"Oranjebond"
open voor publiek
Het
Nieuwsblad van het Zuiden - zaterdag 20 april 1968
Jarenlang heeft er het bekende bordje "Verboden toegang"
gestaan. Het is een gunstig tijdsteken, dat dit onlangs
vervangen werd door het meer sympathieke groene bord met
de twee poppetjes, een mannetje en een vrouwtje, en de
éénlijnige suggestie van wandelen. Maar die poppetjes -
men vindt ze in Tilburg o.a. bij de Warande - gaan ook
vergezeld van het litanietje van de dingetjes, die wél
en niet mogen. Het zijn de voorwaarden waarop het
aangeduide terrein voor de recreatie van het publiek
wordt opengesteld. Deze bordjes zijn nu ook verrezen bij
de bossen van de voormalige "Oranjebond", thans eigendom
van de Nederlandse Heidemaatschappij. Dat betekent de
ontsluiting van een tot heden bij het ontspanning
zoekend publiek niet alleen onbezocht, maar ook totaal
onbekend gebied. In de contreien van Hilvarenbeek en
Esbeek is "Oranjebond" evenwel een bekende klank. Daar
is men er een halve eeuw mede opgegroeid. Het was immers
al omstreeks het jaar 1900, dat deze naam vanuit Den
Haag in het Brabantse land viel, daar waar de aarde nog
"woest en ledig was" en haar weliswaar niet de wateren
maar in ieder geval toch de heiden overdekten. Dit
ietwat bijbelse beeld dient ruwweg gelokaliseerd te
worden in het gebied tussen Hilvarenbeek, Esbeek, De
Roovert, Thulden en de Belgische grens. Men bereikt het
van meerdere kanten. Het eenvoudigst vanuit Hilvarenbeek
door de Koestraat over het Hoog Spul, steeds over een
asfaltweg tot daar, waar vóór een open hooischuur een
kort klinkerwegje rechts afbuigt.
"Oranjebond van Orde" luidde bij de oprichting de wel
heel nationaal klinkende officiële naam, die eigenlijk
als een veer de windrichting tekende van de geest,
waaruit hij was ontsproten. De bond was een
"vrouwenvereniging" en werd opgericht door een aantal
adellijke en aan diplomaten verwante dames, die zich
o.a. tot taak hadden gesteld geld en goed te besteden
aan beplanting der woeste verlatenheid in die uithoek
van Nederland. Er werd jarenlang een landelijke
"Stuiversactie" gevoerd en met die stuivers en de toen
wel uiterst goedkope arbeidskrachten groeiden door de
decenniën heen de jonge boompjes uit de kluiten. Maar de
tijden veranderden en met hen de mensen, die wel een
betere boterham wilden verdienen. De lasten stegen, de
opbrengsten van de bosbouw waren niet navenant en zo
achtte men het een jaar of vijf geleden dienstig het
enorme complex, dat verscheidene honderden hectaren
beslaat, te verkopen aan de Nederlandse
Heidemaatschappij, die wel meer met dit bijltje gehakt
heeft.
De
"Oranjebond" is verdwenen uit de Beekse landouwen maar
zijn naam leefde er voort. Daarvoor zorgen o.a. ook
weinig fraai, in kleuren uitgevoerde, geglazuurde tegels
tegen de voorgevel van de boswachterswoning, die fier en
trots de woorden "Oranjebond van Orde" vermelden. Men
heeft het erg mooi willen maken en blijkbaar een beetje
rijk uit den hoek willen komen. Maar het is niet mooi,
het detoneert in de omgeving. Mooi was volgens onze
zegsman de boerderij, die een zestig jaar geleden op
dezelfde plaats heeft gestaan doch die - zoals in het
verleden reeds zovele afgelegen boerderijen - aan het
vuur ten offer is gevallen.
Aardig hoekje
We
hebben geen reden aan de appreciatie van onze zegsman te
twijfelen, want ze wordt onderstreept door de thans nog
aanwezige relieken. Dat zijn dan een bakhuisje, een open
(weliswaar met cement besmeerde) put maar waarbij toch
nog de putmik en wat daarbij hoort aanwezig is en dan
zeker niet op de laatste plaats een paar kolossale
koningslinden en de traditionele noteboom. Ook deze
noteboom is zo enorm dik als we nooit eerder gezien
hebben. U moet het zien als alles in het blad staat en
de kronen een overhuiving vormen.
Bij ons
bezoek zat de lengte nog onder de knoppen te dringen.
