Perikelen rond het raadhuis Berkel-Enschot
Het
Nieuwsblad van het Zuiden - zaterdag 11 november
1978
Berkel-Enschot forenzendorp en "voorstad" van
Tilburg. Zo zien de naoorlogse generaties
ongetwijfeld deze tweelinggemeente en ze kunnen dat
ook moeilijk anders sinds de dorpen zijn opgestuwd
in "de vaart der volkeren". Onlangs zagen we ons
echter nog eens met de neus op het verleden gedrukt
toen we, ter gelegenheid van de ingebruikneming van
het nieuwe raadhuis, geconfronteerd werden met de
door P.J.M. Wuisman uitgedokterde historie van
Berkel-Enschots lang niet onbewogen
raadhuizen-verleden. Vooral de eerste stadia zijn
daarvan bijzonder interessant omdat ze kenmerkend
mogen heten voor een kleine gemeenschap in vroeger
tijden. Mede geleid door de hand van genoemde auteur
willen we daar op onze manier eens wat van
vertellen.
Zoals bij de meeste dorpen vóór en in het begin van
onze eeuw was het ook met de "zetel van de
magistratuur", in casu het raadhuis en wat daarbij
behoort, maar treurig gesteld. Dat Berkel-Enschot
daarop geen uitzondering maakte, blijkt al direct
uit een brand, welke op de 12de april 1842 "des
nachts" ruim elf uur Enschot op stelten zette. Hoog
laaiden daar de vlammen uit de "schuur of
achterhuizing" van burgemeester J. Vugs. In een mum
van tijd werd het hele burgemeestershuis met
inboedel, voorraad levensmiddelen en een partij op
de zolder opgeslagen graan een prooi der vlammen.
Bovendien viel daaraan ook een groot deel van het
gemeentearchief ten offer, dat de burgemeester dus
onder zijn niet zo veilige hoede bleek te hebben.
Slechts de registers van de burgerlijke stand van
1811 tot en met 1813 en die van de lopende dienst,
behalve de aan- en afkondigingen van huwelijken,
bleven gespaard. Het vuur nam "en passant" de
belendende boerderij van burgemeesters schoonmoeder,
de weduwe Jan Storimans, mee. Deze catastrofe
speelde zich af tegenover de Enschotse pastorie daar
waar ge thans de boerderij Kerkstraat 1 aantreft.
De
oorzaak van de brand is nooit definitief vastgesteld
al werd in het proces-verbaal er over wel het
vermoeden geuit, dat de boel door een onbekende kon
zijn aangestoken. De pastoor had die onbekende, die
hem nogal verdacht was voorgekomen, zowaar gezien en
hij kon hem zelfs beschrijven als volgt: "tamelijk
lang, dragende eene fatsoenlijke burgerkleeding,
bestaande in eene blauw lakensche pet, buis en
broek". De verdachte bleek Hollandsch, Belgisch (!)
en Nederduitsch te spreken.
Pastoor de dupe
Bij
de brand had zich nog iets merkwaardigs afgespeeld,
waarvan de pastoor de dupe werd. Hulpvaardige handen
hadden veiligheidshalve ook meubilair van de
pastorie naar buiten gesleept en van die gelegenheid
bleek ook weer een onbekende geprofiteerd te hebben
om het bureau van de pastoor, naar het scheen, met
een beitel open te breken. Dat kwam de
parochieherder te staan op de verdwijning van een
ijzeren kistje met goud- en zilvergeld ter waarde
van f 1.200,-. Met het geldkistje waren ook twee
zich daarin bevindende zilveren kronen van een
Lieve-Vrouwebeeld foetsie.
De
brand kende nog een merkwaardige coïncidentie. Een
paar maanden van te voren, t.w. op 21 december 1841,
had de gemeenteraad besloten tot de koning een
verzoek te richten om een pand als raadhuis te mogen
aankopen. Dat mocht en Gedeputeerde Staten gaven in
februari 1842 toestemming. Daar de notulen van
voorafgaande raadsvergaderingen bij de brand
sneuvelden, vallen de achtergronden van het
raadsbesluit niet te achterhalen. Het ziet er echter
wel naar uit, dat het burgemeestershuis in die tijd
tevens als raadhuis gediend heeft. Dat de brand de
raadhuisplannen bespoedigd heeft, lijkt niet
uitgesloten. Al op 12 mei 1842 kocht de gemeente van
de Tilburger Nic. van Iersel en van Ger Piggen uit
Helvoirt in het gehucht Torenhoek "een perceel, huis
en erf met aangelegen tuin, tezamen groot
tweeëntwintig roeden en twintig ellen". Om dat te
kunnen betalen verkocht de gemeente voor f 4.400,-
inschrijvingen in de Nat. Werkelijke Schuld.
