het plots! Als niemand er op verdacht is, trappen wij mis en daar gaan we geluidloos de helling af. Onze eerste reactie is: "Volkomen gevaarloos!" en de tweede: "Het zal lang duren eer we weer naar boven zijn teruggeklauterd!" Instinctief spreiden we beide benen breed uit. De armen eveneens, daarbij de vingers zo diep mogelijk in de sneeuw drukkend. Zullen we het houden? Vóór we in volle vaart zijn, moeten we ons hebben afgeremd want anders maken we de tocht tot het bittere einde. Ja, het gaat gelukken! Onze snelheid wordt langzaam minder tot we ten slotte geheel stil liggen. Als het ware vastgeplakt op de sneeuw. Opstaan kunnen we niet want dat betekent opnieuw glijden. In liggende houding stampen we dus eerst met de hielen een goed horizontaal platformpje. Dan voorzichtig overeind! We staan! Nu moeten we, trede voor trede in de sneeuw schoppend, weer naar boven klimmen. Twintig meter hoger! In een kwartier staan we weer bij onze makkers, die heel wat meer geschrokken waren dan wij zelf...

 

Merkwaardige sneeuw

Dan gaat het opnieuw verder. Het station voorbij op weg naar de eigenlijke graat. Nóg hebben we deze niet bereikt of daar valt, volkomen onverwacht, een donderslag uit de lucht. Onweer op deze hoogte betekent gevaar. We vluchten onder een uitstekende rots. Er volgt geen bliksem en er komt ook geen nieuwe slag. Daarentegen begint het te sneeuwen. Heel merkwaardige sneeuw! Geen vlokken maar kleine bolletjes van sneeuw, ter grootte van hagelkorrels. Zij vullen spoedig onze zo zorgvuldig uitgetrapte sporen geheel. Door de bolletjessneeuw heen vluchten we terug, naar het nog niet ver afgelegen "Bahnstation", waar het binnen behaaglijk warm is. Mensen, die zo juist met een mooie plooi in de broek en in zomerse kledij uit de cabine komen gestapt, kunnen zich moeilijk voorstellen, dat er ook nog mensen zijn, die te voet op de Valluga willen...

Als de bui over is, wordt de onderbroken tocht voortgezet. De zon laat zich weer zien. Vanaf de graat wordt het nu een prettig klimpartijtje over sneeuwvrije rots. Niet moeilijk en toch ook geen gewoon pad. We behoeven alleen een "Wächten" te omgaan. Dat is een als een luifel over de diepte hangende sneeuwmassa van een paar honderd kubiekmeter, die bij het betreden waarschijnlijk afbreekt met alle gevolgen van dien. Van waar wij staan ziet ze er als een onschuldig sneeuwveldje uit doch we hebben gelukkig tijdig de ware aard van dit "veldje" ontdekt.

 

Arme Valluga!

De top van de Valluga blijkt de bouwers van de "Bahn" niet hoog genoeg geweest te zijn. Behalve het eindstation heeft men er ook nog een betonnen toren gebouwd. "Voor het uitzicht" zogenaamd! Sporen van de bouwbedrijvigheid liggen links en rechts verspreid... Zo vinden we onze oude Valluga weer. Gemolesteerd, gehavend en geschonden. Een gewonde berg! Meteen weten we dan ook - al is het uitzicht er niet minder om geworden - dat we hier nooit meer een voet zullen zetten. Arme Valluga!... Als we weer teruggaan de route, die we gekomen zijn, voelen we dat dit inderdaad een afscheid voor eeuwig betekent...

 

 

 

3. Een kleine karavaan trekt door de bergen

 

Altijd weer dezelfde emoties en ge raakt er nooit verzadigd van! Altijd weer een nieuw leven met de glans van verwachting naar het onbekende! Daarmee begint voor de trekker iedere zonoverstraalde ochtend in de bergen als hij, met de rugzak geschouderd, klaar staat voor een tocht naar een verder gelegen hut. Zó ondergaan we het ook nu weer als we afscheid nemen van de gastvrije Ulmer-hut. In de vroege namiddag zullen we vandaag nog onze tenten opslaan in de drie uur verder gelegen Leutkircher-hut (2250 meter).

Een klein uur lang gaat het in zigzaggen - altijd over de sneeuw - omhoog naar het Walfagehrjoch (2550 meter). Dat betekent bekend terrein want hier waren we gisteren nog met de Vallugatocht en jaren geleden óók nog een keer. Maar hoe onderscheidt de wereld van nu zich van die van jaren her! Toen weinig sneeuw, nu heel veel. Doch op het joch vinden we toch nog de rotsformaties terug, waar we eens met Engelsen picknickten. Méér boeit evenwel het mysterie van de weg, die er thans voor ons moet openliggen. Al jaren lang fascineerde ons die weg naar de Leutkircher-hut, maar wegens tijdgebrek hadden we hem nooit kunnen maken. Daarvoor zijn we eigenlijk teruggekomen. En nu is het dan eindelijk zover! De kleine verkenningen van weleer hebben de begeerten aangewakkerd en die willen niet langer meer op bevrediging wachten. Ze hoeven het ook niet! Het wachten is nu alleen nog maar op onze Duitse "Studienrat" met zijn zoon. Ze zijn wat later dan wij opgestaan en volgens afspraak zullen wij elkaar hier op het joch treffen.

 

Met z'n drieën

Na verloop van tijd, waarin we ruimschoots gelegenheid hebben gehad de schoonheid van de stille witte wereld te zuigen als ranja door een rietje, verschijnen de tochtgenoten: de "Studienrat", rustig en zwijgzaam alsof hij nog napeinst over een schaakprobleem van gisterenavond, de zoon luidruchtig en over de sneeuw heen en weer dravend als een hond, die uitgelaten wordt... Met één voor één achter elkaar als Indianen op het oorlogspad, trekken we dan het onbekende tegemoet. Heerlijk hoog kruipt het smalle pad, steeds aan de linkerzijde langs de bergwanden. Zover het oog reikt niets dan bergen met daar overheen overal een stralende zon.

Het Mattunjoch wordt gepasseerd zonder dat we er bijna erg in hebben. Hier halen we de Weense familie in, die nog vroeger dan wij op pad gegaan blijkt. Moeder heeft haar dochtertje Brigitte "angeseilt" (aan een touw gebonden). En dat is nodig ook. Trots op haar nieuwe bergschoenen, die wel tot ongekende energie moeten inspireren, huppelt het meisje als een jonge gems over de moeilijkheden. Kinderen kennen geen gevaar en dientengevolge ook geen angst in de bergen. Zeker niet wanneer vader en moeder in de nabijheid zijn. Dan kan er immers niets gebeuren! Geen wonder, dat het meisje herhaaldelijk op de schuine sneeuwhellingen dreigt te "rutschen". Het touw bewijst daarbij echter telkens weer zijn deugdelijkheid. Brigitte is het enige kind van de Weners. Als ze maar de kans krijgen, nemen ze het mee in de bergen. Die ouders weten hoeveel levensvreugd en energie de bergen hun al geschonken hebben en ze willen niet dat zulk een geluk aan hun kind ongekend en ongeweten zal voorbijgaan! Daarom: jong gewend, oud gedaan!

 

Weinig woorden

Onze eerste kleine karavaan is nu tot zes personen aangegroeid doch het tempo blijft goed. Er wordt niet veel gesproken onderweg. De formatie in ganzenrij biedt daartoe niet zo'n goede gelegenheid en bergwandelaars behoeven elkaar niet veel te vertellen. Gekeken en gedacht wordt er daarentegen des te meer. En wijd open staan de harten, die de schoonheid van de natuur vangen als de grote "televisiespiegels" in de nabijheid van de Ulmer-hut, de golven voor de beelden. Iedere bloem langs de weg betekent een verrukking, die hier de bergwandelaar tot stilstaan dwingen kan. Een arend, die hoog in de lucht zijn kringen beschrijft, slaat een toets aan op het klavier van het ontvankelijke gemoed... Bij dit alles behoeven geen woorden te worden gesproken... Eerst als we tegenover de Kapall staan (2326 meter), een huisberg van Sankt Anton, wagen we het de betovering, die allen gevangen houdt, voor een ogenblik te verbreken.

Op de Kapall, in het station van de zetellift, doet nu de machinist Heinrich Kössler uit Sankt Anton zijn werk. Vóór dag en dauw trekt hij iedere dag te voet naar boven om des avonds tegen zes uur met de laatste rit terug te keren. Zó was het voor een jaar toen wij in zijn pension beneden in het dal logeerden. Zó is het nu nog. En we hadden beloofd hem op die Kapall een bezoek te brengen wanneer we hierboven zouden passeren... Maar die Kapall blijkt toch nog verder af te liggen dan eens gedacht. En nu kunnen we onze karavaan toch niet vaarwel zeggen. Neen, dan in 's hemelsnaam maar geen bezoek...

 

De hut in zicht

De toppen van de Lisunspitze (2681 meter) en de Weisschrofenspitze (2755 meter), waar het pad onder doortrekt, liggen reeds achter ons. Bij een uitstekend punt van de Bacherspitze (2649 meter) gaat een juichkreet op. Heel in de verte heeft Ullrich, de zoon van de "Studienrat", de Leutkircher-hut ontdekt. O, het is misschien nog wel een uur ver, maar de veilige haven ligt dan toch in zicht. Dat schenkt vertrouwen, dat we gebruiken kunnen, want het weer is geen afspiegeling meer van de zonnige ochtend, waar deze dag mee inzette. De hut ligt aanmerkelijk lager dan het punt, waarop wij ons nu bevinden. We zetelen "torenhoog" op een plek, die door de natuur tot rustplaats is aangewezen. Zowel vanwege haar weelde van bloemen als om het uitzicht. We zijn terecht gekomen op een balkon van de wereld, een balkon, dat zich niet lang noden laat om als rustplaats te dienen voor de overigens nog fitte wandelaars.

Terwijl we brood en tabletten chocolade peuzelen, spelen de wolken hun dreigend spel. Bij het einde van de maaltijd vallen de eerste regendruppels. Snel dalen we af naar het diep onder ons gelegen Almajurjoch (2241 meter), waar de plastic huiden voor de dag komen, omdat het inmiddels steeds harder begint te regenen. Over 'n thans nagenoeg horizontaal pad stormen we op de beschuttende hut af. Daar staat de "Wirtin" Hannie Klein al gereed voor een hartelijke ontvangst van de karavaan en misschien ook wél een beetje om te voorkomen, dat we met onze bemodderde schoenen naar boven schieten. Als een unicum in een berghut ligt er... linoleum over de blanke vloeren van de slaapkamers. Dat heeft "Frau Hannie" geleerd in... Holland!...

 

 

 

4. "Hüttenzauber" in de Leutkircher-hut

 

Hannie Klein, de waardin van de Leutkircher-hut, heeft als jong meisje twee jaar in Holland en wel te Haarlem als dienstbode gewoond. Dat is alles weer lang geleden. Een oorlog is sindsdien over de wereld gegaan. Sinds een aantal jaren beheert zij nu de hut, waarvan haar vader dertig jaar lang de pachter is geweest. Ze kent het leven van de bergen, want vele maanden van haar jonge leven heeft zij, gedurende de zomervacanties, hierboven doorgebracht in de hut, waarover ze nu zelf de scepter zwaait. Zij weet hoe men het aan moet leggen om het de gasten gezellig te maken.

Niet lang na de aankomst van onze karavaan in de Leutkircher-hut ligt er op de blank geschuurde tafel van de "Gaststube" een Nieuwe Tilburgse Courant van enige jaren oud. Zij werd opgediept uit een keukenkast en nu worden we gedwongen tot de vertaling van het daarin van onze hand verschenen artikel over ons eerste bezoek. De magische kracht, die voor sommigen nog altijd van het gedrukte woord uitgaat, heeft ook hier haar werking gedaan en zo komt het, dat er reeds direct die vertrouwelijke sfeer ontstaat zoals alleen onder goede, oude bekenden voorkomt. Onze karavaangenoten begrijpen het allemaal niet zo. Ze denken, dat we hier al jaren kind aan huis zijn!...

In de loop van de namiddag wordt het gezelschap tamelijk heterogeen en internationaal van samenstelling. Er komen nog méér Duitsers en Oostenrijkers opdagen alsmede een Italiaans echtpaar, een jonge dokter uit Milaan met zijn charmant vrouwtje. De scala van beroepen beweegt zich tussen de twee uitersten van academici tot handwerkslieden.

 

Daar heb je "het" weer...

Hoe dat op zo'n avond gebeurt, blijkt nooit te achterhalen al hebben we een flauw vermoeden dat een "Wirt" of "Wirtin", die zijn of haar taak verstaat, er toch ergens de hand in heeft. Eerst zitten de gasten wat te praten in groepjes. Er verschijnt hier een "Viertel" wijn en daar een "Viertel" op tafel. Er wordt een grap verteld, een kunstje met de kaart vertoond, dat ook aan een andere tafel de belangstelling trekt. De gesprekken worden geanimeerder, de meest gereserveerde staat op het punt van ontdooien. Plots grijpt iemand de in bijna iedere berghut steeds aanwezige gitaar van de wand, springt daarmee midden op de vloer en... de zaak "draait". De "Hüttenzauber", zoals dat hier genoemd wordt, is doorgebroken!... Er wordt thans het ene "Heimatlied" na het andere gezongen. Nu ziet ge geen gescheiden groepen meer maar alles zit in een grote kring en als eindelijk het laatste lied weerklinkt, staat de gitarist al lang niet meer op de vloer maar boven op de tafel...

