"Den
Ooievaarsnest": Geen recreatiegebied voor Jan en Alleman
Het
Nieuwsblad van het Zuiden - zaterdag 7 september 1974
Ooievaarsnest - Goirle - archief Pierre
van Beek
"Den
Ooievaarsnest" mag dan op twee gronden taalkundig
onjuist zijn - ge zoudt van "Het Ooievaarsnest" dienen
te spreken - wij houden ons hier aan de eerste benaming
daar deze de bewoners van de streek en omgeving het
vertrouwelijkst in de oren klinkt. De volksmond van
Goirle en Alphen spreekt nu eenmaal van niet anders dan
"Den Ooievaarsnest". Het betreft hier een 134 ha groot
natuurgebied, vlak bij de Belgische grens, liggende op
het territoir van de gemeenten Goirle en Alphen, dat
sinds een paar jaar eigendom is van de Stichting Het
Noordbrabants Landschap. En dit betekent, dat het voor
de toekomst voor aantasting gevrijwaard is en... voor
het wandelend publiek opengesteld. Ten behoeve daarvan
werd er zelfs een wandelroute uitgezet. Het betreft hier
verder een stiltegebied bij uitstek, waar de
rustzoekende natuurliefhebber, die weer eens iets anders
wenst dan traditioneel "beroemde recreatie-oorden", niet
bang hoeft te zijn omver te worden gelopen. Wanneer ge
er ook komt, ge zult er waarschijnlijk als eenling zijn.
Daar zo'n onbekende streek een bijzonder reliëf krijgt
als ge haar kunt beleven tegen het decor van haar
historie, hebben wij getracht daarvan iets op te roepen.
Met "Den
Ooievaarsnest", een overigens op zich niet zo oude naam,
zitten we in het oude gebied van de abdijen van
Echternach en Tongerlo. Vooral van de laatste. Doordat
o.a. de grootgrondbezitter Arnulf van Brabant de helft
van zijn bezittingen aan de abdij van Tongerlo schonk en
zijn twee zoons zijn voorbeeld volgden, werd de abdij
rond 1150 eigenaresse van een uitgestrekt domein. Tot de
aanzienlijkste bezittingen daartoe behoorden in onze
streek zeven hoeven te Alphen. In 1175 stonden de
Benedictijnen van Echternach in een
"broederschapsovereenkomst" hun goederen, die St.
Willibrord al vroeger ten geschenke gekregen had, met
het patronaatsrecht, d.i. het recht tot benoeming van de
pastoor, aan de Norbertijnen van Tongerlo af.
Schenkingen
Vooral
vaste voet in Alphen kreeg Tongerlo in de 13de eeuw.
Godfried II, Heer van Breda, en zijn vrouw Lutgardis
schonken in 1204 hun vrij goed aan Tongerlo. Godfried
III, eveneens Heer van Breda, gaf in 1216 een hoeve en
de Bredase Heer Arnold van Leuven met zijn vrouw
Elisabeth lieten aan de abdij in 1280 bos en hei te
Alphen na. Op 24 februari 1294 schonken Raso van Gaveren
en zijn oudste zoon Raso van Liedekerke aan Tongerlo de
hoeve "Nieuweleynde" onder Alphen met de daaraan
verbonden landen, broeken, heiden en weilanden, gelegen
tussen "Lamel" (bij het Belgische gehucht Aerle) en
Aesvoirt (bij het Riels Hoefke), alsmede 41 bunder heide
bij de "Leverkenbrake" (Leeuwerkeneik of Alphense Hoef,
die in de laatste oorlog verwoest werd) en de goederen
van "Stoght" (bij de "Ooievaarsnest"). Een groot deel
van de huidige "Ooievaarsnest" wordt thans nog in beslag
genomen door de zg. Lamenakker, een naam die wordt
afgeleid van St. Lambertus, bisschop van Maastricht en
medewerker van St. Willibrordus, die in 698 de abdij van
Echternach stichtte.
De zeven
hoeven, welke de abdij van Tongerlo tot in de 18de eeuw
bezat, waren: Nuweland, Nieuw Nuweland, de Kleine Hoeve,
Leeuwerkeneik, Persoenschap (Kokeldonk of Pastoriehoef),
ter Zande en de Middelhoef. De Nuwelandse kreeg later de
naam van Ouwelandse. De meeste van deze hoeven lagen
dicht bij wat nu "Den Ooievaarsnest" heet.
