|
Liegbeest Stefaan moest daar zijn aanklacht uit de doeken doen, het junkske moest zijn beschandelijkste billekes laten zien met de vele ritssluiting-littekens. De rechter liet daarvan de lengten opmeten en telde die bij elkaar. Zesentwintig centimeter totaal, zei hij. De rechter vroeg daarna vele vragen, aan de aanklagers, aan getuigen uit de buurt en aan een deskundige loog, dat was nogal een kiene loog ook nog. Daarna had de rechter met een hamertje op de tafel geklopt en hij had gezegd dat het stil moest zijn dat gedaagde Van den Berg achter dat traliehekkentje moest gaan staan. De rechter deelde mee dat Van den Berg was aangeklaagd wegens het bekende (omdat het uitgebreid in de kranten had gestaan) billetjesbijtgebeuren te daar-en-daar en dat de mensen het gerecht hadden geďnformeerd dat Van den Berg bekend stond om zijn grote liegleugencapaciteit en dat hij ook nou weer had beweerd dat hetgeen de aanklacht vermeldde allemaal niet waar was. Van den Berg begon daarop met vuur in de ogen en met vochtig spuuggespatter vanuit de mond en vanachter het hekkentje het zijne te zeggen. Als volgt. Kiekt, kijk, edelachtbare weledele, zei de slijmerd op een gemaakt theaterlief toontje. Kijkt, zei hij, in de allereerste plaats is die hond van ons genen hond, maar een húndje. Ons Fappertje is slechts een lief ongevaarlijk dreuteltje, zo’n soort schootzitterke. En
tweedens ziet hij niet te kijken, want ons Flappertje is stekende blind!
Dus hoe zouy nou toch in semelsnaam zo’n klein blind hondje in de
billekes van het onderhavige klerkenzoontje hebben kannen bijten? Ten
derde. Ons Flappertje zit altijd in zijn hokske, en als het eens ooit los
is en buiten, dan hebben ik en mijn huisgenoten het diertje altijd keurig
volgens de wet aan een lijn, dus kan het ook niet bij de billekes van een
zoontje van de eerste de beste raadhuisklerk komen. Of wel soms? En
dan kan hij ook nog niet hebben gebeten ook nog niet ook niet, want hij
heeft niet énen tand meer in zijn lief bekje, zo oud is ie al.
|