|
Oerwoud Ielkeen weet het en tis ook aangetoond en bewezen, het is zelfs te zien en te voelen. … Dat de wirreld zal vergaan, aan het vergaan is. Wij zijn er hard mee doende om de wirreld kapot te maken. Het zal in afzienbare tijd gedaan zijn. Dat wil zeggen: gauw. T kan elken dag gebeuren dè ’t gebeurt. Houdt daarom goed in de gaten dat het altijd vandaag is, doe de nodige dingen, zijt vrollijk dezen eersten dag van de volgende dagen, zegt wat ge nog te zeggen hebt, waarschouw de anderen – die met de oogkleppem - , probeer te ontdekken of er nog wat aan te dóén is, vertelt dat dan wijter, spant samen en redt de aarde, uw eigen en uw naasten. Berichten hierover komen wel in de kranten en op TV-journaals, maar zeer zeldzaam en tamelijk klein en ze staan ergens weg-gemoefeld daar ze niet opvallen en niet op de voorpagina. Mensen zullen binnenkort niet meer op de wirreld kunnen leven. Ook niet als ze gen-gemaniculeerd en gekloond zijn. Als … Als er tenminste niet gestopt wordt met groeien. Met groeien naar méér, groeien in aantallen. Hoeveelheden van mensen en menselijke dingen en kunstmatige belangrijkheden, zoals: produktie, nationaal inkomen, snelheden, aantal stemmen, aantal en omvang van afvalbergen/ auto’s/ attractieparken/buitenlandvakanties/recreatiecentra. Een berichtje daarover stond onlangs wél op de voorpagina. Maar op die pagina stond ook dat de Tilburgse pliesie ergens een klepraamke had opengelaten en dat dat aantrekking zou kunnen zijn van kleptomanen, dat zijn dieven. Dat mag dus de pliesie niet, zeker niet in Tilburg. Ik bedoel maar te zeggen hoe belangrijk voorpaginaberichten worden gevonden, ook als ze over het einde van de wirreld gaan. Zoals
altijd als het al twintig over twaalven is en ge de wijzers niet op tijd
terug hedt weten te krijgen, wat ge ook perbeert, niemand zit er mee.
In het oerwoud, toen er nog geen mensen waren, was alles perfect,
alles greep mooi in elkaar tot in het subtiele, en er waren zóveel
levensgroepen en samenlevingen dat daardoor soorten- en variatierijkdom
kwam van jewelste en dat die almaar toenam. Het oerwoud, ik bedoel daarmee
niet alleen een bos, een woud, of liever: het woud. Ik kies deez’
typologie, omdat het voor de hand ligt dat ge die begrijpt. Van de zee
weten we nog niet veel, maar een woud kannen we ons wel
voorstellen. En omdat hier op de grond daar we wonen het in zijn
eigen heeft dat het overal bos wordt/kan worren – vloedbos, moerasbos,
vlakte- of helling- of
heuveltopbos, als de mensen
zijn eigen er niet meer mee zouden moeien. Er
komt bekant overal bos, tot op het koude Spitsbergen toe. Ik heb er in
1985 tijdens onze Pool-expeditie dagelijks overhenen gelopen, echt waar.
Over uitgestrekte dwergoerwouden van 3 à De oergebieden zijn van eigens (!) vanaf hullie begin ontwikkeld naar voller en gevarieerder, dat zit er gewoon in. En ze ontwikkelen van eigens (!) door een selektie van aanhouwend een andere meugelijkheid (optie) uitpreberen en mislukken en soms ’ns lukken nog wijter naar een deger rijker wordende stabiele variatie, waar ontelbaar veel en steeds meer welkom is, waar talloze levensgemeenschappen in elkaar grijpen en alles, plant- en diersoorten en eencelligen op elkaar zijn aangewezen en op water, lucht, atmosfeer en klimaat, zon en maan, bodem, plek of ruimte, duur of tijd, productie en afvalgebruik, kortom het totale instandhouden én rekening houden met de/het andere(n) Een oer-geheel is stabiel en gaat niet zó maar kapot, het is niet gauw voor één gat gevangen. Maar de mensen kwamen en ze hebben de aarde-bedoelingen in korte tijd vernield. Ze maakten alles vlak en ondersteboven, zochten het bruikbare eruit en ruimden de rest op. Ze maakten dingen die niet bestonden en zetten alles op rijtjes. Oerwoud weg. Binnenkort mens weg, vinde dat arig? Kijkt nu eens om uw eigen heen. Wat ziede gij? Is er íets uit het oerwoud bij? Hoeveul miljoen jaar zou het geduurd hebben voor er zo’n compleet, zo’n uitgebreid en zo tot in het subtiele geregeld systeem als een oerwoud was. En in hoe heel korte tijd hebben mensen dat eweg gedaan, vort ermee!? En alles wat ge ziet, ál wat om ons henen in de buurt en wijter eweg is, is door de mensen gemaakt. Alles. Allenig in ons doen zijn enkelde gedragsresten aan te wijzen die nog uit de oerwoudtijd komen. Ja ook seks, en de geuren en kleuren die daarbij te pas komen. Nou, dáár hedde wat aan als ge aan het uitsterven bent! Nee, ik bedoel bijvoorbeeld het vallen. Iemend die valt, ziet meteen om zich omhenen om te zien of er ook mensen zjjn die het vallen van dien iemend kunnen hebben gezien. En omstanders die vallen zien gebeuren, snellen toe um zo iemend dálijk weer overengd te helpen. Dat is meestal helemaal niet nodig, en haast is er ook niet bij, met urgentie en spoed en haastig doen wordt dikwijls meer kapot gemaakt dan goed. Het is dan ook een atomatische behoefte om dat te doen, uit een soort ingeboren en nog niet uitge-evolueerde oerdrang. Denk eens terug aan den oerwoudtijd. Toen was het van belang om vlug op te staan om gezamenijk de benen te kunnen nemen voor een roofdier of voor de pijlen van vijand of rivaal, en uw eigen dan weer vlug bij de eigeste groep aan te sluiten. Het vlug weer overengd helpen van ne gevallene is om de groep bijeen te houen. Poepen moet omdaarom ook vlug gebeuren. Als ge zit te poepen, bende kwetsbaar. Buiten zittend op de hurken, kijkte voortdurend om u heen of ge ook wordt gezien. Ook de geur zal je als kwetsbare kakker verraden. Hellemonders zoeken nog het bos wel eens op als ze moeten. Nabij het kasteel zit er ene, nen Hellemonder. Daar komt nen oppasser. Hee, gij daar in die sloot! Dát wil menheer de baron niet hebben! O nie? zegt de kakkende Hellemonder met ne zucht. En gij? Wilde gij ’t misschiens hebben? Nije nikke nok nie, k wil ’t ok nie hebben. Lot meen dan efkes mee rust, zegt Kakmans, dan werk kik ‘t taf en laat ‘m schoon liggen. Als ‘m toch niemend wil hebben …
|