Deze
keer hebben wij voor u een aantal dialectwoorden uit de Tilburgse
Taalplastiek verzameld, die aanleiding kunnen geven tot
vermakelijke misverstanden bij de "niet-inboorlingen".
Pierre van Beek had een fijne neus voor dit soort dingen en hij
liet zich de kans natuurlijk niet ontglippen ons mee te laten
genieten. Beslist de moeite waard!
En
dit is dan meteen onze laatste aflevering van "Uit de
Schatkamer". Dat wil niet zeggen dat er verder niets meer in
de Tilburgse Taalplastiek te beleven valt. In de twee jaar dat wij
ons daar nu al mee bezighouden, sloeg de verveling nooit toe. Doe
dus gerust ook eens een duik in de complete serie.
voorschieten
en verschieten
"Kunde-'t
verschièten? Nee, daor worde lelijk van". Gevatheid en humor
zitten hier samengevat in een vraag en een antwoord, die wel enige
verklaring van node hebben voor de niet-ingewijde in de raadselen
van onze schone taal. De eerste zin luidt "vertaald":
"Kun je het vóórschieten?" Nu bestaat er naast
"vóórschieten" in het Algemeen Beschaafd Nederlands
ook het minder bekende "verschieten", dat eveneens voor
een ander betalen is in afwachting van teruggave. Dit laatste
werkwoord is het dat in onze streken graag gebruikt wordt. Het
betekent echter eveneens: van kleur veranderen, o.a. bij een stof,
die te veel aan de zon is blootgesteld geweest. Die wordt
"daar maar lelijk van". Dit nu wordt toegepast op de
vrager. Een verduiveld aardig grapje. De echte bedoeling de
gevraagde vriendedienst te weigeren heeft het niet.
In
dit verband willen wij er nog op wijzen, dat
"vóórschieten" - met klemtoon op eerste lettergreep! -
in ons dialect luidt: "vurschieten", eveneens met de
klemtoon op de eerste lettergreep. Dan zou het grapje natuurlijk
niet opgaan. Daarom hebben we hier uitsluitend te maken met het
minder bekende ABN "verschieten".
haantjes
en hondjes
Tot
slot een begrijpelijk misverstand met de Tilburgse taal. "Vat
de jonge haontjes (wordt uitgesproken als "hontjes")
eens uit de ijskaast" zei een moeder tot haar dochter. De
gast uit het westen van het land die dit hoorde, zette vreemde
ogen op want hij dacht, dat we in Tilburg ingevroren jonge hondjes
aten! Hij wist natuurlijk niet dat "hondjes" hier "huntjes"
heten!
varken
en veertje
Geruime
tijd geleden hebben we hier een duivemelker opgevoerd, die zei dat
hij "geen vèrke (varken)" thuis had. Nu komt er op ons
bureau gedwarreld een duivemelker, die "geen vèrke (veertje)
thuis heeft". Deze tweede uitdrukking lijkt ons heel wat
logischer in een duivemelkersmond dan de eerste. We houden het
daarbij dan maar op. Vooral geschreven in het dialect is het
verschil tussen beide woorden miniem. Daar de eind-"n"
praktisch niet wordt uitgesproken, houden we bij de uitspraak nog
alleen het verschil tussen de "e" uit de eerste
lettergreep over. Als wij een "varken" bedoelen, wordt
de "è" alleen langer gerekt dan bij het
"veertje".
weten
en witten
"God
wit alles en God wit niks!" Deze paradox van volkse vinding
viel lang geleden uit een oudevrouwkesmond. De verklaring kwam
met: "Anders zou Hij onze kelder wel gewit hebben". We
hebben hier te doen met een aardige woordspeling met de
werkwoorden "witten" (in de betekenis van met kalk wit
maken) en "weten". De derde persoon enkelvoud van dit
laatste werkwoord is in ons dialect in de tegenwoordige tijd
"wit". De hele vervoeging van onze tegenwoordige tijd
luidt: Ik weet, jij (bestaat niet), hij wit, wij weten, gij wit,
gullie wit, zij weten.
weten
en wassen
Met
de dialectische verleden tijd van "weten" zou men ook
wel paradoxaal kunnen jongleren met betrekking tot het
ABN-werkwoord "wassen". Onze verleden tijd van
"weten" is namelijk: ik wies, jij (bestaat niet), hij
wies, wij wiessen, gij wiest, gullie wiest, zij wiessen. Dat heeft
dus met "wassen" helemaal niets te maken.
plekken
en plakken
Er
zijn ook Tilburgers, die - overigens het Algemeen Beschaafd
volledig beheersend - niet goed uit de voeten kunnen met het
werkwoord "plakken" in de betekenis van lijmen, kleven.
