De
kleine en de grote boodschap waren natuurlijk onderwerpen, die
zich bijzonder leenden voor bloemrijk taalgebruik. Desondanks is
de oogst in de Tilburgse Taalplastiek in dezen magertjes én
verrassend beschaafd. Dat was eigenlijk te verwachten, want taal
"op het randje" en daar over kwam immers niet in de
krant. Als een ingezonden uitdrukking te grof was, belandde die in
het archief.
"Hij
heeft in z'n broek geleuterd" kan men ook horen. Leuteren in
onze betekenis vonden we niet bij Van Dale. Hij geeft het woord
voor kletsen, zeuren, zaniken en babbelen als hoedanig het bij ons
ook voorkomt. Verder kent hij als volkstaal een bakske
"leut", waarmee ook wij een kop koffie bedoelen.
Het
is menselijk last te hebben van "hoog water". Het
voldoen aan de daaruit voortvloeiende drang hoorden wij een
Tilburger in een voor een buitenstaander onbegrijpelijke taal
aanduiden met: "Ik moet efkes de geit gaon verzette."
Dat is natuurlijk een geldig excuus om zich even uit het
gezelschap te verwijderen. Als de aangebonden geit de haar
toegedachte plek heeft kaal gevreten, dient uiteraard het paaltje
verplaatst te worden. De kabouter van de Efteling zegt echter:
"Kleine boodschap".
"Het
huiske lichten of ruimen" was als uitdrukking ook wel iets
specifieks uit onze contreien. Het betekende het leeghalen van de
put of ton van de wc. Deze van het engels stammende afkorting had
toen nog geen plaats veroverd in de Tilburgse vocabulaire. Men
beschikte over genoeg andere woorden, waarvan "plee" dan
wel als het netste werd gewaardeerd. Het werd gebruikt door hen,
die zich boven het vulgus verheven voelden, want het was tenminste
Algemeen Beschaafd Nederlands. Daar schijnt het nu nog voor door
te gaan, al klinkt het wel heel burgerlijk.
Een
"vervelend sekreet" is de weinig vleiende benaming voor
een persoon. Meestal slaat het op een vrouw.
Eigenlijk
is het een scheldwoord, dat associaties oproept met een bekend
klein gebouwtje, dat achter de arbeiderswoningen placht te staan.
Het is via het Frans "secret", dat "geheim"
betekent, tot ons gekomen.
Een
smulpaap, die zijn "kanus" goed had volgestopt, hoorde
zich toevoegen: "Nou, gij zult ook geen zand meer afgaon!"
Dit had betrekking op de stoelgang.
Wie
weet er nog wat betekent: "Zij rijden daar met staande
kar"? Het geeft aan, dat het er met het werk zeer druk is.
Bij het laden en lossen wordt het paard niet uitgespannen maar
blijft in de kar staan, opdat men weer snel terug zal zijn met de
volgende lading. Men zou dus kunnen zeggen: Het is laden en
lossen. Maar deze uitdrukking betekent toch weer iets anders. Men
kan ze horen als bij slecht weer de ene bui op de andere volgt.
Ook wordt ze schertsend gebruikt als iemand direct na het eten
naar de wc gaat. Maar in die zin kent Van Dale ze ook, en is ze
dus Algemeen Beschaafd of onbeschaafd(?) Nederlands.
Van
een man met opvallend kromme benen kon men horen zeggen: "Hij
loopt mee 'nen bril; het is een goeie om een verken te
vangen". De bril waarmee we hier te maken hebben, was een
rond gat in de planken wand van een varkenskot. Het varken moest
hier de kop door steken om uit de aan de buitenkant staande trog
te kunnen eten. Dit was bruikbaar voor een varken van drie maanden
maar ook voor een groter. Het werd afgesloten met een houten
schuif, welke door een pinnetje in een gaatje op bepaalde hoogte
kon worden vastgezet. Bij deze methode van varkens voeren denken
we natuurlijk ook onmiddellijk aan het ronde gat van een
ouderwetse wc, destijds algemeen "plee" genoemd. Ook
deze ronde opening heette bril, een benaming die zich bij de
moderne wc's gehandhaafd heeft.
