CUBRA

INHOUD PIERRE VAN BEEK
HOME 
BRABANTS
KUNST
FOTOGRAFIE
TEKSTEN
AUTEURS
AUDIO
SPECIAAL

PRINT

Pierre van Beek - Heemkunde-artikelen

 redactie: Ben van de Pol

 

Corsendonk

Het Nieuwsblad van het Zuiden - zaterdag 17 juli 1976

 

Corsendonk?... Corsendonk?... Wat is dat? Waar ligt dat?... Ge hebt stad en land afgetoerd en, o lieve hemel, ge waart nog nooit in Corsendonk!... Toch vindt ge dat op krap 40 kilometer van Tilburg, over de grens ten zuidoosten van Turnhout. Corsendonk is niet eens een dorp. Ge zoudt het nauwelijks een gehucht kunnen noemen, want het is vóór alles naam en teken van de overblijfselen van een veertiende-eeuwse priorij van de Augustijnen. Heel wat wederwaardigheden der eeuwen zijn over de priorij heengegaan totdat zij in 1784 van Jozef II de doodsteek kreeg en tijdens de Franse revolutie als "zwart goed" verkocht werd. Sindsdien trad het verval in en vegeteerden de ruïnes in een eenzaam oord. Nu echter is Corsendonk, dat wil zeggen ongeveer de helft van de voormalige priorij, verrezen uit de ruïnes en ingericht tot een breed opgezet cultureel studie- en ontmoetingscentrum. Zes jaar werd er gewerkt aan de restauratie en zo kunt ge daar op gezette tijden weer dwalen in en om de fraaie gebouwen in Kempische stijl en u wanen in verre dagen van de voorbijgegane geslachten. Zonder contact met de werkelijkheid te verliezen want de te vroeg overleden Kempische schilder Albert van Dijck (1902-1951) wordt er geëerd door een permanente tentoonstelling van veel nagelaten werk.

 

Onze eerste kennismaking met Corsendonk dateert van een jaar of zeven geleden. Door een stippellijntje op een kaart te volgen zijn we op een niet onromantische manier, via een heel slechte zandweg en een door bomen beschaduwde laan van een kilometer lengte, bij ruïnes geraakt. Wanneer we aan die dag terugdenken, is het alsof hij van gisteren was, zó adembenemend kwam het hele decor over ons. Een verwilderd bos met veel loofhout, zware beuken en eiken en 'n huis hoge, doorgeschoten beukenheggen in vierkante omheining. Midden daar in, aan drie kanten geflankeerd door ruïnes, een tot buitenverblijf ingerichte vleugel van de priorij. Toen het best bewaarde en ook het meest verknoeide deel van het oude klooster. Wél imposant want een breed trappenbordes geeft toegang tot een hooggelegen, dubbele toegangsdeur. Noch dit bordes, noch die deur heeft de priorij echter in haar originele staat ooit gekend. Van een andere vleugel staan nog slechts twee gevels overeind en tal van bijgebouwen spreken van verval. Ge kunt echter nog duidelijk het vierkant, de binnenplaats reconstrueren binnen de vier vleugels van weleer. Twee tweehonderdjarige notebomen mediteren er om alles wat voorbijging.

Dit hele complex wordt omgeven door een brede gracht terwijl daarachter een wat smallere gracht een bijbehorend bos omsluit. Slechts op één plaats kunt ge over een brug de wereld van stilte bereiken. Donker staat het water in de gracht. Een zware eik, die het niet meer aan kon zien, heeft het begeven en is er moedeloos overheen gevallen. Een dikke stomp boom staat er te verrotten als het karkas van een vreemd dier, waarvan de raven het vlees al lang hebben weggevreten. De paden aan de achterkant van de priorij zijn bedekt met overjarige bladeren, waarin de voet wegzinkt en die schuchter - misschien ook wel verbaasd! - ritselen bij iedere stap van de vreemde indringer. Eigenlijk ondergaat ge dat alles met een lichte huivering omdat het in relatie met een dood staat, hoe uitbundig ook de natuur hier van altijd weerkerend, nieuw leven spreekt.

 

Stenen bikken

Dat nieuwe leven kondigt zich echter ook reeds aan in de ruïnes. Tik, tik, tik, gaat het in een beschaduwd hoekje. Een man, die alle tijd heeft, bikt de oude stenen af. Hij heeft er al een hele partij op stapel gezet. Dat is voor de restauratie want Corsendonk moet herrijzen! We hebben eens rondom ons heen gekeken en stilletjes geglimlacht. Er zou nog heel wat water naar de zee moeten vloeien voor een verrezen Corsendonk, dachten we zo...

