Sinds het gehaspel met de Nederlandse spelling heeft ook in onze
streken het natuurlijke gevoel voor het geslacht van een woord een
geduchte knauw gekregen. De huidige jeugd bezit het lang niet meer
in die mate als haar voorouders. Vele jongeren hebben er thans ook
bij ons net zoveel last mee als men vroeger "boven de
Moerdijk" had. "Gelukkig" mag men er nu voortaan
ook officieel "met de pet naar gooien", 'n vrijheid
waarvan 'n dusdanig misbruik gemaakt wordt, dat men de
gruwelijkste fouten tegen de geslachten in boeken en kranten te
zien krijgt. Herhaaldelijk ziet men zelfs specifiek onzijdige
woorden als vrouwelijk hanteren. Men moet dan niet denken met
"moderne spelling" te doen te hebben. Het is doodgewoon
gebrek aan kennis!...
Met "diejen, den-dieje" is ook nog een handig
ezelsbruggetje verwant om het geslacht van een woord te kennen.
Wij zijn in onze streken steeds zeer gevoelig voor het
woordgeslacht geweest. Dat is de zuiderling aangeboren, waarmee
hij een voorsprong heeft op de westerling, die - zoals welbekend -
altijd met de geslachten overhoop gelegen heeft en nog ligt, al
heeft men het hem door een nieuwe spelling wel wat gemakkelijker
gemaakt. Wanneer de zuiderling voor het woordgeslacht in twijfel
mocht verkeren en hij kent zijn dialect goed, dan kan hij daarbij
te raden gaan. Zegt hij dialectisch "den dieje", dan is
het woord mannelijk, zegt hij "de die" dan is het
vrouwelijk. Bv.: Welke hond heb je gezien? Den dieje! Welke vrouw
heb je gezien? De die! Vergissing is hierbij vrijwel uitgesloten,
tenzij... een woord voor ons gevoel een geslacht heeft, dat
afwijkt van het geslacht van het woordenboek. Vaak komt dat niet
voor, maar er zijn toch zulke gevallen. Niettemin past men echter
ook dan toch de bovenaangehaalde regel consequent toe. Een paar
voorbeelden van wat we bedoelen:
"Vink" is officieel mannelijk, maar in Tilburg maken we
haar vrouwelijk. De vink zingt mooi. Welke? De die! zeggen we en
dat klopt met de regel, maar toch zitten we nu abuis. Hetzelfde
geldt voor het woord "neus", dat wij ook vrouwelijk
gebruiken hoewel het officieel mannelijk is. Nog een woord waar we
in Tilburg mee in de knoop zitten is "fabriek".
"Onze vadder (hij pruimt!) werkt op 't fabriek". We
maken fabriek nu onzijdig, ofschoon dit woord vrouwelijk is. Dit
zijn zo een paar afdwalingen, die echter niet beletten, dat de
gegeven regel van "den dieje" en "de die" een
handig ezelsbruggetje blijft tot het achterhalen van het
woordgeslacht.
Het gevoel voor het woordgeslacht is in ons gewest van nature zeer
sterk ontwikkeld. Dit integendeel tot het westen van het land,
waar men de gekste zaken, ook in de verbuiging kan te horen
krijgen. Dit zuidelijk gevoel voor het woordgeslacht zit vooral
bij de oudere generaties. Bij de jongeren is het danig afgezwakt
als gevolg van de spellingwijzigingen, waartoe de afschaffing van
de vierde naamvals-n behoorde. Dat diende wčl tot
vereenvoudiging, maar betekende 'n geestelijke verarming.
Onze oren staan helemaal niet naar "hij" als het over
een vink gaat. Die oren worden trouwens door radio en tv al genoeg
gemarteld met afgrijselijkheden van verkeerd woordgeslacht. En
alsof het nog niet erg genoeg was, worden we in de
publiciteitsmedia ook vergast op verkeerd gelegde klemtonen in
samengestelde woorden. Dit lijkt wel tot een mode-rage uit te
groeien!
Voor hen, die met het geslacht der woorden in de knoop zitten -
dat komt zelfs wel tot in deze krant voor! - is het interessant te
weten, dat degene die het Tilburgs dialect kent, hier een goede
houvast heeft. Men behoeft slechts na te gaan of in Tilburg in een
zinnetje als het hierboven vermelde "den dieje" of
"de die" wordt gezegd. In het eerste geval is het woord
mannelijk, in het tweede vrouwelijk. Onze mensen hebben dat
ezelsbruggetje echter niet nodig, want ze bezitten, met onze
zuiderburen, een zeer zuiver gevoel voor het woordgeslacht, al
neemt dat bij het op de achtergrond raken van de gewesttaal steeds
meer af. Degenen, die wél behoefte aan een ezelsbruggetje hebben,
kunnen het helaas meestal niet gebruiken, omdat ze het dialect
niet kennen. En zo zitten we dus in een kringetje te praten. Wat
ons echter niet verleiden kan tot het inslikken van het
gesignaleerde verschijnsel.
Van een achter de wolken wegkruipende maan wordt gezegd, dat die
maan "in zijn nest kruipt." "Maan" behoort tot
die woorden, welke in onze streek als mannelijk van geslacht
worden aangevoeld. Hoewel over het algemeen bij ons en in
Vlaanderen het gevoel voor het woordgeslacht steeds veel sterker
ontwikkeld is geweest dan in "Holland", hebben we het
hier toch eens een keertje mis. Volgens Van Dale is
"maan" vrouwelijk. Derhalve diende "zij" in
"haar" nest te kruipen. Door alle spellingswijzen van de
laatste decennia blijkt echter ook in onze streken het spontane
gevoel voor het geslacht van een woord steeds meer te zijn
afgestompt. Radio en t.v. dragen daartoe trouwens het hunne bij.
Tot de nieuwste manie schijnt daar het laatste jaar te behoren het
leggen van de klemtoon op de laatste lettergreep. Met
Rembrandtplčin, Leidse plčin hadden we ons al lang verzoend,
maar men moet het met de "Mokumcultuur" toch niet te gek
maken. We hebben een tv-spreker er zelfs al ooit op betrapt, dat
hij in een zin, waarin het helemaal niet op zijn plaats was, de
klemtoon op het laatste woord van de zin legde. Zo'n
"Fransman" toch! Of hebben we het verkeerd? Zijn we niet
mee geëvolueerd en lopen we dus achter? Welke gedachten zo'n door
ouderwetse dichters veel bezongen maan toch kan oproepen!...