Bruhese
Het
Nieuwsblad van het Zuiden - zaterdag 8 december 1973
"Ze
zeggen, dat hier vroeger een kasteel heeft gestaan",
aldus een niet meer zo jonge bewoner van Baarle-Nassau
terwijl hij zijn mededeling vergezeld laat gaan van een
breed armgebaar, dat het gebied van Het Goor maar ook
wel dat van de wijk Loveren kan omvatten. Méér wist hij
er ook niet van. Niettemin was de vage aanduiding
voldoende om onze nieuwsgierigheid te prikkelen. Een
kasteel te Baarle-Nassau? De overlevering mag dan niet
ongeschonden door de geslachten gaan, geheel zinloos
behoeft ze daarom nog niet te zijn. En dus bestond er
voor ons wel enige grond op nader onderzoek te tijgen.
Dat was minder moeilijk dan verwacht. Al wist onze
zegsman er verder niets van, over dat Baalse "kasteel"
zijn in het verleden verschillende publicaties
verschenen. O.a. van de hand van Van der Aa, Juten, Van
den Broek en Brekelmans. Hiervan hebben wij een dankbaar
gebruik gemaakt, evenals van publicaties in het oude,
historische tijdschrift Taxandria.
Daar we
graag met eigen ogen het gebied zien, waar de
verbeelding tot spreken gestimuleerd wordt, vond een van
de mooie herfstdagen van dit najaar ons in de
zonovergoten landouwen van Loveren en Het Goor. Niet
omdat daar kasteelresten te zien zijn maar omdat we
behoefte hadden aan een decor of een projectiescherm
voor de uit geschriften opgediepte historische gegevens.
De wijk
of het gehucht Loven - ook wel Loveren genoemd - behoort
tot de oudste gedeelten van Baarle-Nassau. Ge vindt haar
een eind buiten de dorpskom aan de westkant, bij de
splitsing van de Hoogstraatse Baan en de Ulicotense Weg.
Het centrum vormt een driehoekig met eiken, iepen en
platanen beplant pleintje. Het ademt een sfeer van rust,
die tot in de eerste helft van oktober van dit jaar nog
een bijzonder accent kreeg door een thans verdwenen
hertekampje. In vroeger dagen heeft dit Loveren een
belangrijke rol in Baal gespeeld. Met zijn markten en
zijn kasteel vormde het een gesloten eenheid zodat het
"een dorp appaert" genoemd werd. Die markten dateerden
reeds van 1612. Het vee van de markten werd misschien
wel gedrenkt uit de Cranepoel, die zich vroeger op het
pleintje bevond.
Hugo
de Groot
Het
Loveren van vandaag bezit een toeristische trekpleister
in het voormalige café "De Zwaan" omdat daar de
Nederlands-Belgische grens door het huis loopt. De gang
en het oostelijk deel van het huis liggen op het gebied
van het Belgische Baarle-Hertog en het westelijke deel
behoort bij Baarle-Nassau. De voorgevel bevat twee
deuren, waarvan de een een Belgisch en de andere een
Nederlands huisnummer draagt. En aan dát huis is dan nog
de legende verbonden, dat hier Hugo de Groot, na zijn
vlucht uit het slot Loevestein, zou hebben ondergedoken
gezeten. Bewijzen daarvoor zijn niet gevonden. Vast
staat slechts, dat onze Hugo eerst naar Gorcum vluchtte
en vandaar, als metselaar verkleed, via Waalwijk naar
Antwerpen geraakte.
"Zijn
boekenkist heeft lang bij ons op zolder gestaan",
vertelt een Lovenaar. "Het was een fraai met lofwerk
besneden kist, die het jaartal 1644 droeg in ingesneden
cijfers. Deksel en bodem ontbraken en het smeedijzeren
slot was kapot. We hebben ze destijds gewoon als rommel
weggegeven en daar heb ik nou wel spijt van", zegt de
man. "Ze is later keurig opgemaakt en staat nu
vermoedelijk in Dongen. Ge weet niet wat ge ziet. Zó
mooi is ze geworden"... Hugo de Groot stierf in 1645 in
Rostock, na een schipbreuk. Zijn ontsnapping van
Loevestein geschiedde in 1621. De kistcijfers moeten na
die datum zijn aangebracht. Laten we het - in het
gunstigste geval - maar op een antieke kist zonder enen
Hugo houden. Maar leuk verzonnen is het wel!
Onder
dit romantische Loveren nu lag eens het kasteel of
kasteeltje van Bruhese. Men heeft het nauwkeurig
gelokaliseerd. De plattegrond ervan staat duidelijk
getekend op een minuutplan van het kadaster van plm.
