CUBRA

INHOUD PIERRE VAN BEEK
HOME 
BRABANTS
KUNST
FOTOGRAFIE
TEKSTEN
AUTEURS
AUDIO
SPECIAAL

PRINT

Pierre van Beek - Reisartikelen

 redactie: Ben van de Pol

 

Terug in de Dolomieten

 

 

1. Waar geleefd en dus ook geleden wordt

 

De bekoring van een weerzien met bekende mensen en plaatsen na een lange afwezigheid heeft het gewonnen van de jacht naar volkomen nieuwe, onbekende oorden. 't Heeft heel wat jaren gekost om tot het inzicht te komen, dat verdieping van bestaande relaties groter vreugde schenkt dan het aanknopen van steeds weer nieuwe, die slechts aan de oppervlakte blijven. Dit geldt voor mensen én voor streken. Zo ver zijn we nu dan eindelijk geëvolueerd in onze zwerversdrang en daarom rijden we nu voor de zoveelste maal per trein door het Zuid-Tiroolse Pusterdal op weg naar ons eigen Sexten, dat we verborgen weten in een klein zijdal van de Italiaanse Dolomieten. Die reis daarheen is telkens weer een nieuw genot. Niet enkel omdat we de zon van het zuiden tegemoet rijden, niet alleen om het natuurschoon, maar vooral om de gespannen verwachting over hoe we alles wat ons dierbaar geworden is en dat we een jaar geleden achtergelaten hebben, nu zullen aantreffen... Terwijl de trein niet al te vlug door het dal naar boven klimt en daarbij niet vergeet bij vele stationnetjes met Italiaans-Duitse dubbelnamen te stoppen, is onze verbeelding hem al vooruit gesneld. Rapper dan de trein vliegt ze voorbij Brunico-Bruneck, Dobbiaco-Toblach om bij San Candido-Innichen in de bus te stappen en daarmee de laatste acht kilometers door het Sextendal af te leggen.

In Innichen begint het al! Laten we daar naast "Speckbacher" komen zitten! O, niet de Tiroolse vrijheidsheld, de wapenbroeder van Andreas Hofer, maar ónze "Speckbacher", een Sextenaar, die het eerzaam beroep van kleermaker uitoefent, maar die wij een paar jaar geleden herdoopt hebben, omdat zijn hele verschijning onweerstaanbaar aan de echte "Speck" denken doet. Hij glundert als hij ons herkent. "Ha, ha," lacht hij, "u kunt Sexten ook niet vergeten! En dat zó ver, helemaal uit Holland!"... Het vleit kennelijk zijn dorpstrots, dat iemand voor zijn dorp zo'n lange reis over heeft!...

 

Ook toevallig!

En kijk, wie hebben we daar? Wie stapt daar bij de eerstvolgende halte in onze bus? Waarachtig Klara Innerkofler. Uitgerekend Klara, die ons enige jaren geleden, na een afwezigheid van 21 jaar, als eerste in Sexten begroette en herkende toen wij bij haar ouderlijk huis klopten. Sindsdien is het leven zijn gang gegaan. Er is veel gebeurd. Ingrijpende wijzigingen hebben plaats gehad door huwelijk en dood. Klara woont zelfs niet meer in Sexten en zodoende wist ze niet eens van onze komst. Nu gaat ze op familiebezoek bij haar broer Ernst, dezelfde, die straks onze gastheer zal zijn. Wat wonderlijke loop van het lot, dat ons hier beiden in dezelfde bus voor hetzelfde einddoel samenbrengt!!

Spoedig zijn we nu geheel in de sfeer van de bergen. De Dolomieten van óns, maar vooral van Klara... "Onze mooie bergwereld, het enige wat mij is overgebleven", schreef ze eens enige tijd na de dood van haar ouders... Merkwaardig hoe deze mensen uit de bergen de liefde tot hun land beleven en aan die liefde ook uitdrukking geven. Ge ervaart dit hier bij de eenvoudigste zielen. En wat ze zeggen vormt geen gemeenplaats maar het is doorleefd en welt recht op uit het hart. Wanneer het over hun land en bergen gaat, zijn ze eigenlijk allemaal een beetje dichter, al weten ze het zelf niet. Wél bewust zijn zij zich echter van de schoonheid van hun streek, wat bewijst, dat de bergen diep in 's mensen hart grijpen...

 

Als vanouds

De reis naar Sexten wordt als vanouds. Warm en zonnig! Zo begroeten de Dolomieten ons altijd. Ze plachten dit te doen in de hoogzomermaanden en ze doen het thans nu het september is. Vroeger zagen we het gras op de berghellingen in de laaiende zon van juli maaien... ook nu maaien de boeren van Sexten en omgeving hun gras. Maar dat betekent de tweede hooioogst van het jaar. Thans is het niet meer zó heet, er bloeien wat minder bloemen, maar toch lijkt de naderende herfst hier nog ver... Nu is het gevaar voor in de middag losbarstende onweders zeer miniem. Nu staan de bergen helder gesneden tegen een strakke lucht... Alle voorspellingen over de schoonheid van de bergen in het naseizoen schijnen in vervulling te zullen gaan.

