INHOUD HET IS ALTIJD VANDAAG
INHOUD WILLEM IVEN
HOME
SPECIAAL
AUTEURS
TEKSTEN
BRABANTS
KUNST
FOTOGRAFIE
AUDIO

Print Pagina

 

 

Wawtje 


Ge hoort voort van de vreemdste bedenksels om de mensen maar bezig, in beweging en van de straat te houen. De grootste, oudste, rijkste, eerste, beste van iets of wat van een bepaalde groep en/of binnen een bepaald gebied. En daarvoor gaan stemmen, SMSen, E-mailen of via een webpagina uw mening zeggen of omschrijven. Of het wat uithaalt, moeten we nog zien. Voorbeelden zat. De grootste mens van Overlangel, dat konde gij vantevoren al wel raaien dat dat Lou Langenboom zou zijn, want die was zo groot en tevens zo lang, dat ie in alle dakgeuten kon zien waar den bal lag die we daar ingeschupt hadden. Als die jeukt op zijne kop had, dan moest ie op de kniejens gaan zitten om erbij te kannen, voor op zijne knarus te kannen krassen. 
Den diksten boom van Brabant (dat is Noord-Brabant bij ons én Brabant in Bels samen) weete gij watvoorne dat is? Toen naar voren kwam dat het een els zou zijn, vond ik dat erg fijn, want ik ken nogal wat meiskes die Els, Elsje en Fiederelsje (zowel met baljurk aan als met uite baljurk) heten en allemaal even lief zijn. Maar ik wist niet dat míjne Zwarte Els in De Stoeiing, Maarheeze, op de oeverkant van de Sterkselse Aa den diksten boom van alle beum´* zou zijn. Den diksten boom van zo’n groot, veelomvattend gebied als Brabant is, inbegrepen het Zoja-Zonieënbos bij Brussel, de Vraand (Warande) bij Hellemond en de Warande omheen kasteel Heeze in de Vrije Grondheerlijkheid Hees en Leen (Heeze en Leende) en daar hoorden Sterksel en Zesgehuchten ook onder. Veelomvattend was ie zelf ook, onze Alnus glutinosa, want Annie en ik konden mekaars handjes niet raken bij het omarmen van de stam, o jee nee lange niet; er kon sweerskantens tussen ons geheid ene volwassene bij. Het schoonste van alles is, dat het eigenlijk aan mij is te danken dat dien boom er nog is. Want een jaar of dertig geleejen heb ik het terrein daar dien boom stond met Corke van Vlerken en consorten geruild tegen een Oostenrijkse-dennenbos op Milschot bij Gimmert (Gemert), schraal en arm, daarom ook kostbaar (want ge kunt schrale terreinen niet maken, of dat duurt heel lang) Het verkregen terrein was een Alno-Iridion, een lekker nat Elzenbos met veel gele lissen. Op een open zeggenveldje – (Carex nigra – zwarte zegge en C. acuta –scherpe zegge) stond helemaal alleen de toen al dikke kampioen. Deze beschrijving was voor de aankoopambtenaren in Den Haag reden om de ruil goed te keuren. Het terrein werd Staatsnatuurreservaat. Goed beschermd? Ik weet het niet, het was niet bepaald een wandelterrein, het lag daarvoor te afgelegen, was moelijk bereikbaar én het was nat en soppig. Onder de voet lopen, daar zou het terrein niet mee te maken krijgen. Maar we hebben wel twee keer moeten optreden tegen aangrenzende boeren die melkvee gewoon (!) het Iridion in lieten lopen, potverdorie! 
Nog één veurbeeld. De zwaarste kaasboer van de kaasboeren die de kaas zó van de kaaskar neven de deuren verkochten, was indertijd Dikke Lambooi in Hellemond. Die woonde ergend aan de route die we liepen van ons thuis aan de Bakelsen Dijk naar de Sint-Jozefschool in de Tolpoststraat, en terug. We kregen die zeldzamen dikzak dus wel eens te zien. Als ie op straat liep, liepen wij hem achterna – hij kon ons toch niet vatten – en we jouwden: Dikke Lambooi, dikke dikke Lambooi, wa weegde gij? Ooit zette de trage, zware man de kar dan stil, kitste op de straatklinkers en riep dan naar ons, de vuist gebald opstekend: Kès, verrekte rotjoong … ! Ik wèg niks anders as kès!
