INHOUD FIETSPLAATJE
HOME
AUTEURS
TEKSTEN
INTERVIEWS
BRABANTS
SPECIAAL

Illustratie(s) Ernst van Pelt

WIL VAN PELT

Van fietsplaatje tot babyboomers - hoofdstuk 6

In dit hoofdstuk komt de vrijerij aan bod en vliegt d’n intellectueel er uit. We gaan ook op dansles omdat dat bij onze opvoeding hoort. Verschillende dansgelegenheden worden gepasseerd en bij het kussen staan we wat langer stil omdat dat moeilijker is dan we denken. De blues waarmee we grootgebracht zijn blijven in dit hoofdstuk achterwege omdat die toch iets treurigs hebben en dat kunnen we niet gebruiken. Er komen nog wat verleidingstactieken voor in dit hoofdstuk en ‘n jonge eva wordt goed zat van de snevel omdat ze voor Abraham moest spelen. Naderhand laat de schrijver ze nog eens goed zien in een lege surrealistische omgeving. D’n auteur doet dat expres om te laten zien dat de liefde wel degelijk een antwoord is in ’n stukje leegte in het bestaan. Tegen het einde van dit hoofdstuk moet schrijver op het kantoor van de baas komen en Balemanske sluit dit hoofdstuk weer kernachtig en abrubt af.

 

In ene keer is het er... de meisjes komen sluipend in d’n aandacht en zetten d’r eigen vast in ‘t geheugen zodat ge er nooit meer vanaf komt. D’r is niks meer aan te doen... ge gaat in de gaten krijgen dat ze d’r eigen mooi maken met lippenstift en oogmascara. Onweerstaanbaar worden ze en in d’r tasjes zit nog veel meer dat spul! D’r zitten etuitjes in om oogvlimmen zwart te maken en waterverfdoosjes met alle kleuren oogschaduw. Natuurlijk, dat toverspul is er al veel langer maar ge he’t er dan geen erg in omdat er in alle dingen een rangorde zit. Ge dient eerst een brommer te hebben met ’n duozadel. Dat is zo’n lang zwart zadel aan èèn stuk waar ’n meisje achterop kan zitten. ‘t Zijn mooie machientjes die Benellies alleen ge moet er niet te gek mee gaan doen met dat Italiaans spul. Dat gold trouwens ook voor de schoenen met spitse neuzen want die kwamen er ook vandaan. Breda, Den Bosch, Moerdijk, ge bent er in de kortste keren op zo’n scheurijzer alleen.. ge bent alleen! Neeje, d’r moet iemand achterop zitten om mee te rijden, ‘n meisje dat bij jou hoort en mee gaat. Waar naar toe.. maakt niet uit als ze maar achterop zit en mee gaat hangen in d’n bocht.

 