Daar staat weer de Haunold, die zijn kop bijna drieduizend meter de lucht in steekt. Verderop de kolossale toppen van de drie Schusterspitzen en nog méér naar het oosten de beroemde Elfer (3093 meter) met de Rotwandspitze (2939 meter) en de Rotwandköpfe, die aan de oostelijke afsluiting van het dal het decor vormen, waar wij vanuit onze kamer de hele dag tegenaan zullen kijken. Als de atmosferische omstandigheden gunstig zijn, zullen we, bij het verdwijnen van de zon in het westen, de top van de Elfer zien opgloeien in een onwezenlijk rood van het "Alpenglühen". Dat zijn de momenten, waarin er wonderen gebeuren in het Fischleindal, dat tot de schoonste dalen van Europa behoort en waar een mens een voorsmaakje van het Paradijs krijgt... We genieten reeds alleen bij de gedachte, dat we al dit bekende nog eens gaan overdoen. Ontdekkingen zullen er niet veel gedaan worden, maar we zullen het reeds gekende uitdiepen en verfijnen en zo een arsenaal van uit de natuur gezamelde schoonheidsontroering vullen als geestelijk proviand voor de wintermaanden wanneer de enige nog bloeiende bloemen de herinneringen zijn...

 

Waarom Seppl niet kwam

Neen, Seppl staat niet op het dorpsplein bij hotel "Post" om ons met onze bagage op te vangen. Tóch zou ik zweren, dat dit vehikeltje de bolderwagen is, waarmee hij een jaar geleden onze koffers heeft weggebracht. Waarom laat Seppl verstek gaan? Zijn één jaar jongere broer dient zich als remplaçant aan. Het is niet te best met de 13-jarige Seppl, die we als zo'n handig knaapje hebben leren kennen. "Drie maanden geleden geopereerd!" vertelt Hansl. "Kropf!... De wond wil niet dichtgaan!"... Nu doet Hansl de boodschappen bij onze gastheer... Nee, het gaat niet zo goed met Seppl!... Dat is dus het welkom van Sexten! In vakantiestemming zijn we menselijk leed ontvlucht en het is hier het eerste waarop we stuiten...

Later zien we Seppl in de dorpsstraat. Hij heeft zijn blousje abnormaal hoog opgetrokken aan de hals om de hardnekkige wond met verband te verbergen. Hij glimlacht maar flauwtjes als we hem goedendag zeggen. Ja, hij heeft ons vorig jaar naar de bus gebracht. Wat hij doet?... Eigenlijk niet veel... wachten tot hij beter wordt. De troef lijkt er bij Seppl een beetje uit... Van het kwieke kereltje van weleer is nog maar een schaduw overgebleven...

 

Sterk zijn...

Bij onze gastheer is het weerzien hartelijk zoals steeds. Gelukkig dat we van tevoren Lisl, de dienstbode, gesproken hebben. Anders zouden we onze gastvrouwe gevraagd hebben naar de nieuwe aanwinst in het gezin, de drie maanden geleden geboren Brigitte, waarover ze enthousiast geschreven heeft. Onze vraag zou onnodig hard zijn aangekomen want Brigitte is inmiddels aan griep gestorven... En dat heeft men ons nog niet bericht!...

Op deze dag van aankomst ligt het stralende land van Sexten onder de zuidelijke zon. Dat is het land, dat de toeristen zoeken en ook vinden. Vaak echter is er leed in de huizen van de mensen, die in die mooie bergen wonen, maar dat leert ge niet kennen op de caféterrassen. Wie er echter wél op stuit, wordt gegrepen door de heldhaftigheid, waarmee men dit leed draagt. "Gods wegen zijn niet onze wegen, maar wij moeten ons eenvoudig aan zijn wil onderwerpen", schreef de jonge vrouw Innerkofler ons bij het overlijden van onze vriend Gottfried, haar schoonvader. Bij de nieuwe slag zegt ze nu onder tranen: "Het was Gods wil en we moeten daar voor buigen... al is het dan ook moeilijk." En haar tranen drogend voegt ze er aan toe: "We moeten sterk zijn en we willen het zijn." Terwijl ze dit zegt, richt ze het hoofd fier op, als een nadrukkelijke onderstreping van haar vastberadenheid. Dit is het wat zo frappeert in deze lang niet ongevoelige vrouw. Zo verraadt zij een kind der bergen te zijn. Hardheid en strijd, dat leren de bergen, die daarmee een school voor 't leven vormen. Deze school hebben de Innerkoflers, uit welk beroemd gidsengeslacht verschillende leden ook hun leven in de bergen lieten, terdege - en niet zonder vrucht - doorlopen...

