Toen Tilburg de eerste films zag
Het
Nieuwsblad van het Zuiden - vrijdag 21 december 1979
"De
film is geboren tussen sigaretten kauwende
volksjongens en giechelende dienstboden, ontvangen
met het stormachtig enthousiasme en de eerlijke
romantiek van een naar verlossing hunkerend
proletariaat." Zó luidt een oordeel van de
Nederlandse literator Menno ter Braak in zijn
tegenwoordig moeilijk op de kop te tikken boek
"Cinema Militans". "Hoe zou die geboorte in Tilburg
plaatsgehad hebben?" dachten we bij het lezen van
deze woorden. Anders gezegd: Wanneer maakte Tilburg
voor het eerst kennis met het nooit eerder beleefde
wonder van de op een wit scherm in een verduisterde
zaal bewegende beelden? Daarnaar zijn we eens op
zoek gegaan, waarbij we automatisch verzeild raakten
in de eerste decennia van de ontwikkeling van het
bioscoopwezen in onze stad. Alles bij elkaar
misschien een aangenaam opfrissertje voor het
geheugen van hen die het meemaakten, en een stukje
ongeweten dingen voor de te laat geborenen.
Om
maar direct met de deur in huis te vallen: In de
laatste week van februari 1905 draaien er films in
de Nieuwe Koninklijke Harmonie in de Stationsstraat.
Het betrof een vertoning door "Albert Frères", die
zich noemden "Nederlands grootste exploitanten op
bioscopisch gebied". Zij draaien vijf dagen van 22
februari tot en met maandag 27 februari met
uitzondering van de in die periode vallende
zaterdag. De gebroeders blijken al sinds 17 december
1904 op wintertournee, waarbij een hele reeks
plaatsen in Nederland bezocht werd. Nu was dan
eindelijk Tilburg aan de beurt. Dit nadat men "sinds
drie achtereenvolgende jaren" niet meer in onze stad
was opgetreden. Hieruit kan niet geconcludeerd
worden, dat er "dus" rond 1902 in Tilburg ook al
door hen films zouden gedraaid zijn. We krijgen de
indruk, dat die verwijzing wel eens zoiets als een
kermisvariété-tent betroffen kan hebben. Vreemd doet
de program-aankondiging aan van "Expositie van
levende, sprekende schilderijen in meesterlijk
kleurenpracht". Nu ging het echter om echte
bioscoop, zoals de gebroeders die al eerder gegeven
hadden in het theater van Mullens in de Amstelstraat
te Amsterdam.
Program
Het
filmprogram in Tilburg bleek zeer gevarieerd. De
kijkers kregen o.a. voorgeschoteld: "Een reis naar
het onmogelijke", een "Plezierreisje naar
Zwitserland", natuuropnamen, enige komische zaken en
"Le salut aux drapeaux" (vaandelgroet), een
"prachtig gecoloreerde feeërie". De man van de krant
roemde in zijn recensie ook de "rijke
verscheidenheid der opnamen, die uitblinken door
duidelijkheid". Het bibberen, waaraan die eerste
films mank gingen, heeft hij blijkbaar stilzwijgend
voor lief genomen. Toch liet hij zich niet in de
maling nemen. Hoewel hij "Een reis naar het
onmogelijke" de meest interessante projectie vond,
noemde hij ze in één adem "een aaneenschakeling van
leugenachtige voorstellingen". Neen, hem kon je geen
knollen voor citroenen verkopen! Bij het lezen van
dit oordeel moesten we plotseling denken aan een
goede opa, die Jules Verne - nota bene de man die
toch zo onze jeugd verblijd heeft! - de grootste
leugenaar van alle tijden noemde... Enigszins
verbaasd was de recensent over de belangstelling bij
de eerste voorstelling, want bij dergelijke zaken
"pleegt men een afwachtende houding aan te nemen".