Zij zeggen "plekken" en schijnen "plakken" als
dialect aan te voelen. Dat "plekken" valt dan soms in
een keurige zin als een donderslag bij heldere hemel. Wie andere
taaloren aan zijn hoofd heeft staan, denkt dan wel eens: "Nou
moe"... Misschien moeten we dit misverstand wel een beetje
wijten aan de, tot heden nog wel ingeburgerde, bijnaam voor een
bekende, een eeuw oude zaak in kantoorbenodigdheden e.d. in
Tilburg: "Jan Plek". Mogelijk ook dienen hier echter
oorzaak en gevolg omgekeerd te worden.
geslaon
en geslagen
Tilburgs
(en overigens zuidelijk!) is wel de vorming van het verleden
deelwoord van "slaan". Dit dient volgens het Algemeen
Beschaafd Nederlands te luiden: "geslagen". In Tilburg
zegt men echter: "geslaon" (geslaan). Dat deftige
"geslagen" ligt ons helemaal niet in de mond. Is velen
zelfs zo vreemd, dat zij, die overigens hun Algemeen Beschaafd wel
kennen, daar toch nog dat verkeerde verleden deelwoord tussendoor
gooien. Maar het moet erkend: ze doen het dan
"geciviliseerd" en zeggen "geslaan". Heel
sjiek, doch nog altijd verkeerd als men "Hoog-Nederlands"
wil praten! 't Is er zo ongeveer mee gesteld als met dat woordje
"nooi". Welke Tilburger vertaalt dit ooit door het
juiste "node"? "Ik doe het zo node" dient het
te zijn. Ha, ha, laat me niet lachen!... Van dat "node"
doen Tilburgse tanden pijn!...
liggen
en leggen
Die
uitspraak is zeker niet van toepassing op de volgende wens:
"Ik wou dat ik een aai (ei) was, dan kon ik ook geleej
(gelegd) worden". Dit wordt gezegd door iemand, die moe is en
lust heeft om te gaan liggen rusten.
De
geestigheid schuilt in de "verwarring" van de
werkwoorden "leggen" en "liggen". Ons dialect
biedt daar de ruimte voor. "De kiep leej 'n aai" (de kip
legt een ei) en wie op bed ligt, "leej te bed". Beide
gevallen onvoltooid tegenwoordige tijd en zelfde woordvorm. Het
verleden deelwoord is in beide gevallen ook "geleej". In
het Algemeen Beschaafd Nederlands gaat de aardigheid niet op, want
dan krijgen we met respectievelijk "legt" en
"ligt" te maken. Voor de verleden deelwoorden hebben we
daar: "gelegd" en "gelegen".
In
Tilburg kan men ook horen: "Lig toch nie zô te
vervelen"..., "Lig nie te zeuren"... Er zijn zo
voorbeelden te over te vinden. Dit "liggen" heeft
helemaal geen letterlijke betekenis. Kan zelfs rustig gebruikt
worden tegen iemand, die staat of zit. Het lijkt of we hier te
maken hebben met barokke overdaad in de taal. Als goede Brabander
gebruikt ook de Tilburger immers liever een woordje te veel dan te
weinig. Overdadig is dit "liggen" echter toch beslist
niet. Naar ons taalgevoel vervult het wel degelijk een functie.
Hij "ligt te vervelen" houdt méér in dan "hij
verveelt". Het "liggen" suggereert niet alleen de
herhaling en de lange duur, maar vertolkt tegelijkertijd nog
ergernis. Het is dus rijk aan inhoud en schept een mogelijkheid
tot subtiliteit, waar het Algemeen Beschaafd best jaloers op mag
zijn. Gewestelijke taal is niet zo maar een brabbeltaaltje uit de
onderontwikkelde gebieden!...