Tilburger verslaat in
trein naar Parijs twee rovers
Het Nieuwsblad van het Zuiden - maandag
10 januari 1972
"Wat zegt een naam?" We stellen die vraag
ditmaal eens zonder het daarbij behorende scepticisme
van Shakespeare. Gewoon omdat we willen weten waarom er
in Tilburg toch eigenlijk een straat "Gebr. Salastraat"
heet. U kunt ze vinden op het Industrieterrein-Noord,
over het kanaal, niet zo ver verwijderd van de
Dongenseweg. Er bestaan levende generaties in Tilburg,
die het u direct vertellen zullen, maar veel groter is
het aantal stadgenoten, dat hier volkomen in het duister
tast. Het zal wel iets met industrie te maken hebben. De
wat exotisch klinkende naam stamt echter helemaal uit
het gelid van de oude Tilburgse geslachten, wat nog te
meer opvalt als men weet, dat hij o.a. toch ook aan de
wollenstoffenindustrie verbonden is geweest. Hij nam
daar een bescheiden plaats in tussen de coryfeeën, die
het thans nog niet eens tot een straatnaam gebracht
hebben. Dus moet er met de naam Sala nog wel iets anders
aan de hand geweest zijn. Op zoek naar bevrediging van
onze nieuwsgierigheid bleek dan ook, dat goed zeventig
jaar geleden, namelijk in 1901, de naam Sala in Tilburg
op veler lippen heeft gelegen. Dit tengevolge van een op
Sebald Sala in een trein gepleegde overval, waarbij Sala
zich zó geducht weerde, dat niet hij maar de daders het
slachtoffer werden. Er viel daarbij zelf een dode doch
ook een komische noot ontbreekt er niet. Sebald Sala
circuleerde nadien enige decennia door de Tilburgse
historie met een nieuw verworven predikaat: "Sala die
zich zó geducht weerde" werd hij genoemd. Laten we die
geschiedenis weer eens te leven wekken!
Sebald Sala dreef aan het eind van de
tachtiger jaren van de vorige eeuw met zijn broer Louis
een bescheiden wollenstoffenfabriek in de Tuinstraat te
Tilburg. Op een dag van het jaar 1901 ging hij per trein
op reis naar Frankrijk, waar hij, voor zaken, een
machinefabriek wilde bezoeken. In de treincoupé kwam hij
in contact met twee medereizigers, die hem in de loop
van de conversatie sigaretten presenteerden. Uit de ons
ter beschikking staande summiere overlevering blijkt
niet of Sala gronden had om zijn medereizigers te
wantrouwen. In ieder geval weigerde hij de sigaretten.
Ze zouden "verdovende middelen" bevat hebben. Even later
wierpen de onbekenden hem een gechloroformeerde doek
over het hoofd met de kennelijke bedoeling hem te
verdoven en daarna te beroven.
Nu was Sala voor geen kleintje vervaard.
Hij had zijn stevige figuur mee en was ook op de hoogte
van de kunst van zelfverdediging. De overvallers waren
dus aan het verkeerde kantoor. Onze stadgenoot sprong
op, greep de aanrander bij de strot en diende hem,
volgens de regels der kunst, een fikse scheentrap toe,
zodat de man enige tijd nodig had om tot zichzelf te
komen. Daarna pakte hij nummer twee in een schoudergreep
en smeet hem door het portierraampje de trein uit.
Terwijl hij de overgeblevene met een extra portie
schoppen tegen de schenen definitief buiten gevecht
stelde, trok Sala aan de noodrem. Na het stoppen van de
trein kon de overgebleven aanrander in verzekerde
bewaring worden gesteld. "En nu moet je ook nog eens
langs de rails gaan kijken", adviseerde Sebald. "Ze
waren met z'n tweeën en ik heb er één uit de trein
gesmeten." Bij het ingestelde onderzoek werd de bandiet
dood aangetroffen. Hij bleek toevallig op een wissel
terecht te zijn gekomen en had zware verwondingen aan de
rug.