"Zwart goed"
Politieke en religieuze beroeringen brachten de abdij
met haar bezittingen, die inmiddels gedeeltelijk aan het
Bisdom Den Bosch waren overgedaan, in de knel. De
Nederlandse staat nam het kerkelijk bezit in beslag en
de goederen van Steenvoirt, het latere Nieuwkerk met het
gebied van "Den Ooievaarsnest", dat toen die naam nog
wel niet zal gedragen hebben, werd publiek verkocht. De
katholieke boeren van de omgeving wilden niet bieden op
voormalige kerkelijke bezittingen, die men "zwart goed"
noemde. Deze houding kwam goed van pas in de kraam van
de uit Rotterdam geboortige Gijsbertus Steenbergensis,
graaf van Hogendorp, de Heer van de Heerlijkheid
Tilborch en Goirle sinds 1754. Voor hem golden de
gewetensbezwaren van de boeren niet. Zodoende werd hij
voor een prikkie in 1755 eigenaar van voormalige
abdijgoederen t.w. Steenvoirt (Nieuwkerk) met daaronder
ook de latere "Ooievaarsnest". Hij zou de bespottelijke
prijs van 8 gld. per ha betaald hebben. Hij legde zich
met veel ijver toe op de boscultuur.
Bij de
opheffing der Heerlijkheid door de Fransen in 1795 bleef
zijn zoon Diederik Johan François (Dirk), die hem was
opgevolgd in 1788, wel in het bezit van het kasteel te
Tilburg en de particuliere goederen. Deze Dirk had drie
zonen van wie Gijsbert Jacob - bekend onder de naam
"Graaf Jacques" - van zijn vader Nieuwkerk en daarmee
het gebied van "Den Ooievaarsnest" erfde. Het was deze
graaf Jacques, die op "Den Ooievaarsnest" een boerderij
met schuur enz. bouwde tussen 1820-1830. Voortwerkende
in de geest van zijn vader en grootvader breidde hij de
bebossing uit. Vooral het huidige Nieuwkerk maakte hij
tot een lustoord. Hij stierf als vrijgezel op 4 november
1845 op het kasteel te Tilburg tengevolge van een val
van zijn paard. Zijn bezittingen werden verdeeld onder
de wettige erfgenamen tot wie zijn tweede broer Andries
Willem behoorde. Op verzoek van diens erfgenaam en
andere deelgenoten werden de bezittingen in 1860
verkocht.
Nieuwe eigenaren
Na een
hiaat ontmoeten we als eigenaar van "Den Ooievaarsnest"
de landbouwer Leemans, die het goed verkocht aan de
Bredase ritmeester Van Wijck, die ook goedkoop aan de
Papemoeren en o.a. de Leeuwerkeneik was gekomen. Van
Wijck deed eveneens aan ontginningen, waarbij bossen
gebruikt werden. In het begin van de twintiger jaren van
onze eeuw heeft Jacques van Puyenbroek uit Goirle "Den
Ooievaarsnest" een paar jaar bezeten, waarna deze in
handen kwam van een combinatie. Bouman uit Rijen bezat
de helft, Verster uit Gilze en Verheijen uit Rijen ieder
een kwart. Ook Van Grinsven uit Tilburg raakte er bij
betrokken. Deze combinatie verkocht het gebied enige
jaren geleden aan de Stichting Het Noordbrabants
Landschap.
De
boerderij werd tijdens de periode van Van Puyenbroek en
een tijdsdeel van de combinatie bewoond door de familie
Frans Wilmse-Fransen (1921). Na haar vertrek stond zij
een jaar leeg, waarna er de familie Wouters in kwam die
er nu nog zit. Het betreft hier echter niet meer de
oorspronkelijke boerderij van Van Hogendorp. Méér dan
honderd jaar oud werd zij in 1935 vervangen door
nieuwbouw, waardoor veel karakteristieks verloren ging.
De oude boerderij was o.a. met stro gedekt en had aan de
achterkant een zeer lage gevel. Los er bij stond een
bakhuisje. Wél historisch is daarentegen de tegenover
liggende met riet gedekte grote schuur, waarop een
ooievaar op een nest staat. Zij heeft vroeger tot
schaapskooi gediend. Met een daarnaast staande kleinere
stal, eveneens met rieten dak, vormt dit alles het
centrale punt van het gebied "Den Ooievaarsnest", dat
zijn eigen sfeer ademt.