De tienermeisjes van de geboortegolf gaan d’r eigen mooi maken, ze toeperen d’r haren stiften d’r lippen en gaan op sjanternel. Ook d’n auteur krijgt er stilletjes aan erg in maar hij kan nog niet dansen. Bij van Rijswijk gaat ie de tango en de foxtrot leren. Af en toe deed van Rijswijk over d’n dansvloer expres speciale was raspen zodat de vloer onder Italiaanse schoenen spekglad werd. De jongens zaten aan ene kant en de meisjes aan d’n andere kant van de spekgladde dansvloer. Hij deed dan voor hoedat ge ’n meisje ten dans moest vragen en de jongens moesten dat nadoen. D’r schoven er vlot ’n stuk of vijf zes onderuit want ze wilden natuurlijk allemaal zo rap mogelijk naar d’n overkant komen. En als ge dan aan d’n overkant was, moest je nog afremmen op die gladde vloer zodat ge nog alle capriolen uit moest halen om overeind te blijven. Die meisjes zijn d’r eigen natuurlijk te barste geschrokken van die horde jongens die op d’r afkwamen. Die moesten eerst nog giechelend bijkomen omdat ze ’t eventjes Spaans benauwd hadden. Het moest opnieuw van van Rijswijk want hij vond allemaal maar niks. De tweede keer was ‘t nog niet goed want ge kunt niet zomaar ’n meisje bij d’r armen pakken en de dansvloer optrekken. Van Rijswijk keurde dat resoluut af en het moest weer opnieuw. Met een lichte buiging vragen, "mag ik deze dans van u," en dan geen antwoord afwachten was ook niet goed maar voor deze keer kon het er wel mee door want anders was de les al om. Eindelijk sta je recht tegenover ‘n wildvreemd meisje. Alletwee kijk je dan naar beneden om de voeten in de gaten te houden want ge wilt toch weten waar die blijven op zo’n gladde vloer. Ge voelt de sluike haren van ’t meisje tegen je wangen en zij voelt dat ook. ‘t Vonkt ’n beetje en ge kijkt elkaar aan. Van heel dichtbij kijk je dan in schone diepe donkerbruine ogen, ge ruikt mascara...poeder, ge ziet ‘n gelippenstifte glimlach...ge voelt ’n vrouw...heel dichtbij. In ene keer wordt het spannend maar dan moeten we van die verrekte van Rijswijk van meisje wisselen.. net of dat ie het er om doet. Hij zweeft over d’n dansvloer en hij telt..èèn twee..drie vier, èèn twee.. drie vier. We moeten ‘m nadoen en op het lest van de dansles, kunnen we op de maat van, "hou je echt nog van mij Rocking Billy," al aardig, èèn twee.. drie vieren.

 

Het singeltje "Oh Carol, I am but a fool," is uit. ‘t Staat in de kleine etalage van Bill Coolen in de Capucijnen straat. Zaterdagsavonds wordt het al gedraaid bij Rob Borma, ook hij geeft dansles. De deur van z’n dansschool gaat open en dicht en swingend gaan de flarden van Neil Sedaka de straat in, "Darling there will never be another." Ongeveer rond dezelfde tijd zingt Bop Smit in het Wit Paardje, "ik heb me weer vergist." ’t Swingt niet en ge moet er wat stijler op dansen. Van liedjesteksten kun je niet veel van op aan... alleen maar ’n beetje zwijmelen en als ge zwijmelt..tuinde overal in. Neven de vakbond in de Tuinstraat was de Scala, daar was ’t ook dansen. Ruisende pettycoats, hoge hakken, jazz, rock en roll, ’t swingt, en met wat biertjes was ’t daar niet slecht. Ge moest wel goed opletten van wie van wie was en wie dat er bij elkaar hoorden. Daardoor ging het soms ruig aan toe als ge zomaar onnozel aan het zwijmelen ging met zo’n pettycoat in zuurstokleuren. Neeje, al dansend kwam er van het vrijen niet veel terecht bovendien... op een of andere manier waren de meisjes veel slimmer als de jongens!

 

De vrouwelijke lezers.. lezeressen dus, gaan nou natuurlijk zeggen, "dan had je maar goed moeten leren kussen schrijverke want ge kunt dan wel alle kruispassen van de tango geleerd hebben maar... daar hebben we niks aan, daar schieten we niet veel mee op!"

 

D’n ingehuurde intellectueel gaat z’n eigen d’r ook weer ongevraagd mee bemoeien. Dat komt natuurlijk dat ie wat kritiek hoort en hij denk natuurlijk, "daar zal ik eens een schepje bovenop doen, ik zal de lezeressen eens gaan steunen." Hij vindt ook dat ’t de schrijver z’n eigen schuld is. "D’n auteur had kunnen weten, dat meisjes van zestien-zeventien jaar... geestelijk zo’n vijf tot tien jaar verder zijn dan de jongens."

 

Daar sta je dan met de felrode Benellie... d’n Argentijnse tango... geen kuservaringen en meisjes die veel te wijs zijn! Het wordt hoog tijd dat d’n auteur eens orde op zaken gaat stellen anders gaat er niks meer goed... niks gaat er dan meer lukken... zo kom je nondeju nooit aan ‘n huishouden.