 

 

 

2. Een wereld, die zelf een en al wijding is

 

Misschien kent Jozef Reider, de waard van de Drei Zinnen-hut, ons nog van vorige jaren. In ieder geval doet hij toch minstens alsof. Dat hoort zo bij de knepen van het vak! We maken het hem maar niet moeilijk doch spelen hem een aanrakingspunt in het hoofd. Daarmee is hij helemaal uit de brand. Ja, nu weet hij toch werkelijk echt wie we zijn en z'n toch al vriendelijk gezicht wordt een brede lach met een resolute herinnering. "Nogmaals bedankt voor de artikelen in de krant, vorig jaar", zegt hij terwijl we handen schudden. "Ganz nett, ganz nett war's"... "Uw ansicht ook!" lachen we. "Een mooie trucopname! De Drei Zinnen aan de verkeerde kant van de hut! Twee beelden over elkaar gelegd om de mooiste zijde van de hut en de fraaiste achtergrond der omgeving op één foto te krijgen! Daar trappen we niet in, Jozef!"... En nu lachen we allebei... We hebben dus weer domicilie gekozen in de beroemdste van alle Dolomieten-hutten, de Drei Zinnen-hut. "Zinnen-hut" zeggen de Zuid-Tirolers van Sexten kortweg!... "Rifugio Locatelli" zeggen de Italianen van Misurina en al wat daar verder naar het zuiden ligt. Staatkundig mag het dan anders zijn, voor veler gevoel loopt hier door het Zinnengebied nog altijd de oude grens tussen twee landen: het noorden van de Zinnen... Duits! Achter de Zinnen... daar Italië!...

De fraaie hut behoort toe aan de Sectie Padua van de Italiaanse Alpenclub (C.A.I.), maar de waard is een Zuid-Tiroler uit Sexten, al zoudt ge dat door zijn donker haar en gebruinde gelaatskleur niet direct geloven. Zijn vrouw is ook een Tiroolse en hetzelfde kan van de kellnerinnen gezegd. Ook deze twee laatsten ontmoeten we niet voor de eerste keer. De oudste, Martha, draagt nog steeds haar tot in een knoedel gedraaide vlecht, de jongste is nog altijd knap en... wat koeltjes alsof ze zich van haar eigen knapheid bewust is. Maar ze valt wel mee voor wie haar langer dan vandaag kent... "Frau Wirtin" krijgt ge niet zo vaak te zien. Ze heeft te veel in de keuken te beredderen. Als ge haar tegen het lijf loopt, is ze eenvoudig en vriendelijk en niemand zou het haar aanzien, dat zij de scepter zwaait over de grote hut en een zo bekende gids als Reider tot echtgenoot heeft. Wanneer we bij dit alles nu ook nog de kleine Joan, het vierjarige kereltje, dat nu al in de voetsporen van zijn vader tegen de muren van de hut opklettert, releveren, dan hebben we de huttenfamilie zo wel ongeveer compleet, tenminste afgezien van wat er allemaal in de keuken werkt. Daar hebben we nog nooit voldoende poolshoogte genomen.

 

Het hart

Dat is dus weer onze vertrouwde wereld met daar rond omheen die eeuwige krans van bergen met Zinnen, Paternkofel, Schusterspitzen en vele andere. De Zinnen-hut vormt als het ware het hart van de Ampezzaner Dolomieten. Als draden van een spinneweb gaan vanuit dit centrum de smalle paadjes en de niet-gemarkeerde kletterroutes de bergen in. Vóór dag en dauw zitten hier de bergen vol met kletteraars. In de namiddag keren ze op hun basis terug en dan ontmoet ge in de gezellige gelagkamers van de hut alles wat op het gebied van het alpinisme een naam heeft. Alleen ge merkt dat zo niet als ge er niet op geattendeerd wordt. De echte alpinisten doen maar gewoontjes aan en houden er niet van op te vallen. Zo kan het gebeuren dat ge soms pas laat of te laat de ontdekking doet met een beroemdheid aan tafel gezeten te hebben...

 

De geest vliegt vooruit

Aan het bereiken van de Zinnen-hut in deze eerste dagen van september is een lange wandeling en een lange klim voorafgegaan. Het heet drie uur te zijn van Sexten uit... Ja, ja... Maar dat betekent enkel gaan! Tel daar nu nog eens één uur voor rust bij... en dan nog een uurtje voor wie onderweg eens kijken wil... Dan komt er vijf uur uit de som. En dat klopt wel. Doch die vijf uur zijn toch eigenlijk maar een zucht in de fraaie, zonnige nazomer van dit jaar. Het vlakke Fischleindal immers is een wonder voor de natuurminnaar. Thuis dromen we daarvan een heel jaar en als we er zo éénmaal per jaar eindelijk lijfelijk tegenwoordig zijn, hebben we daar op een grashelling onze eigen sport om daaronder de uren melkend die dromen verder uit te spinnen...

Terwijl we nog zitten vliegt de geest al vooruit naar het machtige coulissenwerk van de dalafsluiting: de wanden van de Einserkofl op de eerste plaats maar daarnaast het suikerbrood van de Hohe Leist en de stomp van de Zwölfer. Alsof hij mensenogen had, ziet die geest aan het einde van het dal de splitsing van het pad. Links gaat hij in een steile klim door het Bacherndal omhoog naar Zsigmondy-Comici-hut (2235 meter), waar hij zijn benen al bij Much Happacher onder de tafel steekt. Haarfijn kent hij die avontuurlijke tocht door de bergwildernis... Maar deze keer kiest hij de rechterweg. Dat is die door het Bacherndal. En ook nu heeft de geest vleugels gekregen en zit hij al op het bordes van de Zinnen-hut lang voordat de trage voeten van de bergwandelaar hem gevolgd zijn...