Dit
is in genendele het geval met een werkzaamheid die wordt aangeduid
met "'t huiske lichten". Hier hebben we te maken met het
leeghalen van de beerput van de wc. Deze laatste sanitaire
instellingen werden voorheen in de volksklasse algemeen met "huiske"
aangeduid. Dit plachten dan ook letterlijk vaak kleine huisjes of
hokjes te zijn, meestal van een nogal wrakke constructie, welke -
een eindje van het woninkje verwijderd - achter "in den
hof" stonden, soms echter ook buiten tegen de woning waren
aangebouwd. De hygiëne was daarbij vaak ver te zoeken.
De
beerput bestond meestal uit een ton. De boeren kwamen die op
gezette tijden graag leeghalen, bij voorkeur 's morgens vóór dag
en dauw of des avonds na zonsondergang. Als we ons niet vergissen
was dit tijdstip gebaseerd op een gemeentelijke verordening. Voor
dit leeghalen betaalden de boeren een bepaald bedrag. Dat was dus
de omgekeerde wereld van thans, nu de opdrachtgever tot
"lichten" daarvoor betalen moet. In de plaats van het
werkwoord "lichten" werd ook het woord
"ruimen" gebruikt.
Al
zijn de bruiloften niet uit de tijd, wèl is dit het geval met de
uitdrukking, waarin eens in Tilburg de "bruiloft" als
beeld fungeerde. We doelen op: "Daar hebben ze
bruiloft". Ra, ra, in welke richting wijst dat? Toen in onze
stad de wc's nog niet waren aangesloten, beschikten de huizen over
een beerput. Deze behoorde van tijd tot tijd "geruimd",
dat was: leeggehaald, te worden. Volgens politieverordening mocht
dit alleen des avonds na tien uur geschieden of in de heel vroege
ochtenduren. Deze taak werd toevertrouwd aan een of andere boer,
die daarvoor nog geld toegaf, want het kunstmest had zijn
triomftocht nog niet aangevangen. Helaas beschikten niet alle
woningen over een poortje. Het ruimen van de put geschiedde dan
met emmers dwars door de gang of de woning heen. Zo'n plezierige
vertoning betekende dat niet. Voorbijgangers, die getuige waren
van de "tragiek" zeiden dan: "Kèk, daor hebbe ze
bruiloft!" En daarmee verrieden zij dan hun gevoel voor
humor.
Omdat
we zo juist toch in de tuin verzeild geraakt waren, kunnen we wel
even een lezer beantwoorden, die vraagt of we weten wat "huiskesloof"
is. Het gaat hier om een vetplantje, dat de mooie Latijnse naam
"sempervivum" (eeuwig levend) draagt. De gewone
Nederlandse naam is huislook, huisloof of dakenloof. Omdat het op
daken voorkomt, wordt het geleerd "sempervivum tectorom"
(van de daken) genoemd. Zijn familie hoort in de Alpen thuis,
maar, zoals met meerdere alpenplanten het geval is, treft men het
in onze moderne rotstuintjes aan. Door de bezitters van die
tuintjes wordt het echter meestal niet herkend als het "huiskesloof"
van onze briefschrijver.
Reeds
lang voordat wij in onze streken aan rotstuintjes met vetplanten
dachten, hadden boeren en burgers "huiskesloof" liggen
op de blauwe, Oudhollandse pannen van hun kippekooien, maar vooral
op het dak van de vrij "in den hof" staande wc's,
aangeduid als "het huiske". Zonder dat er naar omgekeken
werd, woekerde het plantje hier verwilderd voort. Huiskesloof op
het dak betekende in het volksgeloof een middel tegen het inslaan
van de bliksem. Daarnaast ging het ook door voor geneesmiddel o.a.
tegen brandwonden. Ontdaan van het dunne vliesje, dat ze bedekt,
moest men het "vlees" van de nogal dikke en waterrijke
blaadjes op de brandwonden leggen. Verlichting van pijn zal het
allicht gegeven hebben. Genezing??? Als kind aten we het
ontvliesde vruchtvlees zelfs, maar er is weinig smaak aan. De
blaadjes zijn rosetvormig ingeplant. Na jaren krijgen ze pas een
bloemstengel waaraan rose bloemetjes komen