Omdat de weg naar de hel geplaveid is met goede voornemens, heeft het jaren geduurd alvorens wij u nu over dat Corsendonk berichten. We meenden het veilig opgeborgen te weten in het schrijn van de herinneringen. En toen we dan eindelijk die schrijn eens openden, gedreven door de drang de ruïnes van Corsendonk te gaan fotograferen, troffen we daar geen ruïnes, geen chaotische toestand meer aan maar een deel van de piëteitvol heropgebouwde en gerestaureerde priorij. Het dode Corsendonk is tot nieuw leven gewekt al weten we dat aan deze kant van de grens en in Tilburg nog niet zo goed. Ge moogt tegen die herrijzing geen bezwaar hebben. Integendeel! Maar is het dan ook verboden, als zeer persoonlijke, subjectieve noot te verraden dat ge - tussen al het nieuwe - nog eens met wat heimwee in het hart de lange laan van uw eerste kennismaking hebt opgezocht? En blij waart ze te vinden. Nu in een uithoek want ge benadert de priorij thans van een geheel andere kant.

Er is in zeven jaar heel wat veranderd in het land van Corsendonk. De autobaan E3 heeft onze 1000-meterlaan abrupt afgesneden. Ruilverkaveling heeft er plaats gevonden. Het spreekt er nu meer dan weleer van civilisatie en ontwikkeling. Landbouw-asfaltwegen en een "Toeristische Route" getuigen daarvan. Ge rijdt met de auto tot vóór de poort van de priorij. En dat willen we de dag van vandaag toch immers zo graag! Als ge daar nu uitstapt, dient ge toch wel iets van Corsendonks historie te weten.

 

Brokje historie

De priorij werd in 1394 gesticht door Maria van Brabant, weduwe van Reinoud III, hertog van Gelder, en dochter van Jan III, hertog van Brabant, en begunstigd door haar zuster Johanna, die 60 hectare moeras aan de kerk schonk. Het klooster trad in de eerste helft der volgende eeuw toe tot de bekende congregatie van Windersheim. De eerste prior van Corsendonks Augustijnengemeenschap was Walter van Gierle. Het convent kende een hoge bloei. Vandaaruit werden tal van andere kloosters, zowel voor mannen als vrouwen, gesticht. Met veel ijver beoefenden de kanunniken de wetenschap, waardoor Corsendonk een bolwerk van cultuur werd. De bibliotheek genoot in de vijftiende eeuw een grote faam tot over de grenzen. Onze Erasmus werkte er aan zijn bijbelkritiek. Onder de priors noemt Schutjes de Oisterwijker Nicolaus Sterts (of moet dit Swerts zijn??), die in 1510 aftrad.

De beeldenstorm woedde heel fel in Corsendonk, dat verwoest werd zodat de monniken in 1578 hun klooster moesten verlaten. Coppens noemt, op gezag van Grammaye, een Oisterwijker, die bij de godsdienstonlusten er het leven bij inschoot. Dat was ene Hubertus Dycstraet. De "nieuwgezinden" gooiden hem in het water zodat hij verdronk. Pas dertig jaar later, bij het Twaalfjarig Bestand, komen de kanunniken terug. Ze pakken het herstel aan en breiden flink uit door het bouwen van een kinderhuis, vrouwenhuis, lekenhuis en ziekenhuis. Brouwerij, bakkershuis en schuren bestaan dan al niet meer. In 1644 wordt te Turnhout vanuit een herleefd Corsendonk het Latijns college gesticht.

De zwaarste slag treft het convent in 1784 als keizer Jozef II van Oostenrijk, de "verlichte despoot", de gemeenschap finaal opheft. Sindsdien is zij nooit meer hersteld. Tijdens de Franse revolutie gaan de bezittingen als "zwart goed" aan particulieren over. Het klooster wordt daarbij tot kasteel herbouwd. Met de eerbiedwaardige resten is nadien nogal geknoeid. Dat bleek bij de huidige restauratie. In de grote zaal van het "Calefactorum", de enige verwarmde kloosterzaal, waren bv. de zware zolderbalken weggetimmerd onder een gipsen plafond. Dat is nu verwijderd maar de balken vertonen nog hun wonden in de vorm van zwarte nagelvlekken. Tal van andere interessante zaken zijn aan het daglicht gekomen, waaruit verschillende bouwfasen spreken. Een goed beeld van de kapconstructie biedt de zolder. De steunen van de tweede balklaag zijn gemaakt uit scheefgegroeide takken om de stevigheid te behouden.

