Loon op Zand vocht tevergeefs voor behoud van zijn
raadhuis
Het
Nieuwsblad van het Zuiden - vrijdag 2 april 1976
Het tweede raadhuis in Kaatsheuvel -
archief Pierre van Beek
Het
is nooit leuk wanneer in een tweelinggemeente het
ene dorp gedwongen wordt zijn raadhuis aan het
andere af te staan. Zeker niet wanneer dat ene dorp
zich geworteld weet in historische grond met als
tastbaar teken een oud kasteel, en de opduikende
rivaal in de dagen van olim niets meer was dan een
onderhorig gehucht, dat men eigenlijk niet eens
hangen zag. Zoiets nu was ooit het geval met Loon op
Zand, het aloude Venloon, en de buurtschap
"Cetsheuvel", tegenwoordig als Kaatsheuvel bekend.
Loon op Zand heeft op een voor haar kwade dag in het
midden van de vorige eeuw noodgedwongen zijn
raadhuis naar Kaatsheuvel zien verhuizen. Het verzet
daartegen nam in Loon zulke vormen aan, dat het tot
een ware volksopstand kwam met alles wat daarbij
hoort zoals Staat van Beleg in naam van de Koning en
een hoop militairen over de vloer ter handhaving van
de orde. Nooit is er in onze contreien zulk een
dorpsrevolutie opgevoerd. Nu moet ge wel weten, dat
die raadhuiskwestie per saldo de druppel betekende,
welke een emmer deed overlopen. En die emmer was al
tot aan het randje gevuld door een veel oudere vete
tussen Loon en "de Kets". In dit verhaal beperken
wij ons echter tot het geval raadhuis ofschoon het
ontstaan van de vete ook interessant genoeg is. Dat
komt misschien nog wel eens aan de orde.
"Wij willen weg!"
De
tijden veranderen en kleine kindertjes worden groot.
Stoot tot de mondigheid van "Cetsheuvel" gaf de
grondwetsherziening van 1814-1815 met de invoering
van vrije verkiezingen, als uitvloeisel van de
Franse revolutie. Het geduvel met het inmiddels
flink gegroeide "Cetsheuvel" begon voor wat het
raadhuis betreft eigenlijk al in juli 1840 toen in
de raadsvergadering te Loon aan de orde kwam een
verzoek van bewoners van het Kaatsheuvelse
Vaartskwartier om zich van het Straatkwartier te
mogen afscheiden. Kaatsheuvel had drie klachten: Te
weinig leden in de raad, geen eigen veldwachter en
geen eigen brandweer. Burgemeester Pieter van den
Hummel voelde niets voor een afscheiding maar verder
wilde hij wel proberen aan de bezwaren tegemoet te
komen. "Neen," zeiden de adressanten, "wij willen
weg!"
Er
is over deze affaire heel wat gepalaverd.
Commissaris des Konings, Ged. Staten, Provinciale
Staten, alles kwam er aan te pas. Zelfs de Koning
werd niet ongemoeid gelaten. Op 14 april 1848 boog
de raad zich over een request van het
Vaartskwartier, waarin de Koning zou verzocht worden
van Kaatsheuvel een aparte gemeente te maken. Zeven
raadsleden stemden vóór afscheiding. Er was maar één
man tegen. Pas ruim vier jaar later kwam er een
conceptbesluit voor de afscheiding ter tafel. Bij de
behandeling daarvan raakten in de raad de poppen aan
het dansen. Er ontstond een hooglopende ruzie nadat
drie raadsleden zich achter het standpunt van de
burgemeester hadden geschaard. De burgervader zag
voor dat ogenblik geen andere uitkomst dan verdaging
van de verhitte vergadering tot 15 mei 1852.
Acht tegen drie
Nu
moest er gestemd worden over de vraag: Verplaatsing
van raadhuis naar Kaatsheuvel of nieuwbouw in Loon.
Het draaide met acht tegen drie stemmen op
"verplaatsing" uit. Die van Kaatsheuvel hadden goed
hun best gedaan. Er bleek voor "hun" raadhuis al een
gratis bouwplaats ter beschikking te zijn gesteld.