 

Daar zijn ze!...

Die bergwandelaar zijn dan wij. Ditmaal vergezeld van haar, die thuis onze zorgen deelt maar nu ook gegrepen is door het land waarvan wij des winters wonderlijke verhalen vertellen. En geheel in stijl huppelt ze met ons mee als een lenige gems, ook in de ban van de natuur, die als een wonder over haar gekomen is... Voor haar geldt het de eerste kennismaking met de Dolomieten. Op ons rust de taak nu de sterke verhalen van weleer waar te maken. Mede daarom worden we niet moe de aandacht te vragen voor ieder markant punt van de weg, waar de herinneringen gezaaid liggen als onze voetstappen... Maar toch klinkt daar de kreet van verbazing en ook de zucht van verlichting als na een poosje klimmen, achter het Toblinger Riedl, de toppen van de Drei Zinnen en de daarvoor gelegen hut opduiken... We hebben het verhaal van "hoe warm het was en hoe ver" herschreven. Bij toverslag is echter de vermoeienis uit de benen geschoten nu we door het malse gras van de Bodenalpe,langs de twee kleine meertjes wandelen met het einddoel in zicht.

 

Feest op til

Even later vallen we neer in de luie ligstoelen op het benedenterras, dat uitziet op de Zinnen en op het zuiden. Met de gedachten aan het woord van een veldheer zeggen we tot elkaar: "We zijn er en we blijven er!" We kunnen dat doen, want we weten al door het oog van een naald gekropen te zijn. We hebben namelijk beslag gelegd op de laatste kamer van de hut... dank zij het feit, dat een echtpaar, dat steeds voor ons uitgeklommen was, ons het laatste kwartier passeren liet, omdat "hij" het nodig oordeelde een uitgebreide foto-op-statief te maken... Tegen aller verwachting in zit de hut op deze namiddag, voorafgaande aan een kerkelijke feestdag, stampvol. Ondanks het late seizoen! Morgen zal de bisschop van Brixen een naast de hut gebouwde kapel komen inwijden. Dan zal er een H. Mis, feest en muziek zijn... Hier op 2438 meter hoogte op het Toblacher Riedl, in een wereld, die zelf al één en al wijding is...

 

 

 

3. Een harmonie klimt de bergen in

 

Gluiperig als een slang, die een prooi besluipt, dringt daar ten zuiden van het Paternsattel een pad ieder jaar wat verder omhoog naar de Zinnen toe. We zeggen "pad". Was het dat maar! Neen, het is een weg waar auto's over rijden. En stond er gisteren al niet een motor aan de noordzijde, dus helemaal over het "Sattel" heen? Naar de Zinnen-hut rijden kon hij nóg niet. Dat laat het pad niet toe maar wie zegt of dit volgend jaar niet anders zal zijn!... Waar is de tijd, dat we hier door een grote bergeenzaamheid dwaalden, oneindig ver weg lijkend van de bewoonde wereld! De civilisatie is bezig de Zinnen-hut in te nemen en haar tot hotel te transformeren. Ditzelfde lot heeft de op 1½ uur afstand liggende rifugio Auronzo (2320 meter) al vorig jaar ondergaan. Daar rijden nu autobussen op een parkeerplaats voor. Vijfentwintig jaar geleden waren we hier eens de enige gast en stonden wij ons des morgens om vijf uur buiten voor de toen nog eenvoudige hut te wassen met niets dan bergen en sneeuw om ons heen...

Jozef Reider, de waard van de Zinnen-hut, ziet de wegslang vanuit het zuiden ook naar zijn hut kruipen. Zou hij er rouwig om zijn? Als bergmens uit Sexten moet hij dat wel. Van de andere kant brengt hij weer zoveel nuchter, zakelijk realisme op, dat hij zich misschien al patroon droomt van het Zinnen-hotel, dat iedereen ziet geboren worden... Een duwtje in de richting van deze ontwikkeling heeft hij eigenlijk zelf ook al gegeven. Hij nam namelijk het initiatief tot de bouw van een bergkapel op slechts een honderd meter afstand van de hut. Een service voor zijn gasten.

Gedurende het weekeinde is er altijd wel een of andere priester onder de alpinisten en bergvrienden. De dichtstbijzijnde kapel lag tot heden een goed uur verder op de weg naar de Auronzo-hut. We kennen die heel goed. Lang geleden, toen hier nog veel van de oorlog sprak, hebben we in die kapel de klok geluid. Die klok bestond uit een granaat en een granaatscherf fungeerde als klepel. Nog hangt de granaat in het torentje maar als toerist kunt ge het klokje niet meer luiden, want de draad, die het weleer in beweging bracht, ontbreekt er thans. Jozef Reider heeft nu zelf voor een kapel gezorgd, in samenwerking met de Alpini, de Italiaanse bergsoldaten, die de materialen hebben aangevoerd. En het is een riante kapel geworden, elegant van vorm en zuiver van lijn. Een echt sieraad voor de omgeving. Vóór kort is zij gereedgekomen en daags na onze aankomst op de Zinnen-hut zal de plechtige inwijding plaats hebben. Niemand minder dan de bisschop van Brixen (Bressanone) dr. J. Gargitter, de jongste bisschop van Italië, zal daarvoor naar boven komen geklommen.