Duidt dit op wantrouwen tegenover het nieuwe of is
het een voorbode van de kwade reuk waarin de film
enige tijd later kwam te staan? Midden november 1907
signaleren we "Bioscoop Albert Frères" weer voor een
paar dagen in de Nieuwe Koninklijke Harmonie. In een
advertentie-lap van een halve krantepagina wordt den
volke kond gedaan, dat er gebracht wordt "het
hoogste wat Tilburg op dit gebied ooit te zien
kreeg". Dat blijkt dan te zijn "De Passiespelen van
Oberammergau". Daarnaast bevat het program o.a.
"Sherlock Holmes", "De Zwerver van Victor Hugo" en
"De Legende van Rip van Winkel".
In
het Gedenkboek van de Nieuwe Koninklijke Harmonie
lezen we, dat met de februarivoorstellingen van 1905
door de firma "Albert Frères" de bioscoop voorgoed
haar intrede binnen Tilburg deed. Dat "monopolie"
van de gebroeders heeft niet lang geduurd. Ons is
gebleken, dat in november 1905 in de zaal van de
Koninklijke Liedertafel "Souvenir des Montagnards"
in de Comediestraat (latere Willem II-straat) door
een andere onderneming, "Tewe's Electro Bioscoop",
filmvoorstellingen werden gegeven. De krant was wéér
enthousiast evenals het publiek, waarvan velen met
een staanplaats genoegen moesten nemen. De heer Tewe
zag zich lof toegezwaaid voor de "uitstekende wijze,
waarop hij het hinderlijke flikkeren bij de
projectie wist te voorkomen". De voorstellingen
duurden 2,5 uur, zonder pauze. Men beleefde o.a. een
"Drama in de kolenmijn", "Carnaval en Gondelvaart in
Venetië", een "Wonderalbum" en als amusantste nummer
"Een boertje in Parijs". De verslaggever noemde
"alle fotografieën nieuw" tot zelfs... "de reclame
voor de kastelein van de Liedertafel"... Hij vond
dat wel een aardig idee. Eind 1907 draaien zowel de
"Albert Frères" als G.L. Tewe nog steeds in Tilburg.
Er valt enige evolutie te bespeuren. Bij
laatstgenoemde duurt de voorstelling nu drie uur en
er verschijnt een voorloper van het latere,
onontbeerlijke journaal. Tewe zelf heeft het
koninklijk bezoek aan Zeeland met Prins Hendrik
opgenomen.
Kritiek
Bij
de film "Liefhebbende grootouders" verstout de
verslaggever zich voorzichtig tot een kritische
opmerking. Hij zegt te kunnen verzekeren, dat de
wijze van explicatie voor Tilburg minder geschikt
is. En hij voegt er vaderlijk-mild aan toe: "Hij (de
explicateur) zal ons wel begrijpen. Een kleine
wijziging in zijn woorden en de vertoning komt
evengoed tot haar recht." In deze periode draaide
Tewe vier dagen. De Tilburgers kregen daarbij ook te
genieten van het dramatische "De strijd om het
bestaan". Naar inhoud een nogal drakerig verhaal van
een werkman, die buiten eigen schuld in die strijd
ten onder dreigt te gaan. Gelukkig kwam alles mooi
op zijn pootjes terecht.
We
hebben niet ieder jaar nagevlooid maar stelden wel
vast, dat "Albert Frères" in oktober 1910 zeven
dagen achtereen in de Koninklijke Harmonie actief
was. Volop actualiteit! De vliegtochten van Jan
Olieslagers, van Van Straeten en de tocht van Van
Winmale Parijs - Brussel. Dat was de nieuwe tijd,
waarin men ook in Tilburg zong: "Als Olieslagers
dood is, dan krijgen wij misschien, de helft van
zijn centen en ook zijn vliegmachien"... In
hetzelfde program werd men ook geconfronteerd met
wat heette: "Laatste vlucht van Clement van Maasdijk
en zijn droeve gang naar het kerkhof te Arnhem" (Van
Maasdijk was omgekomen bij een vliegongeluk). Verder
bracht het program: Opening Staten-Generaal, bezoek
Belgisch koningspaar aan Amsterdam en "De courant
van Albert Frères, waarin alle gebeurtenissen welke
vanaf mei in Europa hebben plaatsgehad." Naast de
actualiteiten vermeldde het program van die zeven
dagen nog een hoop kijkgenot van drama, comedie tot
sport. "Een boertje uit Oirschot, dat voor zijn lot
op moet komen" behoorde tot het lachsucces. Van tijd
tot tijd liepen er ook gekleurde films. Ge vraagt
wat zo'n avond aan entree kostte? Hier is het:
Eerste rang 75 cent, tweede 50 cent, derde 25 cent.
