CUBRA

INHOUD PIERRE VAN BEEK
HOME 
BRABANTS
KUNST
FOTOGRAFIE
TEKSTEN
AUTEURS
AUDIO
SPECIAAL

PRINT

Pierre van Beek - Heemkunde-artikelen

 redactie: Ben van de Pol

 

De loop van de Ley - aflevering 2:

 

De Ley beroert oer-oude beemden en stille bossen

Het Nieuwsblad van het Zuiden - vrijdag 15 december 1972

 

Ge moet wel met een ongewone knobbel behept zijn om gefascineerd te worden door het stroomgebied van een toch eigenlijk niet zo spectaculaire beek als onze Tilburgse Ley. Zou dat wellicht een onbewuste reactie kunnen zijn op de zich steeds sterker openbarende overcultuur der recreatie in het Brabantse land, waar een nieuwe massificatie dreigt te ontstaan? Voor sommigen is de massaal beantwoorde roep: "Terug naar de natuur!" eigenlijk alweer een achterhaalde zaak geworden. De vraag naar de stilte van echt onbetreden paden krijgt daardoor een nieuwe actualiteit. Zijn er die nog wel? Welnu, in het stroomgebied van de Ley menen wij iets in dit genre ontdekt te hebben.

In een vorig artikel verhaalden wij van haar oorsprong in België. Thans vervolgen wij de loop van de beek op haar weg naar Tilburg, nadat we haar aan de Mosdijk onder Weelde, waar zij de naam Aa draagt, verlaten hebben. Eens kijken wat er onderweg allemaal te zien is.

 

Een zandweg verbindt de Mosdijk met de Weeldse buurtschap Schoot, die met een asfaltweg enerzijds met Weelde (Straat) is verbonden en in oostelijke richting uiteindelijk op het landgoed "De Utrecht" uitkomt. Maar van tevoren hebt ge de betonbaan al vaarwel gezegd. Een brede weg van grof grind boort zich langs bossen, bouw- en weiland naar de Nederlandse grens aan de overzijde waarvan ge met de Weeldse dijk te maken hebt. Op Schoot schiet de hier nog steeds Aa hetende "Ley" onder de na de oorlog gemetselde stenen brug, de Schootbrug, door. De Aa heeft intussen van tevoren de Marelse Loop opgenomen en is op Schoot een behoorlijke beek, waarin jongens met een zeef naar stekelbaarsjes vissen in het vooral bij de brug drabbige en soms stinkende water. De Aa is hier reeds vervuild. Een kippenslachterij wordt als de schuldige aangewezen. Als we goed zijn ingelicht, wordt daaraan reeds aandacht geschonken. Verder benedenstrooms aanlandende boeren zouden zó'n slechte ervaringen hebben opgedaan, dat zij het Aa-water niet meer voor het drenken van hun koeien durven te gebruiken. Op weg naar Nederland schijnt er echter wel enige natuurlijke reiniging plaats te vinden.

 

Geknoei

Schoot kunt ge tot de volkomen onbelangrijke gehuchten rekenen. Het bestaat uit slechts drie boerderijen en een nieuw landhuis van rode baksteen. De vermoedelijk oudste boerderij, die leegstaat, verkeert in staat van verval. Een "artiestenpaar", dat we hier ooit ontmoetten, heeft het blijkbaar laten afweten, echter niet dan nadat het zijn passie heeft bot gevierd door de vensters te beschilderen in fel blauw, geel en rood. Het gezaagde metselwerk van de zijgevel is niet aan de gele verfkwast ontkomen. Een onmiskenbaar teken, dat de goede smaak niet diep geworteld zat. Tussen het hoog-opgeschoten gras en op het erf liggen afgezaagde koppen van heiligenbeelden en andere bizarriteiten, en een versleten rieten leunstoel voor de deur accentueert het beeld van verwildering. Dit in sterk contrast met de overige goed onderhouden omgeving, een stille glimlach voor de vertoning ernaast. Schoot bezit voor ons iets karakteristieks. Dat zit hem voornamelijk in de landelijke rust en zijn geďsoleerde ligging in het grensgebied.

 

Kapel

De Aa wordt vanaf Schoot tot aan het gehucht De Hegge aan haar oostelijke oever begrensd door uitgestrekte dennebossen. Een dertig meter voor de in de voorbije zomer geheel nieuw gemetselde Heggebrug neemt de intussen weer breder geworden beek de van links komende Straatloop op. Een naar het westen leidende zandweg voert van de brug naar het eigenlijke gehucht De Hegge, vanwaar een asfaltweg door een bijzonder landelijk gebied met mooie vergezichten naar Poppel of naar Weelde gaat. Aan deze weg mediteert tussen haar haag en geboomte de kapel van de H. Popelius, een van de martelaren van Gorcum, die een punt van wrijving uitmaakt tussen Poppel en Weelde. Beide gemeenten die vroeger één gemeente vormden, betwisten elkaar het "eigendomsrecht". "Is Popelius een Poppelnaar of een Weeldenaar?" Dat is de kwestie, waarvan men overigens niet wakker ligt.

