CUBRA

INHOUD PIERRE VAN BEEK
HOME 
BRABANTS
KUNST
FOTOGRAFIE
TEKSTEN
AUTEURS
AUDIO
SPECIAAL

PRINT

Pierre van Beek - Heemkunde-artikelen

 redactie: Ben van de Pol

 

Hilvarenbeek kerkte 80 jaar op grensgehucht "Rovert"

Het Nieuwsblad van het Zuiden - donderdag 3 juni 1976

 

Tot de meest schilderachtige en karakteristieke gebieden op slechts geringe afstand van Tilburg behoort dat van het Roverts bruggetje. Als deel van het onvolprezen landgoed "De Rovert", zoals de mensen van de streek plegen te zeggen, kenmerkt het zich door natuurschoon. Dat is echter maar één facet. Dat bruggetje vormt de grens tussen Nederland en België met de landelijke beek de Ley als begeleiding. Hier eindigt één land en begint, zo maar met één stap verder, een ander land. Nog altijd een curieuze zaak voor wie het zich verwonderen niet heeft afgeleerd.

 

Maar naast dit alles staat ge ook op historische bodem. Dat bruggetje vormde in het verleden een belangrijke noord-zuidverbinding. In 1307 moet hier ter plaatse een soortement "brug" gelegen hebben. Een goede honderd meter stroomopwaarts klaterde hier een watermolen, die reeds in 1329 wordt genoemd in documenten. Doch het meest curieuze van alles is misschien wel, dat de mensen van Hilvarenbeek, tot welke gemeente het gehucht behoort, hier op deze plek in de barre tijden van vervolging tachtig jaar kerkten, trouwden en gedoopt werden...

Ge kijkt dat allemaal niet meer af aan deze streek wanneer ge hier als wandelaar of fietser een mooie zomerdag als limonade door een rietje opzuigt. Toch loont het de moeite die achtergronden te kennen. Daardoor kan deze streek een onvermoed perspectief openvouwen. Ze zal u dan misschien vertellen, dat de dingen niet zijn zoals ge denkt dat ze zijn en dat met u en mij de wereld echt niet van start is gegaan. Op dit zo stille en lieflijke Rovert van thans hebben eeuwen geleden de mensen van Beek hun zorgen over dat simpele bruggetje meegedragen. Méér dan we kunnen bevroeden.

 

Grote verhuizing

Met de val van de Meierijse hoofdstad Den Bosch in 1629, waardoor de Staten van Holland er baas werden, zag het er met de rest van de Meierij - en dus ook met de hoofdplaats van het grote en belangrijke dekenaat Hilvarenbeek - maar triest uit. Nu liepen ze in Beek wel niet zo hard om naar de pijpen van de Staatse plakkaten te dansen, maar men probeerde zoveel mogelijk zijn oude gang te gaan. Het bevel tot sluiting van de kerk was al in 1631 afgekomen, maar men speelde het toch klaar haar nog voor diensten te gebruiken. Geestelijken was het verblijf verboden. De kapittelschool functioneerde evenwel nog tot 1648 (Vrede van Munster in de schoolboekjes). Pastoor Van Griensven was al in 1636 naar Antwerpen uitgeweken. Kerkelijke bezittingen waren op papier geconfisqueerd maar - al gebeurde er in de grote Beekse kerk nauwelijks nog iets - de katholieken hadden haar nog steeds in bezit gehouden. Na 1648 brak echter voorgoed de beer los. De steeds goed geïnformeerde deken Couthals had de bui tijdig zien aankomen. Op diens advies had pastoor Van Griensven, die geregeld vanuit Spaans gebied met zijn parochie in contact was gebleven, het klaargespeeld, juist over de grens van het Staatse territoir, op Rovert een schuurkerk op te richten. Heel wat kerkelijke benodigdheden waren naar Spaans Rovert opgebracht toen de bui definitief losbrak.

