Tilburgse Reit bestond al in de middeleeuwen
Het
Nieuwsblad van het Zuiden - zaterdag 6 november 1976
Er
gaat het verhaal, dat het café "Pas Buiten", op de
hoek van de Bredaseweg en de voormalige Lange
Schijfstraat, welke nu wijds Noordhoekring heet
(alsof we in Wenen rondwandelen!), zijn naam dankt
aan het feit, dat de vroegere café-eigenaar Verbunt
Sr. tot zijn klanten placht te zeggen: "Hier ben je
pas buiten!" Dat betekende dan: Aan de rand van de
stad met het open veld. In een latere periode zou
die "rand van de stad" naar het westen voortkruipen
tot een door de akkers lopende zandbaan ten noorden
van de Bredaseweg, die ten slotte - na verharding -
de naam Ringbaan West ging voeren. De "rand van de
stad" lag thans hier en ook hier waart ge nu "pas
buiten". Dat bleef zo tot en met de laatste oorlog.
Nadien evenwel zou de geschiedenis zich nóg een keer
herhalen. Opnieuw drong "de stad" verder westwaarts.
Zij maakte zich daarbij meester van eeuwenoude
landelijkheid. O.a. van het al in de 15de eeuw als
De Rijt bekend staande gebied tussen Bredaseweg en
de Spoorlijn Tilburg-Breda. Het is hierover, dat wij
het vandaag eens hebben willen. Om te trachten nog
iets te achterhalen van Tilburgse "mensen en dingen,
die voorbijgingen"...
De naam
Wie
op een van die vele, trage, winterse oorlogsavonden
zich op het viaduct van de Ringbaan West wat liet
uitwaaien met de blik naar het westen gekeerd, keek
daar in een vaak pikzwarte duisternis. Niet vanwege
verduisteringsvoorschriften alleen, maar óók omdat
er in De Rijt slechts weinig lantaarns en woningen
stonden. Zonder dat zijn oog het zag, wist de
ingewijde, dat hij uitkeek over uitgestrekte akkers
met onverharde landwegen en dat die blik - over al
de leegte en ruimte heen - ten slotte moest
vastlopen op de bossen van de Bredaseweg en, meer
noordelijk gericht, die van 't ook toen nog zo
maagdelijke 't Zand. In die Rijt, welke thans in een
jongere spelling als "De Reit" (met korte ei) op de
kaarten paradeert, gebeurde niet veel. Wat boeren
zaten er verspreid op hun ruime hoeven met hier en
daar er tussen een burgerhuisje of
arbeiderswoninkjes. Het leven kabbelde er gezapig
voort al werd De Reit (we volgen van hier af nu maar
de nieuwe spelling) in de tweede helft van 1944 ook
direct met de oorlog geconfronteerd.
Hoe
komt het gebied aan zijn naam? vraagt er misschien
iemand. Welnu, een "rijt" is een waterloop met een
eigen karakter. Wij zagen het begrip omschreven als
het dalvormig begin van een van de vele zijtakken
van de Kempische stroompjes. De meestal langgerekte
loopjes liggen tussen hoge zandruggen en zijn
uiteraard steeds bij waterscheidingen gelegen.
Vooral de Kempen heeft ooit veel "rijten" gekend. Ze
zijn - evenals bij ons - nagenoeg alle door
ontginning en/of bebouwing uit het landschap
verdwenen. Soms ging hun naam over op een gebied. En
dat is met onze "Reit" ook het geval.
Urine-water
De
Reit bezat eens méér dan één waterloop. Daartoe
behoorde - hoe kon het anders! - een blauwsloot. Het
"waarmerk" van een industriestad en waarover onze
stedelijke volkshymne met galgenhumor zingt: "En dan
hebben we nog enen blauwe slôot, as ge hem ruukt dan
val-de dôod!"... Nou, zo erg was het niet maar die
stroompjes leverden toch wel ooit wateroverlast in
de lage gebieden. Dit ten nadele van de gezondheid
van de bewoners zoals blijkt uit een
gemeentearchiefstuk van... 1689. De dokter in de
medicijnen Johan Janssens en ene Servaes Cornelis
Peters komen zich dan tegenover een notaris beklagen
over de "hygiënische wantoestanden" in het dorp
Tilburg. O.a. ook in De Reit. We krijgen daarbij een
interessant verhaal te horen, waarin het huidige
Tilburgse Carnavals-"idool" zich een rol ziet
toebedeeld. Luister maar eens wat de heren te
vertellen hebben:
"De
wol die gebruikt wordt voor het maken van wolle
laekenen moet eerst gewassen worden. De wol wordt
daartoe vermengd met terpentijn en daarna wast men
het(!) met stinkende pis. De wol moet dan gespoeld
worden in de poelen of kuipen (spuulen in de Spuul).