Bovendien had men reeds toezeggingen van giften voor
totaal f 1500,-. Aangezien de totaalkosten van een
nieuw raadhuis op f 2500,- waren geraamd, behoefde
er nog slechts f 1000,- uit de gemeenteportemonnaie
te komen. Behalve het bouwen van een raadhuis hield
het betreffende raadsbesluit o.a. ook nog volgende
punten in: Men hield zich aanbevolen voor giften.
Opbrengst afbraak oud raadhuis of bruikbaar
materiaal komt ten goede aan nieuw raadhuis. Er
wordt een kortlopende lening-zonder-rente van vier
jaar aangegaan ad. f 500,-. De totaalkosten van f
2500,- komen op de begroting van het lopende jaar.
De
burgemeester was helemaal niet over de gevallen
beslissing te spreken. "Besluit in strijd met de
Gemeentewet", zei hij. Nou, dat mocht hij rustig
zeggen. De raad nam dat nieuws gewoon voor
kennisgeving aan. De burgervader schijnt zich nog
tot Ged. Staten gewend te hebben maar dat viel niet
zo best uit. Ged. Staten zeiden namelijk, dat het
afbreken van een raadhuis om dit elders op te bouwen
gewoon een zaak van "zuiver huishoudelijke aard"
voor de gemeente was. In minder ambtelijke taal: Wij
hebben daar niets mee te maken! Jullie doen maar! De
kwestie van de centjes daarentegen, kijk, dat was nu
wél weer iets, dat het college niet totaal
onverschillig liet. En het voelde zich derhalve
geroepen er fijntjes op te wijzen, dat Loon wel in
moeilijkheden zou komen door verzwaring van de
gemeenschapslasten. Men zat er toch al niet te
warmpjes bij.... dachten Gedeputeerden.
Naar kookhitte
Pogingen het raadhuis in Loon te houden werden nog
niet helemaal opgegeven maar de teerling was nu
eenmaal geworpen. Intussen waren door al die
bedrijven de gemoederen in Loon en Kaatsheuvel
verhit geraakt. Dat werd er niet beter op toen
notaris Bossers, een zó invloedrijk man, dat die van
Kaatsheuvel hem "de God van Loon" noemden, een paar
keer achtereen probeerde het oude raadhuis te kopen.
Zijn laatste bod had f 800,- bedragen. Die vlieger
ging evenwel niet op.
De
volkswoede steeg tot kookhitte nadat men in
Kaatsheuvel met de bouw van een raadhuis was
gestart. In december 1852 braken de eerste rellen in
Loon uit. De burgemeester liet plakkaten ophangen.
Deze werden even snel bevuild of afgescheurd als ze
verschenen. Loon kende maar één devies: "Verdediging
van zijn raadhuis tot het uiterste!" Ook bewoners
van de gehuchten rondom Loon dachten er zo over.
Schimpscheuten, barre taal in woord en geschrift
vlogen heen en weer en dreigementen bleven daarbij
niet uit. Men verwachtte algemeen van de kant van
Kaatsheuvel een aanval op het oude raadhuis en zijn
archieven. Hoor maar de kreupeldichter: "Zetten wij
onze hoorn op de Molenstraat aan; de boeren zullen
er dadelijk staan. En in de Moer, daar zijn ze d'r
niet mede content, want als wij luien dan zijn ze
present." Het spande er zó, dat de burgemeester geen
kans zag de orde te handhaven anders dan met behulp
van militairen. Op zijn verzoek werd hem een hele
compagnie toegezegd.
Toe maar!