1832. We komen daarmee dan terecht bij de boerderij van
Harrie Timmermans, Loveren 29, gelegen op het punt, waar
de Hoogstraatse Baan en de weg naar Ulicoten zich
splitsen. Bruhese lag ten zuidoosten van de boerderij.
Een met eikebomen beplante oprijlaan verbond, via een
brug, het kasteel met het pleintje. Jan Timmermans, de
2-2-1946 op 91-jarige leeftijd overleden vader van de
huidige bewoner der boerderij, kreeg na de afbraak van
het kasteel de bijbehorende boerderij met schuur en
gronden in 1889 in zijn bezit. Hij was het die de toen
met canadabomen omzoomde grachten heeft gedempt. De oude
schuur is afgebrand. Zeker zeventig jaar geleden zijn
reeds de bomen verdwenen.
Huis
te Baarle
Alvorens
ons nu bezig te houden met de opeenvolgende eigenaren
van Bruhese, willen we stilstaan bij een niet
opgehelderd raadsel van een zg. "Huis te Baarle", dat
mogelijk niet identiek is met het kasteel van Bruhese.
Kruger noemt dat als een versterkt en met water omgeven
huis, dat in 1581 door de Spanjaarden werd ingenomen.
Dat was in de tijd, dat de Spanjaarden ook de Tilburgse
kastelen van de Hasselt en Broekhoven veroverden.
Brekelmans wijst voor het Spaanse beleg echter het "Hof
van Loven" d.i. het latere Bruhese aan.
Op Het
Goor, dat is de zuidoostelijke punt van Het Goordonk,
treffen we de dag van vandaag, nabij de boerderij "Oud
Goor", waar het geslacht Olieslagers méér dan 2,5 eeuw
resideert, een rechthoekig stuk land aan, dat geheel
door een "gracht" omgeven is. Twee zijden daarvan zijn
dichtgegroeid en de beide andere worden gevormd door de
loop, de Bremer, een vuilwaterafvoer van de gemeente.
Midden op dit complex wordt momenteel nog veel puin
aangetroffen. Van de Broek spreekt ook van ruïnes van
oude gebouwen. Jaren geleden hebben er voorlopige
boringen plaats gehad, die op puin stootten. Daar de
akker bebouwd was, kon men niet tot graven komen. In
latere tijd is het onderzoek niet meer opnieuw ter hand
genomen. Wat verder intrigeert, is een stuk grond ter
plaatse dat "de burcht van Charles van Baal" heet en dan
heeft men, vlak in de buurt, nog de zg. "Meierskuil".
Deze kuil was oorspronkelijk een langgerekte waterplas
van wellicht honderd meter lang en vijftien meter breed.
Hij werd geleidelijk met huisvuil gevuld zodat er
momenteel nog slechts een korte, smalle met riet
begroeide strook is overgebleven. Spoedig zal ook dit
restant verdwenen zijn.
Mayerskuil?
Wij
betwijfelen of de naam "Meierskuil" juist is.
Vermoedelijk moet die luiden "Mayerskuil". Dit naar de
schatrijke familie Mayer uit Antwerpen, die - in de
periode van 1869 tot 1914 - hier vlakbij uitgebreide
bezittingen aan woeste gronden had en die ook het zg.
Hooghuis bouwde, aan de weg naar Chaam. Deze kuil, die
in 1921 - een zeer droge zomer - droog gestaan heeft en
paling bevatte, zou een visvijver van deze familie
geweest zijn. Op een paar honderd meter van de kuil
verwijderd, kunt ge, in een uitloper van de bossen van
Het Goordonk, thans nog een grote, kunstmatig opgeworpen
"berg" vinden, welke de "Koffieberg" wordt genoemd. Op
deze berg ligt een kleiner heuveltje en daarop stond
eens een vierkant (4x4 meter) thee- of koffiehuisje van
de familie Mayer. Niet ver hier vandaan zouden zich, op
ca. 70 cm onder het maaivlak van een akker, de
onmiskenbare sporen van een weg bevinden van ca. vijf
meter breed. Intussen zijn we daarmee niets wijzer
geworden omtrent dat "Huis te Baarle" en "de burcht van
Charles van Baal". De streek blijft dus boeien.
Opgravingen zouden wellicht méér kunnen onthullen.