 

D’n intellectueel vliegt er uit! Hij had kunnen weten dat ie z’n eigen niet overal mee kon bemoeien, hij was gewaarschuwd... ophoepelen.. korte metten er mee! Hij moet zijn licht maar laten schijnen in de Looiersbeurs of bij ‘de Geit,’ op het Piusplein. Laat ‘m daar maar op ’n terrasje gaan zitten en daar z’n verstandige praat gaan verkopen. D’n auteur heeft geen tijd meer voor intellectuelen die tegen ‘m zijn... er moet gekust leren worden en dat doe je niet met verstandige praat!

 

Natuurlijk zijn er lezers die op z’n Tilburgs zeggen, "waarde gij nou zonne lul dagge da nie kon... waarde gij zo onnozel?" D’n auteur gaat dat afstrijden want als ge zo’n beetje op die materie ingaat komde al gauw zo’n twintig-dertig verschillende kussen tegen. Dan hebben we het nog niet eens over de stand van de lippen want dat is eigenlijk nog een hoofdstuk apart. Bij ’n heftige kus weet je niet waar jouw lippen blijven, die kunnen wel half naar binnen gezogen zijn en dan weet je niet hoe dat ze zitten. Ja... degenen die altijd precies weten hoe ’t spul in elkaar zit, weten natuurlijk... hoe dat ze d’r lippen weer rap kunnen terug krijgen maar.. dat is geen kussen, dat is het verstand bij elkaar houden. Kussen diende vol overgave te doen en maar te kijken waar ge blijft. Ge kunt natuurlijk ook oefenen op zo’n spaan waar ze friet mee uit de pan halen. Aan d’n andere kant kun je dan zien hoe de stand van de lippen is. Maar eigenlijk moet je dan ‘n meisje vinden dat meekijkt en gaat zeggen of dat ‘t zo goed is. Bovendien, waar haalde dan zo gauw ’n meisje vandaan dat punten gaat geven voor ’n kus op ’n schuimspaan? Ge kunt ’t dan eens aan je oudere zuster vragen maar dat is ook niet alles. Ze zou d’r eigen af kunnen gaan vragen, "zit onze Sjeraar wel goed in elkaar... komt dat nog wel goed mee ‘m?" Als je zuster humor heeft, dan staan de zaken er heel anders voor. Dan zegt ze, "natuurlijk Sjeraar, ik kijk wel even of ’t goed is," en ge ziet ze denken, " even lachen met dat lulletje!"

 

Ge ziet waarde lezer dat ’t allemaal zo makkelijk lijkt maar dat het in wezen niet zo is. Hoedat ge het ook aanpakt wanneer je zulke dingen wilt vragen... ge staat altijd voor schut. Ze lachen je uit of ze kijken bedenkelijk naar jou want ze denken, "dat ge niet goed bent." We hebben het dan alleen nog maar over de stand van de lippen en waar die dan moeten blijven. Bij ’n tongzoen moeten die natuurlijk buiten blijven want anders is er geen plek zat. Echt steriel is ’n tongzoen nou ook weer niet want meestal heb je al wel ’n biertje op of ge he’t friet met mayonaise gegeten. Het is wel ’n vermoeiende bezigheid dat tongzoenen want ge kunt bekant geen adem krijgen als het er fel aan toe gaat. Met kunstgebitten zal het wel weer iets anders zijn en zodoende is de tongzoen maar voor een beperkt gezelschap geschikt.

 

