Gilze bezit eeuwenoud landgoed Valkenberg
Het
Nieuwsblad van het Zuiden - vrijdag 15 juli 1977
Menigeen zal vreemd opkijken als we er hier attent
op maken, dat het zo nabije dorp Gilze binnen zijn
gebied een eeuwenoud landgoed bergt. Eigenlijk geen
wonder want het is, tot nog niet zo lang geleden,
voor het publiek afgesloten terrein geweest.
Bovendien is zijn ligging van dien aard, dat degene,
die het al eens ooit ontdekt heeft, daarbij zeker
niet op de eerste plaats aan Gilze maar veeleer aan
Chaam of Nieuw-Ginneken (Ulvenhout) zal gedacht
hebben. Het gaat hier om het 180 ha omvattende
landgoed Valkenberg, dat ook wel ooit - overigens
historisch ten onrechte - als "Valkenburg" gespeld
werd. Uit archieven blijkt, dat het al in de 15de
eeuw bestond en mogelijk ligt de oorsprong nog
verder terug. Een eerbiedwaardigheid derhalve om je
petje voor af te nemen.
De
openstelling voor het publiek is niet zo
nadrukkelijk geschied. De bekende groene borden bv.
ontbreken bij de diverse ingangen maar
tegelijkertijd ook die van "Verboden toegang". Voor
wat dit laatste betreft, met uitzondering van de
onmiddellijke nabijheid van de grote villa als
centrum van het geheel. En zodoende beschikt de
natuurliefhebber en wandelaar hier over een
aantrekkelijk gebied, dat voor velen daarenboven nog
de attractie van het bekende geniet, tenminste zeker
voor een Meijerijenaar, die in de Baronie niet zo
goed thuis pleegt te zijn.
Valkenberg beslaat zeker voor driekwart van zijn
oppervlakte de zuidwestelijke uitloper van de
gemeente Gilze-Rijen en ligt als zodanig ingeklemd
tussen Nieuw-Ginneken (Ulvenhout) en Chaam. Als je
nu Chaam al gepasseerd bent in de richting
Ulvenhout, verwacht je eigenlijk niet meer nog eens
in Gilze terecht te komen. En tóch gebeurt je dat
als je van deze kant, via een lange laan, het
landgoed binnendringt. Wij geven echter de voorkeur
aan een van de noordelijk gelegen ingangen, waarheen
wij u de weg nog zullen wijzen.
Maar
nu eerst een duik in de geschiedenis met een studie
van J.H. van Mosselveld uit "De Oranjeboom" als
leidraad. Per saldo leeft zo'n oud landgoed niet
alleen door wat het hedendaagse oog waarneemt maar
vooral ook door de geslachten en generaties, die er
door de trits van de eeuwen heen als levende mensen
achter gezeten hebben. En dat kun je er zo maar niet
met enkel het blote oog aan afzien. Het zijn niet
minder dan een twintigtal eigenaren, die de
processie van de voorbijgetrokken zielen uitmaakten.
We zijn niet van plan ze allemaal op een rijtje te
laten paraderen - hoe interessant dit misschien ook
zou zijn - maar pikken er slechts enige uit in de
hoop, dat dit voldoende is voor een suggestie van
het historische beeld.
De oude naam
De
vroegst bekende eigenaresse van Valkenberg is ene
"joffrouw Lijsbeth van Valkenberg". Van deze
Lijsbeth weten we verder niets. Dus ook niet of zij
haar naam aan het landgoed ontleende of dit laatste
naar haar werd genoemd. In een voogdijgeldlijst
duikt in 1440 een Willem van Berchem op als opvolger
van zijn vader Jan. Deze Willem was Ridder van
Oostmal, een heerlijkheid, die een Breda's leen
vormde. Tot 1648 bleef het landgoed in handen van
nakomelingen van genoemde Willem. Klinkende namen en
vooraanstaande openbare functies komen daarbij naar
voren. O.a. een Frederik van Renesse, een
Zuid-Nederlandse edelman, die zijn meeste
bezittingen ten zuiden van de grenslijn van 1648
(vrede van Munster) had liggen. Hij voelde zeker
nattigheid en wilde wel van zijn eigendom in Staats
Brabant af.