De voorstelling duurde hier van acht uur tot half
elf.
Tijdens de roemruchte Internationale Tentoonstelling
"Stad Tilburg, Kunst en Nijverheid," welke 8
augustus 1909 openging en na verlenging tot 15
augustus duurde, werden er bioscoopvoorstellingen in
de openlucht gegeven. Er werd o.a. een
Pathé-Frères-film vertoond van 500 meter lengte,
waarin een bekende Tilburgse figuur een rol zou
gespeeld hebben. Titel: "Een Tilburgs heertje voor
het eerst op het ijs". Wie dat heertje geweest mag
zijn? We hebben ooit, onder voorbehoud, de naam Van
Vollenhoven horen noemen, maar daarvoor nooit
bevestiging kunnen vinden. Weet iemand er méér van?
Los van filmvertoon vonden wij een aardig
tentoonstellingsdetail. Op die expositie kon men
zich namelijk voor een dubbeltje laten inschrijven
als "Burger van Venetië". Ge kreegt daarvoor zowaar
een door het "Feestcomité" ondertekend diploma op
Oud-Hollands papier uitgereikt. Nu zouden wij wel
eens graag willen weten of er nog iemand in het
bezit is van zo'n diploma...
Schouwburg in 1908?
Hadden we in onze stad al in 1908 een schouwburg?
Althans in naam blijkt dit het geval te zijn. In
oktober van dat jaar draait Ant. Noggerath film in
de zaal van J.B. Devenijns, Heuvel 78, wiens zaal
dan de weidse titel voert van "Tilburgsche
Schouwburg". Het betrof hier de ons allen bekende
zaak "De Lindeboom". De toegangsprijzen bedragen dan
60, 40 en 20 cent. Wellicht heeft het hier
incidentele voorstellingen betroffen ter afwisseling
van variétéprogramma's. Sinds 1911 schijnt daar,
voor wat de film betreft, méér "lijn" in gekomen te
zijn. Er is dan sprake van bioscoop "Apollo". Op
15-4-1911 krijgen Adolf Röhr en Laudan een
vergunning om bij Devenijns bioscoopvoorstellingen
te geven. Op 19 september 1911 staat een dergelijke
vergunning op naam van J.B. Devenijns zelf en de
bioscoop heet dan "Apollo Bioscope en
Variététheater". De namen C.L. Devenijns en W. van
Riel zijn ook aan deze bioscoop verbonden. In mei
1923 werd "Apollo" wegens verbouwing gesloten.
Vermoedelijk zijn er nadien geen films meer
vertoond, al bezat J.M. Devenijns op 2-9-1924 nog
wel een bioscoopvergunning.
In
1909 vonden we bij Devenijns een bioscoop, welke als
naam droeg "De Tilburgse Bioscope". Met de kermis op
augustus-september van dat jaar kon men behalve van
"een prachtfilm op godsdienstig gebied" o.a. ook
genieten van een parodie op Tilburgs grote
tentoonstelling onder de titel "Tilburgse muizen met
en zonder staarten". Het entreegeld van de
doorlopende voorstelling tijdens de kermis bedroeg
20 en 10 cent. De expositie kwam in het program goed
aan haar trekken met een "Kijkje in Venetië".