Sala was er in het gevecht ook niet
geheel zonder kleerscheuren afgekomen. Één bandiet had
hem in de ogen geraakt. Bovendien bleek het sensationele
gebeuren hem geestelijk te hebben aangegrepen en wel in
die zin, dat Sebald voortaan voortdurend in de vrees
leefde te worden aangevallen. Hij legde een opvallende
argwaan aan de dag. Kwam er een onbekende toevallig wat
dicht naast hem lopen, dan bestond er groot risico, dat
Sebalds vuisten uitschoten om de vermeende belager op
een afstand te houden.
Het bewijs
De overvalaffaire heeft haar einde
gevonden in een rechtszitting, waarin Sala als getuige
optrad. Daar hij genoeg van alleen reizen had, liet hij
zich op deze tocht door een "beschermer" vergezellen. De
gearresteerde boef werd tot levenslang veroordeeld.
Tijdens de rechtszitting speelde zich een komisch
tafereel af. De beklaagde bleef namelijk hardnekkig
ontkennen bij de overval betrokken te zijn geweest. Sala
adviseerde toen de rechter zelfbewust: "Laat hem eens
zijn linkerbroekspijp opstropen. Als hij geen blauwe
plekken op zijn schenen heeft dan is hij het niet!"
Ofschoon de man in kwestie niet veel voor een
demonstratie voelde, kon hij daaraan - onder dwang van
de rechter - niet ontkomen. En zie: het bewuste been
bleek een fraaie staalkaart van blauwe plekken te
vertonen.
"Dit is de historie, waardoor Sala
beroemd werd. Zo is het gebeurd omdat hij (Sala) het
zelf aan mijn vader heeft verteld", zo besloot een
Goirkenaar zijn geschiedenis. Hij vertelde daarin ook,
dat Sala een vaste "buurter" bij zijn vader was. Die had
dus de geschiedenis, waarvan ook wel een afwijkende
lezing gegeven werd, uit de eerste hand. Zo vernamen wij
uit die andere bron, dat de bandieten poogden Sala een
jutezak over het hoofd te trekken, welke op de brede
rand van zijn panamahoed bleef hangen. Dat Sebald een
van de bandieten een vinger zou hebben afgebeten; dat
beiden zelf uit de trein zouden gesprongen zijn en dat
Sala voor een diamanthandelaar was aangezien.
Vragen
Laten we het houden op de geschiedenis
van de zoon van de Goirkenaar al blijven ook hier tal
van vraagtekens over. We missen node meer gedetailleerde
en controleerbare aanduidingen zoals plaats, uur, dag en
datum. Er blijkt niet uit of de overval plaatsvond op
Nederlands, Belgisch of Frans gebied. Evenmin vernemen
we iets over plaats of land van de rechtszitting. Wel
lezen wij, dat Sebald in Parijs "gehuldigd werd voor
zijn moedige daad". Namen en zelfs foto's van de
misdadigers zijn wél tot ons gekomen. Degene, die dood
op de wissel werd aangetroffen, was Joseph Vente voor
wie als beroep toreador en café-chantantzanger genoemd
wordt. Aangezien wij er in Nederland geen toreadors op
na houden, wijst dit niet naar een Nederlander. De
Franse naam Fernand Fau van de veroordeelde doet dit
evenmin. Wat er aan details ook te kort mag komen en of
er door mondelinge overlevering versieringen werden
aangebracht, de grote lijn van de hele historie kan niet
geloochend worden.
Geslacht Sala
De affaire heeft destijds ook aandacht
buiten Tilburg getrokken. Zelfs de geïllustreerde pers
met name "De Prins" besteedde er in 1901 aandacht aan.
We waren echter niet in de gelegenheid het bewuste
nummer van dit blad te raadplegen. Wél vonden we enige
bijzonderheden over het geslacht Sala. Deze familie is
van Italiaanse oorsprong, afkomstig uit Vesino in het
gebied van Como. In het begin van de 19de eeuw vestigde
zich een Jean Baptiste Sala, die met een Antwerpse
getrouwd was, in het Brabantse dorpje Lith aan de Maas.
