Terug in de Dolomieten
1. Waar geleefd
en dus ook geleden wordt
De
bekoring van een weerzien met bekende mensen en
plaatsen na een lange afwezigheid heeft het gewonnen
van de jacht naar volkomen nieuwe, onbekende oorden.
't Heeft heel wat jaren gekost om tot het inzicht te
komen, dat verdieping van bestaande relaties groter
vreugde schenkt dan het aanknopen van steeds weer
nieuwe, die slechts aan de oppervlakte blijven. Dit
geldt voor mensen én voor streken. Zo ver zijn we nu
dan eindelijk geëvolueerd in onze zwerversdrang en
daarom rijden we nu voor de zoveelste maal per trein
door het Zuid-Tiroolse Pusterdal op weg naar ons
eigen Sexten, dat we verborgen weten in een klein
zijdal van de Italiaanse Dolomieten. Die reis
daarheen is telkens weer een nieuw genot. Niet enkel
omdat we de zon van het zuiden tegemoet rijden, niet
alleen om het natuurschoon, maar vooral om de
gespannen verwachting over hoe we alles wat ons
dierbaar geworden is en dat we een jaar geleden
achtergelaten hebben, nu zullen aantreffen...
Terwijl de trein niet al te vlug door het dal naar
boven klimt en daarbij niet vergeet bij vele
stationnetjes met Italiaans-Duitse dubbelnamen te
stoppen, is onze verbeelding hem al vooruit gesneld.
Rapper dan de trein vliegt ze voorbij
Brunico-Bruneck, Dobbiaco-Toblach om bij San
Candido-Innichen in de bus te stappen en daarmee de
laatste acht kilometers door het Sextendal af te
leggen.
In
Innichen begint het al! Laten we daar naast
"Speckbacher" komen zitten! O, niet de Tiroolse
vrijheidsheld, de wapenbroeder van Andreas Hofer,
maar ónze "Speckbacher", een Sextenaar, die het
eerzaam beroep van kleermaker uitoefent, maar die
wij een paar jaar geleden herdoopt hebben, omdat
zijn hele verschijning onweerstaanbaar aan de echte
"Speck" denken doet. Hij glundert als hij ons
herkent. "Ha, ha," lacht hij, "u kunt Sexten ook
niet vergeten! En dat zó ver, helemaal uit
Holland!"... Het vleit kennelijk zijn dorpstrots,
dat iemand voor zijn dorp zo'n lange reis over
heeft!...
Ook toevallig!
En
kijk, wie hebben we daar? Wie stapt daar bij de
eerstvolgende halte in onze bus? Waarachtig Klara
Innerkofler. Uitgerekend Klara, die ons enige jaren
geleden, na een afwezigheid van 21 jaar, als eerste
in Sexten begroette en herkende toen wij bij haar
ouderlijk huis klopten. Sindsdien is het leven zijn
gang gegaan. Er is veel gebeurd. Ingrijpende
wijzigingen hebben plaats gehad door huwelijk en
dood. Klara woont zelfs niet meer in Sexten en
zodoende wist ze niet eens van onze komst. Nu gaat
ze op familiebezoek bij haar broer Ernst, dezelfde,
die straks onze gastheer zal zijn. Wat wonderlijke
loop van het lot, dat ons hier beiden in dezelfde
bus voor hetzelfde einddoel samenbrengt!!
Spoedig zijn we nu geheel in de sfeer van de bergen.
De Dolomieten van óns, maar vooral van Klara...
"Onze mooie bergwereld, het enige wat mij is
overgebleven", schreef ze eens enige tijd na de dood
van haar ouders... Merkwaardig hoe deze mensen uit
de bergen de liefde tot hun land beleven en aan die
liefde ook uitdrukking geven. Ge ervaart dit hier
bij de eenvoudigste zielen. En wat ze zeggen vormt
geen gemeenplaats maar het is doorleefd en welt
recht op uit het hart. Wanneer het over hun land en
bergen gaat, zijn ze eigenlijk allemaal een beetje
dichter, al weten ze het zelf niet. Wél bewust zijn
zij zich echter van de schoonheid van hun streek,
wat bewijst, dat de bergen diep in 's mensen hart
grijpen...
Als vanouds
De
reis naar Sexten wordt als vanouds. Warm en zonnig!
Zo begroeten de Dolomieten ons altijd. Ze plachten
dit te doen in de hoogzomermaanden en ze doen het
thans nu het september is. Vroeger zagen we het gras
op de berghellingen in de laaiende zon van juli
maaien... ook nu maaien de boeren van Sexten en
omgeving hun gras. Maar dat betekent de tweede
hooioogst van het jaar. Thans is het niet meer zó
heet, er bloeien wat minder bloemen, maar toch lijkt
de naderende herfst hier nog ver... Nu is het gevaar
voor in de middag losbarstende onweders zeer miniem.
Nu staan de bergen helder gesneden tegen een strakke
lucht... Alle voorspellingen over de schoonheid van
de bergen in het naseizoen schijnen in vervulling te
zullen gaan.