Afgaande op een titel schijnt enige pikanterie als
lokkertje gediend te hebben. Één film heette
namelijk: "Een heer en eene dame" (welbekend) in de
'Grot van Azure' afgeloerd". Ook dit sloeg op de
tentoonstelling en die "welbekende heer en dame"
konden best eens uit Tilburg geweest zijn, al weten
we dit niet zeker. (Voor goed begrip diene dat het
attractiedeel der expositie een nabootsing van
Venetië vormde.) In september 1909 gaf "De Tilburgse
Bioscope" iedere zondag "vrije bioscope". Wat dat
betekenen mocht? Een toevoeging in de advertentie
verklaart dat niet helemaal. Er staat: "Zij, die met
hun kinderen van de tribune gebruik willen maken,
hebben voor ieder kind 5 cent te betalen en voor
volwassenen per persoon 10 cent." Mocht wie niet op
de tribune zat, dan gratis binnen?...
Weerstand
In
de eerste decennia van onze eeuw had de bioscoop
niet zo'n beste naam. Een aanzienlijk deel van de
Tilburgse bevolking beschouwde bioscoopbezoek als
een vulgair vermaak, waarmee een braaf, zichzelf
respecterend mens zich niet behoorde in te laten.
Dit gold trouwens niet voor Tilburg alleen! De film
bedreigde de goede zeden en kon derhalve niet enkel
in letterlijke maar ook in figuurlijke zin het
daglicht niet verdragen. Er waren er dan ook wel -
vooral onder de jeugdigen - die stiekem de bioscoop
binnenslopen met het gevoel zich over te geven aan
de zonde. De geest mag dan gewillig geweest zijn,
het vlees was ook toen zwak.
Het
verzet tegen de bioscoop ging voor een belangrijk
deel uit van de geestelijkheid. De "Apollo" van "den
Div", zoals Devenijns in de Tilburgse volksmond
genoemd werd, gold in onze jeugd dan ook als de
"kwaje bioscoop". Een pikante noot daarbij was, dat
in een bepaalde periode bij "den Div" een gewezen
frater als explicateur optrad. Dat was de man die de
toen nog stomme films toelichtte. Nóg zo'n
pikanterietje zat in het feit, dat Apollo tegen de
Heuvelse pastorie was gebouwd en dat bij "den Div"
ook veel cabaret gegeven werd. Spotters zeiden dat
de pastoor gratis kon meeluisteren als hij zijn oor
tegen de muur legde... Vanaf de kansel kon men ook
kritiek op film en cabaret te horen krijgen. Boze
tongen beweerden, dat "den Div" altijd heel erg in
zijn nopjes was als er weer eens tegen het door hem
geboden amusement gepreekt was. Dan rinkelde de
kassa steeds beter dan zonder preek. 't Kan gelogen
zijn hoewel niet zo onlogisch. Hedendaagse
ervaringen schijnen nog steeds tot diezelfde
conclusie te leiden...
De
film had in zijn opkomst de wind niet helemaal mee.
Mogelijk omdat hij aanvankelijk beschouwd werd als
kermisvermaak. In het begin van de twintigste eeuw
zagen we in Tilburg op de kermis regelmatig de
reizende bioscoop van Alex Benner. Daarin werden
films van Pathé-Frères vertoond. Zij stond dan op de
Heuvel. In 1908 heeft Benner ook films gedraaid in
de "schouwburg" van Devenijns. Andere
kermisbioscopen waren in Nederland die van Desmet en
Riossi.
Brave bioscoop
We
zeiden reeds, dat het zich ontwikkelend
bioscoopwezen van kerkelijke zijde met weinig
waardering werd gadegeslagen. En dat is dan heel
zacht uitgedrukt. Deze omstandigheid leidde tot
oprichting van "de Witte Bioscoop" met als doel een
positief tegenwicht te vormen tegen het "slechte
theater". De grote promotor was hier kapelaan A.
