INHOUD JONKERGOUW
HOME

BRABANTS

AUTEURS
TEKSTEN
INTERVIEWS
SPECIAAL

CuBra

 

 

Willem Jonkergouw - Een herberg,

niet zo ver van Bethlehem

___________________________________________________

 

 

Hannah sloot het raam. Ze luisterde. Ibrahim riep haar toe “of ze nog wat wilde klaarzetten” voor de hoge gasten die in aantocht zouden zijn.

Gisteren was er een man gekomen die zichzelf Joran noemde,die hen kwam melden dat er drie hoge gasten op weg zouden zijn naar juist deze herberg, niet zo ver van Bethlehem. Hij had die reizigers ontmoet. Het bleken voorname heren te zijn die op zoek waren naar een overnachtingsplek. Daar wist hij wel een antwoord op. Joran vertelde hen hoe ze moesten reizen en werd er extra ruim voor beloond om op zijn paard sneller dan zij, vóóruit te reizen om hun komst aan te kondigen.

In dat geval moest er inderdaad nogal wat in orde gemaakt worden. Hoge gasten!

Dan moesten de bekkens met schoon water, en kannen met wijn en olie goed gevuld.Er moesten kruiden verzameld worden voor de keuken. Versgeplukte druiven werden op tafels neergezet. De vloerkleden werden geklopt en van zand ontdaan en het koperwerk werd glimmend gepoetst. Meel en spijs van de allerbeste kwaliteit werden in huis gehaald.

Gelukkig was de wijnkelder al goed gevuld.

Daar het om drie hooggeplaatste personen zou gaan met elk ook nog een  dienaar, dan was alles goed en rijkelijk zijn voorzien aanwezig.

Pas tegen de avond, wanneer alles zo was geregeld als ze zich dat gedacht hadden, konden hun gasten eindelijk verwelkomd worden. Op dat moment verscheen er, alsof dat was afgesproken, een kleine stip aan de horizon, die langzaam groter werd.

De zon brandde. Het zand was heet...

Naarmate de tijd vorderde, werd het ook duidelijker. Drie kamelen met hun berijders, zwaar bepakt, kwamen hierheen. Hun kant op...

 

Ibrahim gooide nog gauw wat extra grote kussens op de binnenplaats, waarop de gasten plaats zouden kunnen nemen en ging op de uitkijk staan.

Het werd langzaam duidelijk wat voor gasten het zouden zijn.

Terwijl ze naderden zagen ze hun glanzende en schitterende hoofddeksels met daaromheen een tulband van echte zijde. Goedgebouwde en prachtig uitgedoste kerels. Dit waren ze dan!

Hun kamelen knielden en gaven de berijders de kans om af te stijgen. Hun wijde broeken wapperden in de wind en hun enorme mantels werden over de schouder geslagen. Hun zware bepakking werd op de grond gezet en alle kostbaarheden in veiligheid gebracht. Erg vriendelijke mannen. Twee waren er gebruind en één zelfs helemaal zwart van uiterlijk. Ze lachten hun tanden bloot en zeiden dat ze blij waren omdat zo vér waren gekomen.

Het was een lange tocht geweest! Helemaal uit het verre oosten!

Deze mannen waren niet alleen van verheven stand maar ook sterrenkundigen. Grote wijzen uit het oosten! Samen waren ze een grote ster nagereisd die heel hoog aan de hemel stond en die een enorm licht verspreidde. Het bijzondere was dat de ster zich verplaatste, ja zelfs met hun mee leek te reizen. Een uniek verschijnsel zoals ze nog niet eerder hadden gezien.

Morgen zouden ze deze ene ster nóg verder achterna reizen.

 

Hun kamelen hadden een enorme dorst. Zelf  waren ze moe en bijna uitgeput en verlangden naar een weldadige slaap die tot ver in de morgen mocht duren. Maar niet voordat ze zich hadden verfrist en van een heerlijke maaltijd genoten hadden waarbij de wijn rijkelijk vloeide.

Dan begaven ze zich moe en voldaan naar hun slaapplaatsen. En al gauw lagen ze in een diepe rust.

Hun kamelen lagen geknield maar bijna roerloos in het zand en sloten hun ogen. Soms zag je enkel hun dikke lippen malende bewegingen maken. Zo werd het langzaam donker.

Hannah zat met Ibrahim in het achterhuis toen er op hun deur werd geklopt. Nog meer gasten? Hannah was verwonderd maar ook wel wat bang. Wie komt er op dit uur nog aan onze deur! Samen gingen ze kijken. Wie dat toch kon zijn?

 

Bij het openen van de deur stond daar een man met met een ezel .