Over het wat grovere werk hebben we het dan nog niet gehad want daar is ook het een en ander over te zeggen. We moeten daar vakmensen over laten gaan want het is niet zomaar gewoon ’n kunstje! Ge moet dat vlot ’n uur vol kunnen houden en het zit allemaal wat ingewikkelder in elkaar. Bewegingen moeten vloeiend zijn anders raakte met de neuzen in de frut en dan ben d’r uit... de concentratie is dan weg. De opwinding is dan ook weg en ge moet helemaal opnieuw beginnen. Voor brildragers is het nog erger want voor hun zitten er nog meer haken en ogen aan dat kussen. Wanneer ge van houding moet veranderen moet dat synchroom gaan, d’r moet niet niet gestopt worden anders raken de hormonen de weg kwijt en die komen dan ergens anders terecht. Maar de aandachtige lezers en lezeressen moeten de moed niet opgeven, dat deed d’n auteur ook niet. Op de bioscoopaffiches stonden voorbeelden zat hoedat ‘t moest. In "Gone with the wind," heeft Clarc Gable, Vivian Leigh diep in z’n armen en d’r wordt dan flink gekust. De houding van Clarc Gable is hierin alles bepalend en Vivian Leigh heeft d’r ogen al dicht.. die verwacht natuurlijk al het een en ander. In d’n Argentijnse tango komt ook zo’n houding voor. Diep in z’n armen gebogen en bijna op zijn knie hield d’n auteur ’t meisje vast... de violen van Malando speelden d’r hoge prachtige tonen.. de schrijver kwam in de buurt maar.. om een of andere redene zette ‘t gadomme niet door!

 

’N ander voorbeeld is het affiche van "High Noon." Op de affiche van "High Noon," brengt Grace Kelly brengt het er slechter af, ze komt er zo maar bekaaid vanaf. Carry Cooper heeft geen tijd om eens flink te kussen want hij moet met èèn oog al de andere schietgeweren en revolvers in de gaten houden terwijl dat ie staat te kussen. Da’s zo geen doen want als ge wilt kussen moet je daar de tijd voor nemen anders wordt het niks. Beter gaat het in "It’s a wonderful life." James Steward en Donna Reed kussen elkaar geregeld, ze klemmen d’r lijven tegen elkaar en de erotiek spettert in het rond. Ze zetten niet echt door en wanneer ze na elk rondje uitgekust zijn... hop.. naar de eerste en d’n beste ijscoboer en hop.. naar de volgende attractie van ’t leven.

 

Ook zijn er van die tuitzoenen. Met getuitte lippen worden die dan op de mond gegeven en duren niet lang. Meestal worden die gegeven op het einde van d’n eerste avond als ge ‘t meisje netjes voor de deur afzet. Eigenlijk willen die zeggen.. "ik beloof nog niks...ophoepelen... volgende week zien we wel verder." Ook worden er kusjes gegeven die aftastend van karakter zijn. Die worden dan gegeven op de mondhoeken en vragen eigenlijk, "heb je er zin in?" Heel voorzichtig moeten die gegeven worden, ge moet met getuitte lippen de mondhoeken nauwelijks aanraken want als ge dat te fel doet, kan dat meisje denken, "wat doet ie nou, ik heb toch nog geen ja gezegd!" Wanneer ge dan doorgaat wordt het ’n gestolen kus en dat moet je niet doen. Daar is al zoveel ellende uit voortgekomen dat er op d’n dag van vandaag nog schrijvers en schilders mee bezig zijn. Ze krijgen al d’n ellende niet genoteerd.

 

Vroeger kenden we nog de zuigzoen maar.. dat is niks. Dagenlang liep je dan met zo’n rooie plek rond en dat was niet om te doen omdat ge dat allemaal uit moest gaan leggen. Doodmoe word je dan van dat uitleggen om ’n rood plekje van niks. Ge kon dan beter zeggen dat ge ’n besmettelijke huidziekte had, dan was ’t afgelopen met dat gevraag. D’r was trouwens niet veel aan want met de zuigzoen kon je ook niet ’n lekker eindje weg kussen. Het heeft trouwens iets kleverigs en vastbijterigs net als de nekzoen. Bij deze zoen bijt de verliefde zich zachtjes vast in de nek van z’n partner. Dat moet dan opwindendend zijn maar de schrijver denkt daar anders over. Van dat overbijterige gedoe in je nek word je niet goed, dat doet zeer en ge knapt er ook niet van op. Soms kreeg je ook ’n zuurtje of ’n pepermuntje in je mond gefrommeld. Dat was best aardig en smaakte goed maar van d’n andere kant moet je daar toch mee oppassen. Ge kunt zodoende van alles en nog wat in de mond gefrommeld krijgen... tot hondenbrokken toe. Wanneer ge dan steeds op moet gaan letten wat ge binnen gaat krijgen, ligt de concentratie ergens anders en dat is ook weer niet goed.