Daar
staat weer de Haunold, die zijn kop bijna
drieduizend meter de lucht in steekt. Verderop de
kolossale toppen van de drie Schusterspitzen en nog
méér naar het oosten de beroemde Elfer (3093 meter)
met de Rotwandspitze (2939 meter) en de
Rotwandköpfe, die aan de oostelijke afsluiting van
het dal het decor vormen, waar wij vanuit onze kamer
de hele dag tegenaan zullen kijken. Als de
atmosferische omstandigheden gunstig zijn, zullen
we, bij het verdwijnen van de zon in het westen, de
top van de Elfer zien opgloeien in een onwezenlijk
rood van het "Alpenglühen". Dat zijn de momenten,
waarin er wonderen gebeuren in het Fischleindal, dat
tot de schoonste dalen van Europa behoort en waar
een mens een voorsmaakje van het Paradijs krijgt...
We genieten reeds alleen bij de gedachte, dat we al
dit bekende nog eens gaan overdoen. Ontdekkingen
zullen er niet veel gedaan worden, maar we zullen
het reeds gekende uitdiepen en verfijnen en zo een
arsenaal van uit de natuur gezamelde
schoonheidsontroering vullen als geestelijk proviand
voor de wintermaanden wanneer de enige nog bloeiende
bloemen de herinneringen zijn...
Waarom Seppl niet kwam
Neen, Seppl staat niet op het dorpsplein bij hotel
"Post" om ons met onze bagage op te vangen. Tóch zou
ik zweren, dat dit vehikeltje de bolderwagen is,
waarmee hij een jaar geleden onze koffers heeft
weggebracht. Waarom laat Seppl verstek gaan? Zijn
één jaar jongere broer dient zich als remplaçant
aan. Het is niet te best met de 13-jarige Seppl, die
we als zo'n handig knaapje hebben leren kennen.
"Drie maanden geleden geopereerd!" vertelt Hansl.
"Kropf!... De wond wil niet dichtgaan!"... Nu doet
Hansl de boodschappen bij onze gastheer... Nee, het
gaat niet zo goed met Seppl!... Dat is dus het
welkom van Sexten! In vakantiestemming zijn we
menselijk leed ontvlucht en het is hier het eerste
waarop we stuiten...
Later zien we Seppl in de dorpsstraat. Hij heeft
zijn blousje abnormaal hoog opgetrokken aan de hals
om de hardnekkige wond met verband te verbergen. Hij
glimlacht maar flauwtjes als we hem goedendag
zeggen. Ja, hij heeft ons vorig jaar naar de bus
gebracht. Wat hij doet?... Eigenlijk niet veel...
wachten tot hij beter wordt. De troef lijkt er bij
Seppl een beetje uit... Van het kwieke kereltje van
weleer is nog maar een schaduw overgebleven...
Sterk zijn...
Bij
onze gastheer is het weerzien hartelijk zoals
steeds. Gelukkig dat we van tevoren Lisl, de
dienstbode, gesproken hebben. Anders zouden we onze
gastvrouwe gevraagd hebben naar de nieuwe aanwinst
in het gezin, de drie maanden geleden geboren
Brigitte, waarover ze enthousiast geschreven heeft.
Onze vraag zou onnodig hard zijn aangekomen want
Brigitte is inmiddels aan griep gestorven... En dat
heeft men ons nog niet bericht!...
Op
deze dag van aankomst ligt het stralende land van
Sexten onder de zuidelijke zon. Dat is het land, dat
de toeristen zoeken en ook vinden. Vaak echter is er
leed in de huizen van de mensen, die in die mooie
bergen wonen, maar dat leert ge niet kennen op de
caféterrassen. Wie er echter wél op stuit, wordt
gegrepen door de heldhaftigheid, waarmee men dit
leed draagt. "Gods wegen zijn niet onze wegen, maar
wij moeten ons eenvoudig aan zijn wil onderwerpen",
schreef de jonge vrouw Innerkofler ons bij het
overlijden van onze vriend Gottfried, haar
schoonvader. Bij de nieuwe slag zegt ze nu onder
tranen: "Het was Gods wil en we moeten daar voor
buigen... al is het dan ook moeilijk." En haar
tranen drogend voegt ze er aan toe: "We moeten sterk
zijn en we willen het zijn." Terwijl ze dit zegt,
richt ze het hoofd fier op, als een nadrukkelijke
onderstreping van haar vastberadenheid. Dit is het
wat zo frappeert in deze lang niet ongevoelige
vrouw. Zo verraadt zij een kind der bergen te zijn.
Hardheid en strijd, dat leren de bergen, die daarmee
een school voor 't leven vormen. Deze school hebben
de Innerkoflers, uit welk beroemd gidsengeslacht
verschillende leden ook hun leven in de bergen
lieten, terdege - en niet zonder vrucht -
doorlopen...
2. Een wereld,
die zelf een en al wijding is
Misschien kent Jozef Reider, de waard van de Drei
Zinnen-hut, ons nog van vorige jaren. In ieder geval
doet hij toch minstens alsof. Dat hoort zo bij de
knepen van het vak! We maken het hem maar niet
moeilijk doch spelen hem een aanrakingspunt in het
hoofd. Daarmee is hij helemaal uit de brand. Ja, nu
weet hij toch werkelijk echt wie we zijn en z'n toch
al vriendelijk gezicht wordt een brede lach met een
resolute herinnering. "Nogmaals bedankt voor de
artikelen in de krant, vorig jaar", zegt hij terwijl
we handen schudden. "Ganz nett, ganz nett war's"...
"Uw ansicht ook!" lachen we. "Een mooie trucopname!