 

Restauratie

De huidige gebouwen van het voormalige klooster dateren enerzijds van de periode 1414-1440 en deels van 1610-1630. Alles is opgetrokken in Kempische baksteen met zandstenen versieringen. Dat doet bijzonder warm aan. Gerestaureerd zijn: het vrouwenhuis, kinderhuis, lekenhuis, het voormalige ziekenhuis met de pesttoren en ongeveer de helft van de eigenlijke priorij. De grondvesten van het ontbrekende deel werden bij de restauratie blootgelegd. Men heeft die in de bodem gemarkeerd. Zo ziet ge daar o.a. de vijfhoek van het koor der kerk en de plaatsen van de steunberen. Centraal in dit koor stuitte men op een grafkelder. De daar aanwezige stoffelijke resten heeft men ter plaatse gelaten in de vanouds gewijde bodem. De eerste prior van Corsendonk, overleden in 1424, werd voor het hoofdaltaar van de kerk begraven. Ook kreeg hier in 1442 een rustplaats de op 15 juni van dat jaar overleden, rijke en kinderloze Ridder Jan van Kuick, die de priorij in zijn sterfjaar begiftigde met alle allodiale bezittingen van zijn Huis. Hij was o.a. Heer van Hoogstraten.

Van het voormalige Corsendonks kerkmeubilair kunt ge nog iets zien in Turnhout en in de merkwaardige rococo-stoffering van de St. Martenskerk van Retie. Het betreft de bekleding van het doksaal met vier medaillons van kerkleraren achter in de kerk van laatstgenoemd dorp. Biechtstoelen, bidbanken en preekstoel zouden ook grotendeels van Corsendonk afkomstig zijn. De Turnhoutse St. Pieterskerk op de Markt bezit fraai, Corsendonks gestoelte.

Langs de asfaltweg naar de herrezen priorij ontmoet ge, vóór uw aankomst aldaar, links van de weg gedeeltelijk zichtbaar, de visvijvers van het voormalige klooster. Er liggen tal van eilandjes in deze vijver, die met het omringende bos een karakteristiek brokje natuur vormen, dat een particulier met een zomerwoning voor zich reserveerde.

 

Ontmoetingen

De tentoonstelling van het Albert van Dijck-museum is iedere zaterdag en zondag te bezichtigen. Dat alleen reeds loont de moeite. Met de voorbije "Beloken Pasen" werden de bezoekers, bij uitzondering, ook toegelaten tot de tuinen en andere ruimten. Daartoe behoorden de kapittelzaal met haar antieke wandtapijten van enorme afmetingen en de kelderruimten onder haar gotische gewelven.

Eigenaar van het hele priorijcomplex is een particulier, de monetair deskundige prof. dr. F. Nedée, die het geheel aan de staat in bruikleen heeft gegeven. Een commissie zorgt nu voor het beheer, o.a. van subsidies, die verschillende openbare lichamen voor restauratie en instandhouding verschaffen. Het pand langs de weg, met de jaarankers 1631, heeft de professor voor zich als tweede woning ingericht.

Interessant is ook, dat in een ander deel de niet meer zo jeugdige zuster van de schilder Van Dijck woont (zij was enige erfgename van alle nagelaten werk van haar broer!). Voorts vond hier tevens huisvesting het inmiddels volwassen geworden kleine buurmeisje, dat de schilder vaak tot model gediend heeft. Beide dames kunt ge nog wel eens op de tentoonstelling tegen het lijf lopen.

 

Dit was het dan wat ons van Corsendonk op het hart lag. De weg erheen is gemakkelijk te vinden. Zonder in Turnhouts centrum te komen rijdt ge, via de autobaan en de weg naar Mol, naar Oud-Turnhout. Bij het gemeentehuis asfaltweg langs rechter zijkant inslaan. Er staat daar al een klein bordje "Priorij Corsendonk". De landelijke asfaltweg steekt de E3 over en voert u dan automatisch tot vóór de poort van Corsendonk. Goed succes!

 

PIERRE VAN BEEK