 

Gesloten bos

De weg in zuidoostelijke richting over de Heggebrug loopt spoedig uit in de bossen van Vaart en Overheide. Ge belandt hier in een niet voor het publiek toegankelijk particulier bezit. Hierdoor en door zijn geďsoleerde ligging in het grensgebied, belendend aan de bossen van "De Utrecht" onder Nederland, kenmerkt het zich door grote eenzaamheid. Met speciale toestemming konden wij er eens rondneuzen. Het gaat hier over een complex van 700 ha van wijlen Ridder van Haveren uit Weineghem bij Antwerpen, dat thans onder zijn kinderen is verdeeld. De openbare weg van Weelde via de Schootbrug naar de Weeldse dijk op "De Utrecht" verdeelt het gebied in een noordelijke en zuidelijke helft. De meest westelijke delen daarvan worden ingenomen door zeer fraaie en oude dennebossen met laaggelegen gedeelten erin. Verder vindt ge er een mooi perceel heide, uitgestrekte weiden en akkerland. In het weideland van de ontgonnen wildernissen van weleer bleven enige karakteristieke, grotendeels door dicht struikgewas omgeven, poelen uitgespaard. Deze luisteren naar de curieuze namen van Krombusseltje en Krombusseltjes Zuster. Twee kleine brokjes oernatuur waaruit het mysterie op u toekomt en die als het ware zijn voorbestemd een rol te spelen in de volksverbeelding. Ge moet u echter dan wel even losmaken van een soms vanuit het oosten doordringend gebrom van het derde gasstation in de nabijheid van de Nederlandse grens, daar waar vroeger een tweetal vennetjes, 't Bed en Kooise Leegt, onberoerd naar het drijven van de wolken lagen te staren.

 

De Bogaard

Het boeiendste gedeelte van het gebied vormt het beboste, waarvan de beek de Aa, waarvoor we hier immers verzeild raakten, praktisch de westelijke grens uitmaakt. Karakteristiek is vooral het lage gedeelte, dat met de naam De Bogaard aangeduid wordt hoewel er van een boomgaard geen sprake is. We hebben hier te maken met een voormalig moeras, dat door een kunstmatig opgeworpen dijk van een paar meter breedte van de Aa gescheiden en zo in een langgerekt ven veranderd werd. Regulatie van de waterstand in het ven kan geschieden via een in de Aa uitmondende stalen buis. Het verval van het ven blijkt zodanig, dat het mogelijk is nagenoeg al het water op de Aa af te voeren. Dan verandert De Bogaard in een haast infernaal landschap vol half vergane boomstronken, plotseling als draketanden opgeschoten uit een zwarte modderbrij.

Zo hebben we De Bogaard ook een keer gezien en hem beleefd als een visioen uit een boze droom, dat nog geaccentueerd werd door in overgebleven plassen spartelende en in de modder naar adem snakkende "kwabben" of "katvissen". Dat is een lelijke, niet eetbare vissoort met dikke kop met een "snorbaard". Dezelfde die ook in het Bankven te Goirle voorkomen. "Ik heb er eens een paar in de pan gebakken", zei een man, die voor de verleiding bezweken was. "Ik heb de hele dag last van mijn maag gehad en 's nachts niet geslapen. Ik weet natuurlijk niet of dat met de vissen in verband stond. Misschien kun je ze toch maar beter aan de kat geven!..."

 

De Vaart

In de bossen van de Overheide (op een kaart van rond 1900 blijkt hier alles één grote heidevlakte te zijn) ontdekten we ten zuidoosten van De Bogaard nog een ven, dat in zijn schilderachtigheid veel op dit gebied slaat. De mensen van de streek noemen het "De Vaart". Het ligt nagenoeg ingesloten door bossen en wild struikgewas doch is aan de westkant door een zandpad toegankelijk. Het zit geheel ingebed in een groene krans van waterplanten. In een hoek spelevaren enige niets vermoedende wilde eenden. Een waterhoentje scharrelt tussen hen door en bij een verder liggende oever vist een blauwe reiger op die afschuwelijke katvis, welke ook hier in groten getale naast andere voorkomt. Hoever lijkt nu de wereld op deze fraaie zomerdag!... Via "De Bergen", een geaccidenteerd gebied van woeste grond en bossen kunt ge nu echter spoedig het territoir van de gemeente Poppel bereiken om daar ten slotte aan de Dijk naar Mierde uw inmiddels vertrouwd geworden rivier de Aa weer terug te vinden.

 

Mooie beemden

Die heeft vanaf de Heggebrug haar weg gezocht door de Geertbladeren en beemden met merkwaardige namen als bv. de Kruiphollen. Het betreft alle zeer laag gelegen beemden, alleen geschikt voor hooiland omdat ze nog wel eens onder water willen schieten. Poppel heeft tijden gekend dat hun Aa twee- tot driehonderd meter buiten haar oevers trad. Onder een kordate stenen brug door, die in haar leuning met royale letters de naam Aa vermeldt, steekt het riviertje, dat inmiddels een breedte van een meter of drie heeft bereikt, de geasfalteerde "Dijk" over.