De Drei Zinnen aan de verkeerde kant van de hut!
Twee beelden over elkaar gelegd om de mooiste zijde
van de hut en de fraaiste achtergrond der omgeving
op één foto te krijgen! Daar trappen we niet in,
Jozef!"... En nu lachen we allebei... We hebben dus
weer domicilie gekozen in de beroemdste van alle
Dolomieten-hutten, de Drei Zinnen-hut. "Zinnen-hut"
zeggen de Zuid-Tirolers van Sexten kortweg!...
"Rifugio Locatelli" zeggen de Italianen van Misurina
en al wat daar verder naar het zuiden ligt.
Staatkundig mag het dan anders zijn, voor veler
gevoel loopt hier door het Zinnengebied nog altijd
de oude grens tussen twee landen: het noorden van de
Zinnen... Duits! Achter de Zinnen... daar Italië!...
De
fraaie hut behoort toe aan de Sectie Padua van de
Italiaanse Alpenclub (C.A.I.), maar de waard is een
Zuid-Tiroler uit Sexten, al zoudt ge dat door zijn
donker haar en gebruinde gelaatskleur niet direct
geloven. Zijn vrouw is ook een Tiroolse en hetzelfde
kan van de kellnerinnen gezegd. Ook deze twee
laatsten ontmoeten we niet voor de eerste keer. De
oudste, Martha, draagt nog steeds haar tot in een
knoedel gedraaide vlecht, de jongste is nog altijd
knap en... wat koeltjes alsof ze zich van haar eigen
knapheid bewust is. Maar ze valt wel mee voor wie
haar langer dan vandaag kent... "Frau Wirtin" krijgt
ge niet zo vaak te zien. Ze heeft te veel in de
keuken te beredderen. Als ge haar tegen het lijf
loopt, is ze eenvoudig en vriendelijk en niemand zou
het haar aanzien, dat zij de scepter zwaait over de
grote hut en een zo bekende gids als Reider tot
echtgenoot heeft. Wanneer we bij dit alles nu ook
nog de kleine Joan, het vierjarige kereltje, dat nu
al in de voetsporen van zijn vader tegen de muren
van de hut opklettert, releveren, dan hebben we de
huttenfamilie zo wel ongeveer compleet, tenminste
afgezien van wat er allemaal in de keuken werkt.
Daar hebben we nog nooit voldoende poolshoogte
genomen.
Het hart
Dat
is dus weer onze vertrouwde wereld met daar rond
omheen die eeuwige krans van bergen met Zinnen,
Paternkofel, Schusterspitzen en vele andere. De
Zinnen-hut vormt als het ware het hart van de
Ampezzaner Dolomieten. Als draden van een spinneweb
gaan vanuit dit centrum de smalle paadjes en de
niet-gemarkeerde kletterroutes de bergen in. Vóór
dag en dauw zitten hier de bergen vol met
kletteraars. In de namiddag keren ze op hun basis
terug en dan ontmoet ge in de gezellige gelagkamers
van de hut alles wat op het gebied van het alpinisme
een naam heeft. Alleen ge merkt dat zo niet als ge
er niet op geattendeerd wordt. De echte alpinisten
doen maar gewoontjes aan en houden er niet van op te
vallen. Zo kan het gebeuren dat ge soms pas laat of
te laat de ontdekking doet met een beroemdheid aan
tafel gezeten te hebben...
De geest vliegt vooruit
Aan
het bereiken van de Zinnen-hut in deze eerste dagen
van september is een lange wandeling en een lange
klim voorafgegaan. Het heet drie uur te zijn van
Sexten uit... Ja, ja... Maar dat betekent enkel
gaan! Tel daar nu nog eens één uur voor rust bij...
en dan nog een uurtje voor wie onderweg eens kijken
wil... Dan komt er vijf uur uit de som. En dat klopt
wel. Doch die vijf uur zijn toch eigenlijk maar een
zucht in de fraaie, zonnige nazomer van dit jaar.
Het vlakke Fischleindal immers is een wonder voor de
natuurminnaar. Thuis dromen we daarvan een heel jaar
en als we er zo éénmaal per jaar eindelijk lijfelijk
tegenwoordig zijn, hebben we daar op een grashelling
onze eigen sport om daaronder de uren melkend die
dromen verder uit te spinnen...
Terwijl we nog zitten vliegt de geest al vooruit
naar het machtige coulissenwerk van de
dalafsluiting: de wanden van de Einserkofl op de
eerste plaats maar daarnaast het suikerbrood van de
Hohe Leist en de stomp van de Zwölfer. Alsof hij
mensenogen had, ziet die geest aan het einde van het
dal de splitsing van het pad. Links gaat hij in een
steile klim door het Bacherndal omhoog naar
Zsigmondy-Comici-hut (2235 meter), waar hij zijn
benen al bij Much Happacher onder de tafel steekt.
Haarfijn kent hij die avontuurlijke tocht door de
bergwildernis... Maar deze keer kiest hij de
rechterweg. Dat is die door het Bacherndal. En ook
nu heeft de geest vleugels gekregen en zit hij al op
het bordes van de Zinnen-hut lang voordat de trage
voeten van de bergwandelaar hem gevolgd zijn...
Daar zijn ze!...
