INHOUD HET IS ALTIJD VANDAAG
INHOUD WILLEM IVEN
HOME
SPECIAAL
AUTEURS
TEKSTEN
BRABANTS
KUNST
FOTOGRAFIE
AUDIO

Print Pagina

 

 

Liegbeest

Meneer Van den Berg zijnen hond had in de billekes gebeten van het klein menneke van de raadhuisklerk Stefaan Stempelkussen. Misschien had meneer Van den Berg zelfs van Kss Kss! gedaan en Vattem! geroepen. De mensen vonden allemaal dat hij er in ieder geval goed toe in staat zou zijn, want Van den Berg staat er om bekend dat hij een vals hart heeft en een ziel vol stiekemheden en ondeugdigheid. Maar niemand kon daaromtrent ook maar je-dat bewijzen. De raadhuisklerk liet het er evenwel niet bij zitten en wilde leed en kosten vergoed hebben. Omdurrom gaf ie het aan bij de pliesiee en maanden later moesten zij allebei en ook het junkske in de stad voor de rechter komen.

Stefaan moest daar zijn aanklacht uit de doeken doen, het junkske moest zijn beschandelijkste billekes laten zien met de vele ritssluiting-littekens. De rechter liet daarvan de lengten opmeten en telde die bij elkaar. Zesentwintig centimeter totaal, zei hij. De rechter vroeg daarna vele vragen, aan de aanklagers, aan getuigen uit de buurt en aan een deskundige loog, dat was nogal een kiene loog ook nog. Daarna had de rechter met een hamertje op de tafel geklopt en hij had gezegd dat het stil moest zijn dat gedaagde Van den Berg achter dat traliehekkentje moest gaan staan. De rechter deelde mee dat Van den Berg was aangeklaagd wegens het bekende (omdat het uitgebreid in de kranten had gestaan) billetjesbijtgebeuren te daar-en-daar en dat de mensen het gerecht hadden geďnformeerd dat Van den Berg bekend stond om zijn grote liegleugencapaciteit en dat hij ook nou weer had beweerd dat hetgeen de aanklacht vermeldde allemaal niet waar was. Van den Berg begon daarop met vuur in de ogen en met vochtig spuuggespatter vanuit de mond en vanachter het hekkentje het zijne te zeggen. Als volgt. Kiekt, kijk, edelachtbare weledele, zei de slijmerd op een gemaakt theaterlief toontje. Kijkt, zei hij, in de allereerste plaats is die hond van ons genen hond, maar een húndje. Ons Fappertje is slechts een lief ongevaarlijk dreuteltje, zo’n soort schootzitterke.

En tweedens ziet hij niet te kijken, want ons Flappertje is stekende blind! Dus hoe zouy nou toch in semelsnaam zo’n klein blind hondje in de billekes van het onderhavige klerkenzoontje hebben kannen bijten?
Hijzelf, Van den Berg, zou het niet weten.

Ten derde. Ons Flappertje zit altijd in zijn hokske, en als het eens ooit los is en buiten, dan hebben ik en mijn huisgenoten het diertje altijd keurig volgens de wet aan een lijn, dus kan het ook niet bij de billekes van een zoontje van de eerste de beste raadhuisklerk komen. Of wel soms?

En vierdens, als ons hondje heel toevallig eens uit zichzelf los zou lopen, dan blijft het beestje altijd bij ons vlakbij het huis of achter op de plaats, en hij kumt ternauwernood ene meter of wat veuruit, want ons Flappertje is lam aan allebei de voorpootjes, dus hoe zou die nou…..?

En dan kan hij ook nog niet hebben gebeten ook nog niet ook niet, want hij heeft niet énen tand meer in zijn lief bekje, zo oud is ie al.
En tenslotte, edelweledelgestrenge meneer de rechter, het mooiste van al is wel dit: ik heb eigenlijk niet eens nen hond. En laat ze nu nog maar eens zeggen dat ik ene liegleugenaar ben!