CUBRA

INHOUD PIERRE VAN BEEK
REGISTER TILBURGSE TAALPLASTIEK
HOME 
BRABANTS
KUNST
FOTOGRAFIE
TEKSTEN
AUTEURS
INTERVIEWS
SPECIAAL

print pagina

Tilburgse Taalplastiek

 op deze pagina's heeft Ben van de Pol een keuze gemaakt
uit de veelheid van lezenswaardige onderwerpen in T T P


Uit de schatkamer van de Tilburgse Taalplastiek (12)

 

GEVLEUGELDE WOORDEN 1

 

Volgens de ook door Pierre van Beek vaak geraadpleegde Van Dale zijn gevleugelde woorden min of meer spreukachtige gezegden die om hun beeldende kracht door ieder worden overgenomen. Uiteraard komen dergelijke uitdrukkingen ook voor in het Tilburgse dialect. Een aantal ervan is aan een met name genoemde persoon gebonden, die op de een of andere manier, in positieve of in negatieve zin, indruk gemaakt heeft op de spraakmakende gemeente. Hieronder een eerste selectie, waarbij nog opgemerkt dient te worden dat niet altijd bekend is wie degene is die vermeld wordt.

 

Backx

Een rikker, die zijn medespelers overbood door elf slagen te doen, hoorde zich toevoegen: "Gao mar zitten Backx!" De woorden hebben kennelijk een zeer plaatselijk verhaaltje tot achtergrond, maar we konden dit niet achterhalen. De uitdrukking wordt ook nog wel in andere situaties toegepast. Ze schijnt soms enige verbazing aan te geven.

 

Sanne Bogaers - Jan Kolen

We hebben hier een paar uitdrukkingen, waarvan de origineel Tilburgse herkomst niet dubieus behoeft te zijn, omdat er de naam in genoemd wordt van figuren die ooit in Tilburg bekend zijn geweest. Menig kind, dat vroeger zijn eisen te hoog stelde en meer van de ouders vroeg, dan bruin eigenlijk trekken kon, heeft van zijn moeder te horen gekregen: "Denk er om, ge zijt er ginnen van Sanne Bogers". Deze welbekende Tilburger, wiens naam Bogaers werd geschreven, stond als zeer rijk bekend en als iemand, die zich derhalve heel wat luxe kon permitteren. De uitdrukking ligt dicht bij de reeds vroeger hier aangehaalde: "Ge lijkt wel de rijke Jan Kolen", wat van toepassing was op iemand, die nogal royaal voor de dag kwam.

 

den Brok

"Het kort al zee den Brok en hij beet van zijn worst" voert een Tilburgse figuur ten tonele, die zich op deze wijze placht uit te drukken als hij bedoelde te zeggen, dat iets al opschoot of dat het einde in zicht kwam.

 

Kees Elissen

Een voorbeeld van een "overdadig" woordgebruik, dat echter wel degelijk een functie vervult omdat het vaak een komisch effect te voorschijn roept, vindt men in "'t Ziet er lelijk uit, zei de aap en hij keek naar zijn eigen jong". Het grappige effect wordt hier bereikt door de bewuste "begripsverwarring" van "lelijk uitzien", dat éénmaal figuurlijk en éénmaal letterlijk wordt gehanteerd. Zulke dingen doet de spraakmakende gemeente spontaan, zonder zich te realiseren wat er in zo'n zinnetje eigenlijk aan de hand is.

Dit zelfde spel met de taal wordt gespeeld in een uitdrukking, die wij in Goirle oppikten en die aan een persoon gebonden is. "Ge moet het maar treffen, zei Kees Elissen, en hij kreeg een balk op zijn hersens." Dit soort uitdrukkingen wijst terug naar een kleine gemeenschap, waar alle mensen elkaar kennen. Zij verliezen hun kracht naarmate de gemeenschap groter wordt, al kunnen ze toch nog wel eens een taai leven hebben. In het verleden hebben we daarvan ook al specifieke Tilburgse voorbeelden gegeven, waarin lang overleden mensen ten tonele werden gevoerd.