 

Als een ziekte...

Organiseren kunt ge zo'n "Hüttenzauber" niet want dan mislukt het altijd. Hoogstens kan een "deskundige" op het juiste psychologische moment het nog nét ontbrekende "duwtje" geven. "Hüttenzauber" is als een ziekte - maar dan een prettige! - die uitbreekt zonder dat ge weet vanwaar ze gekomen is... Om tien uur behoort er "Hüttenruhe", d.w.z. "rust" te heersen, opdat de vermoeide bergwandelaar tijdig zijn bed opzoeken en ook inderdaad slapen kan, maar ja... voorschriften zijn er soms om overtreden te worden! Vooral als niemand protesteert!...

Voordat we eindelijk op kousenvoeten naar boven klimmen - benagelde bergschoenen zijn bij "Frau Hannie" met het oog op haar linoleum absoluut taboe!... - kunnen we niet nalaten nog even naar buiten te wippen om alleen te staan onder de sterrennacht. Vertrouwelijk gloeien de dofbeslagen ruiten van de hut in de duisternis, op een hoek van het gebouw brandt een elektrische lamp. Hoevele avonden hebben we daar vroeger, vanuit Sankt Anton, niet naar opgekeken! "Kijk, dat is de lamp van de Leutkircher-hut!" zei Heinrich Kössler toen we eens onze nieuwsgierigheid wilden bevredigen over dat mysterieuze licht daar méér dan 2000 meter hoog op de bergen. Nu staan we zelf onder dat lokkende licht en door de stille avondstraat van Sankt Anton doolt thans misschien wel een andere late Hollander, die op zijn beurt vraagt, wat dat lichtend puntje, dat kennelijk geen ster is, toch wel te beduiden heeft...

 

Waar nu gedanst wordt

In Sankt Anton, dat men van de hut uit bij avond haast nog beter ziet liggen dan bij dag, branden nu heel veel gele lichtjes. Het zijn er wel duizend of méér zoudt ge denken en dat kleine Sankt Anton roept nu eerder gedachten op aan een stad dan aan het vriendelijke bergdorpje, dat het in werkelijkheid is.

In hotel "Post" bij het stationnetje zal nu wel bijna de Tiroler avond van Sepp Staffler met z'n Schuhplattner, Holzhackertanz en jodelliedjes geëindigd zijn, denken we. Nu begint daar het gewone dansen... Altijd internationaal gezelschap, waar ge op z'n minst vier talen hoort spreken. Morgen rijden de bussen met toeristen weer verder. Naar de Glocknerstrasze, snel en jachtend om de kudde, die ze vervoeren, in zo kort mogelijke tijd zoveel mogelijk kilometers "Europa" te leveren.

 

Als vogels...

Morgen begint ook voor degenen, die hierboven op de eenvoudige bedden van de berghut slapen, een nieuwe dag. Hun enig vervoermiddel zullen hun voeten zijn en hun bagage dragen ze zelf mee op hun eigen rug. Van tevoren hebben zij zich gewassen in het ijskoude water van de altijd klaterende bergbron voor de hut. Ze haasten niet en ze jakkeren niet, maar vertrekken rustig met een gezicht waarvan de ondernemingslust afstraalt en met een krachtig "Berg Heil" op de lippen. Ze voelen zich méér verwant met de vogels dan met de haasttoeristen, want ze reizen niet maar drinken geluk aan de bron van de eeuwig jonge natuur. En als ze dan straks zongebrand en met een "Latschenbusche" in de rugzak thuiskomen, voelen ze zich niet alleen gesterkt maar ook uitgerust. En in ieder geval weten ze waar ze geweest zijn!

 

 

 

5. Een paar dagen speelt de mens z'n rol wel!

 

Een lange luie dag heeft de omgeving van de Leutkircher-hut de genaden van haar aantrekkelijkheden geschonken. 't Was zo'n heerlijke bergdag van niets doen - althans bijna niets doen. Alleen maar wat liggen in het gras tussen de bloemen en wat zitten op de top van de Hirschpleiskopf (2544 meter) om te kijken hoe twee bergvrienden gestaag aan hoogte wonnen bij hun tocht naar de 2759 meter hoge Stanskogel. Drie kwartier geleden marcheerden zij onder ons voorbij. Nu eens verdwenen ze in een diepte, dan doken ze weer zwart op bij een hoger gelegen sneeuwveld en toen ze de geheel besneeuwde graat bereikten, waren ze tot twee speldepunten ineengeschrompeld. In de verbeelding wisten we ons bij hen en keken we uit over die grote, stille wereld, zo oneindig ver weg van de mensen...

Zo was de dag van gisteren! De tochtgenoten van twee dagen geleden zijn al lang weer nieuwe verten tegemoet getrokken. Weg de "Studienrat" met zijn zoon! Weg ook de Weense familie! Misschien zullen we ze nog ergens in een andere hut treffen... misschien ook niet! Bergwandelaars zijn soms nogal individualisten. Ze genieten de ontmoeting van het ogenblik, de vreugden van een kort samenzijn, doch dan gaat ieder graag zijn eigen weg tot bevrediging van vaak lang rondgedragen heimweeverlangens naar 't verloren paradijs.

Kennismakingen in de bergen zijn meestal van korte duur. Dat maakt ze echter juist zo aantrekkelijk omdat ge daarin bijna steeds de mens op zijn best ontmoet. De mens zoals hij eigenlijk behoorde te zijn, maar zoals hij helaas niet is. Een dag of zo houdt die mens het echter wel uit zichzelf te verbergen. En is het niet schoon te doen alsof ge van dit verstoppertje spelen niets merkt? U zelf eens mee te laten gaan op de vleugels van de fantasie naar het land "Utopia"?... Zien, waarderen... scheiden! Ja vooral scheiden, tijdig scheiden voordat zij of gijzelf uit uw rol vallen. Ziedaar het probate middel tot het bouwen van luchtkastelen zonder vrees voor ineenstorting.

 

Vandaag alleen

Daarom zijn we deze morgen alleen op pad gegaan. Haast was het nog mislukt maar ten slotte slaagden we er toch in het laatst in de hut voor het druilerige weer achtergebleven echtpaar, dat ook naar de Kaiserjoch-hut wilde, van ons af te schudden. De twee uur, die ons van de nieuwe hut scheidden over een pad, dat weinig risico's bood, wilden we nu eens echt alleen maken en daarom vertrokken we, in volledige overeenstemming, twintig minuten eerder dan het echtpaar. Toen we na een paar uur echter tot onze grote verrassing de Kaiserjoch-hut plotseling op nog geen tien minuten gaans diep beneden ons zagen liggen, hebben we geduldig op de nakomers gewacht op de kogelronde top van een verleidelijk bergje om daarna met z'n drieën naar de hut af te dalen. En wie ontmoeten we daar als eersten? Onze Weners van wie we twee dagen geleden afscheid namen. "Herr Studienrat" en zoon zijn vanmorgen naar weer een volgende hut afgemarcheerd. En de "Wirtin" blijkt een zuster van Frau Hannie van de Leutkircher-hut. Ook dat draagt er toe bij zich direct in een vertrouwelijke sfeer te voelen. Niet echter kunnen we wennen aan de ijzige wind, die hier over 't joch giert en door alle kieren van de hut de "Gaststube" binnendringt, zó erg, dat de waard ten slotte maar besluit aan de zuidzijde de dubbele ramen te gaan inzetten.

 

Taaie volharding

De Kaiserjoch-hut heeft het na de oorlog zwaar te verduren gehad. Zij werd geplunderd en is de gevolgen daarvan nog niet geheel te boven gekomen. Er mankeerde letterlijk alles aan. Daar men niet over een muildier of paard beschikte, moest de waard iedere balk en iedere plank van het 2000 meter lager gelegen Pettneu op zijn eigen rug naar boven slepen. Dat heeft hij dan ook gedaan met een ongelooflijk taaie volharding omdat dit jonge paar een bestaan wilde opbouwen. Ten koste van veel zweet is de hut ten slotte weer bewoonbaar geworden. Haar trots vormt wel de butagasverlichting. Het aansteken hiervan gaat die avond gepaard met een ritueel, dat de vaardigheid van een ingewijde vergt en duidelijk verraadt met welk een kleinood ge hier te doen hebt.

Via een trapje uit een poppenhuis wringen om tien uur slechts tien gasten zich naar boven met de intentie een nachtrust door te brengen. Tot sommiger verbazing blijken zij de volgende ochtend daar nog in geslaagd ook hoewel de hele nacht de treiterende wind om de hut is blijven gieren. Des morgens zijn er nog geen tekenen van verbetering. Het weer ziet er weinig aanlokkelijk uit. "Vertrekken of blijven?" is de vraag, die er gesteld wordt.

 

De verkenner

De altijd matineuze Wener hakt voor zijn vrouw en kind en ook voor ons resoluut de knoop door. "Gaan!" Toen wij allen nog op één oor lagen, is hij al een uur ver de weg wezen verkennen. Gedreven door een heilige onrust om de moeilijkheden, die zijn kind die dag kunnen wachten, verkent hij des morgens steeds een nieuwe route. Één uur heen, één uur terug en dan opnieuw beginnen met de karavaan... Hij telt het niet eens en zijn benen voelen het niet!... Hij heeft ontdekt, dat de wind het ergst op het joch huishoudt. Na een drie kwartier kunnen we van de zuidzijde van de bergwanden over een klein joch naar de noordflank oversteken. Daar zullen we zelfs geheel uit de wind zijn... Dus starten we! Een kleine karavaan van zes - goed ingepakt in anoraks en regenjassen - trekt langzaam maar vastberaden over een nagenoeg horizontaal pad langs de bergwanden méér dan 2000 meter hoog boven 't aan de zuidkant gelegen Stanzerdal. Drie en een half uur gaans voor de boeg met als doel: Ansbacher-hut.

 

 

 

6. Na iedere bergrug een nieuwe wereld

 

Iedere tocht naar een nog niet bezochte berghut betekent steeds een nieuw avontuur. Altijd weer stelt ge u de vraag: "Wat zal de dag van vandaag aan verrassingen opleveren?" En verrassingen zijn er altijd. Al rekent ge daartoe alleen maar het overklimmen van een bergrug, waarna zich dan aan de andere kant plotseling een geheel nieuwe wereld opendoet. Dat bemerken we ook weer op de tocht van de Kaiserjoch-hut naar de Ansbacher-hut. Achter het eerste joch steken we van de zuidzijde naar de noordkant over en daar heerst nog volop winter. Uitgestrekte sneeuwvelden met in de diepte als middelpunt de kleine met ijs bedekte Hintersee roepen gedachten op aan een poollandschap. Zij vormen wel een groot contrast met al het groen van het Stanzerdal aan de zuidzijde. Merkwaardig genoeg blijken belangrijke gedeelten van de steile puinhellingen, die we passeren moeten, vrij van sneeuw. Langzaam klimmen we omhoog naar het Hinterseejoch (2485 meter). Aan de andere kant daarvan zouden we zeker het spoor bijster geraakt zijn indien onze Wener niet zo'n fijne neus voor de route had bezeten. Met de scherpte van een adelaarsblik pikt hij een nauwe "Rinne" (gleuf) uit tussen de overal eender lijkende rotsen. Met handen en voeten klauteren we naar boven en laat dit nou ook de enige "weg" zijn, die van het Alperschonjoch naar het paradijselijk oord van de Knappenböden leidt.

 

Als op een balkon

Ieder lid van de karavaan geeft op een of andere wijze uiting aan zijn verrassing over het landschap, dat zich hier voor de ogen ontrolt. Hoe lang lijkt het niet geleden, dat we vanmorgen in de storm bij de Kaiserjoch-hut vertrokken. Hoe oneindig ver ligt die wereld van ginds die we verruild hebben voor de wereld van thans. Hier schijnt volop de zon en een bergrug beschut ons voor wind. We vlijen de wat moede leden neer en liggen hier als op een balkon met recht voor ons het naar bewoonde oorden afdalend Alperschontal. Aan alle kanten  staan de uitdagende toppen geëtaleerd. Aan onze rechterhand de Samspitze (2632 meter) en schuin vóór ons uit de Wetterspitze en de Feuerspitze, die bijna 2900 meter halen. Diep onder de plaats waar wij rusten, moet het pad naar de Feuerspitze gaan. Nu eens verdwijnt het onder de sneeuw, dan komt het weer tegen een steile helling te voorschijn. Ongenaakbaar ziet het er uit en we prijzen ons gelukkig, dat wij tenminste niet die kant uit behoeven. Niettemin geeft ook onze route raadsels op. We vragen ons stilletjes af welke beslissing wij zouden nemen indien we hier alleen stonden. Nu echter is alle hoop gesteld op de "neus" van de Wener. Slechts twee Hamburgers uit onze karavaan vertrouwen op eigen kracht en een papieren gids, die hen er toe verleidt tegen de niet-gemarkeerde hellingen van de Samspitze op te klimmen om recht over de top van deze berg naar de Ansbacher-hut te gaan. Theoretisch moet deze route een half uur korter zijn dan de onze met het voordeel, dat men meteen een top "meeneemt", die geen bezoeker van de Ansbacher-hut onberoerd mag laten.

 

"Joechei!!!"

