|
Roken Wat
verbrand wordt, lijkt weg, maar het blíjft. Materie kan niet ver´gaan´.
Er blie as en roet over. Gas en warmte gaan terug in de natuurlijke
kringloop. Vooral veul koolzuurgas. Daar kan de natuur weer groeisels,
hout en strooi van maken, en erpels, mais, rijst en ander eten. Als dat
gegroeide verteert, kumt koolzuur weer los in de koolzuur-kringloop van de
wereld. Door haastig en met geweld
in moters gas en olie (die lang geleejen ook zijn gegroeid) te verbranden
kumt zoveul koolzuur vrij dat de
natuur dat niet meer aan kan. En iederen dag komen er nóg meer moters
bij. Door zuchten en uitpuffen van wat verbrand is, wordt tut op en um de
aarde wermer. Klimaten veranderen, ijskappen smelten, zeeniveaus worden
hoger. Toch zal men bij stemmen over kouder (da’s beter) of warmer
kiezen voor warmer. En voor na ons ’dan maar’ die zondvloed. Int
klein is dat ook. Zoals bij Sjo en
Sjaak die mergen Gouwe Brulft hebben en mi nen bonzjoernalist praten voor
een stuk in de krant. Over Sjaak die elke zondeg naart voetballen gaat. En
mijn vraagt ie nooit mee, zegt Sjo
… Och, kregelt hij, ´t was toch ook geen weer! Dan over zijn roken. Té, vindt Sjo, hurt ‘m weer ‘ns krochen en tekeergon. Krek ne moter! Zesenzeuventig issie nou, onze Sjaak. Assie nie zoveul gerokt ha waar ie misschiens al wel zesntachentig gewist!
|