Die
bergwandelaar zijn dan wij. Ditmaal vergezeld van
haar, die thuis onze zorgen deelt maar nu ook
gegrepen is door het land waarvan wij des winters
wonderlijke verhalen vertellen. En geheel in stijl
huppelt ze met ons mee als een lenige gems, ook in
de ban van de natuur, die als een wonder over haar
gekomen is... Voor haar geldt het de eerste
kennismaking met de Dolomieten. Op ons rust de taak
nu de sterke verhalen van weleer waar te maken. Mede
daarom worden we niet moe de aandacht te vragen voor
ieder markant punt van de weg, waar de herinneringen
gezaaid liggen als onze voetstappen... Maar toch
klinkt daar de
kreet van verbazing en
ook de zucht van verlichting
als na een poosje
klimmen, achter het Toblinger Riedl, de toppen van
de Drei Zinnen en de daarvoor gelegen hut
opduiken... We hebben het verhaal van "hoe warm het
was en hoe ver" herschreven. Bij toverslag is echter
de vermoeienis uit de benen geschoten nu we door het
malse gras van de Bodenalpe,langs de twee kleine
meertjes wandelen met het einddoel in zicht.
Feest op til
Even
later vallen we neer in de luie ligstoelen op het
benedenterras, dat uitziet op de Zinnen en op het
zuiden. Met de gedachten aan het woord van een
veldheer zeggen we tot elkaar: "We zijn er en we
blijven er!" We kunnen dat doen, want we weten al
door het oog van een naald gekropen te zijn. We
hebben namelijk beslag gelegd op de laatste kamer
van de hut... dank zij het feit, dat een echtpaar,
dat steeds voor ons uitgeklommen was, ons het
laatste kwartier passeren liet, omdat "hij" het
nodig oordeelde een uitgebreide foto-op-statief te
maken... Tegen aller verwachting in zit de hut op
deze namiddag, voorafgaande aan een kerkelijke
feestdag, stampvol. Ondanks het late seizoen! Morgen
zal de bisschop van Brixen een naast de hut gebouwde
kapel komen inwijden. Dan zal er een H. Mis, feest
en muziek zijn... Hier op 2438 meter hoogte op het
Toblacher Riedl, in een wereld, die zelf al één en
al wijding is...
3. Een harmonie
klimt de bergen in
Gluiperig als een slang, die een prooi besluipt,
dringt daar ten zuiden van het Paternsattel een pad
ieder jaar wat verder omhoog naar de Zinnen toe. We
zeggen "pad". Was het dat maar! Neen, het is een weg
waar auto's over rijden. En stond er gisteren al
niet een motor aan de noordzijde, dus helemaal over
het "Sattel" heen? Naar de Zinnen-hut rijden kon hij
nóg niet. Dat laat het pad niet toe maar wie zegt of
dit volgend jaar niet anders zal zijn!... Waar is de
tijd, dat we hier door een grote bergeenzaamheid
dwaalden, oneindig ver weg lijkend van de bewoonde
wereld! De civilisatie is bezig de Zinnen-hut in te
nemen en haar tot hotel te transformeren. Ditzelfde
lot heeft de op 1½ uur afstand liggende rifugio
Auronzo (2320 meter) al vorig jaar ondergaan. Daar
rijden nu autobussen op een parkeerplaats voor.
Vijfentwintig jaar geleden waren we hier eens de
enige gast en stonden wij ons des morgens om vijf
uur buiten voor de toen nog eenvoudige hut te wassen
met niets dan bergen en sneeuw om ons heen...
Jozef Reider, de waard van de Zinnen-hut, ziet de
wegslang vanuit het zuiden ook naar zijn hut
kruipen. Zou hij er rouwig om zijn? Als bergmens uit
Sexten moet hij dat wel. Van de andere kant brengt
hij weer zoveel nuchter, zakelijk realisme op, dat
hij zich misschien al patroon droomt van het
Zinnen-hotel, dat iedereen ziet geboren worden...
Een duwtje in de richting van deze ontwikkeling
heeft hij eigenlijk zelf ook al gegeven. Hij nam
namelijk het initiatief tot de bouw van een
bergkapel op slechts een honderd meter afstand van
de hut. Een service voor zijn gasten.
Gedurende het weekeinde is er altijd wel een of
andere priester onder de alpinisten en bergvrienden.
De dichtstbijzijnde kapel lag tot heden een goed uur
verder op de weg naar de Auronzo-hut. We kennen die
heel goed. Lang geleden, toen hier nog veel van de
oorlog sprak, hebben we in die kapel de klok geluid.
Die klok bestond uit een granaat en een
granaatscherf fungeerde als klepel. Nog hangt de
granaat in het torentje maar als toerist kunt ge het
klokje niet meer luiden, want de draad, die het
weleer in beweging bracht, ontbreekt er thans. Jozef
Reider heeft nu zelf voor een kapel gezorgd, in
samenwerking met de Alpini, de Italiaanse
bergsoldaten, die de materialen hebben aangevoerd.
En het is een riante kapel geworden, elegant van
vorm en zuiver van lijn. Een echt sieraad voor de
omgeving. Vóór kort is zij gereedgekomen en daags na
onze aankomst op de Zinnen-hut zal de plechtige
inwijding plaats hebben. Niemand minder dan de
bisschop van Brixen (Bressanone) dr. J. Gargitter,
de jongste bisschop van Italië, zal daarvoor naar
boven komen geklommen.