Als de twee uit het gezicht verdwenen zijn, stormt de rest van onze karavaan eerst een eind over sneeuwvelden naar beneden. In langzame stijging gaat het daarna weer naar boven naar het 2215 meter hoge Flarschjoch, het laatste obstakel op de weg naar de Ansbacher-hut. De route gaat voortdurend over sneeuw. Een markering valt daardoor niet waar te nemen maar de plaats van het joch laat zich toch zo ongeveer wel raden. De sneeuw is hier en daar onder invloed van de zon zacht geworden. Daardoor zakt er wel eens een voet dieper weg dan aangenaam is. Dit doet echter weinig af aan de vreugde van deze tocht, die herinneringen oproept aan een winterse skitocht. Over de sneeuw klimmen onze lange slagschaduwen mee en zo vormt onze geslonken karavaan een levendig plaatje voor een bergkalender.

Nog vóór we op het begeerde joch staan, klinkt er vanaf de top van de Samspitze een "Joechei!!" De Hamburgers! Ze hebben het dus gehaald! We waren wel een beetje beangst geweest voor hun onderneming maar nu zijn ze veilig want de afdaling naar de hut betekent niet meer dan een gemoedelijk wandelingetje. Ditzelfde geldt voor onze afdaling van het joch. Daar de hut juist om een bocht van het pad ligt en men haar van tevoren niet kan zien, wordt het toch nog een verrassing als we plotseling voor de deur staan. De Hamburgers zijn intussen al een half uur eerder gearriveerd.

 

Nu geen dossiers...

"Herr Studienrat" en zoon, van wie we enige dagen geleden afscheid hadden genomen, blijken sinds een paar dagen hun bivak in de Ansbacher-hut te hebben opgeslagen. Zo is er weer een aardig gezelschap van onbekende bekenden vereend. En wie wandelt waarachtig daar op zijn lange benen rond? Uit duizenden zouden we hem terugkennen, onze Herr Stahl, een ambtenaar van het Duitse ministerie van financiën! Twee jaar geleden hebben we met hem een hele regenmiddag volgepraat in de een paar honderd meter beneden de Ansbacher-hut gelegen Fritz-hut, waar hij logeerde. Hardnekkig vrijgezel was hij toen, tevens ijverig werker, want - u kunt het geloven of niet! - hij had zelfs vacantie-arbeid van zijn ministerie meegebracht, waaraan hij telkens enige ochtenduren besteedde. Tot ergernis en hilariteit van andere hutbewoners!... Nu heeft onze 45-jarige Herr Stahl wéér wat meegebracht naar de Ansbacher-hut. Thans echter geen mappen en dossiers maar... een kersverse vrouw... Herr Stahl maakt zijn huwelijksreis. Dit laatste heeft hij alleen ons in vertrouwen verteld!...

 

 

 

7. De Samspitze (2625 meter) is een gastvrije berg

 

Een aantal jaren geleden zijn we eens van Sankt Anton uit naar de Ansbacher-hut geklommen in mist en regen. Ja vooral mist, die nog geen vijf meter zicht bood. Het scheelde toen geen haar of we hadden de hut niet gevonden. Ook bij de terugtocht ontbrak die dag alle zicht, wat betekent, dat ons huidige bezoek aan de "Ansbacher" eigenlijk als een gloednieuw doorgaat. Nu stellen de weergoden ons schadeloos met een heerlijke zonnedag, waardoor er aan onze voeten een wereld openligt, waarvan we destijds het bestaan niet hadden kunnen vermoeden. Weer eens te meer wordt het duidelijk wat een bergwandelaar missen kan als de mist hem dwarsboomt...

De huisberg van de Ansbacher-hut is de 2625 meter hoge Samspitze, die vlak naast de hut oprijst. Er gaat een goed pad naar boven en het vergt nog geen half uurtje om de top te bereiken. Kind en grijsaard kunnen dit tochtje maken. Maar daarom behoeft ge nog niet geringschattend over de Samspitze te denken! Hij mag dan iedereen met open armen ontvangen en zijn schatten aan levensvreugd goedkoop uitdelen, hij stopt u toch geen surrogaat in handen. Hij biedt een weergaloos uitzicht over een wereld van bergruggen en toppen, die zich in de eindeloosheid verliezen.

Alles wat er in deze contreien en ook ver daarbuiten naam heeft, staat er uitgestald. De zo wondermooie Knappenböden, waar we daags tevoren doorheen getrokken zijn, ziet ge thans van een heel ander perspectief. Het nauwelijks nog zichtbare streepje langs de "Jochrücken" zoudt ge niet meer als een pad terugkennen indien ge niet wist daar gisteren te zijn overgekomen, al hebt ge toen niet gemerkt hoe steil dit pad tegen de berg gevlijd ligt, zodat ge zweren zoudt, dat er geen mens passeren kan. Nog veel ongenaakbaarder dan gisteren zien er nu de Wetter- en Feuerspitze uit omdat ze toppen uit een poollandschap lijken.

 

Het spoor van de duivel

Maar ook de top van de berg zelf waarop ge staat, is interessant. Wild met kloven doorploegd vallen de wanden aan de noordkant naar beneden. Er zijn graten zo scherp als messen en verweerde pieken, die ieder ogenblik in de diepte dreigen te storten. Het lijkt of hier de oerwereld een grote wonde vertoont, waardoor ge in haar beschadigde borstkas kijkt. Als uw voet per ongeluk een steentje naar beneden stoot, betekent dit het begin van een avontuur, waarvan het einde zich lang niet steeds voorspellen laat. Dat ene steentje brengt meerdere in beweging, die in een krankzinnige dans, waarin ze door van rots tot rots te springen de meest onberekenbare capriolen maken, naar de diepte razen. En als het grote blokken betreft, laten ze soms een reuk van zwavel na alsof er de duivel op zijn terugtocht naar de hel gepasseerd is. Wee, de bergbeklimmer, die in zijn "kielzog" verzeild raakt!

 

"Nog te weinig!"

Op de top van de Samspitze ligt veel avontuur verborgen en de wereld boeit er ongemeen. Zo rijen de minuten zich hier tot kwartieren en de kwartieren tot uren aaneen, voor wie voor de bergen ontvankelijk is. Uit het juiste hout gesneden blijkt die Oostenrijker, die eindelijk onze eenzaamheid komt verstoren. In plaats van geïmponeerd te zijn door onze mededeling, dat wij reeds drie uur op de top vertoeven, beantwoordt hij deze kennisgeving met drie laconieke maar allesomvattende woorden: "Noch zu wenig!"... Nooit heeft zich iemand, zonder zijn naam te noemen, zó ten voeten uit voorgesteld. Als een origineel gevleugeld woord hebben wij deze uitspraak op zijn conto geschreven en het zou wel eens het begin van een blijvende relatie geweest kunnen zijn... De volgende ochtend is onze "man van 't gevleugelde woord" met een tochtgenoot reeds vroeg verdwenen voor een toer op de Griesmuttekopf (2804 meter), waarbij gekletterd moet worden.

 

Wachten...

Als we zelf een paar uur later op het Winterjöchl op een uurtje afstand van de hut zitten, worden we door de "Seilschaft" toegeroepen. Ergens moeten ze hoog in een wand zitten. Zij zien ons maar óns gelukt het niet hen waar te nemen. Dat was het laatste teken. De dag verstrijkt. Het uur van terugkomst gaat voorbij zonder dat de "Seilschaft" zich aankondigt. Men heeft het duo niet waargenomen op de top van de Griesmuttekopf, die vanuit de hut goed zichtbaar is. De twee hebben nog familieleden in de hut, een schoonmoeder, een echtgenote en een zuster...

"Neen, ze zijn nog steeds niet terug"... zegt de zuster. "Ze blijven toch wel lang weg!" zegt de echtgenote... "Ze zijn niet op de top geweest"... zegt de schoonmoeder... O, niemand laat openlijk van emotie blijken. Men beperkt zich uiterlijk tot het constateren van enige feiten. Maar toch voelt ieder het, dat zich hier een spanning aan het opeenhopen is als bij een accu, die geladen wordt... Niemand práát over de mogelijkheid van een ongeluk - dat zou immers te dwaas zijn! - maar ieder dénkt wel aan die mogelijkheid...

 

"Toch niet ongerust geweest?"...

Nu eens gaat het ene familielid dan het andere voor de hut kijken. Kijken? Och, wel nee!... Zo maar eens naar buiten... Waarom zou je niet eens naar buiten willen gaan?... Je hoeft toch zeker niet altijd in de hut te zitten!... Zo verstrijken er twee uren, die zo niet hadden moeten zijn. Dan komt de verlossing. Eindelijk stappen de twee opgewekt de hut binnen. "Jullie zijn toch niet ongerust geweest, wel???"... en ze begroeten de achtergeblevenen met een klap op de schouder... "Ja... nee... nee..., dat niet", stottert een der drie vrouwen terwijl ze kleurt tot achter de oren. "Jullie zijn wel laat", zegt de tweede... "Ik dacht, dat jullie vroeger terug zouden komen", zegt de derde, die inmiddels al moed tot méér woorden heeft gevonden... "Tja, wat tegenslag gehad", luidt de verklaring en in één adem gaat het verder, nu in de richting van de waardin: "Bitte Frau Wirtin, soep, dubbele portie Geröstl en bier! Alles zwei mal! We rammelen..."

 

 

 

8. Een lange zondag in een eenzame wereld

 

Die mooie zomerzondag in Zams, een dorpje nabij Landeck, hadden we beslist nóg vroeger op moeten staan! Maar er viel die ochtend ook zoveel te beredderen! Als we dan eindelijk starten, snort het toeristische zomerverkeer reeds door de hoofdstraat en dirigeert de agent op een zeer lastig kruispunt de toeristenstroom. Het betekent een echte verademing als we de Innbrug achter ons laten om spoedig daarna de klim in te zetten naar het Württemberger Haus, een doel, dat al enige jaren lang op het program heeft gestaan.

Het Württemberger Haus ligt op 2200 meter, Zams op 775, zodat er een goede 1400 meter hoogte moet overwonnen worden. Dat betekent in de taal van de inheemsen vijf en een half uur klimmen, maar laten wij er - om te beginnen - maar eens minstens acht voor uittrekken. Als we des avonds maar boven zijn is het goed!... De route gaat door het Zamserloch. Aanvankelijk voortdurend door de bakkende zon, die wraak neemt voor onze te late start. Zij vindt daarbij een handlanger in de zware rugzak, zodat reeds spoedig de vraag rijst waar we aan begonnen zijn. Maar ten slotte brengt een grote bocht van het pad toch de lang begeerde schaduw. Inmiddels winnen we aan hoogte, waarmede dan de hitte van de dag wel gedragen is. De rest wordt een prettige bergwandeling met als eerste rustpunt de Unterloch Alm.

Lang voor de aankomst hebben we ons in gedachten, in gezelschap van de herder, op de bank voor de almhut achter een glas melk zien zitten maar die voorstelling gaat niet door. Een solied hangslot houdt de deur verzegeld en een tegen de wand geprikt briefje vermeldt: "Met vee vertrokken naar Medriol Alm. - De herder". Nu moeten we het ons zelf hier maar zo comfortabel mogelijk zien te maken. Daartoe kiezen we een heerlijk, grazig plekje onder een forse boom uit. Het gras dient tegelijkertijd tot tafel en tafelkleed, terwijl de rugzak de nodige versterkende ingrediënten levert om een knorrende maag tot rust te brengen. We tekenen voor een verblijf van een uur. Als we na de maaltijd languit met de armen onder het hoofd op de rug liggen in de koele schaduw van de boom met de eenzame bergwereld rondom ons, weten we dat het leven mooi én goed is...

 

Zo'n klein gaatje!

En als het oog rondweidt, wint steeds meer de overtuiging veld, dat we hier in een paradijselijk oord zijn aangeland. Er staan nogal wat bomen op deze op 1450 meter hoogte gelegen alm en deze omstandigheid geeft haar een ongewoon karakter. Vlak bij onze ligplaats staat een kleine plas water, die we aanvankelijk voor het restant van een regenbui of wat laat weggesmolten sneeuw houden, doch bij nader inzien blijkt het een bron. Op een bepaald punt van de plas komt het water zo maar uit de grond geborreld. Vanuit de plas zoekt dit water in een smal stroompje lager gelegen terrein op om dan vermoedelijk ergens uit te monden in de Lochbach, die zich - volgens de landkaart - hier niet ver uit de buurt verenigen moet met de van het Württemberger Haus komende Madriolbeek.

Hoe stil het overigens in deze omgeving ook is, die bron verraadt iets van het toch steeds aanwezige leven en ze betekent een symptoom van de vele processen, die zich onafgebroken in en op de aarde afspelen. Het water, dat hier uit het gaatje borrelt, gaat via de Inn naar de Donau om ten slotte te belanden in de Zwarte Zee... Behalve wanneer wij nu eens onze vuist in het gaatje staken! Een baldadige jongensgedachte, die plotseling opduikt maar niet ten uitvoer gebracht wordt.

 

Twee werelden

De omgeving hier roept zonderlinge gedachten op. De wereld, waaruit we vanmorgen vertrokken zijn, lijkt zo oneindig ver weg omdat we sinds uren geen mens meer ontmoet hebben. Daar beneden in Zams razen nu de auto's en een agent regelt het verkeer. Misschien vindt er juist een botsing plaats. Dat zijn de zorgen van de wereld... Hier boven borrelt water uit een klein gaatje in de bodem en dat betekent een groot avontuur. Hier hangt de geur van terpentijn vanwege de vele houtschilfers bij de pas vernieuwde herdershut. Hier spreiden bomen hun schaduw en wie scherp luistert, hoort hoe de goede aarde ademhaalt. Deze alm is een stukje van het paradijs, dat de mensen verloren hebben en de boom, die ons tot rusten noodde, is de boom van kennis van goed en kwaad...