 

den groffen Horst

Bij het verzamelen van onze Tilburgse uitdrukkingen worden we telkens weer getroffen door de rijkdom van de kleurenscala van onze streektaal. Dat men daarbij vaak geen blad voor de mond neemt en ruim baan laat voor de emotie zeiden we reeds. Soms kan het wel eens erg grof worden, al zullen we daar geen exclusieve voorbeelden van geven. Wèl willen we er op wijzen, dat Tilburg zich vroeger blijkbaar over een ingezetene heeft kunnen verheugen, die aan zijn grofheid in de mond een afzonderlijk epitheton bij zijn naam kreeg. Ouderen van dagen herinneren zich wellicht nog de uitdrukking: "Dè kunde geleuven as ge wilt, zeej den groffen Horst en ie slikte 'nen borrel naor binnen!"...

 

Poeper de Lepper

Wie Poeper de Lepper was, weten we niet. Wanneer iemand verongelijkt wordt, kan men van oude Tilburgers echter de opmerking horen: "'n eerlijk hart moet wè lijjen, zeej Poeper de Lepper!"...

 

Luibrechts

Tot slot nog een zeigezegde met een Tilburgse naam erin: "Complimenten maak ik nie", zei Luibrechts en hij ging in de processie mee in zijn hemdsmouwen.

 

Jantje Marinus

Specifiek Tilburgs is de uitdrukking: "Hij is hardstikke Jantje Marinus", die nog velen als zeer bekend in de oren zal klinken. Het betekent - de oningewijde raadt het nooit! - hij is... dood. Jantje Marinus was exploitant van een zeer bekend café, dat graag door middenstanders werd bezocht. Het stond achter de Heikese kerk aan het smalle steegje naast de eveneens verdwenen winkel van Bronsgeest, welk karakteristiek straatje uitmondde in de niet meer bestaande Prins Hendrikstraat bij het Willemsplein.

Waarom "dood" nu uitgerekend aan de naam van Jantje Marinus is verbonden, mag - wie het weet - ons komen vertellen. Er moet toch wel een oude middenstander leven, die daartoe in staat is. De RK Handelsvereniging - zaliger gedachtenis - heeft lang genoeg bij Jantje Marinus boven haar vergaderingen gehouden.

 

Stien Ollie

Een oude, plaatselijke petroleumventer leeft voort in de vergelijking: "Zo frut als de ezel van Stien Ollie". Dit lijkt er ons op te wijzen, dat het ezeltje een nogal kaduuk geval moet zijn geweest.

 

Frans Staps

Het valt meestal moeilijk uit te maken of een uitdrukking specifiek Tilburgs is. De moeilijkheid is echter opgeheven, wanneer in zo'n gezegde een naam voorkomt van een persoon, die bij nog levende Tilburgers bekend is. Toen we met deze rubriek begonnen, hebben we daar verschillende voorbeelden van kunnen brengen. Het aantal is echter niet zo groot, afgaande op wat er bij ons ter tafel komt. Maar we hebben er dan toch weer een nl. "Zo mals als het wijf van Frans Staps" die niet om verdere verklaring vraagt. Wie er mee bedoeld werd, weten we niet en interesseert ons overigens ook niet, maar ongetwijfeld zit er hier of daar een lezer bij wie een lichtje gaat branden. Wél zouden we graag weten, of dit gezegde enige algemene gelding had in Tilburg, of dat het uit een slechts beperkte kring afkomstig is. We vermoeden het laatste, hoewel we niet uit het oog mogen verliezen, dat een vijftig jaar geleden heel Tilburg een "beperkte kring" was.

 

Nordje Venne

Streekgebonden is ongetwijfeld: "Dè's (dat is) pas kenne(n), zeej Nordje Venne: spek overhawe (overhouden) en geen spek kenne!". De uitspraak wordt gedaan bij de levering van een bijzondere prestatie. Men deelt ons mede, dat er in de dertiger jaren een Nordje Venne zou gewoond hebben op de Bredaseweg te Tilburg.