Voor dag en dauw
Die
morgen konden we niet vroeg genoeg opstaan. Het was
de dag van het feest hier bij de Zinnen-hut op 2438
meter hoogte. Maar wat voor een dag beloofde dat te
worden. Een goede weersvoorspelling en goede tekenen
aan de hemel. Sinds enige tijd reeds rijgt een
fraaie nazomer hier zijn zonnige dagen aaneen. Ook
deze dag berst bij zijn ontwaken al van de beloften.
Dat wordt een Dolomietendag in optima forma. Zo'n
dag, waarop alles is zoals men het maar wensen kan.
Bovenaan op het verlanglijstje staat dan natuurlijk
de zon! Welnu, die zon is er! En heel vroeg, en in
gezelschap van de daarbij bestelde blauwe hemel!
We
mochten menen matineus geweest te zijn - anderen
waren het méér dan wij. Die anderen zijn de leden
van de harmonie van Sexten in hun Tiroler uniformen.
Nog vóór het licht was, moeten zij beneden op stap
gegaan zijn, bewapend met hun instrumenten. In
gedachten zien we hen bijeenkomen op het dorpsplein
voor hotel "Post". Te zamen trekken ze een uur ver
het Fischleindal in en dan begint de klim... Nu nog
een kleine drie uur ver door het Altensteinerdal
omhoog... Eerst is het een lange sliert, die naar
boven kruipt. Naarmate de uren verstrijken wordt de
rij echter uiteengerukt en als de muzikanten dan ten
slotte op de Bodenalpe verschijnen, blijkt het hele
korps ver uit elkaar te liggen.
Daar komen ze!
Vanaf de Sextener Stein, een bergknoedel bij de hut,
zien we de eerste muzikanten de groene alp betreden.
De een draagt de grote tuba op de rug, de andere de
piston of trombone onder de arm. In het voor de
bijzondere gelegenheid speciaal gepoetste koper van
ieder instrument kaatst de zon. Bij iedere stap, die
de muzikanten zetten, bewegen de instrumenten en dan
ketsen er stralen uit als bliksemschichten.
Successievelijk dagen er steeds meer muzikanten op
bij het hoekje van de alp. Maar intussen is ook de
jeugd van Sexten op pad gegaan. Iets later
vertrokken dan de rest maar sneller lopend hebben ze
de laatsten van de harmonie, waartoe Wastl Hofer met
de grote trom behoort, spoedig ingehaald. Nu komen
er steeds meer mensen naar boven geklommen. Het zijn
niet meer alleen die van Sexten en Moos uit het
Sextenerdal, maar ze komen ook opdagen uit het
Innerfelddal, uit het dal van de Schwarze Rienz,
vanuit Schluderbach en vanaf de Rimbiaco Alp, die op
de route van Misurina ligt.
Kleur en fleur
Het
is vandaag een katholieke feestdag, die in Nederland
niet meer maar hier nog wél als zondag gevierd
wordt. Iedereen heeft een vrije dag en wat nog benen
heeft om zo ver te gaan is naar boven geklommen. Een
driehonderd mensen zijn hier misschien bijeen,
hoofdzakelijk jeugd. De jongens in de korte Tiroler
broeken, de meisjes vaak in het aantrekkelijke
"Dirndlkleid". Een bont spel van kleur en fleur
vormt het leven rondom de hut. Van bergeenzaamheid
is nu uiteraard geen sprake. Ongetwijfeld zijn
sommigen voor al deze drukte naar een "ongenaakbare"
top gevlucht, maar de meesten blijken toch voor het
feest gekomen. Al is dit laatste met ons niet het
geval - ook wij zwichten voor de verleiding van die
eenmalige drukte in de bergstilte van alledag en de
hoempamuziek van de oefenende muzikanten. De
geplande tocht wordt er dus vandaag maar eens aan
gegeven want hier staan toch wel belangrijke dingen
te gebeuren...
4. Jonge
bisschop wijdt een bergkapel in
Het
laat de lachspieren niet onberoerd als we iemand met
een koffer op een draagstoel op de rug vanaf het pad
van het Paternsattel naar de Zinnen-hut omhoog zien
klimmen. "Moet je daar zien! Die brengt zijn koffer
mee!" schampert iemand. Hij wordt clementer als die
drager blijkt te behoren tot het gevolg van drie
geestelijken, die in stage stap met doorverende
knieën, de gang van de ervaren bergwandelaar, naar
boven komen. We herkennen de pastoor en de kapelaan
van Sexten, die eigenlijk aan deze zuidkant niets te
maken hebben. Om de identiteit van de derde, een
lange, charmante geestelijke in civiel, tasten we in
het duister totdat Frau Reider, de "Wirtin", met
haar schort nog voor, uit de keuken van de hut komt
gerend, de gast een joviale hand geeft en hem met
"monseigneur" begroet. Dat is dus mgr. dr. Jozef
Gargitter uit Brixen, Italië's jongste bisschop.
Mgr.
Gargitter heeft natuurlijk niet de hele tocht van
beneden te voet gemaakt. Hij is per auto gereden tot
aan de Auronzo-hut of misschien nog wel verder tot
aan de voet van het Paternsattel. Goed! Maar dan is
het "met het paard van St. Franciscus", zoals ze in
Italië zeggen, toch altijd nog een klein uurtje
klimmen en dalen om het plateau van de Zinnen-hut te
bereiken. Hartelijk groetend naar links en naar
rechts, naar bekenden en naar veel meer onbekenden,
begeeft de bisschop zich naar de hut, waar Jozef
Reider een al even ongekunstelde opwachting maakt
als kort tevoren zijn echtgenote had gedaan.