Zo peinzen we totdat de betovering verbroken wordt door stemmen boven ons. Drie mensen komen het bergpad afgerend. Op 50 meter afstand passeren ze. "Württemberger Haus?" roept de voorste vragend... "Ja!" schreeuwen we terug. "Ik ben de herder! Kom vandaag nog naar boven!" klinkt het wederwoord. En verder gaan ze weer... Kleine ontmoeting in de oceaan van eenzaamheid als twee schepen, die elkaar groeten...

 

Verdwenen pad

Hadden we toen maar geweten welke puzzel we even later zouden op te lossen krijgen! Maar dat wisten we niet en daarom lopen we nog geen kwartier na deze ontmoeting te zoeken naar een pad, dat er moet zijn en er niet is. We lopen dood op een voor deze streek abnormaal brede rivierbedding van de Madriolbach, een woestijn van keien met hier en daar een beetje water er tussen. We weten dan nog niet, dat pas veertien dagen geleden de elementen hier hebben huisgehouden en het op de kaart getekende pad over een aanzienlijke lengte hebben weggeslagen. Al zoekend en dolend raken we helemaal verkeerd en moeten terug naar het punt, waar we de bedding betreden zijn. "Kwam nu die herder maar!" denken we. "En waarom vertoont zich nergens een markering in die steenwoestenij? Men kan toch niet vergen, dat een toerist hier zó de weg vindt...!" Maar mopperen brengt geen uitkomst. Dus gaan we speuren naar krassen over de keien en naar een eventueel afwijkende kleur, die iets van een doorlopende streep vormt. Er schijnt inderdaad zo'n spoor te zijn. Dit volgen we aarzelend, met als resultaat dat we juist daar, waar het normale pad weer zijn voortzetting vindt, aan de overzijde van de rivierbedding belanden.

 

De herdertjes

Nog lang neigt de dag niet ten einde. Maar lang is ook nog onze klim. De ontmoeting met twee herdersjongetjes bij een volgende herdershut op de Medriol Alm vormt een nieuwe afwisseling. Gewoonlijk gebruikt men voor herdersjongetjes knapen wier intelligentiequotiënt niet al te hoog is, maar thans hebben we toch met twee pientere kereltjes te doen. Al lang hebben ze ons met hun verrekijker zitten te bespieden. De ene is negen, de andere acht jaar. Ze wonen maanden achtereen hierboven in de armzalige hut. Met de herder, die nu naar beneden is naar het Unteralmjoch. Om kaas te maken. Of we hem niet gezien hebben? Hij komt vanavond terug.... Dat klopt in ieder geval! De oudste babbelt maar raak en vraagt ons het hemd van het lijf. Overigens niet geheel zonder systeem. Zo wil hij weten wat in Holland een liter melk kost, wat later een inleiding blijkt te zijn om te schatten wat hij ons in rekening kan brengen voor zijn laatste halve liter melk, die we in zijn smerig hutje niet zonder enige weerzin consumeren...

Dan breekt de laatste etappe voor de hut aan. Eerst een vrij steile klim over een rug van de alm. Dan slingert het pad zich in een paar grote zigzaggen over rotsbodem naar het einddoel van deze dag, de hut, waar we reeds vanuit de verte met geroep van twee kinderen begroet worden. Het werd tijd óók. Om negen uur vertrokken we die morgen uit Zams en thans wijst ons horloge half zeven in de avond. Negen en een half uur zwierven we door de natuur. Slechts twee ontmoetingen met mensen onderbraken die dag, waarin de uren zich haast ongemerkt aan elkander geregen hebben. Het gebrek aan conversatie kan in de hut zeker ingehaald worden. Daar staat de waardin wel borg voor!...

 

 

 

9. Een Tiroolse berghut met Berlijnse waardin

 

Nu in onze gemotoriseerde tijd de mensen steeds minder hun eigen benen gebruiken, heeft een aantal berghutten met problemen te kampen gekregen. Vooral de afgelegen hutten zien hun aantal bezoekers teruglopen. Daar het bestaan van de pachters der hutten van het aantal gasten afhankelijk is, wordt het steeds moeilijker pachters te vinden. Trof men in de hoogtijdagen van het alpinisme in bepaalde hutten soms tientallen van jaren dezelfde waard aan, thans doen zich nogal eens veelvuldige veranderingen voor. Zo kan het gebeuren, dat ge bijv. in de Muttekopf-hut boven Imst een... Londense waardin aantreft. Ook het Württemberger Huis heeft dit jaar een nieuwe "Wirtin". Ze is weliswaar getrouwd met een Tiroler van Zams maar zij zelf komt oorspronkelijk uit... Berlijn...

't Is deze Berlijnse, die ons hartelijk begroet als de eerste gast van vandaag. Nieuwe bezems vegen schoon en dus is ze nog vol enthousiasme over het vrije leven hierboven, dat ze deelt met drie kinderen en haar man. Deze laatste is echter een groot deel van de week afwezig omdat hij beneden in het dal nog een betrekking vervult. Onze "Wirtin" Angelica Heiseler is kennelijk nogal ingenomen met haar gast. Waar ze de tijd vandaan haalt, snappen we niet maar voor een babbeltje blijkt ze op ieder uur van de dag te vinden. En zo weten we al heel spoedig hoe het leven hierboven reilt en zeilt.

 

Ernstige pech

Vandaag zit ze wel met ernstige pech te kijken. De leiding van het electrische licht is kapot en de motor tot het opwekken van energie doet het al evenmin. Ge moet dat op deze hoogte van 2200 meter en op 5½ uur afstand van de eerste bewoonde plaats niet gering aanslaan. Er dient een monteur uit Landeck naar boven te komen. En stel nou eens dat hij het juiste onderdeel niet heeft meegebracht... Zo'n affaire kan dagen in beslag nemen! En dan de kosten!...

Gezien deze situatie zitten we dus die avond in een spookachtig met kaarsen verlichte keuken. De hut beschikt wel over twee carbidlantaarns maar daar waagt Frau Heiseler zich niet aan. Dat zijn nukkige machines, die plots exploderen en steeds hardnekkig weigeren zich door een vrouwenhand te laten bedienen. Ja, de herder van de Medriol Alp kan er wel mee omgaan. Die is nu kaasmaken op het Unteralmjoch, doch hij komt vanavond nog naar de hut. En dan gaan de carbidlampen branden!...

 

De herder

Na verloop van tijd verschijnt inderdaad de herder, die is uitgerust met het grote insigne van de bergwacht. Hij moet er dus ook voor waken, dat er geen beschermde bloemen geplukt en andere ongerechtigheden in de bergen bedreven worden. Hij blijkt de herder met wie we die namiddag op de Unterloch Alm een paar woorden uit de verte gewisseld hebben en naar wiens terugkomst we verlangd hadden toen we meenden de weg niet meer te zullen vinden. Goed dat we toen niet op zijn terugkeer gewacht hebben. Geheel in tegenstelling tot het beeld, dat men zich van een herder pleegt te vormen, is hij een jonge baardeloze man, levendig en energiek, zodat men zich afvraagt hoe hij het in zijn eenzaamheid uithoudt. In ieder geval heeft hij echter nu toch gezelschap aan zijn twee koejongens, die pientere kereltjes, die we ook al kennen en die vanavond met hem mee naar boven zijn gekomen.

"Niet te veel melk gekregen vanmiddag, hè?" lacht hij terwijl hij een steelse blik naar een der knapen werpt, die nu een gezicht trekt alsof hij op iets ondeugends betrapt werd. Er was dus bij hun klim naar boven al over ons gepraat. Ja, dat kleine kereltje had ons heel behoorlijk laten betalen. Dat wisten we wel, maar we hebben alleen maar zijn handigheid bewonderd. De opmerking van de herder moet nu voor een excuusje doorgaan... Intussen komen de carbidlampen ook in functie maar zware concurrenten van de kaarsen blijken het niet. Tenslotte gaat onze voorkeur zelfs uit naar een in een uit hout gesneden blaker geplante kaars wanneer we als enige gast die avond onze legerstede opzoeken.

 

Naar het Leiterjöchl

De volgende ochtend staat de wereld vol zon als we niet al te vroeg op pad gaan voor een tochtje naar het Leiterjöchl (2516 meter). Dat is niet ver en er ligt een hele dag voor de boeg. Na een honderd meter klimmen wordt de hut aan het oog onttrokken. Het is alsof er een gordijn wordt neergelaten tussen de wereld van de mensen en het onbekende, waarin we op avontuur tijgen. Tussen een wirwar van rotsen verschijnen pas ontstane sneeuwvrije plekjes, waar het jonge gras zich haast om een plaatsje in de korte zomer te veroveren. Overal heerlijke kuiltjes om lekker te liggen bakken in de zon. Maar daarmee komt ge niet op het Leiterjöchl, dat zo lokt vanwege de wereld, die daar weer achter moet liggen! Wéér geraken we nu aan de noordkant, waar veel sneeuw ligt. Het pad loopt telkens in die sneeuwvelden verloren. Sinds verscheidene dagen is niemand deze "weg" gegaan. Al spoedig zitten we veel te hoog tegen een bergrug en er wordt een kleine klauterpartij gevergd om weer op de goede route te geraken. Over sneeuw "rutschen" we dan een eind naar beneden in een door bergen omsloten hoogdal om ons daarna weer in een paar lange zigzaggen - altijd over sneeuw - naar het "Jöchl" omhoog te werken. Een heerlijk spel van glijden, dalen en klimmen in een eenzame wereld met het gevoel of God alleen deze dag geschapen heeft opdat wij er doorheen zouden kunnen lopen.

 

Vechtende wolken

Het sneeuwvrije "Jöchl" biedt de verrassing van alle bergovergangen: een blik in een weer heel andere wereld met andere dalen en andere bergen. In de diepte naar het westen sluimert de Schiefersee, een met sneeuw en ijs bedekt meertje, en in het noorden ligt de Medriolsee met een blauwe spiegel. Naar het westen daalt het diepe Rötdal af, dat echter ook weer overal door bergen en toppen wordt afgesloten. In dit dal heersen andere weersomstandigheden dan op het joch waar wij staan. Hier volop zon maar ginds leveren asgrauwe wolken een gevecht. Het is alsof zij elkaar in dodelijke omhelzingen drukken, wijken en opnieuw op elkaar instormen. Toppen, die er zo juist waren, blijken even later aan het gezicht onttrokken. Dan breekt er plotseling weer een stuk blauw door, dat verraadt, dat de hemel nog altijd bestaat. Het is alsof hier nog de baaierd heerst, waaruit onder barensweeën de wereld geboren wordt...

 

IJzige omhelzing

Maar we blijven geen passieve toeschouwer in deze strijd. Het gevecht verplaatst zich snel naar onze richting en voordat we er op bedacht zijn jagen er een wind en een ijskoude nevel over het joch, die ons volledig omhullen. Hier staat nu een kleine mens, verloren in een wereld, die plotseling volkomen onbarmhartig is geworden. Het zou beangstigend geweest zijn als we niet de zekerheid bezeten hadden, dat zulke jagende nevels spoedig voorbij zijn. Zo geschiedt het ook nu weer. In vaart schieten we over de nu bekende sneeuwhellingen naar de bodem van het hoogdal. Daar beneden ballen we in gedachten een vuist tegen nieuwe over het joch komende nevels, die nu als wolken, waarmee we niets meer te maken hebben, hoog boven ons hoofd voorbij stuiven... Intussen is de mooie zomerdag van die morgen wel ten onder gegaan... Bij onze terugkeer in de hut vallen de eerste regendruppels...

 

 

 

10. Nauwe bergovergangen die om respect vragen

 

De "Scharten" in de Lechtaler Alpen kunt ge gerust steeds met enig wantrouwen tegemoettreden als ge ze tenminste niet van een vroegere tocht kent. Het zijn zeer nauwe overgangen over een bergrug, soms niet veel meer dan een woeste spleet, die meestal aan de een of andere kant moeilijkheden opleveren. Vaak kenmerken ze zich door hun steilte. Zijn ze daarenboven nog met sneeuw bedekt dan is Leiden helemaal in last! Sinds we eens ooit op de nagenoeg loodrechte neervallende en geheel besneeuwde Grieszl Scharte tussen de Ansbacher- en de Memminger-hut gestaan hebben, bezitten we een heilig respect voor de "Scharten", die we liever in gezelschap dan alleen overtrekken...

In de nabijheid van het Württemberger Huis bevindt zich ook zo'n "Scharte", waarover de verbinding met de Memminger-hut loopt. Ze ziet er vandaag wel heel ontoegankelijk uit en daarom verbaast het ons als we, tegen het vallen van de avond, drie stippen over de sneeuw naar beneden zien komen. En onze verbazing stijgt een uurtje later als zich onder de stoutmoedige bergwandelaars een jongetje van negen jaar bevindt. Een Duits echtpaar uit Stuttgart, Hans Schaffert en eega, heeft voor de eerste keer zijn zoontje mee op een vakantietoer genomen om ook bij de kleine de liefde voor de schoonheid van de bergen wakker te roepen. Ze hebben het inderdaad moeilijk gehad daarboven op de venijnige "Scharte" maar met de kleine aan het touw zijn ze er toch goed doorheen gekomen. Vanavond zijn we dus niet meer de enige gast van het Württemberger Haus.