Abdis
van Thorn
Laten we
nu terugkeren tot ons Bruhese, waarvan de oorsprong ligt
in een "Hof van Loven", dat in de archieven opduikt in
1333. Misschien echter is dit hof al bedoeld met "Loven
te Baarle" als de abdis van Thorn in 1243 o.a. een rente
verkoopt aan de Heer van Breda. De abdis van Thorn was
de eigenaresse van "het Huis te Loven of Loeven". Zij
bezat tevens de tienden te Baarle alsmede een laat- of
rechtbank. Daaronder behoorden gronden onder Alphen,
Chaam, Goirle, Weelde en Merxplas. De cijns of
roggepacht moest te Baarle voldaan worden. De abdis
geeft het Hof in pacht in 1358 en 1413. In het
eerstgenoemde jaar krijgt een Peter Sleypstock het in
erfpacht. Zijn voorganger als zodanig was Hendrik
Snellaert geweest. In 1413 blijkt de hoeve verpacht te
worden aan Phylips van der Leck, een bastaardzoon van
Jan van Polanen. Door vererving raakt het hof in handen
van het reeds in 1300 voorkomende, over de hele
provincie verspreide geslacht Bruhese. Ene Hendrik van
Bruhese was vanaf 1519 schout van Alphen en
Baarle-Nassau. Hij woonde als regel op het Hof van
Loven, dat later naar hem werd genoemd. Na een
familieruzie, waarbij geen erfpacht betaald werd, komt
Bruhese in handen van Jhr. Robrecht van Gendt en
vervolgens aan zijn schoonzoon Jhr. Jan van Ravenschot,
die al even slecht van betalen was als zijn voorganger.
Thorn moest hem de duimschroeven aanleggen. Dat gebeurde
in 1589. In die tijd is er sprake van "de hoff off
vervallen casteelken". Bij latere overgangen in 16de en
17de eeuw blijkt zich het niet onbekende verschijnsel
van verschuiving van eigendomsrecht te hebben
voorgedaan.
Servituut
Had
Thorn vanaf het begin een dikke vinger in de pap, later
komt haar eigendomsrecht niet meer ter sprake.
Aangenomen wordt, dat alle betrokken partijen volledig
eigenaar van het Hof zijn. Zij moeten alleen rente
betalen en de abdis behoudt een "droit d'auberge", dat
zij reeds bezat toen in 1358 Peter Sleypstock de
boerderij pachtte. Dit recht hield in, dat de verbruiker
van het Hof verplicht was, bij bezoek van de abdis of
iemand door haar gezonden, te zorgen voor stalling van
de paarden, hooi en stro te verstrekken en alle
bezoekers onderdak en eten te verschaffen.
Jan van
Ravenschot droeg zijn hele bezit over aan de schout van
Alphen, Baal en Chaam, Adriaen Verelst en aan Adriaen
Henricx van Gilse. De eerste was getrouwd met Jvr.
Joanna van Vladeracken, die in het kraambed stierf nadat
ze hem twaalf kinderen geschonken had. Deze Verelst, die
tot een bekende rentmeestersfamilie behoorde, blijkt het
huis herbouwd te hebben. Hij heeft het vervallen "slot
van Bruhese uijt sijn ruïen en waters opgetroken tot een
aensienelijke gedaente", zo luidt het.
Beslag
Verelst
stierf op Bruhese op 12 januari 1655. De curator in het
sterfhuis droeg Bruhese in 1660 over aan het te Rijen
wonende echtpaar Peeter Willemsen Verlegh en Maria
Christoffels Houtepen, die het slot acht jaar bewoonden.
Echter niet ongestoord want 31 oktober liet Peeter van
Beeck beslag leggen op de eigendommen van de erfgenamen
van Verelst. Het pand schijnt aansprakelijk te zijn
gebleven voor een door de schout bij een mede-eigenaar
gemaakte schuld. In 1656 woonde op Bruhese de weduwe van
Jhr. Max van Duverden, Ida Elis. van de Leemputte.
Toen in
Baarle de pest woedde (1665-1667) en Verlegh bij de kerk
was gaan wonen, viel eerst zijn vrouw als slachtoffer
der ziekte, daarna hij zelf en een van zijn kinderen.
Bruhese werd in die periode tot ziekenhuis voor de
pestlijders ingericht. Kapelaan Buckenbergh had twee
nonnen van het Turnhoutse gasthuis als verpleegsters
gerequireerd.