Het
mysterie van de man met het koffer heeft nu ook zijn
verklaring gekregen. Dit koffer bevat de
bisschoppelijke gewaden, mijter en uit elkaar
neembare kromstaf incluis. Het duurt nu niet lang
meer of er trekt een kleine processie over het
Zinnenplateau: de bisschop in vol ornaat,
voorafgegaan door koorknapen en bruidjes en gevolgd
door vele belangstellenden voor zover deze zich niet
reeds om de kapel gegroepeerd hebben, waar nu ook de
harmonie staat opgesteld.
Echt "open lucht"
Omdat de feestelijk versierde kapel voor deze
gelegenheid te klein is, werd er een altaar
opgeslagen vóór de ingang. In de meest letterlijke
zin van het woord "in de open lucht" verricht de
bisschop de inzegening om daarna een korte H. Mis op
te dragen. De bevolking zingt haar Duitse
kerkliederen en de harmonie speelt. Dit alles "Voor
de doden der bergen" zoals het motto van de
inwijdingsplechtigheid en ook van de kapel luidt.
Niet alleen echter voor de doden, maar evenzeer voor
de levenden verrees deze kapel. En het is de H.
Bernardus, de nog jonge patroon van de alpinisten,
van wie verwacht wordt, dat hij de bergbeklimmers
tegen de gevaren beschermen zal.
Ook
de Alpini tonen bij dit gebeuren hun medeleven. Zij
staan op de eerste rij. Zoals de zon stralen ketst
uit de instrumenten van de muzikanten, zo doet ze
het ook uit de koperen uitmonsteringen van uniform
en helmen van de militaire autoriteiten. Hiertoe
behoort de generaal Rossetti met enige officieren
van de Alpendivisie Tridentina. Er is ook de
voorzitter van de Sectie Padua van de Italiaanse
Alpenclub en we zien er de burgemeester van Sexten
met een hele reeks gidsen, die voor dit uur de
bergen de bergen gelaten hebben.
Liefde en lering
Na
de H. Mis houdt de bisschop een "dubbele" toespraak:
een lange in het Duits en een korte in het
Italiaans. Zo'n speech als deze zal wel nooit door
een Nederlandse bisschop gehouden kunnen worden.
Liefde voor de bergen en lering zitten hier zó
natuurlijk dooreengevlochten als alleen een zoon der
bergen die twee zaken kan verstrengeld krijgen...
Het machtige decor rondom die blauwe hemelkoepel
daarboven en een zuidelijke zon, die in de bergen
zware slagschaduwen legt, vormen dan ook wel een bij
uitstek geschikt toneel om de uit het hart komende
woorden bijzondere wijding te geven en ze boven de
aarde uit te tillen. Ge ziet en hoort niet langer
een bisschop voor een kleine kapel maar er spreekt
een kerkvorst in een kathedraal... In de grootste
Gothische kathedraal ter wereld, waarvan de Zinnen,
de Paternkofel en de Toblacher Knoten, de machtige,
ten hemel strevende torens, de kleinere rotspieken,
de pinakels en de bergruggen, de steunberen
vormen... Ziedaar het Dolomietenavontuur, dat ge
nooit meer vergeten kunt!
Ze zijn er allemaal
Na
afloop der plechtigheid zien we eerst goed wie en
hoe ze van heinde en ver gekomen zijn. We lopen Much
Happacher tegen het lijf. Hij heeft zich uitgedost
in een trui en kousen zo blauw als ons Hollandse
zakjesblauw. Much is momenteel dé gids van de
Sextener Dolomieten, tevens de waard van de twee uur
naar het oosten gelegen Zsigmondy-Comici-hut,
getrouwd met een zuster van onze gastheer in Sexten,
Ernst Innerkofler. We zien er Rudolf Holzer, ook al
eentje uit de familie. Die komt waarachtig nog een
uur verder uit het oosten dan zijn zwager Much!
Helemaal uit de kleine Carducci-hut vanachter het
Giralbajoch waar zijn vrouw Frieda nu de zaken
waarneemt.
Er
loopt Max Innerkofler, die nogal eens Hollanders aan
het touw pleegt te hebben. Diens vader - ook weer
een Much, die bij de burgerlijke stand Michel heet -
heeft het niet nodig geoordeeld zijn zondags plunje
aan te trekken. Hij schijnt zo maar van zijn werk in
de bergen en bij zijn "Herrschaften" te zijn
weggelopen. Much is van een oudere generatie dan de
eerstgenoemden. Meer nog een gids van de vroegere
stempel, die zijn slechtste kleren aantrekt als hij
"op toer" gaat: een verfomfaaide vilthoed, een oud
jasje met leren stukken in de ellebogen en een
versleten plusfour, die hem bijna tot op de schoenen
hangt omdat de bandjes losbengelen. Misschien heeft
hij de knopen wel verloren... Hij grijnst precies
als zijn zoon Max en heeft dezelfde brede kaken en
uitstekende jukbeenderen...
Toch een, die ontbreekt!