Al zal men in zo'n klein dorp de eerste tijd wel wat
vreemd tegen de Italiaan hebben aangekeken, het gezin
raakte er goed ingeburgerd. Misschien heeft de Antwerpse
echtgenote daartoe ook wel een steentje bijgedragen. Hun
zoon Louis Joseph bracht het tot rijksontvanger zodat
hij dus de Nederlandse nationaliteit heeft bezeten. In
1848 trouwde deze met Helena Boeracker, de dochter van
een bierbrouwer.
Fabrikanten
Twee zoons uit dit huwelijk waren Louis
en Sebald, die we later als de Tilburgse gebroeders Sala
zullen ontmoeten. Zij bekwaamden zich beiden te Aken in
de fabricage van wollenstoffen en toen ze meenden de
knepen van het vak wel onder de knie te hebben,
stichtten zij te Tilburg een fabriek aan de Tuinstraat.
In het begin deden ze samen met twee zwagers van Sebald,
de gebroeders Kieckens. Later gingen de compagnons uit
elkaar. Zowel de Sala's als de Kieckens produceerden
nadien onder eigen naam. Om enig idee van de omvang van
het bedrijf van de Sala's te krijgen: In de tachtiger
jaren werkten daar 40 mannen, 8 vrouwen, 4 jongens en 2
meisjes. Dus een personeelsbezetting van 54 man, waarmee
de fabriek tot de kleine bedrijven gerekend moest
worden. Men stelle daar maar eens de grote bedrijven
naast zoals H. Eras en Zn. (500 man), Pollet en Zn.
(317) en L.V. Ledeboer en Zn. (316). De Sala's werkten
met een stoomketel van 35 paardekrachten.
Afgebrand
Op een plattegrond van Tilburg van 1890,
die o.a. alle Tilburgse wollenstoffenfabrieken uit die
tijd vermeldt, vinden we die van Gebrs. Sala bij de
Nieuwe Dijk (Mgr. Zwijsenstraat) vermeld. Het bedrijf
van Gebrs. Kieckens staat daar bij de Tuinstraat
aangegeven. Een adresboek van 1889 noemt Gebrs. Sala
wollenstoffenfabrikanten. Hun bedrijf was echter op 14
augustus 1887 tot de grond toe afgebrand. Alleen vier
geblakerde muren bleven overeind. De inhoud van de
brandkast bleek later ongedeerd. Na de brand verscheen
in de Nieuwe Tilburgse Courant een aantal advertenties,
waarin Charles Marsé, Willem II-straat 1011, in dikke
letters o.a. met "brandvrije brandkasten" adverteerde.
Naar een verslagje van de brand zochten we echter
tevergeefs in beide Tilburgse kranten.
Mogelijk is deze brandcatastrofe de
ondergang van de fabriek geweest. Sala was dan
slachtoffer van het vuur, dat hij als lid van Tilburgs
vrijwillige brandweer voor anderen zo vaak had
bestreden. En branden deed het in die tijd in Tilburg
dikwijls daar bedrijven en huizen met een verlichting
van olielampen waren uitgerust. In dit kader lijkt ons
vermeldenswaard de door Sebald Sala aan de dag gelegde
activiteit en kracht toen het bedrijf van de firma
Bijvoet in brand stond. Bijvoet, die de wanhoop nabij
was, legde de brandweer uit, dat zijn ijzeren geldkist
nog op de bovenverdieping stond. Maar hoe kreeg men er
die uit nadat de tegen een muur geplaatste ladder te
kort bleek om een raam te bereiken. Sala, zich bewust
van zijn sterkte, die hem later in de trein zo goed van
pas zou komen, bedacht zich niet lang. Hij ging "bok
staan" met de ladder op zijn schouders. Toen konden twee
brandweerlieden naar boven klimmen en zij keerden veilig
met de zware, ijzeren kist op de begane grond terug...
Op 't Goirke
Dat Sebald Sala op 't Goirke ging
"buurten", zoals boven gereleveerd, kan kloppen. Hij
woonde namelijk op 't Goirke en wel in het herenhuis
vlakbij het Julianaparkje op de hoek van de huidige
Pater Ruttenstraat. Het gaat hier om het huis, waarin
rond 1900 de familie Jos van Dijk-van Roessel woonde.
Later is het witte pand van weleer verbouwd tot twee
woningen. Sebald Sala is twee maal getrouwd geweest, het
laatst met een dochter van Van Wesel.