Als u dit leest, is hij er al uitgebarsten. Het meeste
loofhout staat nog kaal maar de berk veegt reeds zijn
groen over de geëtste takken alsof er met een halfdroog
penseel overheengestreken is. Het grote feest gaat
beginnen. Maar het dennnenbos is altijd mild voor de
mens want 't verliest nooit zijn tooi. Daarom is het
daar zelfs in de winter heerlijk wandelen. De bossen van
de "Oranjebond" zijn wel groot maar niet spectaculair.
Volgens een kenner zijn ze zelfs eentonig en uit een
oogpunt van bosbouw lang geen honderd procent. Wat malen
u en ik echter om deskundige bosbouw. We nemen er die
graag bij als het niet anders kan - voor
schilderachtigheid zonder meer is de natuur nog altijd
de beste meester!
We
zouden kunnen wijzen op de merkwaardige hoge beplante
wal, waar verwrongen knoeststammen om het bestaan
vechten, direct gelegen achter de boswachterswoning.
Toch wel uniek in deze omgeving. Men denkt aan de
restanten van een weerwal. Volgens een zegsman betreft
het hier een oude zandverstuiving. We zouden een grote
sprong kunnen maken, ver weg, geheel naar wat men in
Hilvarenbeek Roovertse Bergen noemt. Het is een
zanduitgraving langs de Roovertsedijk, een geliefde,
hoewel niet geheel ongevaarlijke (instortingen bij holen
graven) speelplaats voor de Beekse jeugd. Het laatste
water in de dalkommetjes zal wel spoedig verdwenen zijn.
En ergens ligt nog een kunstmatig vennetje, dat we op
onze laatste dooltocht zelf niet eens meer hebben kunnen
terugvinden. Allemaal niet bijzonder - niet om over naar
huis te schrijven.
Het
accent
Het
accent, dat wij op de bossen van de voormalige
"Oranjebond" zouden willen leggen is - naast de
uitgestrektheid - de stilte en de onberoerdheid. Ze
hebben dat te danken aan hun afgelegen ligging en hun
onbekendheid. In de toekomst zal daar die stilte
hopelijk blijven, want er zijn een aantal dingen, die
niet mogen. Op het terrein zelve worden geen auto's
toegelaten, evenmin bromfietsen en ruiters. Ook spelende
transistors zijn er taboe. Zo wordt de door lawaai
geteisterde stadsmens tegen zich zelf beschermd. Wie dat
niet wenst, moet er maar wegblijven, evenals degene, die
zich niet wenst te houden aan de andere voorschriften,
die betrekking hebben op vernieling en vervuiling van de
natuur en roken voor brandgevaar. Het ligt blijkbaar in
de bedoeling de rust de rust te laten en de zoekende en
dromende mens tenminste ergens zichzelf te doen zijn,
losgemaakt van en uitgeheven boven de dagelijkse
beslommeringen maar op retraite bij zichzelf. Misschien
gaat het - na het verschijnen van dit artikel - op een
mooie zondag ineens wel stormlopen. Dit is voor ons geen
reden deze woorden in de pen te houden. We zijn niet
zelfzuchtig genoeg om wat wij meenden te ontdekken onder
de korenmaat te houden. Bovendien bezitten we de
overtuiging, dat de natuur voor wat zijn vrienden en
zijn vijanden betreft hier wel selecterend te werk zal
gaan.
Ontvankelijkheid
Er
zullen nu ongetwijfeld nieuwsgierigen-zonder-meer komen
opdagen. Zij zullen er nauwelijks iets zien. Omdat het
meer beleefd dan enkel gezien moet worden. Het gaat om
de innerlijke, subjectieve, zeer persoonlijke ervaring.
Voor wie daarvoor openstaat, ligt het geluk overal. Hij
zal hier urenlang kunnen dwalen door de dreven zonder
een mens tegen te komen, zijn vreugden beleven aan de
rulle zandwegen, die van ouderwetse zomers verhalen, de
golvingen van het terrein, een open plek in het bos
omdat er pas de bomen gekapt zijn en eens als
brandsingel geplante witte berken die nu zo markant
afsteken tegen de donkere dennen. Een eekhoorn speelt
verstoppertje aan de achterzijde van een boomstam, een
haasje huppelt, zich van geen kwaad bewust, met
opgestoken oren voor hem uit op de weg, er wandelt een
kleurige fazantenhaan langs de bosrand, er schiet een
lawaaierige patrijs de lucht in, er zingt een merel zijn
hoogste lied en als hij geluk heeft steekt er een
verrast reeënpaar - altijd vóór en nooit achter hem - de
dreef over. Alles - behalve het laatste dan! - echt niet
zo uitdagend maar wel dingen, die het leven fleur geven
in zachte pasteltinten. Maar dan moet je niet
kleurenblind zijn!...
PIERRE
VAN BEEK