Kop
van Jut herinnert aan Haags drama
Het
Nieuwsblad van het Zuiden - donderdag 24 mei 1973
Heb je
wel gehoord van de schrikkelijke moord, de schrikkelijke
moord in 't Haagje?... Zo werd er in het laatste kwart
van de vorige eeuw, waarschijnlijk op de wijze van "Piet
Hein", op de Vughtse kermis gezongen. Het ging hier
echter niet over Breda, dat ook wel 't Haagje van het
Zuiden werd genoemd, maar over de Nederlandse
residentie, het plechtige 's-Gravenhage. Daar had zich
rond die dagen een drama afgespeeld, dat heel Nederland
met ontzetting vervulde.
Naar de
mode van die tijd vonden kreupeldichters en
straatzangers in dergelijke affaires hun inspiratie. Zij
zorgden toen voor de "Schlagers" of "hits" zoals in
latere tijd de film, radio en tv zouden doen. De
straatzangers kweelden de om hen heen verzamelde
luisteraars de liedjes vóór, welke dan gedrukt op snel
vergelend krantenpapier voor de civiele prijs van twee
cent aan de man of aan de vrouw gebracht werden. Ook
Tilburg heeft dit soort straatzangers en minstens één
zangeres gekend. "Ka... ka... Kaatje..." leeft nog bij
menigeen in de herinnering.
Het
curieuze van het Haagse drama is, dat wij er tot in onze
dagen nog altijd de "Kop van Jut" aan hebben
overgehouden, die ieder jaar als attractie voor
"geweldenaren" op de kermis verschijnt. Het is niet
algemeen bekend hoe dat te samen gerijmd kan worden. Het
deed ons daarom genoegen in een oude aflevering van "De
Kleine Meijerij", het orgaan van de Heemkundekring van
Oisterwijk en Omstreken, een uiteenzetting van de
geruchtmakende, Haagse moord aan te treffen. We houden
ons aan de hier gegeven lezing, waaruit o.a. blijkt
waarom men uitgerekend in Vught het aangehaalde liedje
zong.
Afschuwelijk
Aan het
Huygenspark (vroeger de Bosch van Guinee genoemd) in Den
Haag woonde een schatrijke, maar tevens wat zonderlinge
dame, mevrouw Van de Kouwen-Ten Kate. Deze hield er een
dienstbode op na, die over de lieftallige naam Christina
Goedvolk beschikte. Dat mooie aforismen zoals "Omen est
Nomen", de naam is een teken, niet altijd opgaan, werd
aan deze gedienstige bewezen. Hier bleek juist het
tegenovergestelde het geval. Rond 1872 raakte Christina
verloofd met de Haagse kelner Hendrik Jacob Jut. Dat
liep op "een moetje" uit. Nu had mevrouw de
onvoorzichtigheid begaan haar "getrouwe" tot in de
details in haar financiële situatie in te wijden. In het
aangezicht van het gedwongen huwelijk werd de verleiding
groot en de verloofde van Stien besloot mevrouw Van de
K. te vermoorden om zich van haar geld, sieraden en
effecten meester te maken.
In
september 1872 had Stien haar dienst opgezegd. Op 13
december daaropvolgend belde zij nog eens aan bij haar
voormalige mevrouw, die haar, niets vermoedend, boven
nodigde. Terwijl Stien de trap op ging, sloop de kelner
het huis binnen. Jut liep regelrecht door naar de
keuken. De daar aanwezige nieuwe dienstbode stak hij
pardoes met een mes dood. Vervolgens drong hij de kamer
van mevrouw binnen en vermoordde deze op dezelfde
manier. Nu had het misdadige paar vrij spel. Het
besteedde vier uur aan het doorzoeken van het huis om
daarna met een rijke buit van alle geld, sieraden en
effecten te vertrekken.
Rust
noch duur
Terwijl
Den Haag nog rilde van het afschuwelijke drama werd het
huwelijk van Jut en Sien voltrokken alsof er geen
vuiltje aan de lucht was. Het zat er nu voor het tweetal
aan. Op geld hoefde niet meer gekeken! Ze gingen op reis
naar New York. Vooral in die dagen een hele onderneming.
De tocht geleek echter wel meer op een vlucht dan op een
huwelijksreis met rustige wittebroodsweken. Ze hielden
het in New York dan ook niet lang uit. Spoedig
verschenen ze in Liverpool om daarna weer in Londen op
te duiken. Maar ook deze wereldstad bleek de gewetens
geen rust te gunnen. Zoals de misdadiger steeds heet
terug te keren naar de plaats van het misdrijf, keerden
Jut en Sien naar Den Haag terug. Hun oponthoud daar
duurde slechts een paar maanden. Het paar vestigde zich
toen in het landelijke Vught. Zij leefden daar als
mensen in goede doen en niemand in Vught had er enig
idee van welk geheim die twee, als een nooit aflatende
kwelling, met zich rond droegen. Jut en zijn vrouw
woonden, volgens mededeling van een 90-jarige
inwoonster, te Vught op Kerkstraat 3, waar in 1967 een
winkel van de Edah gevestigd was. In 1873 emigreerden de
rustelozen naar Zuid-Afrika. Zes maanden later stonden
ze echter weer in Rotterdam. Hier begonnen zij de
exploitatie van een café-logement, wat hun noodlottig
zou worden.