Als ge nu vanaf Hilvarenbeek eens de moed op zoudt kunnen brengen te voet of per fiets in rechte lijn richting Poppel te gaan over de nog altijd rulle zandweg langs de "Rovertse Bergen", dan kunt ge met een beetje verbeelding voor uw geestesoog de Bekenaren misschien nog zien sjouwen bij hun kerkverhuizing. Daar gaan ze dan, de karren en wagens dokkerend door de nu verdwenen karresporen, beladen met altaren, banken, orgel, beelden, stoelen, lichtkronen, kandelaars en sieraden. Sjok, sjok, sjok, de mensen er naast. Alleen de preekstoel, de kanunnikenbanken, het kruis op de triomfbalk en de stenen voet van sommige altaren bleven in de grote kerk achter.

 

Op Spaans gebied

De grenskerk stond direct over het bruggetje aan de rechterkant van de zandweg en nog vóór het huidige Rovertse kapelletje, dat daar zo fraai afsteekt tegen zijn hoog decor van bomen en struiken. Dit kapelletje heeft echter niets te maken met de grenskerk. Het houdt de herinnering levendig aan een inbraak in de Poppelse kerk in 1735 met diefstal van de H. Vaten. De hosties daaruit werden hier teruggevonden. De volksziel spon daar een legende om, welke we vroeger al eens in dit blad verteld hebben.

De kerk op Spaans gebied functioneerde vanaf 1643 voor Hilvarenbeek. Dr. P.C. de Brouwer acht het niet uitgesloten, dat het in 1643 in de Hilver te Beek gevonden Lieve-Vrouwebeeldje, dat de kerk nog steeds bezit, ook ooit in de Rovertse grenskerk heeft gestaan. De bediening van die kerk geschiedde vanuit Beek. De H. Olie kwam nu niet meer jaarlijks uit Den Bosch, zoals voorheen, doch uit Arendonk, en de gevluchte Beekse pastoor Van Griensven, die zijn parochianen niet in de steek liet, begaf zich regelmatig vanuit Weelde per paard naar Rovert. Het moet er op zondag nogal druk geweest zijn daar bij dat Rovertse bruggetje! Getrouw kwamen de Bekenaren over de lange baan door de hei langs de "Rovertse Bergen" naar de Mis. Een wandeling, waarvoor ge een half uur of drie kwartier nodig hebt. Er werd op Rovert ook kerkelijk getrouwd, gedoopt en communie gedaan. Het eigenlijke begraven had steeds te Hilvarenbeek plaats.

 

Tuk op lijken

De grenskerk ressorteerde onder het gehucht Hulsel (niet te verwarren met Hulsel onder Reusel) en de bewoners van dit gehucht met een handjevol huizen waren ook kerkelijk ondergebracht bij de Beekse schuurkerk. Ze zaten daar dan ook met de neus tegenaan bij wijze van spreken. Dit creëerde evenwel de merkwaardige situatie, dat Hulsenaren uit 's konings gebied bij overlijden te Hilvarenbeek - en dus op Staatsgebied - begraven werden. Het begraven in Beek houdt eerst op in 1698 als pastoor Van Veen van Poppel weer Hulsel bedient. De gereformeerde provisoren van Beek waren daar helemaal niet van gediend. Zij meenden recht op de Hulselse lijken te hebben. Dat leverde namelijk wat op. Hoewel de Staten over de Rovertse brug niets te vertellen hadden, probeerden ze het toch bij de Poppelse pastoor. De kwestie werd ten slotte geregeld.

Het ging er op Rovert in de kerk plechtig toe. In 1643 speelde Stoffel Janssen er tijdens de Mis zelfs viool en in 1658 kreeg kapelaan Jan Beerwinckel een kleine vergoeding voor het bespelen van het orgel. Het Venerabele Gilde van het H. Sacrament, een voorname Beekse instelling, hield hier in het "vrije land" zijn gezamenlijke communie en vergaderingen.

In 1659 kreeg het kerkbestuur van Hulsel f 200,- uit de erfenis van pastoor Van Griensven om een verbouwing van de kapel te dekken, die al in 1652 had plaatsgehad. Vermoedelijk is er een afdak aangebouwd omdat veel mensen buiten moesten blijven staan. Helaas stortte heel de kerk in 1685 in, waarbij het meubilair grotendeels verloren ging. Ze werd hersteld en de Bekenaren bleven er nog kerken tot 1722, hoewel er in de Meierij al sedert 1672 méér armslag voor de katholieken bestond. Beek was tachtig jaar lang door weer en wind naar Rovert getogen voor de uitoefening van godsdienstplichten. Wat ge van die lange periode op Rovert nog kunt zien? Niets! Totaal niets! Niet eens een eenvoudig gedenkteken op de plaats waar eens die kerk stond.