 

De juiste man

Frau "Wirtin" had geen betere gast dan de nieuwaangekomen Duitser kunnen hebben. Nauwelijks is het drama van de electriciteitsvoorziening verteld of de heer Schaffert, die ingenieur is, duikt met de herder in 't nevengebouwtje om de nukkige motor eens in zijn ingewanden te gaan peuteren. Alle vermoeidheid schijnt in één slag van hem afgevallen nu er een beroep op zijn technische knobbel gedaan wordt. Pas twee uur later verschijnt hij weer in de "Gaststube" met een paar roetzwarte en spekvette handen. Resultaat van alle moeite: nihil! Een kabel blijkt versleten maar dat wist de herder óók wel. De machine vertikt het nog even hardnekkig als voorheen. De fout werd niet gevonden!...

 

Vertraagd vertrek

De volgende morgen zullen we - volgens de avond tevoren gemaakte afspraak - met de Duitsers mee naar de Steinsee-hut trekken, een uur of drie verder naar het oosten. In een heerlijk zonnetje zitten we ons al vroeg te koesteren op de bank voor de hut. Volledig gepakt en gezakt voor de aftocht. Ook de Duitsers staan marsvaardig. Er is al afscheid genomen van de "Wirtin" maar dan aarzelt Hans Schaffert... Het lijkt alsof iets hem het vertrek moeilijk maakt. Lang blijven we niet in onzekerheid. Op een gegeven moment gespt Hans Schaffert zijn rugzak los met een excuus aan ons adres en een: "Ik moet toch nog eens naar die motor kijken!"... Ha, die motor schijnt hem een obsessie en een prestigekwestie geworden te zijn! Misschien heeft hij er vannacht niet van geslapen!...

Wéér duikt hij met de herder in het houten huisje. Dat "even" blijkt een uur te duren maar na dat uur komt hij dan toch met nieuwe zwarte handen maar juichend te voorschijn: "Gevonden hoor! Hij doet het!"... Ja, de machinerie loopt! Weliswaar blijft de hut nog van stroom verstoken maar dat zit in de kabel. Een nieuwe is gisteren reeds besteld. Het grote euvel is in ieder geval verholpen. De monteur van Landeck kan worden afbesteld en het vaderland is gered! "Wie een ambacht heeft geleerd, verdient de kost, waar hij verkeert", denken we!...

 

Dag uit duizend

Intussen is het echter knap laat geworden. Al tien uur voor we met z'n vieren op pad tijgen. Maar de dag is nog lang genoeg! Hoog staat de zon aan de hemel. We beleven één van de mooiste zomerdagen zoals de Lechtaler Alpen die helaas te weinig schenken. Ons samengaan met de nieuwe kennissen hebben we niet betreurd. We zullen niet uitweiden over de steile klim naar het Gebäud Jöchl en de overgang van nog twee "Jöchls", ieder met hun interessante eigenaardigheden, evenmin over de gezellige picknick op 2400 meter hoogte onder een stralend blauwe hemel, over onze ontmoeting met een eenzame gemsbok en over de verrukkelijke afdaling van het Gufelgrasjoch door het paradijs van alpenbloemen, waartussen de Steinsee-hut op 2040 meter hoogte gelegen is. Als we de hut binnenvallen, weten we een zeldzame bergdag van innige verbondenheid met de natuur beleefd te hebben, die met zijn tol in de vorm van vermoeienis zeker niet te duur betaald werd.

 

Probleem

Gezien de heerlijke ligging van de fraaie Steinsee-hut valt het niet te verwonderen dat Frau Schaffert bezwijkt voor de verleiding een dag langer in deze hut te verblijven dan hun tijdschema eigenlijk toestaat. Het nuchtere verstand van de ingenieur spreekt echter een andere taal. Zij dreigen in tijdnood te komen indien de wens van de vrouw, die steun bij haar zoontje vindt, wordt ingewilligd. En ze moeten nog over de lastige Dremel Scharte. Éénmaal dáár overheen kan hun niets meer gebeuren, welke nukken het weer ook moge gaan vertonen! Bij de Steinsee-hut zitten zij echter als een rat in de val als het weer eens om zou slaan... Het nuchtere ingenieursverstand redeneert: "Nu geen oponthoud, morgen vroeg verder. Ook in de Hanauer-hut kan men een dag rusten en dan neemt men het zekere voor het onzekere"... Het vrouwelijke gevoel redeneert niet! Dat wil alleen blijven want het is hier zo mooi en mevrouw houdt zo van de bloemen... Nieuwsgierig volgen we de vreedzame strijd tussen man en vrouw. Wie zal hier uiteindelijk winnen?...

 

De beslissing

Als tegen de avond zoonlief plotseling vermist blijkt, wordt het meningsverschil even opzijgezet. Te zamen trekken we op onderzoek uit! Hier kan een kind van alles overkomen. Zo straks werd hij aan de rand van een gevaarlijke diepte bij de geiten gezien!... Met de handen aan de mond roepen we: "Konrad!...Konrad!"... Na een angstige twintig minuten duikt Konrad op, ver weg tussen de alpenrozen op de route, die wij gekomen waren... Nu is vader Schaffert meteen vertederd. Er behoeft morgen niet verder getrokken te worden... Maar hij kan toch niet nalaten er weifelend aan toe te voegen: "Ik geloof niet dat we verstandig doen." We wisten toen nog niet, dat hij overschot van gelijk zou krijgen...

 

 

 

11. Bij de Steinsee-hut is het goed toeven

 

De Steinsee-hut (2040 meter) was tot voor enige jaren een bescheiden berghutje van de Alpenverein. Nadien heeft ze echter een verbouwing ondergaan, waardoor ze twee riante "Gaststuben" rijker is geworden en ook méér slaapplaatsen heeft bijgekregen. Men kan nog zien hoe het vroeger geweest is. Een vergelijking met de huidige toestand valt uiteraard ten gunste van de laatste uit. Niet het minst draagt daartoe trouwens ook bij de "Bewirtschaftung", die dit jaar bij de jeugdige Alfred Senn en zijn al even jonge echtgenote in wel zeer goede handen is.

De ligging der Steinsee-hut is buitengewoon fraai in een omgeving, die veel variatie biedt. Er zijn het uitzicht over het Starkenbachdal, de rijke flora, waarin de alpenroos domineert, de grote steenwoestenij en de onvergetelijke Steinsee op een kwartiertje afstand van de hut. Dit alles wordt aan drie kanten ingesloten door een krans van bergen met de Spiehlerturm (2521 meter), Dremelspitze (2741 meter), Hanauerspitze (2553 meter) en de Bergwerkskopf (2733 meter) als de populairsten. De Steinsee zelf ligt verborgen achter ronde, met grasbegroeide "koppen", die de indruk maken voormalige bultrotsen te zijn uit de verre tijden, dat achter hen wellicht een gletsjer lag. Dank zij deze bultrotsen, die de voorkant van een soort circus afgrendelen, is de hut vanaf het meertje niet te zien en mede door deze omstandigheid wordt de eenzaamheid van de omgeving tastbaar. Ge voelt u eindeloos ver van de beschaving als een ontdekker van nog door geen mensenvoet betreden oorden.

 

Gemzen bij de vleet

Vol ontzag kijkt ge op naar de van de bergen komende puinhellingen, die verhalen van worden en vergaan. Ge beloert een hele "Rudel" gemzen - liefst maar acht stuks! - die in grote vaart hun weg zoeken langs onbegaanbaar lijkende hellingen en wier aantal ge telkens goed tellen kunt wanneer ze achter elkaar een van de sneeuwvelden oversteken. Soms speuren bergwandelaars lang tevergeefs naar gemzen - hier bij de Steinsee-hut ziet ge er, bij wijze van spreken, zoveel als ge maar wilt.

De grazige hellingen rondom het meertje zijn bedekt met "Silberwurz", dat crème, boterbloemachtige bloempje, dat zo fraai contrasteert tegen het frisse gras en daarmee een tapijt vormt, waarop ge nauwelijks de voet durft zetten. Iets hogerop liggen een paar late sneeuwvelden. Het smeltwater hiervan vormt ondiepe beekjes, die over een kiezelbedding naar het meertje stromen, waarvan het water zó glashelder is, dat ge tot diep op de bodem kunt kijken. Aan één zijde heeft het meertje een afvoer tussen de bultrotsen. Met gejaagde sprongetjes gaat het water hier de diepte in en daarmee is de Starkenbach geboren, die uren naar beneden - bij het dorpje met dezelfde naam - in de Inn uitmondt.

 

Als Pallieter...

Bestaat er iets mooiers dan op een warme zomerdag aan de oevers van de Steinsee als een Pallieter tussen de bloemen te liggen en te luisteren naar de verhalen, die de bergen en het water elkaar te vertellen weten?... En als het heel heet is en ge bent heel dapper een voorzichtige duik te maken in het ijskoude water van het meertje?... Laat dan beneden in de grote dalen de auto's maar snorren over asfaltstraten, die nooit een einde hebben! Hoe belachelijk lijkt die haast hier, waar een mens leeft op het rustige ritme van de natuur en ademhaalt zoals het gras en de bloemen ademen. Geen wonder, dat bergbewoners van geen nervositeit weten!...

 

Dremel Scharte v.v.

De befaamde Dremelspitze kijkt ge vanaf de Steinsee op de rug. Dit betekent zijn onvoordeligste kant. Des te beter daarentegen ziet ge van hieruit de Voorste Dremel Scharte. Weer zo'n beruchte nauwe overgang tussen twee bergen door. Zeer steil is die opgang. Van hieruit gezien zouden we moeilijk uit kunnen maken of het beklimmen of het afdalen het gemakkelijkst gaat. In ieder geval zijn we vandaag getuige van de laatste acrobatiek. Deze wordt geleverd door twee jongelui, die zich - wanneer ze na hun vermoeiende tocht even bij ons in het gras uitblazen - als Duitse studenten ontpoppen. Ze zullen vandaag met ons in de Steinsee-hut overnachten. Daarna willen ze eigenlijk naar het Württemberger Haus - dus de richting, die wij gisteren gekomen zijn! - maar één hunner doet bij ons de ontstellende ontdekking zijn trainingspak aan de andere zijde van de "Scharte" in de Hanauer-hut te hebben laten liggen. Daar behoeft niet lang over gedelibereerd te worden. Morgen zullen ze opnieuw de tocht over de Dremel Scharte heen en terug maken om de vergeten kleding op te halen. Eerst daarna zal het geplande program worden voortgezet.

 

De hele familie!

Bij onze terugkeer in de hut blijkt de gastenkring met twee dames en een heer, alle drie uit Wenen, uitgebreid. Met het Duitse echtpaar en kind en "unsere Wenigkeit" betekent dat dus zeven man. Maar we zijn met nog meerderen. De "Wirtin" heeft namelijk familieleden op bezoek: haar grootvader, die over de zeventig is, twee ooms en de vrouw van een dezer ooms. Men zou ook kunnen zeggen: vader met twee zoons en schoondochter! Hoe die bejaarde man hierboven gekomen is? O, men kan met de auto tot de Alfuz Alm (1263 meter) rijden. De dan nog te overwinnen hoogte van 1000 meter heeft vader Ludwig Walch wel onder de knie gekregen. Hij is niet voor niets dertig jaar lang de pachter geweest van de... Leutkircher-hut, die thans beheerd wordt door zijn dochter... Hannie Klein-Walch. Met die laatste hebben wij al vroeger kennis gemaakt. Enige jaren geleden reeds vertelde deze ons van haar vader. Betekent het nu geen merkwaardig toeval, dat we zo ongeveer de hele Walch-familie hier ontmoeten nadat we ook reeds met nog een vrouwelijke Walch, de waardin van de Kaiserjoch-hut hebben kennis gemaakt!...

 

"Hüttenruhe"???...

Met vijftien man zitten we die avond in een kring om de kachel. Want de waard, waardin, drager en herder, welke laatste in een nabijgelegen hutje woont, zijn ook nog van de partij. De doorgewinterde huttenfamilie weet hoe men de zaak aan de draai moet maken en aan de draai houden! "Hüttenruhe"' om tien uur behoort daar niet bij. Er vraagt ook niemand naar!...

 

 

 

12. Als de Steinsee-hut in nevel gevangen zit

 

Vol trots had men ons gisteren nog gewezen op de Oostenrijkse vlag aan de hoge stok, buiten naast de Steinsee-hut. Lange banen wit en rood, waarin drie kleine kogelgaatjes de herinnering aan de oorlog levendig hielden. De oorlog mag zij dan al doorstaan hebben - nu heeft de vlag het begeven. Er werd verzuimd ze vannacht binnen te halen, er stak een storm op die van de lange banen stof niets heeft overgelaten dan een miezerig stukje rood, dat triest aan een touwtje hangt. Na de storm kwam de mist, die van de omgeving der hut een groot, dampend washuis gemaakt heeft. Zo zitten we daar nu gevangen met vóór ons de vraag: "Hoeveel dagen zal dat duren?"...

Des morgens, bij de eerste blik door het raam van de slaapkamer, weten we het al, dat we ons nog gerust eens kunnen omdraaien. Van een gat in de dag slapen komt echter toch niet veel. De gedachte: "Hoe zal het de heer Schaffert met vrouw en kind vergaan? Zouden ze vertrokken zijn?" wil ons niet loslaten. In de loop van de ochtend blijkt dan dat ze inderdaad heel vroeg op pad zijn gegaan. Ze konden niet anders wegens tijdnood. Ze hebben een dag vergokt en verspeeld! De heer Schaffert heeft dus toch gelijk gehad!... Hoe zou vanmorgen hun ontwaken geweest zijn? Zouden ze elkaar verwijten gemaakt hebben?... Met geen vijf meter zicht zien wij hen in gedachten omhoog worstelen tegen de steile Dremel Scharte. Dan bijna in de tast afdalen. Tijd voor een lang oponthoud in de Hanauer-hut, de volgende pleisterplaats, bestaat er natuurlijk ook niet, want ze moeten die dag nog helemaal naar beneden, naar Boden... Waren ze toch maar gisteren vertrokken!...

