"Toen ben ik dertig
jaar doof geweest"
Het
Nieuwsblad van het Zuiden - zaterdag 20 april 1968
"Toen ben ik dertig jaar doof geweest. Daarna moest
ik voorzichtig leren horen. Ik kende de
doodgewoonste geluiden van de wereld niet." Dit zijn
de woorden van de nu 63-jarige, ongehuwde Mien
Peeters, die al 26 jaar in de Bloemenstraat te
Hilvarenbeek woont, als ze ons met veel verve en
welsprekendheid iets van enige markante episoden uit
haar leven vertelt. Eigenlijk had het een tragisch
verhaal moeten worden. Als het dit desondanks niet
werd, is dit te danken aan de wijze, waarop
mejuffrouw Peeters zich door de moeilijkheden van
haar jeugd heeft heengeslagen. Maar dit had weer
niet kunnen gebeuren zonder de hulp van haar moeder,
die ze voortdurend de daarvoor toekomende lof
toezwaait. "Zij heeft er mij doorheen geduwd. Zonder
haar was ik niks geweest!" verzekert ze met een
resoluutheid, die geen mogelijkheid tot twijfel aan
de waarheid openlaat.
Het begon al in de kleutertijd
Wat
is er dan toch wel met Mien Peeters aan de hand
geweest? Het begon al vroeg in haar jeugd. Reeds
tijdens het bezoek aan de kleuterschool leed zij aan
een euvel aan beide oren, zg. looporen, dat niet
alleen onaangenaam was voor de betrokkene zelf, maar
ook voor de omgeving. In het licht van de situatie
van vandaag valt het moeilijk te begrijpen maar het
waren toen andere tijden. Feit is in ieder geval,
dat aan die oren niet die zorgen besteed werden, die
ze in onze tijd zouden hebben ondervonden.
"Er
werd wel een beetje aan 'gedokterd', maar ja, hoe
ging dat toen. De mensen waren niet zo flauw. Nu
roepen ze al direct 'Oei, oei, oei!' Maar toen tilde
men aan zoiets niet zo zwaar. Men troostte zich met
de gedachte, dat het wel in orde zou komen. En dan
die dokterskosten, daar keek men ook hoog
tegenaan"... De verhoopte beterschap liet echter op
zich wachten. Toen Mientje Peeters twaalf jaar oud
was, begon het euvel zich pas goed door te zetten.
Er ontstonden gaatjes in het trommelvlies, dat ten
slotte geheel doorbrak en toen scheen er niets meer
aan te doen.
Stilte valt
"Sindsdien ben ik eigenlijk dertig jaar doof
geweest. Ik hoorde alleen heel harde geluiden, die
dan vaag tot mij doordrongen, maar daar ben ik me
pas later bewust van geworden." "Hoe is het dan op
de lagere school gegaan? U kunt toch lezen,
schrijven, rekenen en verder lijkt u me ook nogal
aardig bij de pinken." "Och, dat is nogal
meegevallen. De ene zuster zette mij op de eerste
bank om me wat te helpen, maar de andere, die
misschien niet zoveel geduld had, op de achterste,
ik moest maar zien, dat ik het redde. Nou, ik was
nogal leergierig en ik probeerde de woorden van de
lippen te lezen. Waar de natuur tekort schoot,
compenseerde ze blijkbaar weer elders. In ieder
geval heb ik het begrepen en toen ik met mijn
dertiende jaar de school verliet, kon ik wat anderen
kenden. Vermoedelijk heb ik er meer moeite voor
moeten doen dan zij maar ben me daarvan toen nooit
bewust geweest. Ik had eigenlijk nooit precies
geweten wat echt horen was. Het geluid van de wereld
heb ik pas op latere leeftijd kunnen ontdekken..."
"U hebt op school dus nooit geprotesteerd?"
"Eigenlijk niet. Er is een bekend gezegde: als Rome
gesproken heeft, is de kous af. De zuster was voor
mij zo'n soort paus. Wat die deed was welgedaan en
daar viel niet tegen op te komen."
Jeugdideaal
Hoe
ambitieus Mientje Peeters op school was, blijkt als
zij komt te vertellen over haar opstellen schrijven,
wat tot haar lievelingsvak behoorde, omdat ze
daarbij een meer dan gewone vaardigheid aan de dag
legde. Spontaan valt het er dan uit - echter niet
zonder toch een ondertoon van weemoed - "mijn
kinderideaal was toen schrijfster te worden". Ze
raakt niet gemakkelijk uitgepraat over die
opstellen. Bij opstelwedstrijden zeiden ze op
school: "We hoeven niet mee te doen, want Mien
Peeters wint het toch. Eigenlijk vond ik het
helemaal niet leuk want ik had geen concurrentie. Ik
heb mijn opstellen ook wel eens in de jongensschool
voor mogen lezen." Maar voor Mien Peeters, die uit
een gezin van drie kinderen stamde (ze had nog twee
broers) en wier ouders een bakkerijzaak dreven, was
het schrijversvak niet weggelegd. Er moest thuis
worden aangepakt en gewerkt zodat een ideaal in rook
opging. Ze kon enkel nog wat in de schaduw van de
jeugddroom leven door zoveel mogelijk te lezen wat
nu door anderen werd geschreven. Tot haar 29ste jaar
heeft Mien Peeters in de zaak van haar ouders
gewerkt en nog altijd was het ooreuvel niet genezen.
