In
elke beroepsgroep duiken wel eens vreemde vogels op. Pierre van
Beek probeert in de afleveringen 24 en 26 het fenomeen "hegmölder"
uit de doeken te doen. Enkele lezers verlenen assistentie.
Tal
van molenaars, die hun vak niet te best kenden, of die het nogal
gemakkelijk opnamen en tegen het vele werk opzagen, "schaaiden"
helemaal niet. Ze voegden de verschillende soorten meel bij elkaar
en verkochten dit dan als veevoeder. Zó'n molenaar werd in de
volksmond een "hegmölder" genoemd. Wat er die
"heg" mee te maken heeft, is wel wat duister.
Misschien
daagt er enig licht als we weten, dat in het nabije Goirle het
woord "hegwoow" bekend is. Een "woow" (in
Tilburgs dialect zeggen we: "weuw"!) is hier een weeuw
oftewel weduwe. En met "hegwoow" duidt men de moeder van
een buitenechtelijk kind aan. Zo'n "hegwoow" was
natuurlijk geen eersteklas weduwe en een "hegmölder"
ziet men evenmin voor een eersteklas molenaar aan. Misschien is
hij onder de serieuze molenaars wel zoiets als een knoeier of
beunhaas geweest.
En
dan moeten we nog eens even stilstaan bij onze inmiddels befaamde
"hegmölder". Iemand die er veel van weten kan - "nourri
dans le serail!" - vrij vertaald: "opgevoed in de
molen" - komt ons vertellen, dat een "hegmölder"
was een aan lagerwal geraakte molenaar, die rondzwierf zonder
thuis en zonder vast werk. Zo'n mulder trok van de ene molenaar
naar de andere. Nu bestond er een ongeschreven wet, dat iedere
molenaar aan een "hegmölder" die bij hem aanklopte, die
man twee maal vierentwintig uur onderdak en kost diende te geven.
Inzendster herinnert zich hoe bij haar vader eens een heel oude
hegmölder met een lange, witte baard verbleef. Een andere keer
klopte er een aan, die dronken was. Bij zijn vertrek - na genoten
gastvrijheid - was ook haar moeders horloge verdwenen. Die
hegmölder heeft men altijd van de diefstal verdacht... Wie goed
doet, ontmoet niet altijd goed!... Dit alles is nu een halve eeuw
geleden. De laatste hegmölder werd door haar ouders een veertig
jaar geleden ontvangen. Sindsdien verschenen er steeds minder,
totdat ze geheel uitstierven - en het sympathieke gebruik
vermoedelijk wel met hen! Hier hebben we dus de "hegmölder",
waar het om ging.
Daarnaast
willen we nog een lakonieke associatie van een lezer vermelden:
Een hegmölder is een mölder (mulder), die in een heg zit. Wij
gebruiken namelijk ook het woord mölder, mulder (molenaar) voor
meikever. Deze zitten vaak in heggen, o.a. beukeheggen. In deze
heggen gingen jongens vroeger "mölders schudden". Onder
die "mölders" (meikevers) kwamen ook
"molenaars" voor. Dat waren in de jongenswereld
meikevers met een witachtige kleur over de dekvleugels (alsof ze
met meel bestoven waren). Daarnaast bestonden er "kappecientjes"
(capucijnen). Deze waren diep, mooi bruin van kleur en zagen er
met hun "baard" en glad kopje... - en met een beetje
fantasie! - ook inderdaad als een capucijn uit.
Men
zegt van iemand: "Ge zijt 'nen kever!" (stommerik). Een
mulder is een kever en een "hegmölder" dus een stomme
mulder... Misschien was een "hegmölder" inderdaad een
stommerik! Wij houden het echter op de eerder gegeven verklaring
van onze molenaarsdochter. En hiermee is de "hegmölder"
dan wel voldoende uit de doeken gedaan!...
Tot
slot nog een beeldende term, die aanvankelijk het zichtbaar
uitoefenen van het molenaarsberoep betrof. Deze uitdrukking vinden
we in aflevering 133.
Nu
we dan toch bij de molenaar verzeild zijn: Een molenaar
"zwaait". Daarmee wordt de uitoefening van zijn beroep
aangeduid. Zo zei men bv. Teurlings "zwaait" aan het
Rosmolenplein; Schraven "zwaait" op Broekhoven. Daar
draaiden dus hun molens. Toen hieraan een eind kwam, waren ze
"uitgezwaaid".
Vanuit
het molenaarsvak heeft het werkwoord een bredere, meer algemene
betekenis gekregen. Wie in deze zin is "uitgezwaaid",
heeft ergens "zijn erwten uit", hij "ligt er
uit" (uit de gratie, bv.!) of: het is afgelopen. En wij zijn
- voor wat deze aflevering tenminste betreft - nu ook meteen
uitgezwaaid. Dus slot!