Portretten van drie
laatste Witheren gevonden op zolder
Het
Nieuwsblad van het Zuiden - donderdag 7 oktober 1971
Op
een stoffige zolder van de Goirkese pastorie te
Tilburg stonden drie levensgrote schilderijen in een
brede lijst hun dagen te verdoen omdat ze waren
"uitgerangeerd". Het bestuurslid van de
Heemkundekring "Tilborch" L. Langeweg werd "getipt"
en spande zich direct in er een méér passende
omgeving voor te vinden, want men bleek te maken te
hebben met de olieverfportretten van de drie laatste
witheren van Tongerlo, die op 't Goirke geresideerd
hebben. Dank zij de medewerking van prof. dr.
H.F.J.M. van den Eerenbeemt verhuisden zij naar de
Tongerlose Hoef. In de koopkamer bij de Tiendschuur
en de dispensierskamer van de oude hoeve vindt ge ze
thans in oude glorie terug. Dit alles en nog meer
valt er van de hand van W. v. Hest te lezen in het
jongste nummer van "Historische Bijdragen", het
orgaan van de Tilburgse Heemkundekring, dat ook drie
zeer goede reprodukties van de schilderijen brengt.
Het betreft hier Eugenius van Grunderbeek
(1764-1823), Bruno Dingenen (1765-1817) en Mathias
Stals (1761-1826) van wie ook een korte necrologie
wordt afgedrukt. Mochten er in Tilburg nog meer
"schatten op zolder" zitten dan zal de
Heemkundekring ongetwijfeld graag als "redder"
optreden.
M.W.J. de Bruijn besluit in deze aflevering zijn
gedegen studie over "Het ontstaan van de Tilburgse
Schepenbank". Na reeds eerder te hebben betoogd, dat
Tilburg reeds heel vroeg gerechtelijke
zelfstandigheid bezat en dat het de ingezetenen
blijkbaar was gelukt deze autonomie ook onder de
pandheren te bewaren, gaat hij thans uitvoerig in op
de vraag waarom men gemeend heeft dat Tilburg pas in
1453 gerechtelijk zelfstandig werd. Tevens behandelt
hij een beklag van de pandheer bij de hertog. De
schrijver ontkent ten stelligste, dat Tilburg pas in
1453 gerechtelijke zelfstandigheid bereikte.
Wat
lichtere kost als de voorgaande levert J.M.A.P. van
Gils, die een geval van mishandeling uit 1792 uit
het nog weinig bewerkte "crimineel archief" van
Tilburg heeft opgediept. Interessant omdat het
slachtoffer was Goirles eerste molenaar Benedictus
de Visscher, die in genoemd jaar reeds maalde op de
voormalige watermolen op de Ley bij De Vloed. Ook
vernemen wij dat deze De Visscher, die uit het
Belgische Itegem kwam, al in 1780 (13 januari) in
Tilburg optrad als getuige in zijn functie van
molenaarsknecht bij de Tilburgse molenaar Jan van
Venrooy. De Visscher schijnt derhalve niet
rechtstreeks van Itegem in Goirle verzeild geraakt.
De rechtbank verraadt ook iets van rivaliteit tussen
Goirle en Tilburg. De beklaagde Goirlenaar Peter
Vekemans betoogt o.a.: "Die van Tilburg gaan
allemaal voor met malen en dat neem ik niet, ik meen
het regt is dat Goirle voor moet gaan, mijn varken
leijd honger, 't voeijer moet gemaalen worden."
Verder treffen we in het tijdschrift aan de door
prof. dr. H.F.J.M. van den Eerenbeemt gehouden
toespraak ter gelegenheid van de opening van de in
de Tongerlose Hoef gehouden expositie van
historische landkaarten, een verslag van een
excursie naar de abdij van Tongerlo, resp. van de
hand van H.W. Vereijken en J. Trommelen.
Een
"repertorium" van Tilburgse pre- en protohistorie
wordt ingeleid door R. Peeters. Het betreft het
eerste deel van een artikelenreeks, waarin alle te
Tilburg op genoemd gebied gedane vondsten ter sprake
zullen komen, vergezeld van een uitgebreide
literatuurlijst. Het streven zit vóór uiteindelijk
tot een zo volledig mogelijk verzameloverzicht te
komen van wat tot nu toe incidenteel en summier
vermelding vond, aangevuld met de laatste gegevens.
Aan de orde komen in dit eerste artikel twee
neolithische bijlen. De auteur is correspondent van
de Rijksdienst voor Oudheidkundig Bodemonderzoek.
"Bijdragen" besluit met de vermelding van namen van
zestien nieuwe leden van de Heemkundekring.
PIERRE VAN BEEK