|
|

Worsjes
In
het bouwvakkerskaffee kumt op ne vrijdeggenavend nen
bouwvakkerd
wa recreëren en uitrusten vant bouwvakken en bouwbeunen
in
de afgelopen week.
Hij begint met Sjeffe te wenken en te mompelen da tie bier lust, krek
als
altijd. Ja, da wist Sjef wel. Des den baas van hullie kaffee, Sjef,
ook
wel gezeed Sjefke vanwegens zeen gestalte, ook genoemd Scheufke,
vanwegens dat tie aalt in slippers lupt, en ze zeggen ook al Sjors of
Harrie tiggen Sjeffe, al naar ‘t valt, en dat is allenig um hum op stang
te jagen.
De rustende dorstlijer krijgt zijn fles bier. Zonder glas, want dat is
hier
de gewoonte. Hij vraagt Sjeffe dan ook nog een paar
kroketten.
Dat ken, knikt Sjef en hij zegt erbij Een
ogenblikske, want hij zal die efkes moeten gaan halen in hummen
Annex-Snekbar
daarneven.
Al
gauw komt Sjef zeggen dat de kroketten op zijn, maar worsjes zijn er zat.
Of dat ook ken, worsjes. Als ie knikt, krijgt de mens worsjes uit Sjeffe
jaszak.
Die vat er een, struupt omstandig tussen duim
en wijsvingerd ’t buitenvelleke
eraf
en wurmt dat blote worsje in zijn ene oor. Sjef kijkt en snapt er niks af.
De
mens vat het tweede
worsje, struupt,. en frot het in zijn ander oor.
De mens ziet dan aan Sjeffe mond dat die wat zegt. Hij opereert een
worsje uit zijn beste oor en hoort de verbazelde Sjef vragen wurrom ie da
doet, die worsjes in zijn orren douwen?
Gewoon
… zegt Beunemans,
omdedde gij geen kroketten hedt.
|
|