Zo
kwam Berkel-Enschot aan zijn eerste echte raadhuis.
Over de inrichting ervan weten we niets omdat
archiefstukken ontbreken. We weten alleen, dat het
pand vlak bij de afgebrande burgemeesterswoning
stond ter plaatse van het huidige café "Kerkzicht",
dat hier nu een schilderachtig plekje oplevert waar
's zomers onder schaduwrijke lindebomen de witte
stoeltjes en kleurige parasols buiten staan. De
sfeer van dit stukje Enschot zou er zelfs ideaal
zijn bij afwezigheid van voortdurend
voorbijsnorrende auto's.
Gevaarlijk plan
Meer
dan dertig jaar deed de gemeente het met dit
raadhuis. Het leven "des gerusten landmans" mag dan
genoeglijk voortgerold zijn... drie decennia gaan
ook aan een vanaf het begin al niet nieuw raadhuis
niet zonder meer voorbij. Na twee jaar dienden zich
al de onkosten aan. Dat dreigde nogal in de papieren
te lopen. Na enig gepalaver daarover namen
burgemeester J.B. Adams en zijn wethouders het
"kloeke" besluit om alle gewenste reparaties
voorlopig niet uit te voeren. Overigens niet zo gek
want men broedde al op andere plannen. De
burgemeester vond het "niet billijk", dat in een
gemeente met meerdere woonkernen alle voorname
dingen zoals raadhuis en school in één gehucht op
een kluitje bijeen zaten. Hij vond, dat het raadhuis
maar naar Berkel moest en dat Enschot dan de school
en de onderwijzerswoning, die beide in betere staat
dan het raadhuis verkeerden, zou behouden.
Moed
kunt ge die vroede vader niet ontzeggen. Hij kon
immers wel uitrekenen, dat met een dergelijk
voorstel in Enschot de boot aan zou zijn. Dit kwam
prompt uit. Er bestaan immers tot de dag van vandaag
weinig gevaarlijker zaken dan de verplaatsing van
het raadhuis van het ene tweelingdorp naar het
andere. Om dat te ervaren behoeft men zijn neus niet
ver buiten Tilburg te steken. Dus laaiden ook tussen
Enschot en Berkel de hartstochten van de
dorpspolitiek hoog op. Maar... "de burgemeester
spande in en de raad reed mee" zoals eertijds in de
Tilburgse gemeenteraad onder burgemeester Vonk de
Both, "boerke Priems" dat bij herhaling zo plastisch
placht te zeggen. Er stemden in Enschot zowaar vijf
leden vóór verplaatsing met één stem tegen en één
onthouding. Die tegenstemmer was A. van Heuclum en
de onthouding kwam van W. v.d. Pas. Twee figuren,
die zich in het verdere verloop van de geschiedenis
voortdurend zouden manifesteren als hardnekkige
strijders voor de specifiek Enschotse belangen
terwijl de tegenpartij hen echter ongetwijfeld
zonder meer als eeuwige dwarsliggers zal ervaren
hebben.
Doorzetter
Burgemeester Adams hield er van spijkers met koppen
te slaan. Hij had al een tijdelijke ruimte voor
vergaderen en opbergen van het archief gratis op de
kop weten te tikken tot 1 mei 1877. Vóór die datum
wilde hij in het nieuwe raadhuis zitten. Nog
dezelfde dag, dat de raad met de overplaatsing en de
voorlopige ruimte akkoord ging, liet de burgemeester
alle raadhuisspullen naar de tijdelijke woning
overbrengen. Op de avond van 12 oktober 1875 ging de
hele boel op de kar van Jaon Hoevenaars uit Berkel
naar wijk A nr. 13 te Berkel. Je kon immers nooit
weten wat die van Enschot zouden uithalen als de
verhuizing te veel in de gaten liep!...
Adams liet geen gras over de plannen groeien.
Grondaankoop, ontwerp raadhuis en aanbesteding
kregen hun beslag, zij het dan niet in het hoge
tempo, dat de burgemeester zich had voorgesteld. Bij
alle vergaderingen kreeg hij te maken met de twee al
bekende opposanten. Die kronkelden zich in allerlei
bochten om de plannen te dwarsbomen. Op zekere dag
duurde de vergadering dermate lang, dat secretaris
J. Vugs er honger van kreeg omdat hij "gewoon was om
vier uur iets te gebruiken en het nu reeds omtrent 8
ure was". Hij kreeg ook koude voeten en omdat hij
"zijn gezondheid" niet graag opofferde en meende,
dat dit van hem ook niet kon worden gevorderd, vroeg
hij om asjeblieft naar huis te mogen gaan. Zóveel
dreigend onheil kon de burgemeester blijkbaar niet
voor zijn verantwoording nemen en de secretaris
mocht het aftrappen. Het staat allemaal
geboekstaafd, waaruit dan maar weer eens blijkt, dat
notulen van gemeenteraadsvergaderingen ook amusante
lectuur kunnen leveren.