Als
koper vond hij de bij het einde van de 80-jarige
oorlog werkeloos geworden generaal van de republiek
Antonius Crocq. Deze wilde vermoedelijk op
Valkenberg gaan ontginnen, een bezigheid, waartoe
zich wel méér oud-officieren, die wat geld te
beleggen hadden, geroepen voelden. Volgens de
koopakte omvatte het landgoed: Hoeve, huisinghe,
schure, stalling, zaai-, wei- en bosland en hei,
over de honderd bunder. De hoeve was aan een boer
verpacht. Crocq had als officier een respectabele
staat van dienst achter de rug. O.a. was hij
luitenant-gouverneur van Breda in welke plaats hij
het latere bisschoppelijke paleis aan de Veemarkt
kocht.
Op
Valkenberg toonde hij zich heel actief. Hij breidde
uit, ontgon, bouwde hoeven en voor eigen gebruik een
"huis van plaisance" - zomerverblijf - tegen de
grootste hoeve aan. Hoewel de inrichting van dit
"plezierhuis", waarbij ge niets kwaads moet denken,
het in de verste verte niet haalde bij zijn
weelderige hoofdwoning in Breda, mocht het er toch
best zijn. Het "salet" of de "beste caemer" bezat
bijvoorbeeld gouden behang. Eigenlijk wijst alles er
op, dat Valkenberg een slechts nu en dan gebruikt
soort jachtslot was.
Maar
in 1658 ging Crocq dood nadat hij zijn zaken bij
testament geregeld had. Hij had goed gezorgd voor
zijn weduwe, zijn broer, zusters en een halve
zuster. Hoewel de cornet Jonker Jan de Villages, die
getrouwd was met een dochter uit Crocq's eerste
huwelijk, na de dood van zijn schoonmoeder de helft
van alle bezittingen zou erven, via zijn vrouw, die
de eigenlijke erfgename was, schijnt dit echtpaar
zich al direct na de dood van Crocq op Valkenberg
gevestigd te hebben. In 1661 had De Villages er een
veestapel van tien koeien en twee paarden staan.
Verdeling
In
1682 werd het landgoed bij loting in twee stukken
verdeeld. Jans weduwe kreeg de westelijke kavel met
het herenhuis (30 bunder) en familieleden van Crocq
de oostelijke van 41 bunder. Onder het beheer van
Jans weduwe geraakte haar helft langzamerhand in de
verwaarlozing.
Onder een zoon van Jan Gautier de Villages kwam het
landgoed ten slotte opnieuw in één hand in 1736.
Wéér hadden we daar met een luitenant-generaal te
maken. Deze was getrouwd met Anna Ch. baronesse
Taets van Amerongen. Een dochter uit zijn tweede
huwelijk trouwde in 1761 met Jan Carel baron van der
Borch, die hoge functies bezat o.a. Kamerheer van de
Prins van Oranje en buitengewoon gezant aan het
Zweedse hof. Deze moet een nogal kleurrijk figuur
geweest zijn. Zijn levenswijze kostte handen vol
geld en schijnt niet altijd even onberispelijk te
zijn geweest. Vermoedelijk zag zijn schoonpapa dat
allemaal niet zo zitten. Deze liet tenminste in 1770
Valkenberg niet aan zijn dochter of schoonzoon maar
aan de tweede zoon van dit huwelijk Willem Frederik
van der Borch terwijl hij ook een dertigjarig
kapverbod op het landgoed legde.
Een
belangrijke figuur lijkt ons een Benjamin van der
Borch, die in 1772 op Valkenberg het heft in handen
kreeg. Ook hij was weer een man met talrijke
overheidsfuncties o.a. in 1785 drossaard van Breda
en ontvanger-generaal van de belastingen in het Land
van Breda tot zijn dood in 1804. Hij maakte een eind
aan de verwaarlozing, die hem overal aangrijnsde.
Hij vond er twee vervallen heihoeven en van het
oorspronkelijk herenhuis tegen een der hoeven
stonden nog nauwelijks vier muren overeind. Benjamin
maakte in de kortste keren een kamer weer bewoonbaar
en sloeg met vaste hand aan het boeren. Niet zo'n
eenvoudige zaak op het woeste Valkenberg, waar
nauwelijks mest en hooi te vinden viel. Hij liet dat
dan ook allemaal van uren ver aanvoeren.