Het water in deze spuulen is in de loop der jaren
geïnfecteerd door ziektekiemen. Daardoor deugt het
water in de spuul niet meer voor drinkwater. Door de
grote droogte en de lage grondwaterstanden hebben
deze spuulen, via ondergrondse waterhoudende lagen,
ook het water van de naburige spuulen besmet.
Daardoor komen in de heertgangen Hoeven, Rijt,
Velthoven en de Hasselt méér infectieziekten voor
dan in de andere heertgangen" - aldus de
reclamanten. De Reit had inderdaad een "spuul",
eigenlijk wel twee want we mogen de later door de
spoorlijn afgesneden "Herstalse wolspuul" ook wel
tot de toenmalige Reit rekenen.
Frankisch plein
Bij
de bestudering van oude plattegronden en kaarten van
Tilburg zult ge in De Reit twee door de wegen
gevormde driehoeken ontdekken. Een grote, begrensd
door de Reitsestraat, Tweede Reitsestraat en
Beukenstraat. Direct ten noorden daarvan een veel
kleinere, waar aan de zuidkant de Reitsestraat ook
voorbij loopt en in het westen de Weststraat
uitmondt. In zo'n situatie valt dan al gauw de naam
"Frankische driehoek", een - overigens niet ten
onrechte! - stokpaardje van de heemkundigen. Die
weten daarover heel wat te vertellen omdat het
daarbij gaat om de kern van een zeer vroege
woongemeenschap in onze streken. Nu is niet ieder
driehoekig pleintje zo maar een "Frankische
driehoek". Het moet daarvoor aan een aantal
specifieke voorwaarden voldoen. Verschillende
voorwaarden vallen bij beide driehoeken te
constateren. Zo bevatten ze bv. alle twee in het
midden een waterpoel om maar één vereiste aan te
stippen. Om welke driehoek gaat het nu? Oude
bewoners van De Reit menen, dat de kleine in
aanmerking komt. Interessante studiematerie voor de
geroepenen!
Ge
moet wel geboren en getogen Reitenaar zijn om in de
huidige stadsuitbreiding, die van de oude De Reit
nauwelijks iets heeft heel gelaten, de plaats van
die voormalige driehoeken terug te vinden. Zulke
Reitenaars bestaan er echter nog. O.a. in de
personen van Jan en Frans van Raak. Die staan nog
altijd met "hun Reit" op en gaan er mee naar bed.
Geen wonder want dit geslacht is al drie generaties
met De Reit verbonden. De familie heeft
verschillende huizen in en om de kleine driehoek
bewoond. Laatstelijk ging het hier om een
dubbelwoning annex bloemisterij nabij een brandkuil,
aan de zuidkant van de toenmalige Reitsestraat. Het
werd daar toen de "Hoge Mèrt" genoemd al zal er wel
nooit een markt gehouden zijn. De twee woninkjes
werden in 1951 door de gemeente gesloopt, waarna de
Van Raak-en met hun bedrijf naar de Professor
Gimbrèrelaan verhuisden. Indien de twee woninkjes er
nu nóg stonden, zouden ze zo ongeveer driehonderd
jaar oud geweest zijn. Hun plaats wordt thans
ingenomen door een groenstrook naast het sportveld
van het Theresialyceum aan de Sportlaan.
"Er uit, gij!"...