 

Voor dag en dauw

Die morgen konden we niet vroeg genoeg opstaan. Het was de dag van het feest hier bij de Zinnen-hut op 2438 meter hoogte. Maar wat voor een dag beloofde dat te worden. Een goede weersvoorspelling en goede tekenen aan de hemel. Sinds enige tijd reeds rijgt een fraaie nazomer hier zijn zonnige dagen aaneen. Ook deze dag berst bij zijn ontwaken al van de beloften. Dat wordt een Dolomietendag in optima forma. Zo'n dag, waarop alles is zoals men het maar wensen kan. Bovenaan op het verlanglijstje staat dan natuurlijk de zon! Welnu, die zon is er! En heel vroeg, en in gezelschap van de daarbij bestelde blauwe hemel!

We mochten menen matineus geweest te zijn - anderen waren het méér dan wij. Die anderen zijn de leden van de harmonie van Sexten in hun Tiroler uniformen. Nog vóór het licht was, moeten zij beneden op stap gegaan zijn, bewapend met hun instrumenten. In gedachten zien we hen bijeenkomen op het dorpsplein voor hotel "Post". Te zamen trekken ze een uur ver het Fischleindal in en dan begint de klim... Nu nog een kleine drie uur ver door het Altensteinerdal omhoog... Eerst is het een lange sliert, die naar boven kruipt. Naarmate de uren verstrijken wordt de rij echter uiteengerukt en als de muzikanten dan ten slotte op de Bodenalpe verschijnen, blijkt het hele korps ver uit elkaar te liggen.

 

Daar komen ze!

Vanaf de Sextener Stein, een bergknoedel bij de hut, zien we de eerste muzikanten de groene alp betreden. De een draagt de grote tuba op de rug, de andere de piston of trombone onder de arm. In het voor de bijzondere gelegenheid speciaal gepoetste koper van ieder instrument kaatst de zon. Bij iedere stap, die de muzikanten zetten, bewegen de instrumenten en dan ketsen er stralen uit als bliksemschichten. Successievelijk dagen er steeds meer muzikanten op bij het hoekje van de alp. Maar intussen is ook de jeugd van Sexten op pad gegaan. Iets later vertrokken dan de rest maar sneller lopend hebben ze de laatsten van de harmonie, waartoe Wastl Hofer met de grote trom behoort, spoedig ingehaald. Nu komen er steeds meer mensen naar boven geklommen. Het zijn niet meer alleen die van Sexten en Moos uit het Sextenerdal, maar ze komen ook opdagen uit het Innerfelddal, uit het dal van de Schwarze Rienz, vanuit Schluderbach en vanaf de Rimbiaco Alp, die op de route van Misurina ligt.

 

Kleur en fleur

Het is vandaag een katholieke feestdag, die in Nederland niet meer maar hier nog wél als zondag gevierd wordt. Iedereen heeft een vrije dag en wat nog benen heeft om zo ver te gaan is naar boven geklommen. Een driehonderd mensen zijn hier misschien bijeen, hoofdzakelijk jeugd. De jongens in de korte Tiroler broeken, de meisjes vaak in het aantrekkelijke "Dirndlkleid". Een bont spel van kleur en fleur vormt het leven rondom de hut. Van bergeenzaamheid is nu uiteraard geen sprake. Ongetwijfeld zijn sommigen voor al deze drukte naar een "ongenaakbare" top gevlucht, maar de meesten blijken toch voor het feest gekomen. Al is dit laatste met ons niet het geval - ook wij zwichten voor de verleiding van die eenmalige drukte in de bergstilte van alledag en de hoempamuziek van de oefenende muzikanten. De geplande tocht wordt er dus vandaag maar eens aan gegeven want hier staan toch wel belangrijke dingen te gebeuren...

 

 

 

4. Jonge bisschop wijdt een bergkapel in

 

Het laat de lachspieren niet onberoerd als we iemand met een koffer op een draagstoel op de rug vanaf het pad van het Paternsattel naar de Zinnen-hut omhoog zien klimmen. "Moet je daar zien! Die brengt zijn koffer mee!" schampert iemand. Hij wordt clementer als die drager blijkt te behoren tot het gevolg van drie geestelijken, die in stage stap met doorverende knieën, de gang van de ervaren bergwandelaar, naar boven komen. We herkennen de pastoor en de kapelaan van Sexten, die eigenlijk aan deze zuidkant niets te maken hebben. Om de identiteit van de derde, een lange, charmante geestelijke in civiel, tasten we in het duister totdat Frau Reider, de "Wirtin", met haar schort nog voor, uit de keuken van de hut komt gerend, de gast een joviale hand geeft en hem met "monseigneur" begroet. Dat is dus mgr. dr. Jozef Gargitter uit Brixen, Italië's jongste bisschop.