We
praten wat over Toni Egger uit Lienz, die we hier
twee jaar geleden leerden kennen. Ook hij had nu
hier moeten zijn! "Der Toni" was kind aan huis in de
Zinnen-hut... Vorig jaar verongelukte hij op een
expeditie in Zuid-Amerika, aan welke tocht ook
Cesare Maestri deelnam. Dat is de man die de naam
draagt van de "Dolomietenspin". Cesare keerde terug
maar Toni is gebleven in Patagonië... Much duikelt
uit een verfomfaaide portefeuille een bidprentje met
foto van "der Toni" op. "Hier, neem dat mee naar
Holland! Ik krijg wel een ander!"... We aanvaarden
het geschenk in dank en beloven hem als
tegenprestatie een Hollandse sigaar, die we nu
echter niet hebben. "We komen ze zelf brengen!
Volgend jaar in je huis in Sexten! Bij leven en
welzijn tenminste!"... "Dat hoeft allemaal niet!"
zegt Much. We wedden bij ons zelf, dat Much denkt,
dat hij die sigaar nooit zal zien: een jaar is lang
en Holland ver!... Eens kijken wie gelijk krijgt!
Later op de middag lopen we ook nog onze gastheer en
gids Ernst Innerkofler met zijn vrouw tegen het
lijf. Stiekem met de scooter vanaf het zuiden naar
het Paternsattel gekomen. Vanavond weer terug naar
huis! O, wat gaat het vlug gemotoriseerd! Achter de
Zinnen sluipt van het zuiden uit een slang van een
weg omhoog... ieder jaar dichter naar haar prooi...
de Zinnen-hut. Wanneer zal ze ons uit dit gebied
verdreven hebben?...
5. Jeugd viert
zich uit in dansen en klimmen
Met
de inwijding van de kapel bij de Zinnen-hut, waarvan
we in een vorig artikel verhaalden, is de
plechtigheid niet afgelopen. Of juister: de
plechtigheid dan misschien wel, maar het feest niet.
Dat begint nu eigenlijk pas. De jeugd is niet voor
niets naar boven gekomen! De plichtplegingen van
erewijn, receptie en feestdiner voor genodigden gaan
haar niet aan. Zij wacht tot dit alles achter de rug
is. Dan neemt de Sextener harmonie plaats op het
overdekte bordes van de hut en het lager gelegen
open bordes wordt tot dansvloer gepromoveerd. De
harmonie perst er de ene wals en polka na de andere
uit en de ene fles bier of het ene "Viertel" wijn na
het andere er in...
De
hele middag duurt het feest van de inwijding voort.
Vreemdelingen ziet ge niet zo veel op de dansvloer.
Alsof het allemaal van tevoren afgesproken is, heeft
het samenzijn zich ontwikkeld tot een echt Tirools
feest onder elkaar. Maar het is niet enkel dansen op
deze dag. De aankomende jeugd grijpt haar kans op de
"Frankfurter Worst", die niet uit het vuistje
gegeten maar met handen en voeten beklommen wordt.
Op deze appetijtelijke naam maakt namelijk een
langgerekte rotsformatie aanspraak. Een loodrecht
geval met aan alle kanten niets dan lucht en aan één
zijde een honderd meter diepte er onder. De jeugd
gebruikt deze rots als toetssteen van haar kunnen.
Als ratten klimmen zij er tegen omhoog en gaan
kaarsrecht op het kleine plateautje op de top staan,
waar drie paar voeten maar met moeite een plaats
kunnen vinden. Voor zo'n bravourestukje behoef je
niet "kopfschieh" te zijn. De "Worst" is er dan ook
voor om te proberen of je duizelig bent of niet! Na
het avontuur genoeg genoten te hebben wordt er
volgens de regels der kunst "abgeseilt". Dan gaat
het omlaag langs het touw. Over de bult aan de
zuidkant waar men in haast horizontale stand,
hangend in het touw, tegenaan loopt om dan zich in
het "luchtledig" naar beneden te laten zakken... Op
normale dagen gebruiken de gidsen deze rots om hun
toeristen te testen, want ze willen graag weten wat
voor spek ze in de kuip hebben als zich een
kandidaat voor een van de Drei Zinnen aanmeldt.
Vandaag is de rots het domein van de jeugd. Het
lijkt wel of er een "Drahtseilbahn" in werking is.
In zo'n hoog tempo gaat het er omhoog en omlaag. De
meer bezadigden van de hutbezoekers liggen rondom in
groepjes in het gras verspreid, waar ieder zich op
zijn manier amuseert, wat varieert van zalig niets
doen in de zon tot het consumeren van de
meegebrachte proviand.
De weg terug
Als
de zon reeds geruime tijd door het zuiden
heengedraaid is en de loodrechte flanken van de Drei
Zinnen vanuit het westen belicht, waardoor deze
wanden hun anders niet geziene geheimen prijsgeven,
beginnen de dagjesmensen naar beneden af te zakken.
Minder vast ter been dan bij de komst gaan ook de
muzikanten terug naar Sexten. Als ze beneden op de
Bodenalpe staan, gorgelt nog even een hees geworden
tuba en vals geschetter van een piston, dat
plotseling afsterft, verraadt, dat men daaronder nog
napret beleeft... Voor de aankomende jeugd wordt de
"Abstieg" naar het dal er vermoedelijk een als een
Nederlandse, winterse terugkeer van een
schaatsmiddag. Maar dan natuurlijk minder koud.
