Om te feesten zijn Tilburgers nooit te traag
Het
Nieuwsblad van het Zuiden - donderdag 9 januari 1975
Op
zondag 8 juni 1766, 's middags om twaalf uur, kwam
de vorster (veldwachter en deurwaarder) Jacobus
Perrollet, in de volksmond Kobi genoemd, met een
plechtig gezicht uit het raadhuis van de
Heerlijkheid Tilburg en Goirle gestapt. Hij had zijn
gebruikelijke pluimhoed op en was gestoken in een
geel leren broek. Over zijn borst droeg hij een
witte bandelier met daaraan een keurig gepoetste,
koperen trom. Zich bewust van zijn waardigheid
schreed hij tussen de lindebomen over het mollige
grastapijt voort tot het midden van het Marktveld.
Daar vatte hij post tussen de twee pompen, die
onlangs door de Heerlijkheid voor vijfhonderd gulden
waren aangekocht en midden op het grasveld
neergeplant... Zo ongeveer begint de latere
Tilburgse gemeentefunctionaris Edmond Meelis, in
zijn schetsen "Uit Tilburg's Verleden", zijn verhaal
over een feestelijke intocht van Prins Willem V in
ons goede Tilburg in 1766. Wel lang geleden maar
daarom nog niet oninteressant!
Onze
Perrollet roffelde, na zijn verschijning op de
Markt, drie keer op zijn trom. Plechtstatig haalde
hij een document uit zijn borstzak en begon de tekst
daarvan voor te lezen aan de verbaasde en
nieuwsgierige Tilburgers, die zich op dit uur op het
Marktplein bevonden. Zij namen daar kennis van een
proclamatie, die een toekomstig bezoek van Prins
Willem V aankondigde. Deze proclamatie bevatte
echter nog méér. Drossaert en schepenen riepen
namelijk alle inwoners van de heertgangen (wijken)
Kerk en Veldhoven op een kar met paard en een man
met schop te leveren. Nu er zo'n grote gebeurtenis
voor de deur stond, dienden de wegen van de gemeente
in orde te zijn en dat was helaas niet overal het
geval. De opgeroepenen moesten verschijnen op
dinsdag 10 juni des morgens om half zeven op de
Veldhoven "aan de huysinge genaamt den Rooden Haan,
bewoond wordende bij Gerard Jan van de Pas" (een
herberg van die naam wordt daar al in 1620
vermeld!). Wie zonder geldige reden verstek liet
gaan, zou volgens de traditie gestraft worden.
"Eenieder houde zich daarvan gewaarschouwt en
verhoede zig voor schade", zei de door de secretaris
Pieter Coster ondertekende proclamatie tot slot. De
betrokken Tilburgers wisten nu wat hun te doen
stond! Ook op Enthoven (gebied tegenover het huidige
St. Elisabethziekenhuis), op Korvel en aan de
West-Heikant werd de proclamatie afgekondigd.
Een
aankondiging van een feest, vergezeld van een
dreigement, mag nu een eigenaardige indruk maken,
onze toenmalige dorpsgenoten hebben daar
ongetwijfeld niet te zwaar aan getild, want oproepen
om voor de gemeente aan wegen te komen werken golden
in die tijd niet als ongewoon. In ieder geval zag
men feest in het vooruitzicht en voor feesten was
men nooit te lui. Nog pas had men de bloemetjes
buiten gezet, nl. op de eerste maart van hetzelfde
jaar toen de nu op bezoek komende "Prince van
Oranje-Nassau" op 18-jarige leeftijd als
erfstadhouder was geïnstalleerd. Bij die gelegenheid
waren op tal van punten van de Heerlijkheid erebogen
opgericht en hadden er de vlaggen en de wimpels
gewapperd. Ze konden in Tilburg wat van het bouwen
van erebogen en het maken van optochten! Bij het
lezen van oude geschriften staat ge versteld wat
voor een werk dat toen zo kleine Tilburg daarvan
maakte. Deze liefhebberij heeft tot in het begin van
de huidige eeuw voortgeduurd.
Vlug begrepen
Het
gemeentebestuur kende zijn "pappenheimers" goed.