De
verschillende voorbereidende maatregelen hadden
nogal wat voeten in aarde. Zo was er een
"invloedrijke commissie" ontstaan, die zowaar met
succes de bisschop van Den Bosch aan haar kant had
gekregen. Of die er iets mee te maken kon hebben?
Ja, want hij weigerde aan de Berkelse pastoor
toestemming tot de verkoop van kerkgronden.
Altijd 5 tegen 2
Bij
alle stemmingen in de raad over raadhuisvoorstellen
weerde zich de oppositie en zo kreeg men steeds
dezelfde stemverhouding van 5 vóór en 2 tegen. De
burgemeester bleef de touwtjes in handen houden met
als resultaat, dat op de aanbesteding van 18 april
1876 de Berkelse timmerman A. Brekelmans als laagste
inschrijver uit de bus kwam met f 6.055,-. Architect
was F. Goyaerts uit Tilburg. Die had de burgemeester
op eigen houtje gecharterd. Deze vrijheid betekende
koren op de oppositiemolen. Burgemeester Adams had
daar tegen een verweer, dat eerder komisch dan sterk
was en het maakt dan ook de indruk, dat hij een
loopje met de oppositie nam.
Tijdens de diverse verwikkelingen toen er, een jaar
vroeger dan gepland, een tweede voorlopig onderkomen
moest worden gezocht, suggereerde "een tweetal
leden", dat de burgermeester dan maar in zijn eigen
huis een kamer moest disponibel stellen om
raadsvergadering te houden. "Dat kon best! Als hij
maar wilde!" "Nou, goed dan," zei de burgermeester,
"onder één voorwaarde. Geen geloop door eigen
vertrekken." Daarom moest de deur van het bestaande
raadhuis worden uitgebroken en in zijn muur voor in-
en uitgang worden ingemetseld. Als straks het nieuwe
raadhuis klaar was, wilde hij de deur behouden als
achter- of zij-ingang van zijn huis. De raad vond
dit goed.
Het
raadhuis, dat uit dit alles te Berkel gebaard werd,
kunt ge nu nog zien aan de Burg. Brendersstraat, zij
het niet in al zijn originaliteit. Het
gemeentebestuur zetelde er méér dan een halve eeuw.
Zoals zovele dorpsraadhuizen in het verleden bezat
het een hooggelegen deur met daaronder een
trappenpui. In alle eenvoud teken van "de
magistratuur". Die huizen zeiden als het ware: "Zie
mij, ik ben het raadhuis!" Je behoefde er niemand om
te vragen. Onder de trap door kon men steevast een
cel vinden voor weerbarstigen of dronkaards. Vandaar
dat men vroeger vaak de uitdrukking hoorde van
iemand die "er onder was gezet". Die zat opgesloten
onder het raadhuis. Ook bij het afgebroken Tilburgse
raadhuis klopte dat ooit precies. Berkel heeft nu
helaas zijn trappenpui verloren, maar verder is de
oude gevel met het jaartal 1876 intact. In de
benedenverdieping is een cafetaria gevestigd, welke
de naam "De oude raadskelder" voert.
Een "wonder"...
Één
keer, in ons toen nog prille journalistieke bestaan,
zijn we over die trappen en hun bordes naar boven
geschreden om in de "heilige Halle" van de raadzaal,
in het volle bewustzijn van onze
verantwoordelijkheid, de gemeenteraad te "verslaan".
Dat was onder burgemeester Panis, van origine
Tilburger en toevallig ook een beminnenswaardig en
pers-minded man. Het zal wel tegen onze ernst
pleiten maar de eerlijkheid gebiedt te bekennen, dat
we ons van die hele vergadering niets herinneren dan
het verhaal van een Bossche collega over diens
Berkels "avontuur".