Nog meer activiteit
Hij
ontgon, creëerde bouw- en weiland en plantte fijne
den, larix en ander houtgewas zoals veel beuk, eik,
es en berk. In 1792 werd er bij het huis een Engelse
tuin aangelegd met een grote en een kleine vijver.
De andere hoeve werd nieuw opgetrokken met eigen
gebakken stenen en er verrezen woningen voor een
zestal arbeidersgezinnen. Men kon nu weer uit de
voeten. In 1803 kon Valkenberg 5 tot 6 melkkoeien,
een even groot aantal trekossen en zes jonge ossen
van voer van eigen bodem voorzien.
Benjamins dochter Anna Carolina Lucile erfde in 1805
alle bezittingen der ouders, waaronder Valkenberg,
(in 1808) groot 95 bunder. Deze dochter trouwde
later met mr. St. Bern. Jantzon, heer van Nieuwland
en een bekende figuur te Breda, o.a. rechter van
instructie en van 1805-1820 burgemeester van Breda.
Zijn weduwe douairière Jantzon overleefde hem
twintig jaar. Zij stierf te Breda 1847. Omdat haar
huwelijk kinderloos was gebleven, vererfde het
landgoed nu in de tak Van der Borch van Verwolde
o.a. bij de in 1842 te Oosterhout geboren Lucien
Paul baron van der Borch, wiens vader mr. Willem
François Emile baron van der Borch van Verwolde was.
Deze tak van de familie had intussen ook de
nabijgelegen landgoederen "Honsdonk" en
"Luchtenberg" geërfd van de in 1820 overleden
generaal Lucien baron van der Borch. Uit het
huwelijk van Charles(?)
werd in 1887 een dochter Frederica W.C.H. baronesse
Van der Borch geboren, die in 1960 nog eigenares van
Valkenberg was maar thans overleden is. De huidige
eigenaar is mr. F.B.E. Baron Prisse en de villa
wordt bewoond door de aan deze baron geparenteerde
mr. Baron van Tuyll van Serooskerke.
Stilte en rust
Met
de onder Nieuw-Ginneken en Chaam vallende gedeelten
besloeg het landgoed rond 1960 in totaal 220 ha. Een
hele tippel als ge dat allemaal wilt doen. Wie zich
echter tot het centrum bepaalt, komt daar al
ruimschoots aan zijn trekken. Als centraal punt
staat daar, achter een groot gazon, waarop ooit
Prins Bernhard met een helicopter voor een
vriendenbezoek landde, de huidige villa. In de loop
der jaren heeft zij heel wat veranderingen
ondergaan. Met haar vele donkere ramen in beneden-
en bovenverdieping en in het dakgedeelte spreekt zij
van goede tijden maar staart u door de stilte heen
wat wezenloos aan. Op een ruig begroeide vijver
rechts met een rustieke boogbrug drijven, eveneens
zwijgend, enkele witte ganzen als accenten van een
alom heersende rust.
Het
kan zijn, dat wij het op onze lentedag extra
getroffen hebben, want Valkenberg is bij ons vóór
alles overgekomen als een land voor de minnaar van
natuur, rust en stilte en ondergedompeld in een
sfeer van feodaliteit. Deze wordt bijzonder voelbaar
in de achter een grote hoeve gelegen tweede
waterpartij met een eiland en het omringend bos.
Witte berken staan verwonderd om hun eigen prille
groen naar zichzelf te kijken in de waterspiegel,
waarop een paar witte eendjes wat rimpels maken. Het
wild en dichtbegroeide eiland houdt zijn geheimen
verborgen zodat er voor ieder naar eigen goesting
nog wat te fantaseren overblijft.
Ergens stroomt een beekje met hier en daar een meer
of minder primitief bruggetje. Er zijn paden met de
afgevallen bladeren van jaren, die veren als een dik
tapijt maar ook kraken onder de voeten zodat ge u
een indringer voelt, die een taboe overschrijdt.