Verschure, de latere pastoor van de parochie
Trouwlaan. Hij bracht de bioscoop onder in de
daartoe verbouwde toneelzaal van de Katholieke Kring
St. Anna, gevestigd in de Capucijnenstraat. De
oprichtingsdatum van "de Witte", welke Wim Jansen
tot directeur had, was 29 maart 1913. Het is
derhalve niet juist, dat deze bioscoop de eerste in
Tilburg was, zoals wij onlangs ergens lazen. In "de
Witte" werden alleen maar positief goede of althans
onschuldige films gedraaid. Loffelijk initiatief. Zo
kon jong en oud hier o.a. genieten van het genre "De
ontbladerde Roos" (over de H. Theresia als we het
goed hebben), "Het geheim van de biecht" en "Hoe ik
mijn kind gedood heb" van de destijds bekende Franse
abbé Pierre L'Ermite. Helaas smaakt de verboden
vrucht nu eenmaal lekkerder dan de geoorloofde. "De
Witte" kon het niet bolwerken. Zo besloot op
12-11-1920 de Tilburgse gemeenteraad tot overname
van de gebouwen en een deel van de inventaris. Het
complex werd sindsdien ingericht tot
brandweerkazerne. Deze is, na diverse uitbreidingen
en verbouwingen, daar nog steeds gevestigd.
De
andere inmiddels in Tilburg bestaande bioscopen
hadden nu het rijk alleen. In het begin van onze
eeuw bezat Tilburg aan het noordelijk deel van de
Heuvel, dat toen als veemarkt in gebruik was, aan de
westkant een café-chantant. Als "Villa Nova" genoot
dat een grote reputatie. Als bijzonderheid gold o.a.
ook de daaraan verbonden "Wintertuin", een met veel
kunstbloemen feeëriek uitgedoste zaal zoals die
behoorde tot een "mode" uit die dagen. "Villa Nova"
was gevestigd daar waar men momenteel "The Gallery
Club" aantreft. Op 24-8-1912 werd in dit pand nr.
12, dat op 7-2-1912 was uitgebrand, door de N.V.
Bioscoop Theater Holland uit Rotterdam een bioscoop
onder de naam "Palace" geopend. In 1918 treffen we
die, onder directie van Frits Onstee, als "Luxor"
aan. Eind van dat jaar blijkt de vergunning in
handen te zijn van de N.V. Concertgebouw. Rond die
periode worden de voorstellingen gestaakt, hoewel
niet voor lange tijd. In het begin van de twintiger
jaren zijn respectievelijk in het bezit van de
vergunning: N.V. Cinema Palace te Arnhem, A. Desmet,
J. Devenijns en Wim de Boo. In 1927 gaat de
exploitatie van "Luxor" over aan W. van Dun. Onder
diens bewind wordt de bioscoop omgedoopt in "City
Theater". Nadat dit op 26-12-1939 op zijn beurt was
afgebrand - waarbij één personeelslid om het leven
kwam - is het Theater nooit meer als zodanig
opgebouwd. De oude vergunning werd echter pas op
9-2-1959 ingetrokken.
Knokfilms
De
"Luxor" gold als de volksbioscoop. Dat kwam al tot
uiting door de betiteling welke de volksmond eraan
gaf. Die sprak van de "petjes-bioscoop". Zij had
deze naam vermoedelijk te wijten aan de vele knok-
en cowboyfilms die er draaiden. Helaas moeten wij
bekennen hier in onze jeugd ook wel eens, in strijd
met een ouderlijk verbod - en dus buiten medeweten
van die ouders! - naar binnen te zijn geslopen... In
latere jaren deden we in die "petjes-bioscoop"
echter de ontdekking, dat uitgerekend hier de nu
klassiek geworden Russische films draaiden, zoals
"De Moeder" van Pudowkin, diens "De laatste dagen
van St. Petersburg" en Eisensteins "Potemkin". Om er
maar een paar te noemen. Eigenlijk helemaal geen
kost voor de massa, daar de Russen het medium film
op een geheel eigen en tot dan toe nauwelijks
bekende manier hanteerden. Dat had niets meer te
maken met het vertrouwde, gefotografeerde toneel
maar alles met gebruikmaking van specifiek filmische
wetten. We hebben wel eens gedacht, dat de Luxor aan
die Russische films misschien een goedkoop contract
had.
