INHOUD HET IS ALTIJD VANDAAG
INHOUD WILLEM IVEN
HOME
SPECIAAL
AUTEURS
TEKSTEN
BRABANTS
KUNST
FOTOGRAFIE
AUDIO

Print Pagina

 

 

 

Geluk

Ne rijke mens viet schoon dingen* en ondergoed, papiergeld, pasjes en zo bijeen en deed het gelijk* in een kofferke, zei Dag schat tegen die mager vrouw van ‘m - mager, want dat is mode - en ging te voet eropuit om naar het geluk te gaan zoeken. De rijke mens vraagde alleman ernaar, maar niemand bleek hem de goeie weg naar geluk te kennen wijzen. 
Ene morgen was ie al vroeg op pad door de Grote Leen d'r Heide. Daar kwam ie toen ne grauwen ouwe tegen. Ne pater.
Dag pater, zei de rijke mens. 
Dag rijke mens, zei de pater. 
Ik ben op zoek naar het geluk, pater. Zoude gij mijn niet kannen vertellen waar of ik het geluk in deez’ hei of zo of misschien wel in die Achelse Kluis van jullie zou kannen vinden?
Wel rijke mens, zei de pater. Zo moeilijk is dat niet. Gij vindt het geluk als gij geduldig wijter gaat en den eersten den beste gelukkige mens die vraagde ge of ge die zijn hemd kunt kopen. Bied veel geld en koop het. Als ge het aantrekt zulde gij alzeleven gelukkig zijn en blijven. Amen.
De rijke mens zee dat de pater bedankt was en gaf hem een nieuw briefke met.de.koningin.erop. (zetter: de puntjes niet) De pater zei: Ook bedankt en God zij met u. Amen.


Tiggen den avend liep de rijke mens op de Beekse Peeldijk nen ermen ouwen donder tiggen ‘t lijf. Met ne knapzak aan de rug en ne knuppel in de hand liep die daar te fluiten. En rontelom hum henen liepen wel zeuven acht heundjes te kwiespelestaarten en tierig door ‘t veld te spollen en te doen. De mens had versleten dingen aan, zeen boks was gescheurd en verstukkerd en zijnen ene klompeschulp was een barst in. Die boks van hum hield ie aan zijn lijf mee zo’n strooipakskes-kurdje dat zijn best rafelde. 
Dag erme mens, zei de rijke mens. Gij hedt er nogal plezier in zo te 
zien, krek als uw heundjes. Zijde gij zat of bende gij gelukkig? 
Da’s dan nee en ja, zee den erme, want ik ben nooit zat, en ik ben wel gelukkig. Want ik ben hartstikkke blij mi jalles dek heb, en da’s heel veul, ge ziet ‘t: m’n heundjes hier en m’n eigen. En meer heb ik niet nodig. 
Dat kumt me schoon van pas, zei de rijke mens. Zoude gij uw hemd niet willen verkopen? Het ken nie verrekken wat ge’r vur moet hebben… 
Meen hemd verkopen, meneer? zei den erme mens en ie dee nogal 
verlegenig kieken. Da zal nie gaan, zund zat. 
Hoe-zoue niet? zee de rijke mens. Hedde gij dan geen centen nodig? Navenant gij eruit ziet. zoude toch zeggen van wel. 
Gij zalt me wel nie begrijpen, meneer, zee den erme mens, maar tis bij mij geen kwestie van geld of centen. Maar gij vraagt me naar meen hemd. En ziede, meneer, een hemd … dat heb ik geen.