Het
is op het eerste gezicht verwonderlijk, dat de
moeilijkheden van het meisje niet tot een
minderwaardigheidscomplex hebben geleid. Dat dit
niet geschiedde is volgens haar eigen verklaring
beslist te danken aan haar moeder. Deze Beekse
bakkersvrouw mag dan nooit van psychologie hebben
gehoord, het moederlijke instinct heeft haar toch de
juiste weg gewezen. "Ik heb het echt niet zo
gemakkelijk gehad als jong meisje maar ons moeder
heeft me altijd geholpen en hooggehouden." Het
blijkt dan dat haar moeder de aandacht van het euvel
afleidde, het eigenlijk opzettelijk bagatelliseerde,
klaarblijkelijk met de bedoeling Mien in de running
te houden. "Niet zeuren. Daar schiet je niks mee op.
Er moet aangepakt worden. Je kunt het er zo best mee
doen. Het is toch nie anders." Dit klinkt allemaal
nogal hard, maar daar zat toch een doelbewuste lijn
achter, wat ook blijkt uit het volgende. "We gingen
eens op reis en ik moest van mijn moeder aan het
loket de kaartjes kopen. Ik stribbelde wat tegen
met: 'Maar moeder ik versta nie wa ze zeggen.' Het
laconieke antwoord daarop was: 'Dan moeten ze maar
wat harder roepen!' Ik kwam met de kaartjes terug."
Lof voor moeder
Er
werd ook voor gezorgd, dat Mien met de anderen kon
optrekken. Ze was overal bij. Bij de zangvereniging
en bij de toneelclub. "Zingen kunde wel zonder te
horen", meende moeder Peeters. "En bij het
toneelspelen werd ik zo maar het toneel opgeduwd.
Van de souffleur verstond ik natuurlijk geen woord."
Deze en andere soortgelijke praktijken hebben de
jonge Mien Peeters, die nog altijd twee toen
onbereikbare idealen met zich omdroeg: een
Lourdesreis en... een gehoorapparaat, er doorheen
geholpen. Hoe onwezenlijk het ook leek. Beide
idealen werden in één jaar vervuld. Maar toen was
Mien Peeters de middelbare leeftijd al gepasseerd.
In 1957 kwam de grote kentering. De medische
wetenschap had inmiddels grote vorderingen gemaakt.
De tijden waren veranderd en een specialist meende
nog een kans te zien voor Mien Peeters met een
gehoorapparaat. Hij zette alles op alles, het
loopoor werd weggewerkt. En nu komt eigenlijk het
meest boeiende uit het verhaal. Een vrouw die een
klein mensenleven lang door Beek is gegaan, wordt
behoedzaam in contact gebracht met de geluiden van
de wereld om haar heen, geluiden waartussen zij van
kinds af aan heeft geleefd en die ze nooit heeft
waargenomen. Ja waarvan zij het bestaan niet eens
blijkt te kennen. "Toen moest ik leren horen", zegt
Mien.
Alice in Wonderland
Wij
mensen, die met geluiden van het leven zijn
opgegroeid, moeten zich eens even realiseren wat het
betekent als een vrouw van nu 63 jaar zegt, dat zij
op 52-jarige leeftijd moest leren horen! Men
betreedt hier als het ware opnieuw de wereld van het
kind en gevoelt zich als Alice in Wonderland. De
verkenning van de wereld van het geluid begon in de
woning. "Ik had dikwijls genoeg een krant ineen zien
frommelen. Ik wist niet dat papier dan kraakte en
hoe dat geluid was. Voor de eerste keer van mijn
leven hoorde ik dat nu. Ik wist niet hoe de klok
tikte. Nu hoorde ik het"...
Dezelfde leergierigheid, die Mien Peeters al op de
lagere school aan de dag had gelegd, toonde zij ook
nu. "Ik wilde alle geluiden leren kennen. Ik ging
met opzet in de keuken de waterkraan openzetten om
het nooit vernomen ruisen van het water te horen.
Dat vond ik zo plezierig. Op zekere dag hoorde ik in
huis een geluid, dat ik nog niet kende. Ik wist
zeker dat het niet het tikken van de klok was; dat
kende ik al! Ik zocht het hele huis af tot in de
kasten toe. Toen kwam ik in de keuken, waar de kat
uit een schoteltje melk likte. Dat stond niet
helemaal vlak op de stenen vloer. Het wipte telkens
een beetje en dat was het tot nu toe nog nooit
gehoorde geluid... Ik stond te kijken naar het eten
koken. Wat voor geluiden komen daar niet bij te pas.