Arrestatie
Of ze
door wroeging zelf hun mond voorbij gepraat hebben? In
ieder geval geraakte het tweetal in Rotterdam in
opspraak. Bezwarende verklaringen en aanwijzingen
stapelden zich op totdat de politie de tijd rijp achtte
toe te slaan. De kooi klapte dicht! Reeds na enige
verhoren bekenden Jut en zijn vrouw de dubbelmoord te
hebben gepleegd. De arrestatie en de daarop volgende
rechtszaak trok uiteraard grote belangstelling in heel
Nederland. "Levenslang wegens moord en roof" luidde de
uitspraak voor Jut. Stien kwam er wegens
medeplichtigheid af met twaalf jaar gevangenis.
Jut
heeft van zijn "levenslang" weinig uitgezeten. Reeds na
een jaar stierf hij in het tuchthuis te Leeuwarden.
Stien maakte in de gevangenis van Gorcum haar twaalf
jaar vol. In die periode "legde zij getuigenissen van
berouw" af. Na haar herwonnen vrijheid probeerde ze
opnieuw te beginnen en pakte daartoe alle werk aan, dat
ze krijgen kon. Maar het is niet zo gemakkelijk voor
"wie gezeten heeft". Alsof de kraaien het uitbrachten -
spoedig kwam haar verleden aan het licht en dan vloog ze
de laan uit. Ze besloot het daarom maar eens in
Amsterdam, de grote stad, te proberen. Hier bleek haar
misdadige aanleg in twaalf jaar niet helemaal te zijn
uitgeroeid. Ze maakte zich schuldig aan winkeldiefstal
en weer verdween zij voor twee jaar achter de
gevangenismuren. Van haar verdere leven is niets bekend.
De
baby
Tijdens
hun verblijf te Vught werd er een kind geboren. In het
Vughtse geboorteregister staat dit ingeschreven met de
mooie namen: "Angelica, Isabella, Cassandra(!),
Christina, dochter van Jacobus Jut, oud 21 jaar, en
Christina Goedvolk, beiden zonder beroep en wonende in
de kom dezer gemeente." Het blijkt, dat Jut toen hij de
dubbelmoord pleegde, 20 à 21 jaar oud was. De leeftijd
van Christina wordt niet vermeld.
Onder de
namen van het kind valt de legendarische van Cassandra
op. Cassandra was namelijk de schoonste dochter van de
Trojaanse koning Priamus en Hecuba. Apollo verleende
haar de gave der voorspelling maar voegde er aan toe,
nadat ze haar aan hem gegeven belofte niet was
nagekomen, dat niemand de voorspelling zou geloven. Zij
verkondigde dan ook tevergeefs de val van Troje. Door
Agamemnon als slavin meegenomen naar Mycenae werd zij,
samen met haar meester, door diens vrouw Clytaemnestra
vermoord. Cassandra is het type van de tragische, door
goden en mensen verlaten figuur.
Geschandvlekt
De naam
Jut was in Nederland na deze affaire geschandvlekt.
Later is uit dien hoofde aan Angelica bij Koninklijk
Besluit toestemming verleend een andere familienaam te
voeren. Die nieuwe naam werd kiesheidshalve nooit
gepubliceerd daar hij anders weinig gebaat zou hebben.
Niet
alleen de liedjeszangers maar ook kijktenten op
kermissen hebben het Haagse drama in felle kleuren en
tekeningen geschilderd. Het eerste couplet van het
kermislied, dat wij hierboven reeds aanhaalden, luidde:
Heb je wel gehoord van de schrikkelijke moord,
De schrikkelijke moord in 't Haagje?
Ze pakten mevrouw Van de Kouwen bij d'r mouwen
En de dienstbode bij d'r kraagje.
O Jut, o Jut, nou zit je in de put,
Had je mevrouw Van de Kouwen
Het leven maar laten houwen!
O Jut, o Jut, daar zit je nou voor in de put.
Een
"smartlap" kun je dit niet noemen. Het lijkt eer een
vrolijke boel. Zeker is het een tekenend voorbeeld van
"volkse poëzie" in die dagen.
Sla
er op!
Kort na
hun ontstaan kregen de op kermissen verschijnende
"slagmachines" in Brabant de naam "Kop van Jut". Op die
attracties kunnen geweldenaars met een zware, houten
hamer hun spierkracht beproeven en heel of half dronken
feestvierders hun overmoed of agressie afreageren door
in de verbeelding schedels te pletter te slaan. Een
gedachtenassociatie met de Haagse gewelddaad deed de
naam van de moordenaar tot in onze dagen voortleven.
PIERRE
VAN BEEK