Méér dan de afkondiging was er niet nodig om de
voorbereidingen aan de draai te brengen. De buurten
vormden feestcomités en de wegen werden in orde
gebracht al requireerden de meesten voor dit laatste
werk plaatsvervangers. Mannen trokken de bossen in
voor het kappen van dennebomen en de meisjes
knutselden in scholen en andere lokalen versieringen
in elkaar. De veelkleurige papieren rozen zullen
daarbij wel niet ontbroken hebben.
Gemeentesecretaris Pieter Coster zorgde voor een
goede stemming door de mannen en jongens op bier te
tracteren. De meisjes ontvingen versnaperingen of
zagen zich getracteerd op de "in dien tijd zo
geliefde Lavas of Larose". Dat zal, naar wij
vermoeden, wel een of ander zoet drankje geweest
zijn.
Daags vóór de 17de juni prijkte de hele Heerlijkheid
in feesttooi. Van de Heikese toren en van het
raadhuis wapperde een fonkelnieuwe
"oranje-blanje-bleu"-vlag. Aan de Tilburgse kant van
de Hultense brug bij Dongewijk en voor de laan van
het kasteel (in het gebied van de huidige Van
Bijlandtstraat) stonden erebogen. Er prijkten ook
erepoorten en piramiden van allerlei vorm op de
Veldhoven, de Logt (Gasthuisring) en het Nieuwland
(Nieuwlandstraat). De Markt was uitgerust met een
dubbele erepoort van "kolossale" omvang en de
lindeboom pronkte met de driekleur. De Prins zou
zich waarlijk niet te beklagen hebben. Dat het tot
een incident en nóg erger zou komen, kon toen
niemand voorzien. De nog altijd traditionele
"oranjezon" liet - volgens de verteller - op de
grote dag van 17 juni geen verstek gaan.
Hultense brug
Een
erewacht onder commando van Sebastiaan Heshusius,
zoon van schepen
doctor Johan Heshusius, met als "gids" Wilhelm de
Kanter, wachtte de hoge gast op bij de Hultense
Brug. Allereerst arriveerde daar een detachement van
het tweede bataljon van Oranje-Nassau. Erewacht en
leden van het detachement werden aan elkaar
voorgesteld, waarop men gezamenlijk onder de
lindebomen van "een naburige pleisterplaats" de
komst van de prins afwachtte. Daarvoor werd wel wat
geduld geëist. Het duurde nog een uur voordat de
Prins met zijn gevolg vanuit de richting Breda kwam
opdagen. Een deel van het tweede bataljon, dat hem
tegemoet gegaan was, opende de stoet. Tussen deze
militairen en zijn "guardes de corps" (lijfwacht)
reed de Prins, "omgeven door zeer vele staatsgrooten
en een aantal Duitsche edellieden".
Naar het kasteel
De
Prins begaf zich, na voorstelling van de erewacht,
naar de "pronkkamer" van de herberg terwijl de
manschappen hun paarden lieten uitblazen. Om elf uur
vertrok de stoet naar Tilburgs kasteel. De
kroniekschrijver weet precies te vertellen welke
route de stoet volgde. Hij zegt het zó: "vanuit de
rechtse Bredasebaan, links langs de Koninxhoek, Hoge
Markt, de Rijt, latende de Postelse Hoef (zou dit
niet Tongerlose Hoef moeten zijn??!) links liggen,
langs Herstal, 't Pijlijser, Quaad-end tot vóór de
grote laan van het kasteel".
De
auteur weet ook wie bij de oprijlaan de vorst
opwachtten. Hij noemt achtereenvolgens Gijsbertus
Steenbergensis, graaf Van Hogendorp, vrijheer van
Hofwegen, Tilborgh en Goirle met het bestuur van de
Heerlijkheid, bestaande uit: Jan Hendrik Maes,
drossaert, Pieter Coster, secretaris, mr. Jacob
Vlaardingerwoud, president-schepen, Cornelis Bles,
dr. Johan Heshusius, Nicolaas Verhaar, Joh. Jacobus
Heuvel, schepenen, Wouter Mans en J.B. Brouwers,
burgemeesters, respectievelijk van Tilborgh en
Goirle. Na de begroeting en toejuichingen van
duizenden toegestroomde kijkers begaf de Prins zich
naar het kasteel.