Mgr. Gargitter heeft natuurlijk niet de hele tocht van beneden te voet gemaakt. Hij is per auto gereden tot aan de Auronzo-hut of misschien nog wel verder tot aan de voet van het Paternsattel. Goed! Maar dan is het "met het paard van St. Franciscus", zoals ze in Italië zeggen, toch altijd nog een klein uurtje klimmen en dalen om het plateau van de Zinnen-hut te bereiken. Hartelijk groetend naar links en naar rechts, naar bekenden en naar veel meer onbekenden, begeeft de bisschop zich naar de hut, waar Jozef Reider een al even ongekunstelde opwachting maakt als kort tevoren zijn echtgenote had gedaan.

Het mysterie van de man met het koffer heeft nu ook zijn verklaring gekregen. Dit koffer bevat de bisschoppelijke gewaden, mijter en uit elkaar neembare kromstaf incluis. Het duurt nu niet lang meer of er trekt een kleine processie over het Zinnenplateau: de bisschop in vol ornaat, voorafgegaan door koorknapen en bruidjes en gevolgd door vele belangstellenden voor zover deze zich niet reeds om de kapel gegroepeerd hebben, waar nu ook de harmonie staat opgesteld.

 

Echt "open lucht"

Omdat de feestelijk versierde kapel voor deze gelegenheid te klein is, werd er een altaar opgeslagen vóór de ingang. In de meest letterlijke zin van het woord "in de open lucht" verricht de bisschop de inzegening om daarna een korte H. Mis op te dragen. De bevolking zingt haar Duitse kerkliederen en de harmonie speelt. Dit alles "Voor de doden der bergen" zoals het motto van de inwijdingsplechtigheid en ook van de kapel luidt. Niet alleen echter voor de doden, maar evenzeer voor de levenden verrees deze kapel. En het is de H. Bernardus, de nog jonge patroon van de alpinisten, van wie verwacht wordt, dat hij de bergbeklimmers tegen de gevaren beschermen zal.

Ook de Alpini tonen bij dit gebeuren hun medeleven. Zij staan op de eerste rij. Zoals de zon stralen ketst uit de instrumenten van de muzikanten, zo doet ze het ook uit de koperen uitmonsteringen van uniform en helmen van de militaire autoriteiten. Hiertoe behoort de generaal Rossetti met enige officieren van de Alpendivisie Tridentina. Er is ook de voorzitter van de Sectie Padua van de Italiaanse Alpenclub en we zien er de burgemeester van Sexten met een hele reeks gidsen, die voor dit uur de bergen de bergen gelaten hebben.

 

Liefde en lering

Na de H. Mis houdt de bisschop een "dubbele" toespraak: een lange in het Duits en een korte in het Italiaans. Zo'n speech als deze zal wel nooit door een Nederlandse bisschop gehouden kunnen worden. Liefde voor de bergen en lering zitten hier zó natuurlijk dooreengevlochten als alleen een zoon der bergen die twee zaken kan verstrengeld krijgen... Het machtige decor rondom die blauwe hemelkoepel daarboven en een zuidelijke zon, die in de bergen zware slagschaduwen legt, vormen dan ook wel een bij uitstek geschikt toneel om de uit het hart komende woorden bijzondere wijding te geven en ze boven de aarde uit te tillen. Ge ziet en hoort niet langer een bisschop voor een kleine kapel maar er spreekt een kerkvorst in een kathedraal... In de grootste Gothische kathedraal ter wereld, waarvan de Zinnen, de Paternkofel en de Toblacher Knoten, de machtige, ten hemel strevende torens, de kleinere rotspieken, de pinakels en de bergruggen, de steunberen vormen... Ziedaar het Dolomietenavontuur, dat ge nooit meer vergeten kunt!

 

Ze zijn er allemaal

Na afloop der plechtigheid zien we eerst goed wie en hoe ze van heinde en ver gekomen zijn. We lopen Much Happacher tegen het lijf. Hij heeft zich uitgedost in een trui en kousen zo blauw als ons Hollandse zakjesblauw. Much is momenteel dé gids van de Sextener Dolomieten, tevens de waard van de twee uur naar het oosten gelegen Zsigmondy-Comici-hut, getrouwd met een zuster van onze gastheer in Sexten, Ernst Innerkofler. We zien er Rudolf Holzer, ook al eentje uit de familie. Die komt waarachtig nog een uur verder uit het oosten dan zijn zwager Much! Helemaal uit de kleine Carducci-hut vanachter het Giralbajoch waar zijn vrouw Frieda nu de zaken waarneemt.

Er loopt Max Innerkofler, die nogal eens Hollanders aan het touw pleegt te hebben. Diens vader - ook weer een Much, die bij de burgerlijke stand Michel heet - heeft het niet nodig geoordeeld zijn zondags plunje aan te trekken. Hij schijnt zo maar van zijn werk in de bergen en bij zijn "Herrschaften" te zijn weggelopen. Much is van een oudere generatie dan de eerstgenoemden. Meer nog een gids van de vroegere stempel, die zijn slechtste kleren aantrekt als hij "op toer" gaat: een verfomfaaide vilthoed, een oud jasje met leren stukken in de ellebogen en een versleten plusfour, die hem bijna tot op de schoenen hangt omdat de bandjes losbengelen. Misschien heeft hij de knopen wel verloren... Hij grijnst precies als zijn zoon Max en heeft dezelfde brede kaken en uitstekende jukbeenderen...

 

Toch een, die ontbreekt!