Dingen van mensen hebben hun geschiedenis. Klein
voor de historieschrijver, groot voor de
betrokkenen. Dat geldt ook voor de Van Raak-huisjes,
eens de oudste van De Reit. Toen nog slechts één van
de woningen Van Raak-bezit was, woonde in de andere
"Vrouwke van Hest". Die heeft zich een soort aureool
verworven doordat zij - volgens de overlevering -
koning Willem II met een eind hout de straat op
joeg. Dat was zó: De vorst schuilde bij "Vrouwke van
Hest" voor de regen zonder te vertellen wie hij was
en zonder herkend te worden. Zittend voor de grote
schouw - wegens gebrek aan een stoel op een
omgekeerde emmer - polste de koning hoe "het volk"
over hem dacht. Hij deed dit door zich erg negatief
over de vorst uit te laten. "Vrouwke van Hest" nam
dat niet. Woedend greep ze een stuk hout van een
mutserd en joeg daarmee de onbekende gast het huis
uit. De volgende dag liet de koning hier een lading
huisraad afleveren, met de boodschap dat hij bij een
eventueel volgend bezoek graag op een stoel wou
zitten...
Een
geheel andere "verbintenis" met de Oranjevorst, toen
nog de Prins van Oranje, hebben de Van Raak-en. Hun
betovergrootvader had voor de vorst geboerd op de
"Schaapskooi" aan de Koningshoeven. Bij zijn trouwen
kreeg deze Van Raak van zijn voorname patroon als
huwelijksgeschenk een mooie moor (waterketel) van
zwaar koper. Deze wordt nog steeds gekoesterd als
een kostbaar, historisch stuk. "In den oorlog hebben
we 'm nog iedere dag gebruikt," aldus Jan van Raak,
"we hebben er alleen een nieuwe bodem in laten
zetten!"
Twaalf tinnen borden stonden er eens op de brede
schouwrand in de voormalige woning van "Vrouwke van
Hest" (nr. 16). "We aten er iedere dag van... Ons
vader heeft ze in 1918, toen tin veel opbracht,
verkocht aan de handelaar in oude metalen. Ook
toevallig een Van Raak", zegt zoon Jan met spijt in
de stem.
Karwielen
Broer Frans heeft weer andere verhalen. Achter hun
dubbelwoning (16 en 18) stond een zwaar verzakte
bakstenen put met mik en alles wat daarbij behoorde.
Toen men daarachter een nieuwe ging maken, wilde de
cementen ring opeens niet meer verder zakken. Hij
bleek gestuit te worden door een deel van een
karwiel. De boog daarvan werd weggekapt, de ring
zakte, maar stuitte een meter verder weer op een
wiel. Zelfde procédé als het voorafgaande totdat de
ring voor de derde keer bleef steken... U raadt het
al: wéér op een karwiel. Er bleken daar derhalve
drie karwielen in de grond te zitten. Als basis voor
een put placht men die wielen te gebruiken. Daarop
werden dan eerst zoden getast en vervolgens kwamen
de stenen. De cementen put werd dus de vierde put op
vrijwel dezelfde plaats achter de woning. Dit wijst
op ouderdom want een put gaat heel wat jaren mee.
"De restanten van de bekapte wielen zitten nu nog in
de grond. Onder het dr. Moller-Instituut, vooraan
langs de Sportweg", zegt Frans van Raak. "Ik kan tot
op een oppervlakte van vijf meter in het vierkant
precies aanwijzen waar ze moeten zitten!"... Dat
zijn toch leuke dingen voor sommige mensen, waar of
niet?
Raadselachtige steen
Net
als die mysterieuze, nooit geïdentificeerde
hardsteen! Hij kwam te voorschijn bij het opbreken
van de plavuizenvloer op de goot bij "Van Raak aan
de driehoek". Hij lag vlak voor de trap. Het betrof
een van boven spits toelopend blok. Naar schatting
60 cm lang, 35 cm breed en 30 cm dik. In het niet
afgeschuinde deel was een gat van 20 bij 10 cm
uitgekapt en daarin stonden duidelijk 5 à 6 letters
gebeiteld. Lambert de Wijs (een publicist op
historisch gebied in die dagen) is er ook bij
geweest maar vond geen uitsluitsel. Was het een
grafsteen, een grenssteen? Jarenlang heeft de steen
bij de woning rondgeslingerd totdat hij - om er van
af te zijn - werd overgebracht naar een bos van een
familielid aan de Reinevaartstraat. En dat bos
bestaat niet meer. Ra, ra, waar bleef die steen en
wat betekende hij?...
In
het opvallend laag gelegen centrum van de grote
driehoek van De Reit lag de zg. "blauwe spuul", een
met afvoerwater gevulde kuil, waar een van de drie
Reitse waterlopen, die in de dertiger jaren nog
bekend stond als een van de Goede Herder (nu Hoge
Veer) komende blauwsloot, dwars doorheen liep om
langs de toenmalige Tweede Reitsezijstraat verder te
stromen. In de winterdagen groeide "spuul" met
omliggend land uit tot een aanzienlijke waterplas,
die bij vorst ijsvermaak aan de Reitse jeugd bood.