In het begin van 1900 ontmoeten wij de
gebroeders Sala in een geheel nieuwe branche namelijk
als sigarenfabrikanten. Zij krijgen op 21 november 1908
een vergunning (Hinderwet) voor de oprichting van een
sigarenfabriek met drogerij aan de Stedekestraat. Het
betrof hier een gebouw, dat reeds vroeger voor hetzelfde
doel was gebruikt. Volgens een inschrijving in het
Handelsregister op 7 juni 1910 en ook blijkens
briefhoofden van latere jaren is de firma naar de
Alleenhouderstraat verhuisd. Blijkens een briefhoofd was
toen de firma "speciaal ingericht voor
exportverpakking". Haar telegramadres luidde "Salaco".
Een adresboek van 1922 vermeldt Sala en Co nog steeds
als sigarenfabrikanten. Op 16 juni 1924 blijkt aan het
Handelsregister kennis gegeven, dat de zaak in 1923 was
opgeheven.
Nog één naam
Nu wilden we toch ook nog wel eens weten
of de naam Sala dan buiten de straatnaam van het
Industrieterrein helemaal uit Tilburg verdwenen is. Dat
is niet het geval. In het Tilburgse adresboek van
1968-1969 komt hij nog één maal voor in gezelschap van
een serie nóg exotischer namen, waarvan we het bestaan
in Tilburg niet konden bevroeden en die er meestal
oosters uitzien. We noteerden: Sahertian, Sahin, Said,
Saïd (dus mét en zonder trema boven de i), Sakar, Saki,
Salahessi en een uit het gelid springende Salakory.
Tilburg is een internationale stad geworden. Maar daar
was het ons niet om begonnen. Het ging enkel om "Sala,
de dappere" en de beantwoording van de vraag: Wat zit er
achter de naam van een straat op het
Industrieterrein-Noord?...
PIERRE VAN BEEK
De bij dit artikel afgedrukte foto's
troffen wij aan in het Personeelsorgaan van Int. Flavors
and Fragrances I.F.F. Nederland N.V., waarvan een
afdeling gevestigd is aan de Gebr. Salastraat in onze
stad. Aan dit blad ontleenden wij ook enige gegevens. De
overige zijn afkomstig uit het Tilburgs Gemeentearchief.
Voetnoot redactie:
Wij zijn eens op zoek gegaan naar meer
informatie over de poging tot beroving van Sebald Sala.
Wij vonden er o.a. in de NTC van vrijdag 28 juni 1901
een uitvoerig verslag over. Daarom zijn we nu in staat
wat aanvullingen te geven op bovenstaand verhaal en
enkele versieringen die in de loop der jaren aan de
overlevering waren toegevoegd door te halen:
1. De overval vond plaats op
dinsdagmorgen 25 juni 1901 tussen 2.00 en 3.00 uur in de
trein van Bergen (Mons) naar Parijs tussen de Franse
stadjes Feignies en Hautmont. De misdaad werd dus
gepleegd op Frans grondgebied.
2. De overvallers waren beiden
Fransen. Vente, leeftijd 28 jaar, was geboren in
Beauvezer (Alpes Maritimes) en Fau, leeftijd 24 jaar, in
Perrals (Aube).
3. Het beroep van Vente was niet
toreador en café-chantantzanger maar colporteur. Fau was
handelsagent.
4. Sala heeft niemand uit het
portierraampje gesmeten. Nadat hij aan de noodrem
getrokken had, sprongen de overvallers zelf uit de trein
die nog een snelheid had van 80 km per uur. Vente kwam
daarbij ongelukkig op de rails terecht met dodelijke
afloop.
5. In de NTC van maandag 16 december
1901 vonden we nieuws over de rechtszaak. Het Hof van
Assizen te Parijs veroordeelde Fau tot levenslange
dwangarbeid,
De door ons geraadpleegde kranten:
NTC woensdag 26 juni (Telegram),
donderdag 27 juni en vrijdag 28 juni 1901.
NTC maandag 16 december 1901 en
donderdag 19 december 1901.
TC zaterdag 29 juni 1901 en zondag 14
juli 1901.
TC donderdag 19 december 1901.