Het pruttelen van de aardappelen vond ik geweldig...
En zo was er zoveel."
Op straat
De
gelukkige Mien heeft tien dagen de geluiden van het
huis verkend, waartoe ook die van de conversatie
behoren. Eerst gesprekken met één persoon, later met
meerderen. Vanaf de straat drong reeds het geluid
van voorbijrijdende auto's en joelende kinderen tot
haar door. Weer nieuwe, nooit gekende ervaringen. Na
de tiende dag mocht zij op straat. Eerst 's avonds
wanneer het grote rumoer nagenoeg verstomd was. "Ik
liep met een vriendin op de Diessenseweg en hoorde
een tot nu toe onbekend geluid. Ik keek zoekend om
me heen en vroeg ten slotte: Waar komt dat toch
vandaan?" "Dat is niets anders dan het ruisen van de
wind door de bomen", antwoordde mijn begeleidster en
ik zei vol verbazing en blij over iets waarover ik
vaak gelezen had: "Is dát nu het ruisen van
bomen!"... Langzaam, als een ontluikende bloem,
ontplooide zich zo voor Mien Peeters de wereld van
de geluiden.
Alsof het dak instortte
Een
verrassende ervaring betekende haar eerste
kerkbezoek als horende met het bijwonen van de H.
Mis. "Eigenlijk was het verschrikkelijk. Ik had
steeds gedacht, dat - als er ergens stilte zou
heersen - dit toch zeker in de kerk zou zijn. Voor
mij was er een lawaai van jewelste. Het leek of de
murmelende priester aan het altaar vlak naast me
stond, maar toen het orgel inzette dacht ik, dat het
dak boven mijn hoofd ineenstortte. Van de eerste
schrik bekomen vond ik het geweldig. Ik begreep
niet, dat de mensen de kerk uitgingen toen de
organist na de H. Mis nog een improvisatie speelde.
Ik ben gewoon blijven zitten luisteren en kon er
niet genoeg van krijgen."
Aan
de vreemde ontdekkingen kwam aanvankelijk geen
einde. Vooral het verkeer op straat leverde wel
enige moeilijkheden op. Voor het schatten van de
afstand van het geluid. "Als ik op het Vrijthof bij
den hoek van de Koestraat was, ging ik al opzij
tegen de muur staan voor een auto, die langs de kerk
reed." (Dat was aan de andere kant van het plein.)
Zo
heeft Mien Peeters ten slotte ook de wereld van het
geluid veroverd en is zij - ondanks de veeljarige
handicap - steeds een volwaardig lid van de
samenleving gebleven. Mede dank zij goede leiding,
doorzettingsvermogen en een nooit aflatende, brede
belangstelling, die heden haar leven rijke inhoud
geeft.
Brede interesse
Zij
is geïnteresseerd voor Oostpriesterhulp, missiewerk
en onontwikkelde gebieden, maar het liefst van al
schrijft zij brieven, waarbij dus de oude
opstelgeest van haar jeugd nog altijd actief is. Het
zijn echter geen gewone brieven maar speciaal
brieven voor mensen, die eenzaam zijn. Die ver van
hun vaderland werken, missionarissen maar vooral
leken, die het zonder een thuisfront moeten stellen
en daardoor in nog ongunstiger situaties als
missionarissen verkeren. "Die zijn er maar genoeg,
méér dan je denkt", verzekert zij. "O.a. schrijf ik
naar Kenia. Ik doe dat verschrikkelijk graag." Dan
heeft zij nog een blind familielid. "Een dove is
eigenlijk een meer komische figuur," poneert zij,
"maar een blinde is een tragische. Mijn brieven
kunnen hem natuurlijk wel worden voorgelezen.
Prettiger is het echter als hij ze zelf kan lezen"
en daarom heeft Mien Peeters nog maar gauw even
brailleschrift geleerd. "Kijk, dat gaat zo" en ze
legt ons een dubbelgeklapt plaatje van wit plastiek
voor, dat vol staat met uitgeschulpte rechthoekjes.
"Iedere uitstulping van zo'n rechthoekje vormt een
letter. Er gaat een stuk taai papier tussen beide
plaatjes en dan wordt er geprikt met een stompe
naald. Aan de achterzijde van het papier komen dan
als bobbeltjes de 'letters' staan die de blinde, met
de vingertoppen tastend, kan lezen."
Dit
zijn dan enige beknopt saamgevatte bladzijden uit
het levensboek van Mien Peeters. Zo maar een
eenvoudige vrouw in Hilvarenbeek doch een lichtend
voorbeeld dat menigeen een hart onder de riem kan
steken... Bij het afscheid denken we: "Daar had een
goede onderwijzeres uit kunnen groeien"...
PIERRE VAN BEEK