Ooievaar
Het nest
op het schuurdak is niet het eerste. Dat eerste werd
eens gebouwd in opdracht van Van Wijck, door Adrianus
van Hal sr., een Alphense rietdekker. Het betrof een van
tenen gevlochten mand op een karrad en een houten
ooievaar. De combinatie Bouman liet het nest vernieuwen.
De huidige ooievaar bestaat nu uit een betonnen,
beschilderde vogel. Of op deze schuur werkelijk ooit een
ooievaar gewoond heeft, kan zich niemand herinneren.
Uitgesloten is het niet want een deel van het gebied is
uitgesproken moerassig. Dit komt doordat het begrensd
wordt door het dal van de bovenloop van de Donge, waarin
de Papemoeren liggen, deels moerassig wei- en bosland.
In die moeren werd in oude tijden turf gegraven doch als
zodanig zijn ze reeds sinds 1693 uitgeput. De volksmond
spreekt hier ook van "Tapsmoer". Dit is een verbastering
van 't Abts moer oftewel het moer van de Abt. En dit
verwijst derhalve weer naar de bezittingen van Tongerlo.
Er was hier in het verleden veel water. Ontginningen
door Van Wijck brachten wijzigingen in die situatie maar
nog altijd zijn de beemden vochtig.
Twee
delen
De
bezitting van Het Brabants Landschap wordt doorsneden
door een oude weg, Nieuwkerks Baantje, en de Goorstraat.
Bij de boswachterswoning van Kees Donkers wordt de
zandweg overkoepeld door hoge bossen. Een tunnel van
loof en lommer, die zijn voortzetting vindt in een
schaduwrijke laan van indrukwekkende beuken en eiken, na
het passeren van de duiker der Donge in de Goorstraat en
het gebied van een ander bosrijk landgoed "De Hoevens".
Drie flinke uit de kluiten gewassen linden beschermen de
boerderij van "Den Ooievaarsnest" en weggedoken in de
schaduw van wilde kastanjebomen met rustieke banken
eronder, vegeteert het kleine jachthuisje, dat Jacques
van Puyenbroek in het begin der twintiger jaren liet
bouwen.
Weldadig
wegen hier de rust en de stilte. Zij voeren de geest mee
naar de tijden van weleer toen de bebossingen ontbraken
en er alles heide was en de prehistorische mens op de
niet zo veraf gelegen Rechte Heide onder Goirle zijn
grafheuvels bouwde. Al boetseerde de latere mens ook
hier de aarde... is de bewoonde wereld niet ver weg...
nog altijd zweeft hier een vleug van een verleden en
lijkt de tijd te gaan met een vertraagde stap.
Wandelpad
Een
vijftig meter van de rechteroever van de Donge begint,
achter een barrière, het wandelpad voor het oostelijk
deel van het "Ooievaarsgebied". Palen met rode,
afgeschuinde koppen geven de richting aan. Ge wordt
eerst geconfronteerd met een uitzicht over de wijde
akkers van Alphen en daarna duikt ge in het bosgebied,
dat hoofdzakelijk uit dennen bestaat. Deze bossen worden
omzoomd en doorsneden door mooie loofhoutlanen. Maar ge
vindt er ook spar, beuk, berk, lork, vogelkers,
lijsterbes en een enkele krent en dan is er nog een
stukje heide. Vroeg of laat raakt ge wel verzeild op een
schaduwrijke en wat schemerige plaats onder beuken, waar
een eenvoudige bank u aanspreekt met de uitnodiging:
Rust een beetje. Raakt ge onverhoopt aan de zuidoostkant
het bos uit, dan vouwen zich breed voor u uit de akkers
van het grensgebied van het gehucht Aerle, welke akkers
aflopen naar het dal van de Poppelse of Nieuwkerkse Ley,
dat ze doorkruist. Uiteindelijk komt ge, door het volgen
van de paaltjes, weer terecht bij het centrale punt van
de boerderij.
Moerascipressen op "Den Ooievaarsnest"
Foto:
Han van Meegeren
Prachtige beemden
Het
westelijk van de hoofdweg gelegen bezit van de Stichting
vertoont een heel ander gezicht. Het meest
karakteristieke daarvan is wel het uitzicht over de
grazige, laag gelegen weiden in het dal van de Donge.
