|
|

Vergisvernis
Sjef,
die zonder werk zit, moet van Merieje
de voorste deur vernissen. Is ze nen dag of zo van hum af. Of dachte gij
da het lollig is om met ene zuchtende mens met geen werk in
de keuken te zitten den helen dag?
Sjef doet dus mee de deur aan de gang.
Alles drie kerens. Ook de pleebril frist ie op om de rest uit het buske te
verwerken. Hij had dat kladje dat van de veurdeur over was eigenlijk over
de heg willen kinkelen met blikske en al. Maar hullie Merie had ‘m
bertapt en ze was er zijn best tegen, en zo was uit zuinigheid,
kwaaiigheid en bazigheid die pleebril-idee ontstaan.
Krek als ie er ongeveer mee klaar is, komt Bertje achterom. Die komt wat
tijd verlullen, want Bertje heeft ook geen werk. Daar zitten ze dan samen.
En ze zeggen niet veel meer dan Ja ja, Ja ook en Zegtawel. Ze vatten er
enkelde fleskes bier en wat worstjes bij.
Ne keer moet Bertje wa tie noemt 'efkes naar achteren'. Al gauw kweekt
Bertje dat tie vastzit aan de plee! Och jee, de vernis! Met de boks op de
hakken ondergaat Bertje gedwee het lijdensverhaal
dat volgt. Terpentijn en wasbezien
lossen niks op. Ammiak, spiertus en
gruun zeep doen niks af. Afwasmiddel daar doet Bertjes gat allenig maar
van schuimen, wel een schoon gezicht, dat moet
gezegd. Heet water! is gemeen gedacht en gedaan van hullie Merie en het
slachtoffer bleert van de pijnt. En toch werkt
tut nie.
Ze draaien.
Merie draait 112 en achter
Bertjes witte bibs draait Sjef de pechbril los. De loei-auto wie-wieuwt
Bertjes met bril en al 't ziekenhuis in.
De spoeddokter – genen opticien maar nou wel brillenspecialist - vraagt
de zuster of ze al eens meer zo'n geval heeft gezien? Hè hè toxh !
Dikkels zat dokter, zegt de zuster,
maar eerlijk gezegd: zo schoon ingelijst nog nooiit.
|
|