 

"De Rook"

Nog geen tweehonderd meter van de Belgische grens verwijderd ziet ge, komende van Hilvarenbeek (vanuit de richting Goirle loopt ge er recht tegenaan!), een huis dat in de volksmond "het Wit Huis" wordt genoemd. Een veel oudere naam, die ook op officiële kaarten voorkomt, luidt: "De Rook". De herkomst van die naam heeft ons nog nooit iemand acceptabel kunnen verklaren. Van oorsprong was het een boerderij, die tot in de jaren dertig van onze eeuw beschaduwd werd door eerbiedwaardige linden, welke hoog boven het dak uitstaken. Ze zijn op zekere dag tot de grond afgezaagd maar schoten opnieuw uit. Achter het pand bevond zich tot in de oorlog een heel schilderachtig karhok, nu helaas verdwenen. Een karakteristiek bakhuisje en een oude waterput zijn evenwel nog aanwezig. In onze tijd vormde deze boerderij, die niet als zodanig meer functioneerde, een dubbelwoning. Door een uiterlijke verbouwing met een soort balkon is het huis wat wezensvreemd voor onze contreien geworden.

Het zal wel niet verbazen te horen, dat in "De Rook" ooit herberg is gehouden. Hoe kon het ook anders, want het lag aan de van Maastricht komende grote heerbaan, die op Rovert ook nog een van Tilburg over de Rechte Hei en Gorp lopende baan opving. De huidige Poppelseweg te Goirle kwam eerst in 1853 tot stand. Alle verkeer vanuit Den Bosch naar Maastricht en ook het verkeer Tilburg - Turnhout ging eens over de Rovertse brug. De betekenis van dit punt spreekt ook uit het feit, dat er al in 1307 aldaar van een "brug" gewag wordt gemaakt. De van Brussel via Turnhout naar Den Bosch reizende Johanna van Brabant, die in 1390 in de Donk verdwaalde, is zo goed als zeker over Rovert gekomen. Koning Willem I passeerde hier in 1830 bij zijn laatste bezoek aan Brussel. De naam van Maarten van Rossum wordt aan "De Rook" verbonden in verband met zijn plundertochten in de Meierij en te Hilvarenbeek in het midden van de 16de eeuw. In 1830 vond hier aan de grens vuurwisseling plaats tussen Hollandse en Belgische troepen onder Niellon, die daarna terugtrok op Weelde.

 

Biertje aan de baan

Het is op Rovert niet altijd zo stil geweest als nu. En aangezien de mens van toen zeker niet minder dorstig was dan die van nu, was een herberg in "De Rook" zeker op zijn plaats. Er bestond in een bepaalde periode zelfs een aan de watermolen verbonden brouwerij. We vonden ook een paar namen. Daaruit blijkt, dat de naam "De Roo(c)k" minstens twee en driekwart eeuw oud is. In 1692 was de Beekse schepen en herbergier van "in den Borch" (latere Ned. Herv. kerk) Joh. Sweens "eigenaar van herberg den Roock onder Rovert". Volgens een rapport aan de Leen- en Tolkamer bezit Rovert in 1790 "één tapperij". In een transportakte van de watermolen van 1762 is o.a. sprake van een brouwerij. 1719 laat ook een brouwerij zien.

Als in 1823 de Ley vanaf Rovert tot de Goolse Vloed "geschouwd" moet worden, komen de schouwers in "De Rook" bijeen bij de weduwe Marinus. Of dat een herbergierster was, wordt niet vermeld. Rond 1912 stuiten we er in ieder geval weer op een herberg met Gust Verwimp als kastelein. Hij was een Belg. Er werd toen in "De Rook" klandestien gedanst op een roodplavuizen vloer. "Ik ging er mee een blauw pak in en kwam er mee een rooi uit", heeft ons jaren geleden iemand verteld, die het nog had meegemaakt. (Dat rood kwam van het afgeven van de plavuizen, die met "rooisel" plachten te worden opgeboend.) Als latere bewoners van "De Rook" (geen herbergiers meer) noemde men ons achtereenvolgens: Verboven, Frans Heerebeek en Martien Heerebeek en tot en met de laatste oorlog de familie Franken, die nadien naar België vertrok. Franken was een met een Goirlese vrouw getrouwde Belg, afkomstig uit Schoonbroek bij Turnhout.