We praten wat over Toni Egger uit Lienz, die we hier twee jaar geleden leerden kennen. Ook hij had nu hier moeten zijn! "Der Toni" was kind aan huis in de Zinnen-hut... Vorig jaar verongelukte hij op een expeditie in Zuid-Amerika, aan welke tocht ook Cesare Maestri deelnam. Dat is de man die de naam draagt van de "Dolomietenspin". Cesare keerde terug maar Toni is gebleven in Patagonië... Much duikelt uit een verfomfaaide portefeuille een bidprentje met foto van "der Toni" op. "Hier, neem dat mee naar Holland! Ik krijg wel een ander!"... We aanvaarden het geschenk in dank en beloven hem als tegenprestatie een Hollandse sigaar, die we nu echter niet hebben. "We komen ze zelf brengen! Volgend jaar in je huis in Sexten! Bij leven en welzijn tenminste!"... "Dat hoeft allemaal niet!" zegt Much. We wedden bij ons zelf, dat Much denkt, dat hij die sigaar nooit zal zien: een jaar is lang en Holland ver!... Eens kijken wie gelijk krijgt!

Later op de middag lopen we ook nog onze gastheer en gids Ernst Innerkofler met zijn vrouw tegen het lijf. Stiekem met de scooter vanaf het zuiden naar het Paternsattel gekomen. Vanavond weer terug naar huis! O, wat gaat het vlug gemotoriseerd! Achter de Zinnen sluipt van het zuiden uit een slang van een weg omhoog... ieder jaar dichter naar haar prooi... de Zinnen-hut. Wanneer zal ze ons uit dit gebied verdreven hebben?...

 

 

 

5. Jeugd viert zich uit in dansen en klimmen

 

Met de inwijding van de kapel bij de Zinnen-hut, waarvan we in een vorig artikel verhaalden, is de plechtigheid niet afgelopen. Of juister: de plechtigheid dan misschien wel, maar het feest niet. Dat begint nu eigenlijk pas. De jeugd is niet voor niets naar boven gekomen! De plichtplegingen van erewijn, receptie en feestdiner voor genodigden gaan haar niet aan. Zij wacht tot dit alles achter de rug is. Dan neemt de Sextener harmonie plaats op het overdekte bordes van de hut en het lager gelegen open bordes wordt tot dansvloer gepromoveerd. De harmonie perst er de ene wals en polka na de andere uit en de ene fles bier of het ene "Viertel" wijn na het andere er in...

De hele middag duurt het feest van de inwijding voort. Vreemdelingen ziet ge niet zo veel op de dansvloer. Alsof het allemaal van tevoren afgesproken is, heeft het samenzijn zich ontwikkeld tot een echt Tirools feest onder elkaar. Maar het is niet enkel dansen op deze dag. De aankomende jeugd grijpt haar kans op de "Frankfurter Worst", die niet uit het vuistje gegeten maar met handen en voeten beklommen wordt. Op deze appetijtelijke naam maakt namelijk een langgerekte rotsformatie aanspraak. Een loodrecht geval met aan alle kanten niets dan lucht en aan één zijde een honderd meter diepte er onder. De jeugd gebruikt deze rots als toetssteen van haar kunnen. Als ratten klimmen zij er tegen omhoog en gaan kaarsrecht op het kleine plateautje op de top staan, waar drie paar voeten maar met moeite een plaats kunnen vinden. Voor zo'n bravourestukje behoef je niet "kopfschieh" te zijn. De "Worst" is er dan ook voor om te proberen of je duizelig bent of niet! Na het avontuur genoeg genoten te hebben wordt er volgens de regels der kunst "abgeseilt". Dan gaat het omlaag langs het touw. Over de bult aan de zuidkant waar men in haast horizontale stand, hangend in het touw, tegenaan loopt om dan zich in het "luchtledig" naar beneden te laten zakken... Op normale dagen gebruiken de gidsen deze rots om hun toeristen te testen, want ze willen graag weten wat voor spek ze in de kuip hebben als zich een kandidaat voor een van de Drei Zinnen aanmeldt. Vandaag is de rots het domein van de jeugd. Het lijkt wel of er een "Drahtseilbahn" in werking is. In zo'n hoog tempo gaat het er omhoog en omlaag. De meer bezadigden van de hutbezoekers liggen rondom in groepjes in het gras verspreid, waar ieder zich op zijn manier amuseert, wat varieert van zalig niets doen in de zon tot het consumeren van de meegebrachte proviand.

 

De weg terug

Als de zon reeds geruime tijd door het zuiden heengedraaid is en de loodrechte flanken van de Drei Zinnen vanuit het westen belicht, waardoor deze wanden hun anders niet geziene geheimen prijsgeven, beginnen de dagjesmensen naar beneden af te zakken. Minder vast ter been dan bij de komst gaan ook de muzikanten terug naar Sexten. Als ze beneden op de Bodenalpe staan, gorgelt nog even een hees geworden tuba en vals geschetter van een piston, dat plotseling afsterft, verraadt, dat men daaronder nog napret beleeft... Voor de aankomende jeugd wordt de "Abstieg" naar het dal er vermoedelijk een als een Nederlandse, winterse terugkeer van een schaatsmiddag. Maar dan natuurlijk minder koud.