 

Gedwongen rust

De achterblijvers in de hut deert een dagje nevel niet. Klimmers en zwoegers kunnen gedwongen wat op verhaal komen. Overigens sleept zo'n dag, dat men nauwelijks een voet buiten zet, zich nogal traag voort... Gelukkig beschikt de Steinsee-hut over een paar goedvoorziene leesportefeuilles en een aantal boeken. Dus maar lezen, lezen, lezen... Een der jonge Duitse studenten, die we al "de filosoof" gedoopt hebben, beschikt over eigen lectuur. Hij leest uit een klein geel boekje, dat "Christendom en Gemeenschap" tot titel draagt. Of hij werkt in haarfijne lettertjes zijn dagboek bij, dat hij tegelijkertijd met al even precieze tekeningen illustreert. Anderen schrijven ansichtkaarten of brieven. En gepraat wordt er natuurlijk ook! Lezen, praten, schrijven en eens naar buiten gaan kijken... zo verstrijkt de dag met daar tussendoor de maaltijden als hoogtepunten, waarbij iedereen de lethargie van zich afschudt!...

 

En maar kaarten!

Wie de wereld daarbuiten niet het minst aangaat? Dat zijn vader Walch, de gepensioneerde "Hüttenwirt" van de Leutkircher-hut en zijn twee zonen met schoondochter. Ze spelen kaart met een fanatisme alsof er hun leven van afhangt, waarbij vooral vader Walch zich roert wanneer er een "stomme zet" gedaan wordt. De oude man beleeft hier opnieuw zijn beste dagen en we verdenken hem er stiekem van, dat hij deze mistdag als een geschenk van de hemel ziet!...

Soms kaart ook de drager mee. Die merkwaardige, vriendelijke man met een uit een oude vilthoed gesneden "kalotje" op het hoofd. Hij moet dichter bij de zestig dan bij de vijftig zijn. Op normale dagen trekt hij een paar maal met het paard naar beneden naar de Alfuz Alm, want zijn taak is het onderhouden van de ravitailleringslijn voor de hut. Als hij echter niet voor de fourage zorgt en geen kachelhout kapt, zit hij, met de ellebogen breeduit op de tafel leunend, in de "Gaststube" achter zijn onafscheidelijke fles bier. Die man zit nooit aan tafel zonder bier voor zich! "Of hij wel eens iets anders drinkt?" vragen we hem niet zonder ironie. "Niet veel...", glimlacht hij. "Hoeveel maak je er per dag soldaat?" "Soms wel acht", luidt het laconieke antwoord en - zeker ter verontschuldiging - voegt hij er aan toe: "Waarom zou ik geen bier drinken, zolang het me goed smaakt!"... Die acht flesjes verbazen ons te meer omdat hij ze eerst met zijn paard - en soms ook wel eens op zijn eigen rug! - van enige uren ver naar boven moet slepen. En glas en bier samen vormen een zware last!...

 

Kok in optima forma!

Mist of geen mist, de waard Alfred Senn en zijn jonge vrouw zorgen goed voor hun gasten. Nergens wellicht worden in een berghut de maaltijden met méér liefde bereid dan thans hier in de Steinsee-hut. Geen wonder ook! Alfred is eigenlijk kok van zijn vak. Zijn opleiding kreeg hij in hotel "Schwarze Adler" in Sankt Anton. Dit seizoen vervangt hij slechts tijdelijk de eigenlijke "Wirtin", die ziek in Landeck ligt. In oktober daalt hij ook naar Landeck af, waar men hem dan zal terugvinden als de eigenaar van het Gasthof "Zum Löwe", een oud hotel, dat hij van een tante geërfd heeft... Nu echter zwaait hij hierboven nog de scepter en vormt daar door zijn goed verzorgd uiterlijk, kraakheldere voorschoot, zijn levendigheid en zijn opgewekt karakter een sympathieke verschijning, die door zijn kookkunst nog extra reliëf krijgt. Neen, zo'n gedwongen rustdag in de Steinsee-hut behoeft een bergwandelaar toch ook niet direct te versmaden!...

 

 

 

13. Dremel Scharte wil veroverd worden

 

Na een dag door de hardnekkige nevel in de Steinsee-hut gevangen gezeten te hebben, staan we de volgende ochtend, gepakt en gezakt, aan de voet van de Dremel Scharte voor de etappe naar de Hanauer-hut. Heel de wereld ligt weer schoongevaagd en de bergen baden opnieuw in de zon, wat zo'n contrast met die dag van gisteren levert, dat het moeite kost deze nog in de herinnering terug te roepen. Recht tegenover de lieflijke Steinsee gaapt, als een rauwe wond in het lichaam van de aarde, de steile en woeste gleuf, die de opgang naar de Voorste Dremel Scharte vormt. De zon zal daar de eerste uren nog niet binnendringen. Daardoor ziet de kloof er nog afwijzender uit dan ze uit zichzelf al is, doch hieraan zit in ieder geval het voordeel verbonden, dat ze minder zweet zal vergen dan in de late namiddaguren.

 

Ook met het hoofd...

Met een flink gepakte rugzak vergt het naar boven klimmen veel omzichtigheid. Daar we ons altijd het meest safe voelen zolang we maar rots onder de voeten en onder de vingers hebben, werken we naar boven langs de kant van de berg. Dit belet evenwel niet, dat er van tijd tot tijd eens een "overstapje" naar het midden of de andere kant gemaakt moet worden als de route er daar gemakkelijker uitziet.

Zaak is het nu net zoveel met het hoofd als met armen en benen te klimmen. Men moet zich dwingen voortdurend aan de techniek van de drie steunpunten te denken. Deze houdt in nooit een hand of een voet te verplaatsen zonder dat één hand en twee voeten of twee handen en één voet tegelijkertijd steun vinden. Voor de bewoner van het vlakke land gaat deze methode een beetje tegen de natuur in wanneer hij ze zich niet - door vele oefening - tot een tweede gewoonte gemaakt heeft. Wanneer ge onder deze omstandigheden even met uw hersens afdwaalt, betrapt ge u zelf gemakkelijk op de fout tegelijkertijd slechts twee steunpunten te gebruiken. Wat - zoals gezegd - foutief en onveilig is.

 

Nauwkeurige taxatie

De kloof ligt vol met grotere en kleine stukken rots, die vaak bij geringe aanraking in beweging komen. Wanneer dit gebeurt, is er geen houden aan. Dan razen de stukken steen in steeds groter wordende vaart, soms van wand tot wand springend, naar beneden. Het vormt een indrukwekkend gezicht als zo de hel losbreekt, maar een dergelijke kanonnade is levensgevaarlijk voor eventuele klimmers, die zich nog beneden in de opgang bevinden. Iets dergelijks dient daarom steeds onder alle omstandigheden voorkomen te worden. Daarom moet ieder losliggend stuk steen, dat men als steunpunt denkt te gaan gebruiken, van tevoren nauwkeurig getaxeerd worden op zijn houdbaarheid en zijn eventuele reacties bij het loslaten.

Ook de kloofwand heeft zijn problemen. Ieder steunpunt voor de handen dient eerst voorzichtig geprobeerd want de rots is hier buitengewoon bros. Ge behoort er op te letten nooit een "Griff" (steunpunt) zo te gebruiken dat het door het lichaamsgewicht van de klimmer naar buiten kan getrokken worden. De hand moet de steen zoveel mogelijk verticaal naar beneden drukken. Het risico van losschieten wordt daardoor tot een minimum beperkt.

 

Lichaam en geest

Dan is er ten slotte nog de rugzak, die permanent de aandacht vraagt. Iedere schrede dient bedachtzaam gezet te worden, daarbij steeds uitgaand van de mogelijkheid, dat de zak achter een uitstekend stuk rots kan blijven haken. Een onverwachte achterwaartse ruk door zulk een haken kan ernstige gevolgen met zich brengen.

Rekening houdend met dit alles is het wel duidelijk, dat zo'n klim niet alleen het lichaam maar ook de geest gespannen houdt. Maar daarin ligt dan ook juist de bekoorlijkheid van zo'n tochtje. Intussen denken we met enige huivering terug aan het Duitse echtpaar met kind. Die hebben gisteren, uitgerekend op die éne dag van niets dan nevel, ook deze route moeten volgen. Hoeveel tijd zou het hun gevergd hebben om hier doorheen te komen?...

 

Prachtige doorkijk

Ten slotte staan we boven op de "Scharte", die gedeeltelijk met sneeuw bedekt blijkt. Uit de grauwe hellekrocht zijn we gestegen naar het licht. De zon schijnt verblindend op de sneeuw terwijl de andere zijde van de "Scharte" nog in de schaduw ligt. Daardoor kunt ge hierboven koelte en warmte naar verkiezing genieten. Dit is ook het punt om een terugblik te slaan op de afgelegde route, die nu nog veel steiler lijkt dan ze in werkelijkheid was. En diep daaronder ligt dan als een groot oog de Steinsee, afgesloten door een bergwand met grote puinhellingen, waarop de zon scherpe schaduwvlakken afsnijdt. De doorkijk vanaf de "Scharte" in de richting van het meertje is onvergetelijk.

Hierboven krijgt ge ook gelegenheid de bergen eens diep in het hart te kijken. De opbouw is prachtig waar te nemen. Nu ziet ge hoe bros ze eigenlijk zijn en hoe de weersinvloeden hier hun vernietigend werk verrichten. Schilfer na schilfer kunt ge uit de wanden nemen, waar ze liggen opgetast als blokjes uit een bouwdoos. Spelenderwijs kunt ge hier een deel van de berg demonteren in stukjes, die zich in uw broekzak laten steken. Intussen betekent een rust op deze "Scharte", waarvan onze kaart geen hoogte vermeldt maar die we op een 2300 meter schatten, een uurtje van onvervalst berggenot.

 

Dat gaat gemakkelijker!...

De overzijde der "Scharte" ziet er heel wat aanlokkelijker uit dan de opgang. De afdaling geschiedt langs een noordkant. In augustus zal het hier wel een hele steen- en puinwoestijn zijn, doch nu ligt dit "Geröll" met een dikke laag sneeuw bedekt. Om niet te grote vaart te krijgen "rutschen" we in zigzag naar beneden wat ook aanbeveling verdient tot vermijding van rotsklompen, die hier en daar uit de sneeuw steken. Zo'n afdaling gaat snel. Nog méér verkneukelt ge u daarin als zich vijf wandelaars moeizaam en zwetend naar boven werken, zich misschien nog niet bewust van wat voor afdaling hun aan de zuidzijde van de "Scharte" te wachten staat.

Spoedig belanden we aan het eind van het laatste sneeuwveld op het normale pad. Nog ligt de hut een heel eind verwijderd doch dit pad betekent maar een horizontale wandeling door lieflijke natuur en voortdurend langs een snelstromende bergbeek langs welke oevers kruipdennen en ander struikgewas groeien. De Hanauer-hut ligt namelijk slechts op een hoogte van 1918 meter. Het lieflijke hoogdal wordt ook hier omsloten door een krans van bergen, die slechts verbroken wordt daar waar 't Angerledal diep naar het dorpje Boden afdaalt. Alles in deze omgeving is nieuw voor ons en dit schenkt het gevoel of de vakantie opnieuw wordt ingezet...

 

 

 

14. Tartarin van Tarascon in de Hanauer-hut

 

Tartarin van Tarascon leeft nog! We zijn hem tegengekomen bij de Hanauer-hut in de Lechtaler Alpen en herkenden hem direct als de schepping van Daudet. Hij liep daar zo maar rond in de bergen als een klein, dik mannetje, rechts en links behangen met leren fototassen, die dan het moderne element in zijn verschijning uitmaakten. Ja, vooral klein en dik was hij. Te klein en té dik! Doorsnee bijna gelijk aan de hoogte! En om zijn in een bruin manchester costuum met uitpuilende borstzakken verpakt figuur nog opvallender te maken droeg hij een spits, Tiroler hoedje op het hoofd. Kortom een caricatuur, zó weggelopen uit een spotblaadje...

Tartarin, die zich bij nadere kennismaking als een goedmoedig chemicus uit Wiesbaden ontpopt, heeft ons menig binnenpretje bezorgd. We veronderstelden, dat Tartarin "bergbeklimmer" om wille van "de lijn" was geworden. Zijn embonpoint blijkt hem echter geen snars te kunnen schelen. Integendeel, hij legt er zich op toe deze zo veel mogelijk te voeden. Daarom zal Tartarin ons bijblijven, niet alleen als caricatuur maar als het immer etende mannetje, dat als vrijgezel met het goede der aarde getrouwd blijkt. Onze Tartarin verorbert uitgebreide maaltijden, waarvoor de Tarasconse vrienden de pet zouden hebben afgenomen in plaats van die in de lucht te gooien om er op te schieten. Tussen de maaltijden door laat hij alsmaar kopjes thee of koffie aanrukken, die hij met het ritueel van een heilige handeling en met veel suiker consumptiebereid maakt. De tijd, die hem dan nog overblijft, vult hij met het snoepen van bonbons of zuurtjes en het smikkelen van hele tabletten chocolade, die telkens opnieuw uit die borstzakken worden opgeduikeld. Meedelen doet hij nooit iets. Aan niemand! Het is allemaal voor hem alleen! En iedereen begrijpt de noodzaak daarvan onmiddellijk. Drie weken bevindt Tartarin zich nu onderweg en zijn uitgaven gaan de begroting al tweehonderd mark te boven, heeft hij ons tussen neus en lippen toevertrouwd. Toch zien we hem niet voor een opschepper aan - zo is hij nu ook weer niet! Wél menen we, dat hij slecht begroten kan...