Grote Optocht
Des
middags tegen twee uur was heel Tilburg in rep en
roer. Men maakte zich op voor de grote stoet, die de
Prins naar het raadhuis zou begeleiden. Overal
weerklonk trompetgeschal en tromgeroffel. Op de
Hasselt vulde zich de brede Kasteellaan met fleurige
uniformen en feestelijk uitgeruste Tilburgers. Daar
tussen blonken de musketten en wapperden de zijden
vaandels. Het is wel interessant eens te zien wat er
toen in zo'n stoet allemaal meetrok. Edmond Meelis
vertelt er het volgende van:
Vooraf gingen de twee vorsters Jacob Perrollet en
Otto van Dijk. Dan kwamen: een afdeling van de
erewacht te paard; het scherpschuttersgilde St.
Dionysius met twee vaandrigs te paard en de
manschappen, voorzien van musketten; twee
"capiteins" van de heertgangen met vaandrigs en
veertig manschappen; de schoolmeester van de Heikant
Carel van Gennep met schoolkinderen; de meester van
de Veldhoven Herman Bennetrum met leerlingen uit de
hoogste klas; meester Christiaan Verduyn van Korvel,
de Franse meester Pierre Renaud, beiden met
leerlingen; het gilde van St. Sebastiaan met
vaandrig en standaarddrager te paard, de manschappen
voorzien van insigniën; een afdeling erewacht te
paard; muzikanten van de "guardes de corps" van de
Prins; de gemeentekoets, waarin gezeten de drossaert
en voorafgegaan door vaandrigs te paard met een
"premie sijden vendel", oranje, wit en blauw; een
rijtuig met de overige schepenen en de burgemeesters
van Tilborgh, Wouter Mans, en van Goirle, J.B.
Brouwers. Verder: oud-burgemeester Jan Anthony van
Spaandonk en Alb. Baden; het rijtuig van graaf Van
Hogendorp met de Prins en de graaf van Brunswijk;
twee rijtuigen met de voornaamsten uit de
hofhouding; enige rijtuigen met notabelen van
Tilborgh, waaronder de med. doctor Adriaan de
Lauwere, de chirurgyn Sebastiaan Rijken, Joh. Adr.
van Meurs, procureur enz. Ook maakten nog deel van
de stoet uit: een aantal officieren van het tweede
bataljon Oranje-Nassau en van het Hessische
regiment; de overige "guardes de corps", afdeling
erewacht; het gilde van St. Joris met vaandels en
insigniën; het jongelieden-gilde en enige
"capiteins" van de heertgangen met vaandrigs en
manschappen. Een afdeling Staatstroepen met tamboers
besloot de optocht. Tussen rijen langs de straat
geschaarde, volop juichende toeschouwers trok de
Prins naar de Markt, waar alle klokken van de
Heikese toren hem het welkom toebeierden.
Incident
Op
het ogenblik, dat de prins het raadhuis wilde
binnengaan, deed zich echter een incident voor. Twee
in het zwart geklede vrouwen, echtgenote en dochter
van een Tilburgse wever uit de Borgerie (omgeving
van de huidige Noordstraat, waar we nu nog het
Burgerijpad kennen) knielden voor de Prins neer om
diens hulp in te roepen voor hun man en vader, die
onschuldig gearresteerd was onder verdenking van
inbraak en diefstal op Korvel. De moeder
overhandigde de Prins een door meester Bennetrum
opgesteld smeekschrift. De dochter zou met betraande
ogen en stokkende stem de volgende woorden gesproken
hebben: "Edele Prins, bij de nagedachtenis uwer
dierbare ouders, smeken wij U, red een ongelukkige,
onschuldige huisvader." De Prins verkeerde in een
zeer goed humeur door de hartelijke ontvangst in
Tilburg. Tijdens de tocht naar het raadhuis had hij
hierover aan graaf Van Hogendorp zijn tevredenheid
betuigd. Zo viel ook het optreden van de vrouwen in
goede aarde. De Prins zei zijn medewerking toe. Door
een samenloop van omstandigheden kon de onschuld van
de wever verrassend snel worden vastgesteld.
Eenmaal in de raadzaal aangekomen hoorde de Prins
zich toegesproken door de drossaert en de
president-schepen. Hun toespraken beantwoordde de
Prins "kort en krachtig". Zodra de bezoekers weer
buiten kwamen, werden zij verwelkomd door de zang
van een honderdtal kinderen onder leiding van de
Franse schoolmeester Pierre Renaud. Bij het vertrek
scheidde het gedeelte met de rijtuigen zich van de
stoet af. De rest trok - voorafgegaan en gevolgd
door afdelingen van de erewacht - naar Korvel.