 

Kussen we nou uit liefde en verlangen of zit er nog meer aan vast? De Kama Soetra geeft daar geen goed antwoord op. Neeje, met "het gevecht der tongen" en "kloppende kussen," kan de schrijver niet zoveel. Ook ’n ander Indiaas boekje, "De Koka Shastra," geeft in z’n oosterse beeldvormen de kus niet prijs. De mond wordt welliswaar beschreven als het voorportaal van de yoni maar uiteindelijk weet je nog niks. Ook de grazige buikpartijen waar ge ‘n schaap op kunt laten grazen en roomwitte dijen zeggen d’n auteur niet zoveel. Neeje, de swingende pettycoatmeisjes uit de Scala hadden niet zo’n buiken, die hadden er soms wel zo’n zes-zeven meter tule omheen zitten en deze meisjes uit de confectieateliers... draaiden op volle toeren als ze aan het swingen waren.

 

Ge ziet wel dat d’n auteur goed op de hoogte is gekomen van het kussen. Hij kan vlot zo’n twintig-dertig kussen beschrijven. Misschien doet ie dat nog wel eens maar nou heeft ie er nog geen tijd voor. Voorlopig heeft d’n schrijver al zat geschreven over dat gelik want d’r moet eerst ’n meisje opgedaan worden om het allemaal eens uit te proberen hoe dat ze ’t gehad wilde hebben.

 

De belangrijke dingen in ons leventje komen altijd onverwacht en pakken dikwijls goed uit.. Ge begint d’n dag begint goed omdat ge door het buurmeisje de groeten laat doen aan ’n ander meisje dat ge wel ziet zitten. De groeten laten doen betekent net zoveel als een aanzoek om te vrijen en deze meisjes werken bij elkaar op ’t overhemdenfabriek. Dat is dan toch makkelijker, zodoende kun je ’n rechtstreekse afwijzing voorkomen. Op ’n verdieping in de Noordstraat wacht d’n auteur d’n uitslag af want daar moest ie ‘n nieuwe vloer aanbrengen. Het is koud op dat zoldertje en af en toe kraken de zware spanten onder de windvlagen. Onder ’n lampje van veertig watt kunde eigenlijk niet goed uit de weg en ge moet veel op de tast doen. D’r moet ’n looplamp komen van ‘de zaak,’ maar voorlopig geeft ‘n ouwe schemerlamp met ’n porceleinen voet wat meer licht. Van dat vrouwtje mocht ie in de warme keuken schaften en ze zou koffie voor ‘m zetten. Om twaalf uur vroeg dat vrouwtje onder aan de trap, "lust je misschien een uitsmijter met gebakken eieren?" Zoiets sla je natuurlijk niet af en zeker niet tegenover de klanten van d’n baas. Ge dient dat dan wel netjes met vork en mes te eten want ’t keukentje van dat vrouwtje zag er keurig uit. Gesneden tomaten, augurken en zilveruitjes stonden netjes op bordjes apart geserveerd. Recht tegenover aan tafel zat dat Indische vrouwtje vriendelijk te glimlachen en te eten. Ze had ook soep gemaakt en dat is ook nooit weg als ze het aanbieden. Na ’t eten zette ze ’n glaasje met verschillende sigaren op tafel en ze zei, "steekt er maar een op, de geur vind ik lekker, dat doet mij aan m’n overleden man denken, die rookte ook sigaren." Precies om half een zei ze, "de middagpauze is om, om half drie heb ik nog thee als je wilt, ik waarschuw wel." Op de minuut af.. om half drie stond ze weer beneden de trap om te zeggen dat de thee klaar was. In het propere keukentje stond de thee netjes geserveerd in ’n glazen kop. Ze had ook citroenschijfjes gesneden en met ’n tangetje moest je de suikerklontjes pakken. Het glaasje met sigaren stond er ook nog. "Pakt," zei ze met d’r spierwitte glimlachende tandjes, "ze staan er voor," en stilletjesaan begon de schrijver z’n eigen af te vragen, "wat moet ze toch van mij, wat heeft ze daar toch allemaal mee voor?" Twee weken naderhand zou d’n auteur daar pas achterkomen maar toen had ie al zo’n drie dagen kippenragout, vlees aan ’n stokje, bieflappen en lekkere sausjes op. Neeje, het was ’n goed adres en de sigaren van Elisabeth Bas rookten lekker weg, ze lieten d’n lekkere geur en de witte as na voor de weduwe.