Tilburg bezat nog méér bioscopen. Als vanouds de
Nieuwe Koninklijke Harmonie. Onder auspiciën van een
filmverhuurcentrale uit Leipzig draaide daar in 1911
(september) "Cinophon" van directeur H.J. Fey. Op
6-10-1912 startte "de Harmonie" met een permanente
bioscoop tot 1944, toen een tijdbom van de Duitsers
de zaal verwoestte. Tengevolge daarvan verviel de
jaren niet meer gebruikte vergunning. In 1958
draaide men echter weer met de vergunning van de
firma Biemans.
In
de Willem II-straat ("Souvenir") draaide vanaf
oktober 1916, onder Alp. Vermeer, de "Nieuwe
Bioscoop". Later was H.J. Servaas de directeur. De
bioscoop, welke ook een tijd heeft stilgelegen,
veranderde ook een paar keer van naam. Zo hebben we
haar gekend als "Cinema Royal" en later als de
huidige "Ambassade" met exploitant "Biemans
Bioscopen" uit Oisterwijk.
In
een verbouwde fabriek, Heuvel 97, opende in 1928
H.C. v.d. Waarden de "Burger Schouwburg", later
omgedoopt tot "Stadsschouwburg". Die onderneming was
heel wat méér dan alleen bioscoop zoals de naam
reeds zegt. Sinds mei 1947 werd er in twee zalen
gedraaid. We worden geconfronteerd met twee nieuwe
namen, t.w. "Metropole Theater" (W.A. van Dun). In
1959 veranderde die naam in "Centrum Theater". Sinds
geruime tijd zijn de panden van de voormalige
"Stadsschouwburg" gesloopt.
Op 2
september 1925 opende Mathijs Desmet een bioscoop in
de Julianastraat. Wij dachten onder de naam
"Rembrandt theater", wat later "Chicago Theater" is
geworden en dat sinds 1 april 1924 in bezit kwam van
Herman v.d. Waarden, die reeds de "Stadsschouwburg"
exploiteerde. Ook de "Chicago" is afgebroken.
Muziek en uitleg
Tot
aan de komst van de sprekende film werden de films
toegelicht door een explicateur, terwijl een
orkestje met viool en piano voor illustratieve
muziek zorgde. Voor wat het laatste betreft: Als het
om kabbelende golfjes op het doek ging, kon de
muzikale illustrator goed bij "Hoffmans
Vertellingen" terecht. Wat hij dan ook deed! Bij de
explicateur was, naast fantasie, welsprekendheid een
belangrijk voordeel. Tot de kunst behoorde ook: zijn
mond niet voorbij te praten in een te groot
enthousiasme. Al vonden sommige toeschouwers dat nu
juist zo leuk. In dit verband schiet ons een
verhaaltje te binnen. De film vertoonde een verliefd
paartje aan de wandel. De explicateur: "Nu wandelen
ze door het park... zij gaan op een bank zitten...
hij slaat zijn arm om haar schouder... nu zoenen ze
elkaar..." Vanaf de derde rang klonk plotseling in
onvervalst Tilburgs de roep: "Daor zède gij ôk nie
vies van!"
Tilburg heeft het lang met vijf bioscopen gedaan,
want de Bioscoopbond hield, voor wat vestigingen
betreft, de touwtjes in handen. Wij hebben ons tot
deze "biossen" bepaald, doch willen nog wel een
tweetal "wijkbioscopen" vermelden, t.w. het "Westend
Theater", later "Rex", aan de Poirtersstraat. De
vergunning dateert van 22-12-1955. Verder "Besterd
Belang", Koestraat 73 kende ooit een bioscoop
waarvoor de vergunning op C. Kibbelaar stond. Na
gesloten te zijn geweest, werd deze 22-12-1923 nog
eens als "Cinema Royal" heropend. Beide zijn
verdwenen.
De
huidige situatie laten we achterwege. Het ging ons
niet om het heden, maar om het verleden, vooral om
de "geboorte" van de film in Tilburg. Weinigen weten
daar nog iets van.
PIERRE VAN BEEK