 

Vertrouwde sfeer

Zo tegen een uur of zeven in de avond heeft de wereld van de Zinnen-hut weer haar normale gezicht teruggekregen. Alle dagjesmensen bevinden zich nu al lang op weg naar huis. Wat er overgebleven is, zijn voor het merendeel de doorgewinterde kletteraars voor wie de wat kermisachtige drukte van de dag een kwelling is geweest, die zij maar lijdelijk over zich hebben laten gaan. "Wirt" Reider heeft zijn "zondagse Gaststube", waar receptie en feestdiner gehouden werden, weer afgesloten en de bergvrienden hokken nu samen in de hun beter vertrouwde, oudere gelagkamer.

Er zijn juist voldoende mensen om de kamer gezellig te stofferen. Overal zijn de dikke, wollen truien voor de dag gekomen want zodra de zon achter de bergen verdwijnt, wordt het koel op deze hoogte van ruim 2400 meter. Hier binnen heerst echter een behaaglijke warmte. De tegenstelling met buiten is zó groot dat alle ruiten door de aanslag tot matglas geworden zijn. Bedrijvig als steeds, vlug maar zonder jagen, lopen de kellnerinnen tussen de tafeltjes om de gasten te bedienen met dampende soepen, die stijf staan van de vele groenten, met borden spaghetti, naar azijn ruikende slaschotels en goudgele tot stukken gesneden pannekoeken. En natuurlijk ontbreekt op geen enkele tafel de kwart of halve liter rode wijn, die zo goed het hart verwarmt...

 

Anatomie

Vogels van diverse pluimage zitten hier bijeengegroept: raskletteraars, wier namen in de wereld van het alpinisme een begrip vormen, en als ander uiterste de "Jochbummler", die met wandelen alleen reeds tevreden zijn. Weggekropen in het hoekje bij het buffet maken gidsen hun afspraken met hun "Herrschaften" voor de toer van morgen. Wordt het een Paternkofel?... Een Grosze of een Kleine Zinne?... Zal het een routinetocht worden of een "überextreme direttissima", een zes-plus-graad van de noordkant, die geen "Führertarief" heeft en waarvoor de gidsen vragen kunnen wat hun goeddunkt?... We zullen dat morgenvroeg wel zien als ze in die wanden hangen en de achtergeblevenen de kijkers op hen richten.

In een andere hoek zitten een paar "Seilschaften", jongens en meisjes, over een kaart op grote schaal gebogen. Weer anderen houden zich bezig met het bestuderen van hun "Hochturist", het gidsboek, waarin de traditionele kletterroutes haarfijn beschreven staan. Van "Risz" tot "Risz", van "Band" tot "Band" en waarin zelfs de kleur van het gesteente tot wegwijzer geworden is. Dat is anatomie van de berg, die hier door kenners ontleed wordt. Maar hier gaat het niet om een kadaver maar om een berg, die leeft voor hen, die hij in zijn ban getrokken heeft...

 

Idylle

En dan dat bejaarde echtpaar naast het keukenluik, waaruit al die soepen komen! Dichter bij de zeventig dan bij de zestig moeten ze zijn! Neen, een verlate huwelijksreis is het niet, al zoudt ge dat misschien denken door de vriendelijke charme, waarmee "opa" zijn "omaatje" de wijn inschenkt en haar de portie met het grootste stuk vlees toeschuift. We kennen ze zo goed, deze bejaarde echtparen van de bergen, die ge hier zo vaak ontmoet. Altijd weer raakt ge er van onder bekoring en begint ge erover te filosoferen. Ook nu weer betrappen we ons op dat steeds weer opduikende verlangen iets van hun leven te weten...

Gaat het om een kinderloos echtpaar, dat enkel steunend op elkaar door een eenzaam leven getrokken is en voor wie tientallen jaren lang een bergvakantie een hoogtepunt in een kleurloos bestaan gevormd heeft?... Of hebben zij jaren van zorg en moeite gekend in de opvoeding van een kroost, die nu uitgevlogen is maar nooit de weg naar de bergen heeft gevonden? Allemaal vragen! Één ding echter kunt ge met zekerheid zeggen. In geen geval betreft het hier een begin maar een bekroning van iets, dat naar een einde neigt. Wat leed of vreugd het leven hun mag geschonken hebben, de vertedering, waarmee zij nu elkaar aankijken, spreekt onmiskenbaar van een langzaam gerijpt geluk... Als hij dan zijn hand zacht op de hare legt, moeten wij de ogen beschaamd afwenden... We krijgen plots het gevoel op heterdaad op diefstal betrapt te worden.... Dat we een jaar later, op drie hoog, in de Neulerchenfelderstrasze te Wenen, in de woning van dit echtpaar koffie zouden drinken, hielden toen nog de goden in hun schoot verborgen...!

 

 

Bronvermelding:

"Terug in de Dolomieten" verscheen in 5 afleveringen in de Nieuwe Tilburgse Courant op:

- donderdag 21 juli 1960

- zaterdag 23 juli 1960

- woensdag 27 juli 1960

- dinsdag 2 augustus 1960

- vrijdag 5 augustus 1960