Als wij goed zijn
geïnformeerd, was het op 18 april 1964, dat de Tilburgse
Taalplastiek in Het Nieuwsblad van het Zuiden ten doop werd
gehouden. Onder het zeer toepasselijke pseudoniem Tilburger
benadrukt Pierre van Beek in de eerste aflevering de waarde van
het helaas toen al aan het uitsterven zijnde Tilburgse dialect en
hij doet een dringend beroep op de lezers van de krant hem
Tilburgse en/of gewestelijke uitdrukkingen toe te sturen. Deze
komen dan in zijn serie aan de orde en bovendien wordt zodoende
dit cultuurgoed ook voor het nageslacht veilig gesteld. 'Tilburger'
Van Beek schrijft in die eerste aflevering:
De stormachtige ontwikkeling die onze stad
doormaakt, beperkt zich niet tot het stedebouwkundig aspect, maar
vindt ook haar uitdrukking - zij het dan ook op een meer
evolutionaire wijze - in de taal van onze autochtone bevolking.
Langzaam wordt de gewesttaal verdrongen door het Algemeen
Beschaafd Nederlands, waarbij een mengvorm van beide uitersten de
brug voor de geleidelijkheid slaat. Is deze wijziging enerzijds
winst, van de andere kant mag er ook van verlies gesproken worden.
Onze gewesttaal, zoals die werd en nog wordt
gesproken door brede lagen van de bevolking, heeft zich steeds
gekenmerkt door een plastische manier van zegging, waardoor vaak
met een paar kernachtige woorden de toehoorder een beeld wordt
voorgeworpen met een abruptheid en directheid, waarop het Algemeen
Beschaafd soms jaloers mag zijn. Komt dit misschien omdat we zo
dicht bij de grens wonen aan de overkant waarvan onze Vlaamse
stamverwanten ons in smeuïgheid nog altijd de loef afsteken?...
De thans voor onze oren al wat archaïstisch
geworden taal van het Tilburg-van-weleer frappeert echter niet
alleen door haar beeldende kracht, maar ook door de levenswijsheid
die zij uitdrukt, door een goedmoedige, volkse humor en haar
gebondenheid aan een kleine levensgemeenschap, waarvan het
cultureel niveau zich manifesteert in een "forsheid",
welke voor hen, die er zich van bedienden, binnen het kader van de
gewone omgangstaal viel. Wat op de dag van vandaag zeker niet meer
het geval is; een reden waarom wij aan dit facet van onze
gewesttaal grotendeels voorbij zullen moeten gaan.
Tekenend voor de kleine gemeenschap is het feit,
dat tal van zegswijzen en uitspraken aan een bepaald met name
genoemd persoon gebonden zitten. Soms was dit iemand van gewicht,
vaker echter een doodgewone man uit het volk, die niettemin toch
op een of andere wijze zoveel persoonlijkheid demonstreerde, dat
hij door de volksziel onbewust werd "uitverkoren" - in
goede of in kwade zin! - de schepper te zijn van een
"gevleugeld woord" voor een gesloten gemeenschap,
waaraan zijn naam enige generaties lang verbonden zou blijven.
In de loop der jaren hebben we een aantal
uitdrukkingen, waarover het hier gaat, verzameld. Vele daarvan
leven alleen nog bij de oudere generaties, andere kan men ook
vandaag nog horen. Maar ze staan op het punt te verdwijnen. Want,
evengoed misschien zelfs sterker als het Algemeen Beschaafd
Nederlands, leeft ook de gewesttaal. Ook zij is voortdurend in
beweging. Beide vernieuwen zich doordat er afslijt en er bij komt.
Voor onze opzet is het kort dag! We zijn er van overtuigd, dat
heel wat lezers ons aardige dingen te vertellen hebben en daarom
rekenen wij op hun medewerking. Daarom vragen wij: "Stuurt u
de typisch Tilburgse of gewestelijke uitdrukkingen die u kent in
aan de redactie onder het motto "Onze Taal". Zo mogelijk
met de verklaring van de betekenis er bij. Op gezette tijden hopen
wij ze dan in ons blad te publiceren. Ter lering en vermaak!...
En... "Van 't een komt 't ander!"...
Een paar weken later, in aflevering 3, citeert
Pierre van Beek de taalkundigen prof. dr. A.A. Wijnen en dr. Jac.
van Ginneken, die beiden ook het belang van het dialect
onderstrepen. Positief is verder de melding dat de oproep tot
inzenden de lezers niet onberoerd heeft gelaten. Zonder hun niet
aflatende medewerking was de Tilburgse Taalplastiek zeker geen 187
afleveringen groot geworden!
Toen prof. dr. A.A. Weijnen, oud-rector van de
R.K. Leergangen te Tilburg in 1958 zijn inaugurale rede als
hoogleraar van de R.K. Universiteit te Nijmegen hield, betoogde
hij daarin o.m. dat de studie van de taalkunde niet denkbaar is
zonder de steun van de dialectkunde. We roepen dit in herinnering
als een compliment en een aansporing voor hen, die zo vriendelijk
waren aan onze oproep in ons eerste artikel te voldoen door ons
een aantal typische Tilburgse zegswijzen te sturen. Zij kunnen
daaruit de voldoening putten mede te werken aan iets wat niet
alleen amusant is, maar wel degelijk een nuttige achtergrond heeft
zoals wij dan ook reeds gesteld hebben.
Dialect - en dus ook ons Tilburgs dialect, waarop
zo graag wordt "afgegeven" omdat eigenlijk alle andere
dialecten mooier zouden zijn al weten wij niet waarom - heeft wel
degelijk grote waarde en daarom betekent het voortschrijden van
het Algemeen Beschaafd Nederlands niet uitsluitend winst. We
zouden dit kunnen toelichten met een uitspraak van wijlen de
taalgeleerde dr. Jac. van Ginneken in de Nieuwe Taalgids:
"Het gevoel is in de cultuurtaal sterk op de achtergrond
gedrongen. De gevoelsnuancen van de woorden zijn dan ook in de
beschaafde taal niet half zo levendig als in de dialecten".
Dat is het wat we eigenlijk in ons inleidend artikel ook betoogd
hebben en waarvan we in deze rubriek de tastbare bewijzen van
zullen trachten te leveren.
Tal van belangstellenden sturen ons brieven. De
bruikbare stof hopen wij t.z.t. aan de orde te stellen al moeten
wij wel om enig geduld vragen. "Van 't een komt 't
ander" en zodoende kregen we stof onder ogen, die wel
enigszins naast onze opzet staat, doch die voor Tilburgers toch te
aardig is om ongebruikt te laten, alleen al omdat zij
herinneringen wakker roept, die op haar beurt weer inspiratie
kunnen worden tot wat we wel beogen.