Vandaar terug via de Heuvelstraat, Heuvel tot
Enthoven, opnieuw naar het raadhuis en vervolgens
naar de Veldhoven, waar de stoet ontbonden werd. De
Prins nam met zijn gevolg zijn intrek in het kasteel
op de Hasselt.
De
bevolking bracht het resterend gedeelte van de dag
"in gepaste vrolijkheid" door. Op verschillende
punten van de gemeente brandden des avonds de
vreugdevuren. De armen waren niet vergeten, want de
kroniekschrijver zegt: "De Prins had gezorgd, dat
geen enkele behoeftige dien dag met bedrukt hart
meevierde."
Domper op pret
Twee
dagen na de intocht werd er echter een lelijke
domper op al de feestvreugde gezet. De Prins bleef,
na zijn intocht, nog een paar dagen in Tilburg. Hij
benutte deze tijd voor het maken van uitstapjes in
de omgeving. O.a. werden daarbij Oisterwijk, Alphen,
Goirle, Strijen en Loon op Zand bezocht. Een
voorgenomen bezoek aan Helvoirt vond echter een
ontijdig einde. In de Enschotsebaan vond een
roofoverval plaats op een lid van het gevolg van de
Prins. Slachtoffer daarvan was Freiherr von
Grünbach, een familielid van de Hertog van
Brunswijk-Wolfenbuttel, welke laatste voogd was
geweest over de Prins tijdens diens minderjarigheid.
De Duitser werd licht gewond.
Dat
was wel het slechtste wat het gemeentebestuur onder
de toenmalige omstandigheden gebruiken kon. Te meer
daar er al eerder plakkaten tegen het in de
zuidelijke provincies rondlopend gespuis waren
uitgevaardigd en kortgeleden in Tilburg en omgeving
inbraken gemeld waren. Hoe zou de Prins reageren?
Zou hij denken, dat het hier met de veiligheid maar
een janboel was en men zich de plakkaten aan de
laars lapte? De reactie van de vorst viel echter
mee. Hij toonde zich tevreden over de direct genomen
maatregelen.
Een dader
Behalve twee vrouwen arresteerde men vrij snel een
berucht type, de 45-jarige G.B., alias Geertje de
Vlug, die een verse sabelhouw vertoonde. Geertje
legde voor de scherprechter uit Den Bosch een
bekentenis af, niet alleen over zijn deelneming aan
de overval maar hij bekende tevens mede schuldig te
zijn aan de gemelde inbraken. Daartoe behoorde ook
die op Korvel, waarvan de wever uit de Borgerie
verdacht werd. Op deze wijze kwam diens onschuld aan
het licht en leverde het "smeekschrift" van zijn
vrouw en dochter zo snel het verlangde resultaat op.
Met
dat Geertje de Vlug was men intussen in Tilburg nog
niet klaar. Niet alleen ontsnapte hij uit zijn
gevangenis maar hij haalde ook nog het stoute stuk
uit een van de met hem opgepakte vrouwen uit de
Heikese toren te bevrijden. Over dit huzarenstuk en
over die overval op de Enschotsebaan schreven wij
reeds uitvoerig in Het Nieuwsblad van 30 november
1968. Reden waarom wij thans met de summiere
vermelding volstaan. Met Geertje liep het niet goed
af. Nog geen jaar later werd hij te Thorn wegens
moord opgehangen. Één van de met hem in Tilburg
gearresteerde vrouwen werd 28 februari 1767 op de
Heuvel te Tilburg terechtgesteld op het schavot. En
wel aan de worgpaal. Het bezoek van de Prins aan
onze stad bleek derhalve met nogal ongewone en
onverwachte complicaties verbonden.
Niet
ongewoon was, dat de oude volkswijsheid bewaarheid
werd, dat bij festiviteiten onder in de zak de
rekening pleegt te liggen. Tilburg kreeg die, na
alle uitbundigheid, ook te zien. De kosten bedroegen
voor de gemeente 1600 gulden. Een voor die tijd
aanzienlijk bedrag!
PIERRE VAN BEEK