Bovenop die ezel zat een hoogzwangere vrouw. Ze had haar blauwe sluier om zich heen geslagen.

“We hebben al de hele dag gelopen” sprak de man en konden tot nu toe geen onderdak vinden.“Hebt u een slaapplaats voor ons?” U ziet hoe mijn vrouw eraan toe is.

“Ons kindje kan elke dag komen” .

Ibrahim keek naar zijn vrouw, en fluisterde ”dat gaan we toch zeker niet doen?Wat moet je met zo’n bevalling en het geschreeuw van zo’n kind juist nu we zulke hoge gasten in huis hebben?” Geen sprake van!”

“Nee, beste man", sprak Ibrahim, "we zijn vol. We hebben zelfs hoge gasten in huis en daar kunnen we u zéker niet bij hebben!

“Jammer” sprak de man. Er is bijna nergens plaats. Helaas, dan zullen we verder moeten zoeken.

Hij keerde de ezel. De vrouw sloeg haar ogen op en keek Hannah aan. Wie was toch die vrouw? Haar donkere ogen spraken een taal die alleen vrouwen kennen.

Het werd Hannah bijna teveel om dit stel weg te sturen.  Maar ja, met zúlke hoge gasten in huis kan het écht niet, zei ze tegen zichzelf. Niet lang daarna legden ze zich ook te ruste. De nacht erg was donker ,maar met heldere sterren. Vooral die éne bijzondere ster, die zich heel langzaam voortbewoog                                                                                                    

Maar Hannah kon de slaap niet goed vatten. Hoe zou het met die vrouw zijn, nu?

Zou ze haar kind gekregen hebben? Maar waar dan? Pas tegen de morgen viel ze vermoeid toch nog even in slaap.

 

Na een lange nacht, en na zich verkwikt te hebben, reisden hun hoge gasten verder.

Ze bedankten Hannah en Ibrahim voor hun gastvrijheid en beloonden hun rijkelijk met goudstukken. Samen keken ze hun hun hoge gasten nog lang na.

 

Het leven van alledag nam zijn gang. De herberg werd schoongeveegd en de boel aan de kant gezet tot het er weer zó uitzag dat er weer opnieuw gasten konden komen.

De schemering viel die avond erg vroeg in. Weldra was de hemel donker en fonkelden de sterren als nooit tevoren. Een bijzonder vreemd gevoel beving haar. Er hing iets in de lucht. Dat vóelde ze. Vooral die éne grote ster, die steeds voortbewoog en schitterde.

Maar die nu, hoe was dat mogelijk, stilstond!

Dat bevreemdde Hannah wel in het bijzonder. Zouden haar hoge gasten daar dan ook stilstaan? Ze móest er het hare van weten. Gedreven door haar nieuwsgierigheid liep ze naar buiten en ging op zoek naar de plek waar de ster stil was blijven staan, maar dat was heel veel verder dan ze had gedacht. Ze wist dan ook niet mee hoe vér ze had gelopen toen ze plots vóór zich een groot stralend licht zag.

Precies daar, was de ster blijven staan. Boven een grot, die door de herders uit de omtrek als schaapstal werd gebruikt. En het prachtige licht kwam niet alleen van boven de stal, het straalde ook van binnenuit!

Op haar tenen ging ze dichterbij. Daarbinnen zag ze,stond een drinkbak waarin vers stro was gelegd en daarop ineengerold wat doeken waar bovenuit een klein kinderkopje stak.

Hier op deze plek, was die vrouw dus bevallen. Hier, in een stal!

Onder die wonderbaarlijke ster.

Hannah kon haar verwondering niet de baas. En wat haar nóg meer verbaasde haar hoge gasten van gisteren waren er óók bij. Ze bogen zich over het kind. Ze zag hun geschenken zoals wierook,mirre en zelfs goud! Het moest wel een belangrijk kindje zijn dat hier zojuist was geboren. Ze wilde het graag van dichtbij bewonderen.

De moeder wenkte Hannah, kom toch dichterbij! En juist dié lieve vrouw die haar nu uitnodigde hadden “zij“ de deur gewezen!

 

Maar de vrouw bleef naar haar kijken met die prachtige donkere ogen. Alles is goed, zeiden die ogen. Een jonge moeder, stralend van geluk! Met een bijzonder kind waar over de wijzen beweerden dat het een bijzonder kind was, waar de wereld nog van zou horen tot aan het einde der tijden.

O, Hannah! Op dat moment doorspoelden haar trots, en spijt tegelijk. Maar het meest zo bedacht ze ach God, het is spijt...spijt...heel veel spijt...

 

 

Willem Jonkergouw   2006.