Aan de overkant van de Ley, dus op Belgische gebied, heeft ooit een klein cafeetje, half verscholen onder weelderig groen, langs de beek gehurkt gezeten daar, waar waarschijnlijk ooit de watermolen stond. Hier tapten in onze eeuw achtereenvolgens Thijske van Beurden, de oude Sas, die officieel Van Laarhoven zou heten en die ook in "De Rook" gelokaliseerd wordt. Laatste tapper was er de dikke Frits Kraaienbrink. Toen zijn zaakje al lang was opgedoekt is hij, na de laatste oorlog, naar België verhuisd. Het huisje bestaat niet meer. En evenmin bestaat er op Rovert nog gelegenheid een dorstige keel met een stevig glas bier - Belgisch of Nederlands - te laven. Er leeft echter nog wel een laatste Mohikaan, die dit in weemoed betreurt...

 

Uniek geval

Die watermolen op Rovert was een curieus geval. Hij bestond uit twee gedeelten, nl. een slag- of oliemolen op de rechter oever van de Ley plus brouwerij, vallende onder het rechtsgebied van de Staten van Holland, en een graanmolen op de linker Ley-oever, waar de Hertog van Brabant het voor het zeggen had. Uit een transportakte van 1762 weten we, dat het in totaal plm. 72 lopensaet (lups), dat is 1 ha 200 ca, betrof. De graanmolen met bijbehorende woning besloeg daarvan een kleine halve ha. Tot het molengebied behoorde ook nog wei- en bouwland met bomen en houtgewas. De Ley wordt hier als Aa aangeduid, een naam die ze op Belgisch gebied nog steeds draagt. In een verklaring van 1741 is sprake van sluizen en we lezen daar tevens, dat de slagmolen bij gebrek aan water door een paard wordt aangedreven. In de loop der jaren heeft de molen herhaaldelijk brand gekend, waarbij grote en kleine verwoestingen werden aangericht. Zoals we hierboven gezien hebben stond het molencomplex dus over de Ley. Ge zoudt kunnen zeggen met het ene been in Holland en met het andere in België. Welnu, zo is de situatie - zij het dan ook zonder molen - daar nog altijd! Nog steeds immers vormt hier de Ley de scheiding tussen Nederland en onze zuiderburen.

De Rovertse slagmolen werd in 1831 afgebroken en vermoedelijk naar Goirle overgebracht. In 1836 aldaar vraagt een Van Broekhoven vergunning tot het oprichten van een slagmolen in de Dorpsstraat. In die Goolse slagmolen troft ge destijds een balk aan met de naam W. v. Gijsel en het jaartal 1764 erin gesneden. Enige Van Gijsels hebben tot de mulders van Rovert behoord.

 

Bezinning

Op ons huidige Rovert herinnert niets zichtbaars meer aan die oeroude watermolen, die meer dan vijf eeuwen geleden daar het water maalde. Het klare water van de nog oudere Ley, diezelfde Ley, welke op haar zeven gemakken en na tal van mishandelingen, tot in het heden gepleegd, langs Tilburg wandelt. Het zuiverst is zij op Rovert. Ga daar maar eens over de borstwering hangen van het stenen bruggetje. Ge zult er op een zomerse zonnedag geboeid worden door het spel van licht en schaduw, schuivende over de zandige beekbedding als die Ley daar kronkelend binnendringt in de weelde van het mooiste deel van de Rovertse bossen. Maar ga ook eens zitten op het bankje nabij het Roverts kapelletje en laat de taal van de dingen en al wat wij u verteld hebben, bezonken over u komen. Dan zult ge wellicht ervaren, dat Rovert hier heel wat méér inhoudt dan ge ooit vermoedde. De blik hier gaat wijd en bij een blauwe hemel schijnt de zon er de hele dag. Jammer alleen, dat hier een betonweg de eens zo gemoedelijke zandweg heeft opgeslokt. Maar ge kunt ook niet alles hebben!...

 

PIERRE VAN BEEK