CUBRA

INHOUD PIERRE VAN BEEK
REGISTER TILBURGSE TAALPLASTIEK
HOME 
BRABANTS
KUNST
FOTOGRAFIE
TEKSTEN
AUTEURS
INTERVIEWS
SPECIAAL

print pagina

Tilburgse Taalplastiek

 op deze pagina's heeft Ben van de Pol een keuze gemaakt
uit de veelheid van lezenswaardige onderwerpen in T T P


Uit de schatkamer van de Tilburgse Taalplastiek (8)

WOORDGESLACHT EN KLEMTOON

 

Als Pierre van Beek in onze tijd geleefd had, zou hij ons ongetwijfeld regelmatig vergast hebben op vlammende betogen, waarin hij ten strijde trok tegen taalverloedering en spellingwijzigingen. Deze veronderstelling is gerechtvaardigd gezien het grote aantal kritische kanttekeningen, dat hij in de Tilburgse Taalplastiek plaatst bij door hem tot 1974 geconstateerde gevallen van taalverarming. Hieronder enkele van zijn niet van sarcasme gespeende ontboezemingen op het gebied van woordgeslacht en klemtoon uit de afleveringen 4, 43, 57, 77, 120 en 137.

 

Sinds het gehaspel met de Nederlandse spelling heeft ook in onze streken het natuurlijke gevoel voor het geslacht van een woord een geduchte knauw gekregen. De huidige jeugd bezit het lang niet meer in die mate als haar voorouders. Vele jongeren hebben er thans ook bij ons net zoveel last mee als men vroeger "boven de Moerdijk" had. "Gelukkig" mag men er nu voortaan ook officieel "met de pet naar gooien", 'n vrijheid waarvan 'n dusdanig misbruik gemaakt wordt, dat men de gruwelijkste fouten tegen de geslachten in boeken en kranten te zien krijgt. Herhaaldelijk ziet men zelfs specifiek onzijdige woorden als vrouwelijk hanteren. Men moet dan niet denken met "moderne spelling" te doen te hebben. Het is doodgewoon gebrek aan kennis!...

 

Met "diejen, den-dieje" is ook nog een handig ezelsbruggetje verwant om het geslacht van een woord te kennen. Wij zijn in onze streken steeds zeer gevoelig voor het woordgeslacht geweest. Dat is de zuiderling aangeboren, waarmee hij een voorsprong heeft op de westerling, die - zoals welbekend - altijd met de geslachten overhoop gelegen heeft en nog ligt, al heeft men het hem door een nieuwe spelling wel wat gemakkelijker gemaakt. Wanneer de zuiderling voor het woordgeslacht in twijfel mocht verkeren en hij kent zijn dialect goed, dan kan hij daarbij te raden gaan. Zegt hij dialectisch "den dieje", dan is het woord mannelijk, zegt hij "de die" dan is het vrouwelijk. Bv.: Welke hond heb je gezien? Den dieje! Welke vrouw heb je gezien? De die! Vergissing is hierbij vrijwel uitgesloten, tenzij... een woord voor ons gevoel een geslacht heeft, dat afwijkt van het geslacht van het woordenboek. Vaak komt dat niet voor, maar er zijn toch zulke gevallen. Niettemin past men echter ook dan toch de bovenaangehaalde regel consequent toe. Een paar voorbeelden van wat we bedoelen:

"Vink" is officieel mannelijk, maar in Tilburg maken we haar vrouwelijk. De vink zingt mooi. Welke? De die! zeggen we en dat klopt met de regel, maar toch zitten we nu abuis. Hetzelfde geldt voor het woord "neus", dat wij ook vrouwelijk gebruiken hoewel het officieel mannelijk is. Nog een woord waar we in Tilburg mee in de knoop zitten is "fabriek". "Onze vadder (hij pruimt!) werkt op 't fabriek". We maken fabriek nu onzijdig, ofschoon dit woord vrouwelijk is. Dit zijn zo een paar afdwalingen, die echter niet beletten, dat de gegeven regel van "den dieje" en "de die" een handig ezelsbruggetje blijft tot het achterhalen van het woordgeslacht.

 

Het gevoel voor het woordgeslacht is in ons gewest van nature zeer sterk ontwikkeld. Dit integendeel tot het westen van het land, waar men de gekste zaken, ook in de verbuiging kan te horen krijgen. Dit zuidelijk gevoel voor het woordgeslacht zit vooral bij de oudere generaties. Bij de jongeren is het danig afgezwakt als gevolg van de spellingwijzigingen, waartoe de afschaffing van de vierde naamvals-n behoorde. Dat diende wčl tot vereenvoudiging, maar betekende 'n geestelijke verarming.

 

Onze oren staan helemaal niet naar "hij" als het over een vink gaat. Die oren worden trouwens door radio en tv al genoeg gemarteld met afgrijselijkheden van verkeerd woordgeslacht. En alsof het nog niet erg genoeg was, worden we in de publiciteitsmedia ook vergast op verkeerd gelegde klemtonen in samengestelde woorden. Dit lijkt wel tot een mode-rage uit te groeien!

 

Voor hen, die met het geslacht der woorden in de knoop zitten - dat komt zelfs wel tot in deze krant voor! - is het interessant te weten, dat degene die het Tilburgs dialect kent, hier een goede houvast heeft. Men behoeft slechts na te gaan of in Tilburg in een zinnetje als het hierboven vermelde "den dieje" of "de die" wordt gezegd. In het eerste geval is het woord mannelijk, in het tweede vrouwelijk. Onze mensen hebben dat ezelsbruggetje echter niet nodig, want ze bezitten, met onze zuiderburen, een zeer zuiver gevoel voor het woordgeslacht, al neemt dat bij het op de achtergrond raken van de gewesttaal steeds meer af. Degenen, die wél behoefte aan een ezelsbruggetje hebben, kunnen het helaas meestal niet gebruiken, omdat ze het dialect niet kennen. En zo zitten we dus in een kringetje te praten. Wat ons echter niet verleiden kan tot het inslikken van het gesignaleerde verschijnsel.

 

Van een achter de wolken wegkruipende maan wordt gezegd, dat die maan "in zijn nest kruipt." "Maan" behoort tot die woorden, welke in onze streek als mannelijk van geslacht worden aangevoeld. Hoewel over het algemeen bij ons en in Vlaanderen het gevoel voor het woordgeslacht steeds veel sterker ontwikkeld is geweest dan in "Holland", hebben we het hier toch eens een keertje mis. Volgens Van Dale is "maan" vrouwelijk. Derhalve diende "zij" in "haar" nest te kruipen. Door alle spellingswijzen van de laatste decennia blijkt echter ook in onze streken het spontane gevoel voor het geslacht van een woord steeds meer te zijn afgestompt. Radio en t.v. dragen daartoe trouwens het hunne bij.

Tot de nieuwste manie schijnt daar het laatste jaar te behoren het leggen van de klemtoon op de laatste lettergreep. Met Rembrandtplčin, Leidse plčin hadden we ons al lang verzoend, maar men moet het met de "Mokumcultuur" toch niet te gek maken. We hebben een tv-spreker er zelfs al ooit op betrapt, dat hij in een zin, waarin het helemaal niet op zijn plaats was, de klemtoon op het laatste woord van de zin legde. Zo'n "Fransman" toch! Of hebben we het verkeerd? Zijn we niet mee geëvolueerd en lopen we dus achter? Welke gedachten zo'n door ouderwetse dichters veel bezongen maan toch kan oproepen!...