"We
geven geen inkwartiering! Bij mij blijven ze er
uit!" zeiden ze in Loon maar dat viel nogal mee toen
een compagnie Jagers onder bevel van kapitein Vogels
verscheen. Daarmee was de burgemeester, die zoveel
had gedaan voor behoud van het raadhuis, ineens tot
zondebok geworden. Men vond dat hij met de
tegenpartij heulde. Een kroniekschrijver uit die
dagen sprak in een gefantaseerde samenspraak dappere
woorden tegen de soldaten. Hij zag al een hele hoop
boeren en schoenmakers, gewapend met rieken,
hooivorken, knipmessen en zelfs schoenleesten, slag
leveren. De uitslag daarvan: "Het zal me niks
verwonderen, Kee, als al die soldaten, als het een
uur verder is, in 'den duin' 'nen Vadderons zitten
te bidden om het leven te mogen houden!"... De
militairen wisten niet welkom te zijn. Ze toonden
zich nogal wantrouwig tegenover de bevolking. Dat
ging zó ver, dat ze bij het eten in de kwartieren de
burgers "de eer" gaven eerst zelf eens aan het
voedsel te trekken. Maar zo beroerd waren die mensen
van Loon nu toch ook weer niet! Intussen zat Loon
toch netjes met een Staat van Beleg in naam des
Konings! Dat betekende: a. verbod van samenscholing,
b. met hoogstens twee personen op straat.
De grote dag
De
grote dag werd 15 januari 1853. Men zou vanuit
Kaatsheuvel de meubels en de archieven uit het oude
raadhuis komen halen. Verbod tot samenscholing of
geen verbod... de mannen van Loon dromden samen voor
hun dierbaar raadhuis. Inderdaad gewapend met
rieken, hooivorken en schoenleesten. Op de hoek van
de Keiweg stapten hoge heren uit een rijtuig:
Officier van Justitie, rechter-commissaris en de
griffier van de rechtbank. Het hele gerecht present.
Kapitein Vogels kwam te paard aangerend. Toevallig
arriveerde net een met dorsvlegels gewapende groep
boeren. Op last van de justitie werden ze direct
door marechaussees opgepakt.
Bij
het raadhuis greep een officier wethouder Wijtvliet
bij de arm. "Ga jij maar eens het bordes op en zeg
de mensen, dat ze rustig naar huis moeten gaan." In
die geest moet hij gesproken hebben. Het raadslid -
tevens logementhouder en koopman - voelde daar niets
voor. Hij zag kans stiekem te verdwijnen. Het volk
drong steeds meer op. De bereden kapitein sommeerde
nu de bevolking tot drie keer toe "in naam des
konings" naar huis te gaan. Maar Loon ging niet. Dat
gebeurde pas nadat een officier zijn manschappen
bevel tot een charge gaf. Toen was in korte tijd de
straat schoongeveegd.
"Verhuizing"
Onder toezicht van de justitie werden daarna de
meubels en de archieven op vier met paarden
bespannen wagens geladen en onder geleide naar
Kaatsheuvel vervoerd. Een sterke militaire bewaking
bleef achter. Bij de afbraak van het gebouw moest
die nog herhaaldelijk optreden. Later zijn om de
affaire allerlei verhaaltjes gesponnen. Zo zou een
Kaatsheuvelse sloper bij de afbraak van 't Loons
raadhuis een vleermuis de kop hebben afgebeten onder
de kreet: "Ver..... Loonse vleermuis!" Rijmelaars
hebben zich ook niet onbetuigd gelaten. Twee
hatelijke versjes kon men januari ll. lezen op de in
"De Hoorn" te Loon op Zand gehouden expositie over
Loons verleden. Tot de hatelijkheden behoorde o.a.
de drempel van het oude raadhuis, die een
Kaatsheuvelnaar als letterlijke steen des aanstoots
voor zijn huis had gelegd. Burgemeester Verheijen
heeft die steen later naar Loon terug laten komen.
Burgemeester Van den Hummel, die de laatste maanden
in Waalwijk woonde "wegens ziekte" - je zou het er
wel van worden! - vestigde zich 18 februari te
Kaatsheuvel, waarna op 12 maart de laatste
achtergebleven troepen werden teruggetrokken. De
"Loonse revolutie" heeft nog wel nageziekt maar de
tijden veranderen en de mensen met hen. Beide
dorpen, waarvan het ooit in de volksmond heette:
"Loon en de Kets - éne gaddome", zijn materieel en
geestelijk boven de hier verhaalde historie
uitgegroeid. En ze doen het samen goed!
PIERRE VAN BEEK