Print deze Pagina

Willem Iven

Over zeugen en andere varkens (een opstel uit klas 4a)

 

De varkens zijn familie van de olifanten. Dat kun je zien aan de oren die kunnen flapperen. Om ze uit elkaar te houden (de varkens en de olifanten, niet de oren) maken deze diersoorten verschillige geluiden. De olifanten trompetten, dat doen zij zonder trompet. Daarom doen ook de varkens het zonder; zij knorren maar dan wel zonder knor.

Voor het uit elkaar houden van de oren is er een kop tussen gezet. In de kop zitten de zult en een beetje hersens. Voor aan de kop zit de knorderd ofwel neus. Daarboven zitten de ogen, die zijn maar klein, dat komt omdat de neus zo groot is.

Een varken heeft vier poten. Op elke hoek is er een vastgemaakt. Ze hangen tot op de grond. Met de poten kan het varken zich voortbewegen. Daarvan maakt ons moeder ertsoep.

De poten eindigen bovenaan in hammen. Die worden wel eens zonder varken eraan (want dat is veels te zwaar) in de schouw gehangen. Dat is vervelend voor Zwarte Piet, want die kan er dan met zijn zak niet door en dan krijgen de kiendjes die daar wonen lekker geen roe maar ook geen lekkers.

De huid van een varken heet zwoerd. Aan de buitenkant zitten er borstels op en aan de binnenkant zit het spek, daar kun je een kat op vastbinden als je een kat hebt en slim genoeg bent in kattenbinden tenminste.

Tussen de poten hangt de buik van het varken. Daar zit van alles in. Ook de frot, dat is de blaas waar de pis ingaat en af en toe uitkomt. Varkens kunnen heel lang pissen, dat gaat van zjiets zjiets zjiets en tussen elke twee zjietsen moet het varken even nadenken, dus dat is moeilijk. Met de darmen van een varken is het raar gesteld. Als het varken leeft zitten de darmen opgeborgen in de buik, maar als het varken dood is geslacht, bergt men het varken op in de darmen.

Een mannetjesvarken heet beer, maar bij ons oma in Beek heet hij Onze Vetjanus. De beer heeft een pezerik, die is voor onzen opa zijn zaag in het vet te houden zodat ze niet vastloopt. De vrouwtjes heten zeugen. Als de varkens buiten lopen, klimt een mannetje wel eens op het achtereind van een wijfje om de omgeving te bekijken. Meestal doet hij dan de ogen dicht, wat erg dom is. De jonge varkentjes heten biggen. Die floepen een voor een uit de zeug en ze beginnen dan meteen te proberen haar de knopen van het pak te trekken. Opgeschoten biggenmeisjes heten geltjes.

Alle varkens hebben een staart. Hij is vastgemaakt waar het varken uitscheidt. Er zit een krul in elke varkensstaart en zo'n staart kan niet bevriezen want hij is altijd boven nul. Bij een zeug zitten daaronder wel ooit rode savooien, zegt ons vader. Een varkensbeer heeft ook een portemonnee maar je kunt nooit zien dat hij die leegschudt.

 

Dit Opstel werd door meester Kuipers beloond met een 8+, en de opmerking: 'Goed opgelet Wim!'