De lelijkste mens van de Bommelerwaard … och neeje.
Ge hebt wel gehoord van wedstrijden in lege-bierkretjes-heffen, in wie het langst op ene paal ken zitten zonder sigretten of sjek of niks, eikes gooien, eikes eten, eikes vangen .. . Eikes léggen nog niet. In een durp in de Peel, Vlierden meen ik, deden ze een geweldig groot opgezette wedstrijd in hammer gooien. Dit jaar deden ze dat voor den derde keer en dat was reden om er veel bekendigheid aan te geven en ze hadden verrekte hoge geldprijzen voor de winnaars. 
Wawtje, ne jongen uit de naburige stad, deed ook mee. En laat me nou hem dieje mats winnen. En omdaarom werd Wawtje gehuldigd als zijnde de kampioen der hammergooiers. In wijde omgeving was er genen ene die beter, zwieriger, wijter hammers weg kon gooien dan Wawtje. Over ruim honderd deelnemers had Wawtje de grootste gooi-afstand behaald. Er kwamen mannekes van de pers en de krant, ene regionale televiezerd was er ook, om aan onzen held Wawtje van alles te vragen, voor het artikel en voor de uitzending vanuit Studio Selderie vanavend 20.00 uur. Het manneke van Omroep Brabant drongde overal doorhenen en hield Wawtjes ene miekere foon voor de waffel. Het meest verbazelden hullie zijn eigen erover hóe Wawtje het gedaan had? Wawtje, waar niemende ooit iets af had gehoord. Of fie veel had moeten oefenen?
Bè neeje, niks geoefend, bende gek. Voor zo’n matske. Gade toch niet voor oefenen!? 
Hoe hij het dan had gedaan, had gekund?
Gewoon, zei Wawtje, gewoon met mijn blote handen, en in m’n tie-sjurtje. Hetzelfde dat ie nóg aan had, met het wedstrijdzweet er nog in.
Ze kwamen er maar niet achter gevraagd hoe Wawtje de wedkamp had gewonnen. Maar wacht eens efkes!! zijn beroep had misschien iets met gooien te maken. 
Wawtje! Heej! Welk beroep?
Egeen! riep Wawtje terug, want ik trek …
En gij deedt het winnen met gooien?
Ja, zei Wawtje weer. Toch kom ik aan de kost met trekken. Ik trek ergend af, ik weet zo gauw niet meer hoe het ook weer heet. In alle geval is het een soort van steun, weete-wel, bijstand. Misschiens heb ik oewel* oewee oewee! 
Hoe is het toch mogelijk! Maar misschiens is het wel erin gefokt en zit het in Wawtjes genen. Dus ze vragen
Hee Wawtje, oewaai oeweten het nog niet goed. Oewat had jouwe vader voor een beroep ?
Onze Pa was ook enen hele goeie steuntrekker. Die heeft vanzijnleven niet gewerkt en die heeft een jaar of wat geleejen zijn zilveren feest als steuntrekker gevierd en daarvoor was de Sociale Dienst versierd!
Nou wisten ze nog niks. Hoe kan zo´ne luie mieter met zo´nen afkomst ene gooiwedstrijd winnen?
Wawtje zeI dat dat heel gewoon en logisch was. Want onze Pa en onzen Opa – ook steuntrekker, de grootste van den hele Peel – mijn voorzaten, die hebben mijn altijd gezegd
Wawtje, jongen, luistert eens goed naar ons –
Als ze aw* ooit een hammer in de handen preberen te geven,
dan moete gij die zo wijd als het ken eweg gojjen!

(noten)
* beum`: bomen. In Peelland (en elders in Brabant) worden sommige zelfstandige naamwoorden in het meervoud en bij verkleining Umlautsvormen van het oorspronkelijke woord:
hond, heund´, hundje / tas, tessen, teske / hijer (heer), hirren, hirke /wijf, weev’ of weefs, weefke / 


*oewee. In Hellemond wordt de W flink aangedikt met een op oe lijkende inademklank, vooral als die vooraan het woord staat. Zoals: oewee oewee voor WW, oeWethouwder van oeWelllaan, en eigenlijk heet de hoofdfiguur uit dit verhaal Oewawtje.

* aw: u, jou, klinkt als ‘w. Vb: k gèf ’t an aw /kneup’ an ‘we (awwe) jas/is die van aw? /is dè ‘t aw? /is dè den awwe? aw gedoentje, aw schoewn, ‘we sok, ‘w of uw pet.

Wilem Iven 140606