Want dit alles speelt zich af in wat ge een
imponerend woud zoudt willen noemen. "Schuldig"
daaraan zijn de hoogopgeschoten rododendrons maar
vóór alles de enorme hoge en dikke beuken. Niet zo
maar een enkeling, die het sterven vergeten heeft,
maar talrijke. Laag bij de grond afgezaagde stobben
verraden hoeveel het er vroeger wel zijn geweest. De
generaties van eeuwen zijn op Valkenberg gekomen en
gegaan. Deze beukenbomen hebben ze zien
voorbijtrekken en zijn gebleven, zwijgend
boodschappend ván en mediterend óver "Sic
transit"... Als ge niet oppast hier, zoudt ge er
waarachtig zelf nog aan mee gaan doen!
Ruigheid
Wat
ons in Valkenberg - ook in andere gedeelten - nog zo
bijzonder bevalt, is zijn natuurlijke ruigheid en
het ontbreken van overcultuur. De mens is er, de
mens werkt er, maar hij is er niet te nadrukkelijk
en zit niet overal met zijn smerige vingers aan en
smijt er ook geen rommel neer. De oorlog heeft er
wél ooit huisgehouden. Duitsers hebben hele
complexen oude bomen geveld maar die zijn opnieuw
ingeplant en tellen alweer mee. De houtvariatie is
er groot. Wat ge daar al niet ziet! Beuk, eik, fijne
en grove den, spar, larix, douglas, prunus, berk,
acacia, es, peppel en wilg. Gaat er maar aan staan!
Valkenberg bezit nog een curiositeit in de vorm van
een grafkelder onder een heuvel. Er stonden daarin
twee lijkkisten. De ene van de in 1847 overleden
douairière Jantzon en de andere zou - volgens
overlevering - het overschot bevatten van een abdis
uit het geslacht Van der Borch, die rond 1800 zou
geleefd zou hebben. Maar dat verhaal klopte niet bij
een historisch onderzoek. De tweede bijzetting
betrof een kanunnikes van het stift Clarenberg,
Josina Amalia van der Borch. In de Franse tijd
woonde zij in Breda in een eigen huis aan de
Haagdijk. Daar stierf zij in 1812 maar werd op
Valkenberg begraven. De grafkelder dankte zijn
ontstaan aan de Napoleontische wet, die het begraven
in kerken verbood. Men heeft dus hier met een
soortgelijk geval als dat van de grafkelder van de
Van Hogendorpen op Nieuwkerk onder Goirle te maken.
De kelder is thans leeg. Wie de weg van Chaam naar
Ulvenhout rijdt, vindt hem gemakkelijk aan het eind
van een heel lange, beklinkerde laan. De toegang
ligt bij fraaie, oude beuken met een brug over de
Chaamse beek, die hier met haar kronkels een
bekoorlijk stuk landschap oplevert. De laan wordt
ook wel Meeldreef genoemd omdat ze - lijnrecht naar
het zuiden doorgetrokken - op de kerktoren van het
Belgische Meerle zou uitkomen.
Nog
een kleine waterpartij, een diepliggend vennetje in
een krans van rododendrons van vele jaren oud,
bevindt zich in een wat geaccidenteerd westelijke
deel van Valkenberg. Dit voor de zwerflustigen!
Volgens de memoires van baronesse F.W.C.H. van der
Borch bezat Valkenberg ooit een zg.
kluizenaarshuisje. Als ge daar op een veer drukte,
sprong de deur open en begon er een monnik uit een
houten napje te eten. Er heeft een tijd bestaan, dat
dit soort mechanische grapjes erg in trek was.
Wegwijzer
Voor
een tocht naar Valkenberg bevelen wij de route
Tilburg - Gilzerbaan - Gilze- Chaamseweg -
Snijders-Chaam aan. Daar waar midden op de Chaamse
betonbaan aan de rechterkant, voorbij de
boswachterswoning, de bossen zijn opgehouden,
tegenover een camping het smalle asfaltweggetje
rechts nemen. Op het kruispunt van Snijders-Chaam
rechts de Zandstraat in en dan ten slotte over de
zandweg de bossen in. Ge komt dan uit aan de
noordoostkant van Valkenberg, dat links ligt met
tegenover zich de uitgebreide, opengestelde en van
wandelwegen voorziene Staatsbossen. Die het echter
niet bij het aloude Valkenberg kunnen halen! De rit
over Snijders-Chaam is ook landelijk bijzonder
interessant. Een heel dagje buiten zit er dik in. En
dicht in de buurt. Maar 20 tot 25 km van Tilburg.
Had u niet gedacht, hè!
PIERRE VAN BEEK