Vertrouwde sfeer
Zo
tegen een uur of zeven in de avond heeft de wereld
van de Zinnen-hut weer haar normale gezicht
teruggekregen. Alle dagjesmensen bevinden zich nu al
lang op weg naar huis. Wat er overgebleven is, zijn
voor het merendeel de doorgewinterde kletteraars
voor wie de wat kermisachtige drukte van de dag een
kwelling is geweest, die zij maar lijdelijk over
zich hebben laten gaan. "Wirt" Reider heeft zijn
"zondagse Gaststube", waar receptie en feestdiner
gehouden werden, weer afgesloten en de bergvrienden
hokken nu samen in de hun beter vertrouwde, oudere
gelagkamer.
Er
zijn juist voldoende mensen om de kamer gezellig te
stofferen. Overal zijn de dikke, wollen truien voor
de dag gekomen want zodra de zon achter de bergen
verdwijnt, wordt het koel op deze hoogte van ruim
2400 meter. Hier binnen heerst echter een
behaaglijke warmte. De tegenstelling met buiten is
zó groot dat alle ruiten door de aanslag tot matglas
geworden zijn. Bedrijvig als steeds, vlug maar
zonder jagen, lopen de kellnerinnen tussen de
tafeltjes om de gasten te bedienen met dampende
soepen, die stijf staan van de vele groenten, met
borden spaghetti, naar azijn ruikende slaschotels en
goudgele tot stukken gesneden pannekoeken. En
natuurlijk ontbreekt op geen enkele tafel de kwart
of halve liter rode wijn, die zo goed het hart
verwarmt...
Anatomie
Vogels van diverse pluimage zitten hier
bijeengegroept: raskletteraars, wier namen in de
wereld van het alpinisme een begrip vormen, en als
ander uiterste de "Jochbummler", die met wandelen
alleen reeds tevreden zijn. Weggekropen in het
hoekje bij het buffet maken gidsen hun afspraken met
hun "Herrschaften" voor de toer van morgen. Wordt
het een Paternkofel?... Een Grosze of een Kleine
Zinne?... Zal het een routinetocht worden of een
"überextreme direttissima", een zes-plus-graad van
de noordkant, die geen "Führertarief" heeft en
waarvoor de gidsen vragen kunnen wat hun
goeddunkt?... We zullen dat morgenvroeg wel zien als
ze in die wanden hangen en de achtergeblevenen de
kijkers op hen richten.
In
een andere hoek zitten een paar "Seilschaften",
jongens en meisjes, over een kaart op grote schaal
gebogen. Weer anderen houden zich bezig met het
bestuderen van hun "Hochturist", het gidsboek,
waarin de traditionele kletterroutes haarfijn
beschreven staan. Van "Risz" tot "Risz", van "Band"
tot "Band" en waarin zelfs de kleur van het
gesteente tot wegwijzer geworden is. Dat is anatomie
van de berg, die hier door kenners ontleed wordt.
Maar hier gaat het niet om een kadaver maar om een
berg, die leeft voor hen, die hij in zijn ban
getrokken heeft...
Idylle
En
dan dat bejaarde echtpaar naast het keukenluik,
waaruit al die soepen komen! Dichter bij de zeventig
dan bij de zestig moeten ze zijn! Neen, een verlate
huwelijksreis is het niet, al zoudt ge dat misschien
denken door de vriendelijke charme, waarmee "opa"
zijn "omaatje" de wijn inschenkt en haar de portie
met het grootste stuk vlees toeschuift. We kennen ze
zo goed, deze bejaarde echtparen van de bergen, die
ge hier zo vaak ontmoet. Altijd weer raakt ge er van
onder bekoring en begint ge erover te filosoferen.
Ook nu weer betrappen we ons op dat steeds weer
opduikende verlangen iets van hun leven te weten...
Gaat
het om een kinderloos echtpaar, dat enkel steunend
op elkaar door een eenzaam leven getrokken is en
voor wie tientallen jaren lang een bergvakantie een
hoogtepunt in een kleurloos bestaan gevormd
heeft?... Of hebben zij jaren van zorg en moeite
gekend in de opvoeding van een kroost, die nu
uitgevlogen is maar nooit de weg naar de bergen
heeft gevonden? Allemaal vragen! Één ding echter
kunt ge met zekerheid zeggen. In geen geval betreft
het hier een begin maar een bekroning van iets, dat
naar een einde neigt. Wat leed of vreugd het leven
hun mag geschonken hebben, de vertedering, waarmee
zij nu elkaar aankijken, spreekt onmiskenbaar van
een langzaam gerijpt geluk... Als hij dan zijn hand
zacht op de hare legt, moeten wij de ogen beschaamd
afwenden... We krijgen plots het gevoel op heterdaad
op diefstal betrapt te worden.... Dat we een jaar
later, op drie hoog, in de Neulerchenfelderstrasze
te Wenen, in de woning van dit echtpaar koffie
zouden drinken, hielden toen nog de goden in hun
schoot verborgen...!
Bronvermelding:
"Terug in de Dolomieten" verscheen in 5 afleveringen
in de Nieuwe Tilburgse Courant op:
-
donderdag 21 juli 1960
-
zaterdag 23 juli 1960
-
woensdag 27 juli 1960
-
dinsdag 2 augustus 1960
-
vrijdag 5 augustus 1960