Omschrijving
Artus
Verlegh, een Dongense schepen, en Christoffel Houtepen,
voogd over de wezen van Verlegh, verkochten Bruhese op
21 oktober 1671 aan Abraham Leclercq, die het kasteel 15
juli 1677 transporteerde aan Adriaen van Grinsven. Bij
de verkoop aan Leclercq te Baarle werd Bruhese als volgt
omschreven: "Casteel ende slot genoemt Bruheze mette
nederhuysinge, schure, schop en stallingen, mitsgaeders
de saayende weylanden daeraen malcanderen gelegen met
grachten, slooten, ende canten, hof ende boomgaert,
mitsgaeders de plantagien voor de voors. Huysinge, over
de straat ende de eyckeboomen langs de kant van de
gracht, staende langs de straat". De koopprijs was 7.000
Rijnsche gulden.
De
weduwe van Van Grinsven, Catharina van Gils, woonde met
haar kinderen nog in 1690 op Bruhese. Een van deze
kinderen (drie jongens en twee meisjes) was getrouwd met
Cornelius Theodorus van der Putten, die in 1716 (19
september) op het Hof stierf. Op 21 februari 1737
verkocht de weduwe het huis aan het echtpaar Pieter
Daniel Hasselaer en Anna van Berchem. In de akte wordt
dan o.a. gesproken van een kasteeltje met een hoeve, een
landhuis, stallen, schuren, brouwerij enz.... Het hele
complex blijkt zeven bunder groot te zijn. Intussen
blijkt de abdis van Thorn hier nog altijd recht te
hebben op rente en op herberging, waarover wij hiervoor
reeds spraken. Hasselaer zag eindelijk kans hiervan af
te komen door afkoop in 1741. Deze last had dan bijna
vier eeuwen bestaan.
Tot
ruïne vervallen
Volgende
eigenaren van Bruhese waren kolonel Nicolaes Francois
baron de Breda, Guilliam Franciscus van Iminga (1754),
Pauwels, weduwe Verstolk, Jan Nic. van Vucht, lid van
Provinciale Staten van Limburg, die getrouwd was geweest
met Cornelia de Bellefroid. Na haar dood verkopen de
erfgenamen het goed aan Fred. Von Romer, een
gepensioneerd generaal-majoor te Utrecht voor diens
oudste zoon Karel, luitenant bij de Infanterie. Die zag
echter geen kans de hypotheek af te lossen, zodat
spoedig een tweede verkoop plaats vond. Nieuwe
"kasteelheer" werd Petrus van Loon. Na hem Antonie
Martil, die het slotje verhuurde aan de gemeente, welke
er marechausseekazerne van maakte. Ten slotte heeft de
zoon van Martil het gebouw, dat intussen grotendeels tot
ruïne geworden was, afgebroken. De boerderij met schuur
en bijbehorende gronden kwam in 1889 in handen van de
landbouwer Jan Timmermans, zoals hier boven al gemeld.
Het slot
Bruhese, waaraan een breedverspreid geslacht zijn naam
verbond, is van de aardbodem verdwenen nadat er vele
geslachten en generaties doorheen getrokken waren. Van
het huis in zijn glorietijd bestaat geen afbeelding.
Volgens Kalf zou er in 1738 een tekening van gemaakt
zijn door L. de Beijer. Naarstig speuren hiernaar heeft
geen resultaat opgeleverd. Hoewel Kalf zegt, dat ze zich
in het Provinciaal Genootschap te Den Bosch bevindt.
Misschien komt zij nog ooit te voorschijn. In 1841 wordt
het kasteel als volgt omschreven: "rondom een vierkant
binnenplein lagen ruime vertrekken, op de hoek van beide
vleugels stond een ronde, vooruitspringende toren en het
geheel was omringd door een gracht".
Tekening
Maar ook
visueel is er toch nog wat van Bruhese overgebleven tot
steunpunt van romantische fantasieën. In 1870 heeft de
latere seminarie-professor D.L. Schurmans (1848-1926),
op het laatst van zijn leven pastoor van het begijnhof
te Mechelen, de gelukkige inval gehad tijdens de afbraak
een zwarte krijttekening van de bouwvallen van Bruhese
te maken, welke wij hierbij afdrukken. Naar deze
tekening maakte de bekende schilderes Marie Slager-Van
Gilse een aquarel. D.L. Schurmans was een oom van de
oud-eresecretaris van Baarle-Hertog Jos. Schurmans, die
destijds de originele krijttekening in zijn bezit had.
Ten
slotte kunnen we melden, dat deze dagen onze handen een
sierlijk gevormd en bewerkt blok hardsteen betastten,
dat in het bezit is van een familie in Baarle-Nassau.
Het betrof hier een top van een monumentale paal zoals
ge die vroeger bij inrijpoorten kond zien. Vermoedelijk
het laatste reliek van wat eens Bruhese was en dat een
vooruitziende, liefdevolle geest van de ondergang gered
heeft...
PIERRE
VAN BEEK