Een geheel ander slag mensen vormen dr. X en zijn vrouw uit Hamburg, die op een avond met Tartarin en ons aan tafel zitten. Boven de zestig zijn beiden al. Hij is bestuurslid of de technische deskundige van de afdeling Niederelbe van de Duitse Alpenvereniging. Door de bergen zijn ze op weg naar de in het Ferwall ten zuiden van het Inndal gelegen Niederelbe-hut ter inspectie van de nieuwe sanitairinrichting van deze Duitse hut. Een dienstvakantiereis dus! We bewonderen het tweetal want de tocht naar de Niederelbe-hut is nog ver en lang niet gemakkelijk. We bewonderen ook hun aanpassingsvermogen, waarin men de wijsheid der jaren of de berusting van wie veel geleden heeft, onderkent. "Herr dr." heeft met zijn vrouw in de hut geen kamer kunnen krijgen omdat ze alle bezet waren. Zonder hun incognito prijs te geven teneinde daarmee pressie uit te oefenen, hebben zij zich plaatsen op het "Matratzenlager" in de gemeenschappelijke zaal laten toewijzen. "Misschien is er morgen wel een kamer vrij", zo troosten zij zich en hun humeur verraadt niets van wat voor hen toch ongetwijfeld een tegenvaller is. Charmante mensen!...

Ook deze avond laat Tartarin zijn traditionele gangen aanrukken. Jammer genoeg zwemmen in de beek nabij de hut geen vissen anders zouden nu vast ook twee dure forellen het begrotingstekort verhogen... Reeds geruime tijd hebben we gedrieën met welgevallen en verbazing toegezien hoe de verschillende gerechten verdwijnen in de diepe afgrond van de kleine Tartarin. Dat is voor de Hamburgers nog helemaal nieuw! Als dan tot sluitstuk het kopje thee en het tablet chocolade ook nog op tafel verschijnen, heeft "Frau dr." aan de blikken van verstandhouding niet meer voldoende: "Nu weten we waarom u zo dik bent!" richt ze zich lachend tot Tartarin. En dan lachen we allemaal. Tartarin zelf niet het minst!...

 

De koopjesbroek

Maar we moeten ook nog wat vertellen van die chemigraaf uit Stuttgart, die een halve dag onze tochtgenoot zou worden. Ook hem leren we in de Hanauer-hut kennen. Een veertiger is hij. Eigen zaak gehad, niet kunnen bolwerken, nu in loondienst. Gevolg van een zware ziekte. Op het nippertje aan de "schemeringen van de dood" ontsnapt, heeft hij als een tweede Pallieter de vreugde van het aardse bestaan ontdekt. Van bergen heeft hij niet veel verstand. Dat blijkt al onmiddellijk uit het onmogelijke program, dat hij in tien dagen denkt af te werken. Maar hij geniet van zijn herboren zijn met de argeloosheid van een kind. Vooral zijn nieuwe "Bundhose", een broek, die met een bandje onder de knie wordt dichtgeknoopt en thans in de mode is, schenkt hem grote vreugde. En dan zijn geruite blouse met veel rood er in, speciaal gekocht voor zijn kleurenfoto's! Ook nog zo'n ding om niet over uitgepraat te komen... Vrouwlief had wel zuur gekeken toen hij zich een uitrusting voor de bergen ging aanschaffen... "Allemaal maar geld!" had ze gezegd. Maar ze had hem omhelsd toen hij terugkeerde uit het warenhuis want zulke koopjes heeft hij daar gehaald...

 

Ieder diertje zijn pleziertje!...

Voor de zoveelste keer stelt onze chemigraaf zich midden op de vloer voor nieuwe hutbezoekers op terwijl hij met twee handen, rechts en links, de pijpen van de nieuwe broek demonstratief breed uittrekt. "En raadt nu eens wat die broek kost!" daagt hij uit. Iedereen weet allang, dat hij veel moet raden. Men gunt de man zijn plezier en zegt dus: "Dertig mark!" Daarmee heeft hij net wat hij hebben moet. "Ha, dertig mark!" lacht hij. "Twaalf, mijnheer, twaalf mark! En puur wol! De chef heeft het zelf gezegd! Voel maar eens!"... Ook het plezier van het voelen wordt hem telkens gegund. Maar er offert zich toch nooit iemand op om nu ook nog de chef van het warenhuis gelijk te geven... Reeds drie maal hebben we dit tafereel nu beleefd en we vrezen dat het nog niet de laatste keer is.

Zo vindt ieder mens op zijn eigen manier zijn vreugde in de bergen en in een berghut. Als spoor laten sommigen een glimlach na...

 

 

 

15. Op verkenning in een wereld van enkel puin

 

Na een paar dagen van kleine tochten in de omgeving van de Hanauer-hut wordt het tijd aan een terugkeer te denken. Deze zal gaan over de Achterste Dremel Scharte. De opvattingen over Voorste en Achterste Scharte lopen nogal uiteen. Sommigen geven voorkeur aan de eerste, anderen aan de laatste. Nu, de ene kennen we al van onze komst, dus zullen we beslist de andere voor de terugtocht nemen. Maar wat is eenvoudiger dan eerst een keer op verkenning te gaan? Dat gebeurt dan ook.

Voor de verkenning van de Achterste Dremel Scharte worden we weer eens met een mooie zomerdag begenadigd, die het zwerven door de natuur tot een intens genot maakt. Eerst loopt de route door de romantische omgeving van de Steinbach, waar nog volop struikgewas staat en die rijk aan idyllische plekjes is. Een luiaard behoeft eigenlijk niet verder dan hier te gaan om een vakantiedag vol te dromen! Daarna begint het pad te stijgen. Spoedig blijft het gras achterwege en dan belandt ge - zonder enige moeite - in een wereld van enkel maar steen. Haar grootste aantrekkelijkheid krijgt deze als het pad een grote bocht maakt tengevolge waarvan de wandelaar zich opeens nauw aan alle kanten door bergen ingesloten ziet. Een terugblik op het dal, dat hij heeft verlaten, is nu niet meer mogelijk en daarom voelt ge u oneindig eenzaam in een wereld, die eigenlijk niet meer van de aarde is maar eerder op een maanlandschap thuis zou horen.

Zwijgend als sfinxen staan daar de bergen. Op de eerste plaats de Dremelspitze zelf. Onderweg hebt ge hem lang bewonderd als de enorme massa zoals hij zich vanaf de Hanauer-hut aan ieders oog opdringt. Nu zit ge hem reeds gedeeltelijk op het lijf en gaat ge voort onder zijn uitdagende wand. Aan de andere zijde ligt de bergrug, die de Kleine Schlenkerspitze en de Hanauerspitze met elkaar verbindt. Puinhellingen dalen langs die wanden naar beneden, waar in een kleine kom de overblijfselen van de laatste sneeuw een klein meertje gevormd hebben.

 

Een wereld van puin

De eenzaamheid hier schijnt volkomen. Buiten de krater van de Vesuvius hebben we nooit zo'n wereld van puin gezien. Daar was die wereld echter grauw en zwart, hier domineren grijs en wit, en daarom is er van troosteloosheid geen sprake. Soms hoort ge plots enig geritsel op de puinhelling. "Vallend gesteente", denkt ge, maar ge hebt net zo veel kans een gems waar te nemen... Al geruime tijd hebben wij er drie in de gaten gehouden. Op korte afstand van elkaar staan ze op een puinhelling. Hoe verlaten het hier ook zijn mag, de gemzen tonen zich voortdurend op hun hoede. Om de paar seconden heffen ze de naar de grond gebogen kop omhoog om scherp te luisteren en de neusgaten breed open te zetten voor verdachte geuren. Wij bevinden ons echter te ver af dan dat zij zich voor ons zouden interesseren.

 

Het valt wel mee!

Inmiddels zijn we bij de steile opgang van de "Scharte" gekomen, tussen de Dremel- en de Hanauerspitze. Eigenlijk konden we nu wel omkeren maar nieuwsgierigheid prikkelt ook eens een blik over de "Scharte" te werpen. Alsmaar over puin, dat de neiging tot schuiven heeft, gaat het in kleine zigzagjes naar boven tot daar waar de eigenlijke kloof naar de "Scharte" begint. Deze vergt een soortgelijke klauterpartij als we voor een paar dagen reeds beleefden. De afdaling aan de andere zijde van de overgang ziet er echter niet zo verschrikkelijk uit.

Nu weten we wat we weten moesten. Ook bij eventueel slecht weer durven we straks deze route wel te gaan. Morgen wordt het derhalve beslist de Achterste Scharte! Zonder noemenswaardige bagage vormt de proefbeklimming een van die heerlijke tochten zoals er zich vanuit de Hanauer-hut zo vele laten ondernemen. Ze vergt bovendien ook niet zo veel tijd. Daarom kunnen we bij de terugkeer een heerlijk zonnig plekje uitzoeken en vandaar rustig de blik laten weiden over de bergwereld rondom.

 

De gemsbok

Niet langer zitten we daar zo, of er klinkt een scherpe fluittoon. Hij lijkt iets op die van een "Murmeltier"(marmot). Marmotten zijn we op onze tocht door de Lechtaler Alpen evenwel nog niet tegengekomen! Des te vaker echter hebben we al de fluittoon van thans gehoord. Dat moet een eenzame gemsbok zijn. Deze fluiten zo als ze alleen rondzwerven, wat ze op deze tijd van het jaar doen. Systematisch speuren we met het blote oog een puinhelling af. Weer de fluittoon en nu heeft de bok zijn standplaats verraden. Op zijn dooie gemak daalt hij de "Schutthalde" af in onze richting, waarbij hij van tijd tot tijd stilstaat. We houden ons roerloos. Hij nadert steeds meer en meer. De wind gaat echter over ons heen in zijn richting. We zitten helaas finaal verkeerd! Overigens zal hij ons toch wel niet bereiken daar de helling ver beneden eindigt zonder dat we dit zien kunnen. Het is dan ook op dit punt, dat het dier aan het gezicht onttrokken wordt. Een gemiste kans dus!

 

"Aanval" in de rug

Reeds lang zijn onze gedachten weer afgedwaald van de gemsbok als hij - na wellicht een twintig minuten - plotseling in onze nabijheid verschijnt, boven op de ronding van een "heuvel". Hij staat ons op nog geen zestig meter afstand aan te staren. Het beest heeft een omtrekkende beweging gemaakt en nadert van juist de andere kant als we hem het eerst waarnamen. Aanval in de rug dus. Maar nu zitten we juist prachtig voor de wind. Het is de bok kennelijk om ons te doen. Geen vin verroeren we nog. Het beest komt nader en nader. Telkens blijft het even staan om ons te bestuderen. Vijftig... veertig meter... wordt de afstand. We krijgen het gevoel elkaar recht in de ogen te kijken. En de "gedachten" van de bok kunnen we heel vlot lezen. Hij ziet iets vreemds op de berg... vertrouwt het niet... maar kan toch zijn nieuwsgierigheid niet bedwingen! "Nog één stapje dichterbij", denkt hij. Zouden onze bruine broek en beige blouse hem verleiden zich zo "in gevaar" te begeven?... Hij doet waarachtig nog een paar stappen zonder een oog van ons af te wenden. Nu kan de afstand niet méér dan vijfentwintig meter zijn!... Zou een wildstroper ooit zo'n kans krijgen?... We ademen niet meer!...

 

Als een klassiek beeld...

Prachtig staat het beest afgetekend tegen de lucht. Sierlijk, elegant, gracieus van lijn als een klassiek beeld. Een meesterwerk van de schepping! Dat draagt met recht de naam van edelwild! Hoelang zal dit spel nog voortgaan? Zal hij direct helemaal bij ons komen en zijn koele snoet langs onze wang wrijven? Zal hij dan in lachen uitbarsten, om een sigaretje vragen en zeggen: "Och jullie mensen ook! We zijn heus niet zo schuw als jullie denken?"... We zouden het niet eens zo gek vinden als dit allemaal gebeurde! Maar het gebeurt niet! Vriend bok komt niet meer dichterbij. Hij heeft het wel voldoende bekeken. Hij schudt mistroostig het hoofd - maar dat kan ook wel verbeelding van ons zijn! - en zegt tot zich zelf: "Nee, toch niet wat ik dacht!" Hij draait zich om en wandelt doodgemoedereerd heen... Eerst nu keren wij weer tot het leven terug, gaan overeind staan en klappen in de handen. Als een bliksemstraal schiet het beest weg, waarbij geen hinderpaal hem te groot blijkt! Onze vriend van zo even is weer helemaal gems geworden!... En we hebben niet eens met hem kunnen praten!...

 

 

 

16. "Bundhose" beleeft z'n eerste "Scharte"

 

Deze morgen moet eigenlijk de tocht over de Achterste Dremel Scharte gemaakt worden om van de Hanauer- naar de Steinsee-hut terug te keren. Om zeven uur staan we reeds marsvaardig. In de voorbije nacht heeft het een beetje gesneeuwd. Nu regent het. En het blijft regenen! Met wachten verstrijken de uren. Nog één maal ziet "de Hanauer" ons aan de middagdis. Eerst om half vier zijn de omstandigheden zó, dat het vertreksein kan gegeven worden. Nu moet het dan maar gebeuren ook! Vannacht zal het wéér sneeuwen en daar wordt de "Scharte" maar lastiger door... Terwijl een zestal lotgenoten, die ook naar de Steinsee-hut willen, hun een half uur kortere route over de Voorste Dremel Scharte kiezen, gaan wij op pad met de Duitser met de nieuwe broek, die we in gedachten reeds "Herr Bundhose" genoemd hebben. "Herr Bundhose" ging niet graag alleen en eerlijk gezegd wij ook niet met de huidige nog immer dreigende weersomstandigheden...