 

Hangend tegen een lantaarnpaal wacht d’n auteur in de donkerte van d’n vroege avond op z’n buurmeisje. Op deze Novemberavond scheren de donkere wolken langs de volle maan. Het is koud, de noordenwind jaagt door de natte straten en tegels van de stoep glimmen van de regen. Ze blijft lang weg, de meeste meisjes van ’t confectieatelier waren allang thuis. Maar... ze komt, ze moest nog langs de slager voor buikspek en gesneden gehakt. Hoe dat ’t allemaal precies gelopen weet de schrijver niet meer maar vijf minuten later zit z’n buurmeisje achter op z’n rode Benellie en hij heeft ’n afspraak te pakken met haar. De komende Zaterdag gaan ze naar de bioscoop omdat ‘de groeten doen,’ niet goed uitkwam bij d’r vriendin van ‘t confectieatelier.. die vree al.

 

Aarzelend begint dan de vrijerij.. vooral aarzelend... want ge zit nog niet neven ’t buurmeisje in de bioscoop, ge bent er nog niet! Ge reserveert dan wel balkon in de Metropole en ge leeft er wel naar toe, maar niks is zeker. Daarom gaat d’n auteur zaterdagsmiddags eens informeren ofdat ’t allemaal wel doorgaat en in ene keer staat alles weer op losse schroeven. Het buurmeisje heeft geen tijd om naar de bioscoop te gaan, ze heeft ’n andere afspraak. Ze gaat voor ‘Abraham’ spelen omdat de vader van d’r vriendin vijftig jaar is geworden. Met ’n pruik en spulletjes uit zo’n mascara doosje zijn ze al bezig om van ’t buurmeisje ’n oud ventje te maken. Ook zijn ze aan ‘t repeteren met de levensloop en hoe dat ’n oud ventje nou precies moet lopen. D’n baard ligt ook al klaar op tafel neven ’n pijp. "Ge gaat maar mee," zei d’r vriendin Floor, "onze pa vindt dat wel goed, d’r komen er meer die ie niet kent, dat maakt niks uit ene meer of minder."

 

