CUBRA

INHOUD PIERRE VAN BEEK
REGISTER TILBURGSE TAALPLASTIEK
HOME 
BRABANTS
KUNST
FOTOGRAFIE
TEKSTEN
AUTEURS
INTERVIEWS
SPECIAAL

print pagina

Tilburgse Taalplastiek

 op deze pagina's heeft Ben van de Pol een keuze gemaakt
uit de veelheid van lezenswaardige onderwerpen in T T P


Uit de schatkamer van de Tilburgse Taalplastiek (25)

 

LICHAAMSGEBREKEN

 

Wie in vroeger tijden lichamelijk van de norm afweek, kreeg hiervoor verbaal de wrange rekening gepresenteerd. Er werd beslist geen blad voor de mond genomen. De afwijking die het meest in het oog sprong, moet het scheel kijken wel zijn geweest, aangezien die in de Tilburgse Taalplastiek het meest aan de orde komt.

 

Een vrouw kan als "loeter" gekwalificeerd worden. In onze jeugd hebben wij dit woord steeds ervaren als een afschuwelijk scheldwoord, dat we nooit durfden te gebruiken. Het leek wel met een vreselijke vloek gelijk te staan. We weten echter niet of het voor iedereen zo zwaar was geladen. Als we het nu eens nader bekijken, lijkt het niet meer zo verschrikkelijk. Het komt van het Franse "l'outre", dat "de otter" betekent. Men zegt dan ook wel - vooral in Vlaanderen - "Gij zijt 'nen otter". Dat betekent: domoor. Daarnaast kan het ook slaan op iemand, die scheel ziet. "Juffrouw Plus had tegen Vrouw Struyck geroepen "ge zijt 'nen otter" (Bergmann). "Otter" als scheldwoord kan blijkbaar zowel voor een man als een vrouw gebruikt worden. "Loeter" daarentegen hebben we steeds van een vrouw horen zeggen. En dat was minstens een kreng van een vrouw, waarbij aan het zachtaardige "domheid" niet eens werd gedacht.

 

Een Tilburgse, nieuwbakken vader kan zijn vrienden uitnodigen een borreltje te komen drinken om de geboorte te vieren met de woorden: "Komde gullie 'ns langs om 't schèèl d'r af te drinken!"

Het hier gebruikte "schèèl" zou kunnen herinneren aan het feit, dat een pasgeboren baby soms wat loenst. Het kan ook wijzen op een wat misvormd hoofdje dat echter spoedig weer bijtrekt. In onze gewestelijke taal betekent "schèèl" o.a. scheef. Iets kan namelijk "zo schèèl als een molenwiek" zijn. Molenwieken hebben steeds een uitgerekte scheve vorm.

In het slagersbedrijf kent men tenslotte een bepaald soort vet, dat de naam scheelvet of ook wel scheilvet draagt. Zo zou misschien het "schèèl" van onze uitdrukking ook wel kunnen slaan op de huidsmeer van een pasgeboren baby.

 

Nu naar een wat beter verstaanbare taal! "Hij kijkt mee z'n rechter oog in z'ne linker vestjeszak" wordt gezegd van iemand, die erg scheel kijkt.

 

Tot slot nog wat uitdrukkingen: Wie "naar de Klundert kijkt of de Willemstad in brand staat" kijkt verschrikkelijk scheel. Willemstad ligt namelijk een heel stuk ten noordwesten van Klundert.

 

We brachten in het verleden hier al eens enige uitdrukkingen, die het scheel kijken op de korrel namen. Er kwamen nog twee nieuwe op ons bureau gedwarreld. De ene: "Hij kijkt in de andere week!" De andere legt er bij de overdrijving nog een schepje op met: "Hij kijkt zo scheel, dat-ie het zweet kruislings over zijn rug ziet lopen!" En daarmee weet iedereen subiet hoe verschrikkelijk scheel dat wel moet zijn. We kunnen er iets van maken!

 

Volkomen nieuw voor ons is: "Kijk eens wat een Bolsward", wat gezegd zou worden van een "verzadigd groot hoofd", aldus de gegeven toelichting. Het lijkt ons geen algemeen gangbare uitdrukking, maar meer een privé-bezit van een eenling.

 

Over een man met een wat groot uitgevallen hoofd: "'t Is zund (zonde); daar hadden ze er wel twee van kunnen maken".

 

Wie uitgerust is met "verkensvangers", is in het weinig benijdenswaardig bezit van een stel o-benen. Het kwam wel voor, dat men lastige varkens of biggen in bedwang probeerde te houden door op de rug van de beesten te gaan zitten en ze dan met de benen te omklemmen. Op die manier hadden de benen dan tijdelijk de vorm van een hoepel of de letter "o".

 

Menselijke, lichamelijk onvolkomenheden of afwijkingen hebben steeds tot mikpunt van soms goedmoedige maar vaak ook wel hatelijke spot gediend. Niet alleen bultenaars moesten het daarbij ontgelden. Van iemand die niet al te best kon lopen, werd gezegd: "Wat een mikhorst; een goeie ossenstawer (stouwer).

 

Een te dikke figuur: "Dat is een goeie om door te zagen!"

 

"Dieje meens heej echte maon-ooge(n)" hoorden wij iemand zeggen zonder daardoor veel wijzer te zijn geworden. Maar vragende wordt men wijs en zo vernamen we dat dit werd gezegd van iemand wiens ogen overtrokken zijn door een bloederig netvlies. Paarden met dit soort ogen worden ook "maon-oog" genoemd. Volgens onze zegsman zou dit uitsluitend voorkomen bij paarden met een grote bles, een witte streep vanaf de voorkop tot aan de neus.