Tijdens de raadsvergadering zag een lid van het
edelachtbaar college zich genoodzaakt zich een
ogenblik te verwijderen. Hij begaf zich daartoe naar
het bordes van het raadhuis vanwaar, bij andere
gelegenheden als deze, hoge persoonlijkheden en
autoriteiten den volke plegen toe te spreken. Donker
stond de avond over Berkel en de auto van onze
collega beneden onder het bordes. "Waarom zou je het
moeilijk doen als het ook eenvoudig kan" moet het
raadslid gedacht hebben. "En dient niet het gemak de
mens?" Onze collega was, na de vergadering, hogelijk
verbaasd te constateren, dat het op die winteravond
in Berkel alleen op zijn auto "geregend" had...
Na
een halve eeuw had dit raadhuis zijn beste tijd
gehad: "totaal versleten, vochtig en te klein".
Burgemeester Panis had ook nog meelijden met het
gezin van de Veldwachter, dat in de
benedenverdieping rechts van het bordes woonde. De
bouw van een gloednieuw raadhuis had heel wat minder
voeten in aarde dan het vorige. Na een reeks, meest
besloten vergaderingen, kwam dat voor mekaar. Alle
nodige beslissingen nam de raad nu met algemene
stemmen. Een zere plek had men tactisch omzeild door
dat gemeentehuis ongeveer tussen Berkel en Enschot
in te projecteren. Daar vond 6 mei 1933 met het
gebruikelijke ceremonieel de opening plaats. Wij
waren daar beroepsmatig bij aanwezig.
Boze pastoors
Onder de autoriteiten misten wij de pastoors van
Berkel en Enschot. Die waren gezamenlijk kwaad en
hielden "protest-actie" door een demonstratief
afwezigheidsgebaar. Waarom? Omdat een paar maanden
te voren door de raad hun verzoek tot "het
afschaffen van de kermis" niet was ingewilligd.
Menige vergadering van de vroedschap hebben wij in
dit vriendelijke en voor die tijd moderne
gemeentehuis bijgewoond. Voor de pers was er een
goede plaats ingeruimd. Dat mag thans een
vanzelfsprekende zaak lijken - in die tijd hikten
sommige dorpsbesturen daar anders tegen aan. Men
hield daar helemaal niet van die pottenkijkers uit
de stad, die dan ook nog in de krant zetten wat zij
hoorden. Wij herinneren ons een geval, dat de komst
van "de pers" bijna het effect van een bom had.
Zoiets had men in dat dorp nabij Tilburg nog nooit
beleefd. Medewerking: nihil. Je moest maar zien in
welke positie je je bloknoot volkrabbelde.
Verstandig was dat van de machthebbers niet want er
bestonden journalisten, die daartegen een heel
eenvoudig en volkomen oirbaar kunstje kenden... In
Berkel-Enschot vroeg dat nooit om toepassing. De
publieke tribune had in Berkel-Enschot steevast één
nimmer versagende toehoorder. Vaak was hij zelfs de
enige. Het gold hier "smidje" Van den Elzen.
Incident
Ook
in het nieuwe raadhuis bleef het gemoedelijk. De
heren, die "het gemeen" geroepen had, rookten er hun
sigaar. Misschien wel speciaal voor deze gelegenheid
in het linker borstzakje van thuis meegebracht. Op
een zeker moment lagen er twee gedeeltelijk
opgerookte sigaren op de rand van een asbakje
broederlijk naast elkaar. Toen de eigenaren ze beide
weer aan de mond gebracht hadden, zei een van hen na
een poosje tot zijn hoogbejaarde buurman: "Ik geleuf
dè gij aon mijn sigaar zit te trekken." De
aangesprokene draaide "zijn" rookstok eens
onderzoekend om en antwoordde: "Na ge het zegt... ik
geleuf dè ge gelijk hebt." Er werd lakoniek van
sigaar verwisseld en de twee dampten rustig verder.
Burgemeester Panis bleef in de plooi maar een blik
in de richting van de perstafel verborg slechts
gedeeltelijk een binnenpretje om het "incident".
Toen
na de oorlog Berkel-Enschot met grote vaart uit de
kluiten schoot, stond de gemeente, na verloop van
tijd, weer voor een raadhuisprobleem. Het
principieel besluit tot nieuwbouw viel 26 mei 1975.
De uitvoering ervan is nog niet zo lang geleden
voltooid. Opnieuw in een ander deel van de gemeente
nl. in de buurt van het bejaardencentrum
"Torentjeshoef", dat in zijn naam de herinnering
bewaart aan een gesloopte, historische hoeve van
dezelfde naam. Zo beschikt Berkel-Enschot thans over
een ruim en hypermodern, goed aan de omgeving
aangepast gemeentehuis. Dat behoort echter tot de
actualiteit, waarvan wij ons hier bewust
gedistantieerd hielden.
PIERRE VAN BEEK