Stenen van kerk
Helvoirt vertellen geschiedenis
Het
Nieuwsblad van het Zuiden - donderdag 15 december
1977
"De
kerk is een goed gebouw, voorzien van een welluidend
orgel door Jonkheer M.B.W. de Jonge van Zwijnsbergen
daaraan geschonken, en een netten, hoogen en spitsen
toren"... Zó werd er in 1844 geschreven over de
Hervormde Kerk te Helvoirt. Maar in 1968 bestond er
heel wat minder reden tot loftuiting. Toren en
kerkschip waren hard aan restauratie toe. Die had
dan ook plaats en daarbij werden interessante
ontdekkingen gedaan. Dat valt te lezen in een
artikel van Walter Kramer in het jongste nummer van
"De Kleine Meijerij", het vlugschrift van de
Heemkundekring en het Streekarchivariaat van
Oisterwijk. Uit een kort historisch overzicht als
inleiding komen we te weten, dat in 1224 al een
waarschijnlijk houten kapel te Helvoirt werd
ingewijd. Bij de hierboven gereleveerde restauratie
werd heel wat gegraven en opgebroken. Behalve
grafzerken van twee pastoors, respectievelijk uit
1563 en 1616, kwam centraal in het koor o.a. zowaar
een kleine grafkelder met tongewelf aan het licht.
Over de inhoud daarvan rept het artikel niet. Wel
geeft het een chronologisch overzicht over de
ontwikkeling van de kerk in de loop der eeuwen zoals
die viel af te lezen uit een nauwkeurige bestudering
van de ontdekte stenen getuigenissen. Uiteraard
staat de kerk thans onder Monumentenzorg. Niet
minder dan 19 tekeningen en foto's illustreren dit
artikel. In aansluiting daarop brengt G. Beex een
kort archeologisch overzicht van Helvoirt en ook nog
enige nadere details van de kerk.
Gewezen non
W.
de Bakker verdiept zich in de figuur van Catharina
Leestmans, een gewezen non in de nadagen van het
Oisterwijkse klooster Catharinenberg, dat in 1783
ten gronde ging. Deze Catharina, afkomstig uit
Hoogstraten, genoot in het Oisterwijkse klooster
blijkbaar veel vertrouwen want ze had op haar naam
een groot aantal nieuwe bronnen van inkomsten staan.
Aangenomen mag worden, dat zij, met haar zuster
Maria, jarenlang non geweest is in de
kloostergemeenschap te Oisterwijk, die zich na 1648
behoorlijk op de been had weten te houden. Men had -
ondanks nauwgezette registratie van oude bezittingen
en dreigende confiscatie door de overheid - langzaam
en zeer gecamoufleerd nieuwe bronnen van inkomsten
aangeboord. Er waren dus kleinere "witte" en grotere
"zwarte" inkomsten door al het gefoezel. Maar
Catharina laat 6 september 1722 voor kerk en staat
haar huwelijk bevestigen met de weduwnaar Aart Egen
Teurlings, die zes kinderen uit zijn eerste huwelijk
had. Een goed jaar later vernietigt Catharina
officieel alle schikkingen, welke zij vóór het
aangaan van dit huwelijk gemaakt mocht hebben. Zo
was het dan ook nog eens!...
Interessant voor de Tilburgse lezer is misschien,
dat in 1702 in het Oisterwijkse klooster eigenlijk
nog maar twee zusters zaten, die aan de
overheidseisen voldeden hoewel rond het convent méér
conventuelen leefden. Die twee Tilburgse zusters
waren Ifken Mutsaerts, dochter van Jan Mutsaerts en
Catharina Meijnaerts. Wel twee namen met bekende
Tilburgse klank. Ifken trad in 1642 in en telde in
1702 84 jaar. Nummer twee was Lijsken Peters,
dochter van Peter Broeckmans en Mayken Peters, 89
jaar oud. Ze trad in 1642 in.
Trouwen
Over
"Huwelijken te Haaren in de vorige eeuw" heeft
P.J.M. Wuisman zitten puzzelen en interessante
gegevens verzameld. De meeste huwelijken werden kort
na Pasen gesloten. Vooral in de Franse tijd
(1811-1813) en ook nog wel later trouwde men o.a. op
zondag. Omdat de man van kleinere bedrijfjes door de
week geen tijd had... De laatste zondagstrouwerij
kwam in Haaren op 21 juni 1857 voor. Van dezelfde
auteur lezen we over een geval van "Kunstmatige
ademhaling" te Esch in 1830. Het betrof het redden
van een jonge drenkeling.
Op
oude boerderijen en landgoederen ziet men nog wel
eens in twee kleuren geschilderde vensters in
zandlopertekening. Dat beduidt méér dan zo maar een
aardigheidje. Wie kent er echter de diepere
betekenis van? De redactie laat daarover haar licht
schijnen. Vensters in kastelen en boerderijen en
andere gebouwen plachten geschilderd te worden in de
kleuren van het stamwapen. Men kon dan al van verre
zien wat bij elkaar hoorde. Waren de bewoners van de
panden afhankelijk van de kasteelheren, dus geen
eigenaar, dan bracht men in het kruis van de
"zandloper" een klein rondje of ovaaltje aan met
tegengestelde kleuren. De betekenis van het rondje
of ovaaltje is geen gemeengoed meer. Men ziet het nu
als een extra versiering. Maar dát zat er eens
achter. Wist u zeker niet? Men treft die zandlopers
in onze streken nog herhaaldelijk aan. Let er maar
eens op! Zo biedt "De Kleine Meijerij" weer talrijke
interessante zaken over de streek.
PIERRE VAN BEEK