Die beginnen vlak langs de hoofdweg en zij hebben al
eerder onweerstaanbaar onze aandacht en nieuwsgierigheid
opgeëist door een achttal piramidevormige bomen. Ze
staan midden in het drassige weiland. De twee grootste
als wachters van het dal met daarachter als een wat
slordige erewacht nog zes, verdeeld in groepen van vier
en twee. Kent ge die bomen niet? Geen wonder. Het zijn
exoten, die ge in onze contreien maar spaarzaam
aantreft. Amerika is hun vaderland. Het gaat om
moerascipressen. Hoe lang hebben die zich al verbaasd
over hun aanwezigheid in dit afgelegen gebied? Ze kunnen
wel honderd jaar en misschien méér oud zijn.
Ongetwijfeld heeft een van de Van Hogendorpen ze
geplant. Was het graaf Jacques? De hier grazende koeien
zoeken de schaduw der bomen op maar de aanwezige stier
toont zich méér geïnteresseerd voor de vreemde indringer
en komt hem loeiend tegemoet tot het prikkeldraad het
beest tegenhoudt.
Papemoeren
Het hoog
gelegen pad, dat aan de rechterkant geflankeerd wordt
door 12-15 jaar oude den, spar en lork, leidt langs de
beemden noordwaarts. Intussen kunt ge uw eigen niet
afwenden van de beemden van de Papemoeren, die de streek
iets mysterieus geven doordat er geen ordentelijke paden
naar dit lage gebied leiden en de blik vastloopt op
bossen. Als dat niet het geval was, zoudt ge het hele
dal van de Donge langs de Rechte Heide kunnen overzien.
Een deel daarvan opent zich echter pas na het passeren
van enkele jaren geleden gerooid bos. Op de kale vlakte
kwam nieuwe aanplant en voor zover dit niet het geval
was, heeft de natuur op eigen houtje haar rechten
opnieuw opgeëist met loofgewas van berk, vogelkers en
lijsterbes. Met een vrijwel rechte hoek naar het oosten
buigend kiest het pad in zuidoostelijke richting in
rechte lijn zijn weg langs de grens van de Goirlese
gemeentebossen, steekt een knuppelbruggetje over om ten
slotte door bouwland uit te monden in het Nieuwkerkse
Baantje, tegenover de boswachterswoning.
Exclusief
"Den
Ooievaarsnest" is geen gebied voor Jan en Alleman. Om
het te genieten moet ge er wel geestelijk op
geprepareerd zijn. Misschien zal pas na jaren de grote
betekenis van het behoud ervan meer algemeen worden
beseft. Waardevol is het o.a. voor behoud van flora en
fauna. Roofvogels, uilen, houtsnippen, fazanten en tal
van zangvogels worden er regelmatig waargenomen. Dit
geldt ook voor verschillende wildsoorten waaronder het
ree. Eens was de streek in haar lagere gedeelten rijk
aan amfibieën en reptielen zoals de kikvors, boomkikker
en kleine hagedis. Het Brabants Landschap hoopt hiervoor
weer geschikte milieus te scheppen.
Een
belangrijke reden voor de aankoop was, dat "Den
Ooievaarsnest" deel uitmaakt van een voor Nederlandse
begrippen immens stiltegebied. Als zodanig hebben wij
het vooral ook beleefd op een van die weinige mooie
zonnedagen van dit jaar.
Wegwijzer
En hoe
komt men daar nu - ook per auto - over niet al te beste
wegen? Hier twee mogelijkheden:
a.
Vanuit Goirle ongeveer drie kilometer de Poppelseweg op
richting Poppel tot aan een ANWB-paddestoel 1308 rechts
van de betonweg. Dat is een vijftien meters voorbij de
aan de linkerkant van de weg staande paddestoel aan de
weg naar Gorp-De Ley. De weg rechts, Nieuwkerks Baantje
in de volksmond (zandweg), loopt via het klooster op
Nieuwkerk, kaarsrecht naar "Den Ooievaarsnest".
b.
Vanuit het westen neemt ge in Alphen de Schelstraat.
Deze gaat ook over in een zandweg, laat het landgoed "De
Hoevens" links liggen. Bij het "bruggetje" over de Donge
begint direct "Den Ooievaarsnest". Na vijftig meter
vindt ge links onder de bomen parkeergelegenheid.
Paaltjes met rode koppen geven ook hier het begin van de
wandelroutes links en rechts van de weg aan. Let verder
op de groene borden met voorwaarden.
PIERRE
VAN BEEK