De beemden te Poppel aan weerszijden van de "Dijk" behoren uit een oogpunt van landschapsschoon tot het aantrekkelijkste wat wij in dit genre in de verre omtrek kennen. Ze bezitten een weelderige stoffage van bomen, heggen en struikgewas. Argeloos rondgestrooid, zonder bedoeling maar in natuurlijke harmonie met het land, die een ontvankelijke ziel als een grote weldaad ervaart. Kleine weggetjes kruipen via een "schoor" (leuningloos bruggetje) alleen ten behoeve van een boer over de beek. Of ze kronkelen, geflankeerd door braambessenstruiken, akkermaalshout, hoog opgeschoten brandnetels en juichende boeketten van veldbloemen, naar nergens heen. Dat "nergens" blijkt dan een laatste hooiland tegen de oevers van de Aa. Dit is hier werkelijk het oude land! Het land, dat ten noorden van de staatsgrens - en dat is de Brabantse Kempen - grotendeels op een domme manier werd uitgeroeid.

 

Meanders

De Aa veroorlooft zich ten noorden van de Mierdse Dijk nogal wat escapades. Op haar weg naar de Kranenbeemd en het gehucht Overbroek meandert zij er lustig op los. Ze kronkelt er als een paling onder het mes. Poppel heeft er wel eens ooit aan gedacht die Aa in haar bandeloosheid wat te temperen. Er viel ooit een raadsbesluit enkele bochten weg te nemen. "Hadden we dat toen maar direct ook gedaan", zegt een boer, "zonder op goedkeuring van hogerhand te blijven wachten. Een knap man die het werk ongedaan gemaakt zou hebben. Toen er een nieuwe gemeenteraad kwam, ging het feest helemaal niet meer door." En zo kronkelt de Aa daar nog altijd voort in vele lenige bochten...

Haar ouderwetse brug op Overbroek heeft onlangs het veld geruimd voor een lelijke nieuwe van rode baksteen. Maar het "doorkijkje" in de schaduwrijke "spelonk" van de beek overhuivend struikgewas en hoge bomen bleef tenminste behouden. Op het eerste gezicht lijkt het of de Aa hier enige grillige armen geamputeerd werden, doch bij nauwkeuriger beschouwing blijkt ge te maken te hebben met geheel kunstmatige aangebrachte vijvers in speelse vormen. Aspiraties van een romantisch mens, die hier aan zijn droom bouwde totdat die een abrupt einde vond door een hartaanval op een dansvloer in de "Kapellehof" van de Ravelse Eel... Verweesd tussen al die vijvers en jonge aanplant staat daar, nabij de hoge beuken van de Overbroekse brug, een aan weer en wind prijsgegeven caravan te peinzen over de broosheid van het menselijk geluk...

Op slechts korte afstand van deze brug, tegen de grens van de bossen van de "Pannenhoef", ligt onder een wijde hemel een ven met een dromerig eiland te filosoferen. Het terrein is, evenals de zo juist vermelde bossen, helaas niet toegankelijk voor het publiek.

 

Naar de grens

De Aa is thans begonnen aan haar laatste etappe voor de Nederlandse grens. Die voert haar eerst naar het gehucht Hulsel (niet te verwarren met dat Hulsel bij Reusel). Naast de beek klimt het zandige akkerland opvallend naar boven, via een in de zomer stoffige weg. Maar het is wel een aantrekkelijk weggetje omdat het nog van het verleden ademt. "Hier zal in een eeuw wel niet zoveel veranderd zijn!"... Dat denkt ge totdat Hulsel u een betonnen veldweggetje presenteert.

In de lagere gebieden meldt zich ten slotte weer de Aa. Ze heeft haar kronkelkuren nog niet helemaal verleerd. Uit haar "wielen", waaronder een vrij diepe, drenken de boeren van de aanliggende weiden hun vee. Aan de voet van een heuvel, waar lang geleden een ven moet gelegen hebben, heeft iemand weer vijvers gegraven. Brutale ganzen komen snaterend af op de ongenode bezoeker. Onder de dennen op de heuvel loert een buitenhuisje-in-wording. "Zelfs hier?"... denkt ge dan.

De Aa raakt spoedig de grens en wordt voor een poosje zelf grens tot aan het Rovertse bruggetje, een overgang, oud als de weg naar Rome. Hier houdt België op. Hier begint Nederland en nu zal de Aa haar naam verliezen om Ley te gaan heten. De Rovertse Ley, zegt de volksmond. Dit ter onderscheiding van die andere Ley, de Nieuwkerkse, welke de eerste onder Goirle opneemt. Tegelijkertijd dat zij Nederland raakt, betreedt de Ley (Aa) een natuurgebied, dat nauwelijks of misschien wel helemaal niet(!) zijn weerga vindt: de landgoederen Rovert en Gorp.

 

PIERRE VAN BEEK