Kanonnen
In
de laatste oorlogsmaanden, nadat Tilburg al bevrijd
was, viel bij de voormalige "spuul" een vliegende
bom. Deze sloeg een groot gat in het akkerland en
richtte flinke averij aan bij omliggende boerderijen
en woningen. Tot in de Plataanstraat en Ringbaan
West moesten de ruiten er aan geloven. In oktober
1944 waren onze Engelse bevrijders in De Reit
geweest. Op een middag schoten zij met zestien in
een mangelpeeënveld opgestelde kanonnen, waaronder
een niet in actie komend stuk luchtafweer (omdat er
toch geen enkel Duits vliegtuig meer te bekennen
viel) in de richting van Dongen. Wij maakten
ondertussen een praatje met de op non-actief staande
kanonnier.
De
Reit heeft oude papieren. In de Middeleeuwen, om
precies te zijn in 1422, vinden we de naam al terug
in een straat- en akkernaam. De Reitsestraat zag
ooit hoge persoonlijkheden naar het kasteel op de
Hasselt trekken en bedevaartgangers van Korvel en
Goirle opgaan naar de Hasseltse kapel. Tot aan het
einde van de oorlog bleef De Reit een gemeenschap op
zichzelf, landelijk en pretentieloos, met boeren,
kleine burgers en arbeiders schilderachtig dooreen
gestrooid.
Teken van dorpsheid vormden o.a. de vele bijnamen
van de bewoners. We beschikken over een reeks, die
daar in het begin van onze eeuw golden. Hier hebt ge
er enige: de Blekker, de Slink, de Fransman, Zwarte
Bet, Drik Vruut, Koning Venis, de Slokbeer, den Bok,
dove Fraans, Willem de Grune, Malbroek, Pruimke en
Snorreke. Een bekende vrouwenfiguur was de baker Ant
van den Brand in de Beukenstraat. Haar woning werd
ook gebruikt als bidhuis bij thans tot folklore
geworden bidstonden van de buurt.
Laatste resten
Nu
is die oude Reit volgebouwd en onherkenbaar
geworden. Ge moet "van goede Reitse huize" zijn om
de vóóroorlogse situatie nog voor het geestesoog te
kunnen oproepen. Voor een nostalgische "pelgrimage"
naar wat voorbijging, kent de Reitenaar echter nog
een paar, bij elkaar liggende objecten. Daartoe
behoort de gehavende lindeboom aan de achterkant van
de HTS langs de Sportweg. Eens lag daar de boerderij
van Graat de Kok en die boom stond op het erf bij
een voederkuil. Ongeveer aan de overkant van de
Sportweg vindt ge, links naast een sportveld en
achter het dr. Moller-Instituut, een met keien
bestraat laatste restje van de Reitsestraat met een
vijftal gespaarde beuken. Opmerkelijk is op de
wegsplitsing een korte beuk met te kleine en te lage
kruin. "Die heeft nooit willen tieren!" aldus onze
zegsman. "Origineel oud-Reits is hij wel!" En daar
hebt ge dan alles wat de voormalige Reit, een woord
dat hier als "Rèèt" (met de "è van het Franse père")
wordt uitgesproken, aan laatste ademtocht vermag op
te brengen...
Ten
slotte menen we niet te mogen nalaten de aandacht te
vestigen op een onlangs in het gedenkschrift van het
Theresialyceum verschenen artikel van J. Wijdemans.
Onder de titel "Van Frankische driehoek tot
Reitseplein" geeft de auteur een historische
beschrijving van de heertgang Reit. Het artikel
kenmerkt zich o.a. door zeer veel details, die
hierboven niet aan de orde kwamen. Tekeningen en
foto's dragen tot verduidelijking bij. Het
Gedenkschrift met dat artikel is ad f 2,50
verkrijgbaar bij de Administratie van het
Theresialyceum, Prof. Cobbenhagenlaan. Echt iets
voor oude en gloednieuwe Reitenaars. Overigens voor
allen die interesse voor Tilburgs verleden
opbrengen!
PIERRE VAN BEEK