De tocht tot de opgang van de "Scharte" neemt véél meer tijd in beslag dan de dag van onze eenzame verkenning. Onze metgezel gaat wel heel langzaam. Erger wordt het nog bij het klimmen. De heer "Bundhose" klimt uitermate slecht. Niettemin staat hij er op vooraan te blijven gaan ondanks het feit, dat wij de route reeds eerder verkend hebben. "Voeten plat zetten!" roepen we als hij voortdurend op z'n tenen tegen het "Geröll" opklimt. Wanneer de steenslag begint te glijden blijkt hij bang in plaats van zich kalm mee te laten glijden tot het "Geröll" weer tot rust komt. Tergend langzaam winnen we aan hoogte. Hoewel we van tijd tot tijd blijven staan om hem wat voorsprong te geven, zitten we hem toch telkens weer op de hielen.

 

"Nooit meer!"...

Gelegenheid tot conversatie schiet er op de laatste dertig meter voor de eigenlijke overgang, waar de rotsen lichtelijk met natte sneeuw bedekt zijn, niet over. Wat er intussen in "Herr Bundhose" zijn hart is omgegaan, openbaart zich pas als het hoogste punt van de "Scharte" bereikt wordt. "Zo'n weg heb ik nog nooit gemaakt!" stoot hij uit. "En ik zal hem niet meer maken ook!" Daarmee heeft hij dan echter ook meteen al zijn stoom afgeblazen. Hij voelt zich als tot het leven teruggekeerd en weet weer dat dit waard is geleefd te worden. We lachten maar even fijntjes, omdat we denken moeten aan het veel te grote vacantieplan, dat hij thuis - reizende over een rood streepje van een Freytag Berndt kaart - ontworpen heeft. Hoogstens een kwart krijgt hij er van uitgevoerd.

 

Op de "overwinning"

Ook de heer "Bundhose" lacht. Maar hij doet het tegen een plat flesje met een helblauw Enzian-etiket erop, dat hij uit zijn rugzak te voorschijn heeft gepeuterd. De heldere inhoud van het flesje mag er dan al als water uitzien, hij is in ieder geval méér verwant met het Nederlandse Schiedam dan met een Oostenrijkse bergbeek... De aluminium schroefdop dient tot glaasje. Staande op de winderige "Scharte" drinken we ieder twee borreltjes. Op de behaalde "overwinning"... en omdat hij er "alleen nooit doorgekomen zou zijn"... Wat er nog in het flesje overblijft, wordt bewaard "voor onderweg" want we zijn nog niet waar we wezen moeten. Maar het zwaarste ligt wel achter de rug.

De heer "Bundhose" bevalt het best hier boven op de "Scharte" al jagen dan ook de wolken over de bergkammen terwijl de zon zich de hele dag nog niet heeft laten zien. Hij herinnert zich plots óók nog amateurfotograaf te zijn, die een speciale blouse "met veel rood" gekocht heeft voor de kleurenopnamen. Hij mag dan zelf ook niet zoveel vertrouwen hebben in de "kleurenweelde" van de omgeving onder de omstandigheden van thans, met het uitschieten van zijn jas op deze kille hoogte waagt hij er een verkoudheid en een opname aan, waarbij wij - door af te knippen - tot medeplichtige worden. "Dat rood doet het zo goed, zie je!"...

Ook de afdaling van de "Scharte" vergt nog wel enige voorzichtigheid. Soms benemen nevelflarden het uitzicht, wat tot gevolg heeft, dat we - eenmaal op wat gemakkelijker terrein aangeland - aanvankelijk niet het juiste pad kunnen vinden.

 

Gelukkige mens

Onze geruststelling, dat er nu niets meer dan een wandelingetje voor de boeg ligt, maakt "Bundhose" tot een ander mens. Het ontdooien uit de benauwenis waarin hij gevangen heeft gezeten, is reeds boven op de "Scharte" begonnen, thans slaat hij zelfs over tot uitbundigheid. Eerst loopt hij vergenoegd achter ons te fluiten. Maar dat vertolkt blijkbaar niet voldoende zijn innerlijke tevredenheid. Als hij een eind van ons is afgeraakt, betrappen we hem er op, dat hij op z'n eentje het hoogste lied uitschalt. "Böse Menschen haben keine Lieder"... denken we... Onze aankomst werd in de hut met ongeduld verbeid. 't Loopt tegen het vallen van de avond en de karavaan van de Voorste Dremel Scharte, die zelfs nog na ons vertrokken was, is al 1½ uur geleden gearriveerd.

 

Hilariteit

We hebben een abnormaal lange tijd verbruikt, wat aanleiding blijkt tot hilariteit en schampere opmerkingen over "vermiste alpinisten" en "uittrekken van reddingsexpedities"... Neen, als helden maken we beslist niet ons entree doch dit wordt juist oorzaak, dat er in de goed bezette "Gaststube" in één slag de joviale sfeer heerst, die een avond in een berghut zo'n bijzonder karakter geeft. De waardin heeft daartoe reeds bij voorbaat het hare bijgedragen, door - op eigen initiatief - twee bedden voor de "laatkomers" te reserveren en deze hardnekkig tegen inbeslagname door anderen te verdedigen... Ook "Bundhose" voelt zich thuis in de Steinsee-hut. Te meer omdat hij na een half uur weer gloednieuwe slachtoffers heeft ontdekt om zijn "zuiver wollen" broek van twaalf mark te demonstreren...

 

 

 

17. Over eenzame bergen naar de mensen...

 

Door het slechte weer van de laatste dagen is de ravitaillering van de Steinsee-hut enigszins in het gedrang gekomen. Één dag is Toni, de drager, met zijn paard helemaal niet verschenen en nu zitten we zonder brood en zonder eieren voor zover deze artikelen niet in de rugzakken van de nieuwaangekomen gasten aanwezig blijken. Men kan thans de merkwaardigheid beleven, dat deze ochtend voor sommigen het ontbijt bestaat uit koekjes en bonbons... Maar à la bonheur: in de loop van de morgen wordt de drager in ieder geval verwacht...

Tot de nieuwaangekomenen van de vorige avond behoort een Duits echtpaar. Hij schijnt zo maar uit een Pruisisch uniform gestapt en heeft er geen gras over laten groeien den volke kond te doen dat hij dokter is. Zij: bescheiden van nature, maar kennelijk onder invloed van haar Pruis. Onze dokter blijkt helemaal niet te spreken over de Hanauer-hut omdat hij daar - net als de Hamburgers, waarover we vertelden - naar het "Matratzenlager" verwezen werd. "Schande, dat je als lid van de Alpenverein niet eens een kamertje kunt krijgen omdat niet-leden die in beslag genomen hebben!" Hij zal een klacht bij de "Sektion" indienen! Zijn stokpaardje is bescherming van de alpenflora. Niemand zal hem daarin ongelijk geven maar hij draagt zijn principes iets te nadrukkelijk uit alsof hij enkel maar aan bevelen gewend is. Daardoor schiet hij naast zijn doel.

 

Ontploffen, of...

Tijdens zijn tirade hebben enige gasten, in nieuwsgierige spanning, zitten wachten op het moment, dat hij het hoofd 'n beetje naar rechts zal draaien. Zodra hij dit doet, kan zijn oog niet een heel bundeltje "Prunella's" missen, die voor het raam op de vensterbank staan. En juist die bloemen zijn beschermd! En tegen het plukken daarvan gaat zijn té heftig betoog!... Het verbeide moment laat niet lang op zich wachten. Zijn ogen schieten vonken bij de ontdekking en hij loopt rood aan. De man kan eigenlijk niet meer terug. Van hem wordt nu ook de daad verwacht! Dus maakt hij de waard op de "gruwelijke" overtreding attent. De reactie van de waard is echter zó laconiek, dat er voor de Pruis maar twee mogelijkheden overblijven: óf uit elkaar ploffen óf geheel ontwapend de schouders ophalen en er het zwijgen toe te doen. Gelukkig kiest hij het laatste, wat heel verstandig is, want ieder voelt, dat de getuigen niet op zijn hand zijn, ondanks de juistheid van zijn standpunt. Zou er nu straks nog een tweede brief "naar de Sektion" gaan?...

 

Post niet met de post

Nog 'n paar rare snuiters heeft onze hut vannacht geherbergd. Twee inwoners van een dorpje beneden in het Inndal, die op hun manier een paar snipperdagen in de bergen zoek brengen. Gisterenavond zaten ze in het oude gedeelte van de hut gezellig te pimpelen, waarbij "Bundhose" zich ook liet verleiden. Onze "Bundhose" is vanmorgen in ieder geval nuchter, de twee Oostenrijkers zijn het niet! Nog altijd een tikkeltje te vrolijk van de rode wijn... Niemand betreurt het, dat ze deze morgen naar het dal zullen afmarcheren. Vrouw "Wirtin" ziet in dit vertrek een goede gelegenheid de twee de post van de gasten mee te geven. Niemand heeft echter haar vraag naar post verstaan doch gezichten zijn soms welsprekender dan woorden. Ook de verzekering, dat een der twee postbesteller van beroep is, kan de gasten niet tot het afstaan van hun correspondentie bewegen. Na haar opmerking: "Of vertrouwen jullie ze niet?"... wordt ten slotte de situatie opgeklaard door een Wener, die in zijn krakend dialect meesmuilt: "Hij moest eens een kloof voor brievenbus aanzien"... Of de Hollander, die vandaag immers ook naar beneden gaat, die post dan maar mee wil nemen?... Ja, dat wil hij wel!...

 

Begraven onder "Hilde"

Eerst hebben we echter nog een andere taak. De waard en zijn vrouw menen, dat de Hollander nu eens het nieuwe toerenboek van de hut met een gedicht moet openen. Protesten baten niet. In een "onbewaakt ogenblik" vervullen we dus de opdracht, daarbij de eerste pagina van het splinternieuwe boek met opzet blanco latend voor de vaardige tekenhand, die zich straks zeker wel zal aanmelden... Dan stoppen we het boek stiekem in een tafellade onder het volgeschreven oude exemplaar en onder "Hilde", een Duitse vertaling van de bekende roman van onze Nederlandse auteur Anne de Vries. "Hilde" dus als grafsteen van een in het Nederlands geschreven loflied op de wereld van de Steinsee-hut...

 

"Waar het goed is"...

Dan komt - een half uur na het vertrek van de twee "drinkebroers" - ook voor ons het afscheid van allen, die we hier in enige dagen hebben leren kennen. Neen, "Bundhose" heeft geen zin mee af te dalen, hoewel hem nog zoveel bergen wachten! Dat overladen program van hem ligt al lang begraven in een hoekje van zijn onderbewustzijn. De bergen hebben van "Bundhose" een wijs man gemaakt. Indachtig het oude adagium: "Multum, non multa" geeft hij er nu de voorkeur aan WEINIG góéd te zien in plaats van VEEL slécht. Wie hem, stralend van welbehagen, in de "Gaststube" bij de kachel ziet zitten, weet dat hij zijn vaderland vindt, waar het goed is. Momenteel is dat de Steinsee-hut!...

Nog altijd regent het. Een treiterende motregen! Beneden de hut drijven van tijd tot tijd dikke nevelflarden. Maar daar zijn we gauw genoeg onderdoor gedoken. Dan staan we weer moederziel alleen op het drie uur lange pad naar het dorpje Zams in het Inndal. De enige ontmoeting onderweg wordt die met onze vertrouwde altijd bierdrinkende drager, "der Toni", die nieuw proviand aansleept. Na het afscheid roepen we hem nog na: "Toni, als je boven een man ontmoet, die laat raden wat zijn nieuwe broek kost, moet je 'dertig mark' zeggen!"

 

Openbaring

Zo komt dan het einde van een zwerftocht langs bergen en... mensen. Op zoek naar eenzaamheid en stilte zijn we uitgetrokken en beide hebben we gevonden. Het merkwaardigste is echter geweest, dat die vlucht uit de wereld van de mensen juist leidde tót de mensen. Het blijkt namelijk, dat in de kleine gemeenschappen van de berghutten het menselijk contact oneindig nauwer en warmer is dan op de drukst bezette stranden en caféterrassen van de drukst bezochte toeristenoorden der wereld. Misschien betekent dit ook nog voor anderen een openbaring!

 

 

Bronvermelding:

"In de Lechtaler Alpen" verscheen in 17 afleveringen in de Nieuwe Tilburgse Courant op:

- dinsdag 13 januari 1959

- donderdag 15 januari 1959

- dinsdag 20 januari 1959

- vrijdag 23 januari 1959

- zaterdag 31 januari 1959

- dinsdag 3 februari 1959

- vrijdag 6 februari 1959

- donderdag 12 februari 1959

- zaterdag 14 februari 1959

- vrijdag 20 februari 1959

- dinsdag 24 februari 1959

- woensdag 25 februari 1959

- donderdag 5 maart 1959

- vrijdag 6 maart 1959

- woensdag 11 maart 1959

- dinsdag 17 maart 1959

- woensdag 25 maart 1959