Het was ’n schôon feest in dat huishouden, ze konden er wat van daar in ’t midden van de Paterstraat. Het buurmeisje Tonia speelde ‘Abraham’ perfect en toen ze halverwege d’n levensloop was, wilde ze eerst wat drinken want d’r mond werd wat droog. Als ‘n echte ‘Abraham’ moest dat natuurlijk snevel zijn, daar kon ze niet onderuit komen. Toen ’t verhaal afgelopen was lustte Tonia nog wel zoiets en daarna nog eentje. Ze werd al zatter en zieker naargelang d’n avond vorderde. Ze wilde naar huis want ze voelde d’r eigen niet goed worden na ’n stuk taart, wat zure bommen en worstjes. Ze kleedde d’r eigen om en ze stapte aan maar... ’t ging niet lang goed want, "ze werd bevangen van de kou," tenminste.. dat zei ze. Op d’n hoek van de Paterstraat gebeurd ‘t. De schrijver had ze wel goed vast maar ze gleed toch onderuit en in ’t licht de lantaarnpaal zag ie dat ze ’n groot gat in d’r fantasienijlons had. Ze had ’n flinke schaafwond op d’r knie. Lopen kon ze eigelijk niet goed meer en daarom droeg d’n auteur ze verder. Als ’n schaap hong ze over z’n schouders en d’r mond hong ’n beetje open. Kleine parelwitte tandjes had ze en d’r pikzwarte haren hongen in pieken naar beneden. Ze woog niet veel, amper vijf en veertig kilo maar d’n auteur was toch blij dat ze in ene keer vroeg, "kus me eens?" Intussen regende ’t, loodrecht vielen de grote druppels naar beneden en in het rode neonlicht van de cafetaria liep de zwarte mascara in donkere tranen over d’r gezicht. ’T heeft toch iets triestigs en aandoenlijks tegelijk zo’n jong vrouwengezicht waarvan de mascara uitloopt. Zo’n vrouwengelaat zegt, "ik heb me mooi gemaakt, alleen..nou is het weg." Aan d’n overkant van de natte glimmende straat staat ’n verveloze bakfiets met aan weerszijden oude bedspiralen. Tussen de verbogen fietsstangen van het oude ijzer ligt een gebutste etalagepop met de platte borsten van gips tegen de bedspiraal aangedrukt. Nietszeggend keken de ogen van de pop naar de stervende bladeren in de goot. Ze miste ’n stuk van d’r wang, dat ligt op de straatstenen uit elkaar te regenen. Stromend water is een symbool van ’t leven maar wanneer ’t uit ’n kapotte gietijzeren regenafvoer komt is het decadent. Het gorgelt dan over de betonnen stoepstenen om z’n weg te zoeken naar de vuile goot. D’r hangt ’n prikkelende geur van giftige kolendamp en de cafetaria is leeg. Er is niemand te ontdekken tussen de chromen krukken met rode skaileren bekleding. De straten lijken leeg en doelloos... de natte omgeving staat onverschillig...bijna vijandig tegenover de mensen. Telkens licht Tonia’s gezichtje zwartrood op als de neonlichten aan en uit gaan en hangend in d’n auteurs z’n armen kust ze hem vurig terug. D’r vrouwengezichtje met uitlopende mascara is het enige wat warm aanvoelt in deze omgeving. Maar lang kon dat niet gaan duren want de houtjestouwtjesjas van de schrijver is wel lekker warm maar niet waterdicht. De kille nattigheid komt op je hemd en ge loopt nog ’n klets op als ge niet uitkijkt. Wurmend en zo af en toe eens stilstaand om te vrijen heeft de schrijver en z’n Tonia toch nog thuisgebracht maar de auteur moest nog ’t een en ander rechtzetten bij z’n ouwelui. Die zagen ‘m in de late avond kleddernat thuiskomen en hij stonk naar de snevel. Hij keek gelukzalig en d’r zat ’n ouwe mannetjesbaard in z’n zakken. Ook z’n gezicht zat vol rode en zwarte vegen en in z’n portemonai zat meer geld als dat z’n zakgeld was. Rond middernacht zaten ze d’r eigen argwanend af te vragen, "ofdat d’n auteur soms in verkeerde kroegen kwam?"

 

Natuurlijk, d’n auteur had ook liever gehad dat ie hullie Tonia voor d’n eerste keer had gekust onder de gele bremstruiken bij de zwaaikom van Biest. Mooi zomerweer had ie er bijgedacht en af en toe zou ie eens in het kanaal duiken om in het lauwe water wat af te koelen want dat zou hard nodig zijn als ge zo dichtbij ’n vrouwenlichaam ligt. Ze zouden dan ’n deken en ’n mandje met eten en drinken meegenomen hebben. Ook ‘n klein radiotje op batterijen om naar de Luxemburgse zender te luisteren zou de sfeer verhogen. De zon zou ie dan warm op zijn buik laten schijnen en hij zou hullie Tonia zo nu en dan eens lief aankijken. Zijn kameraad moest dan thuisblijven want die kon ie er niet bij gebruiken. Zo zou het er uit moeten zien als ge dat allemaal zelf kon regelen. Maar wanneer ge je levensgezellin tegenkomt.. moet je dat niet voorbij laten gaan. Meteen toehappen... ook al is ze ladderzat. Niet denken, "tjonge...daar moet ik eerst nog eens over nadenken," niet doen want dan ben je al te laat. Ook niet kijken naar donker en slecht weer, toeslaan... want de enige echte levensgezellin kom je maar een keer tegen.

 

Wanneer ge gaat vrijen blijft er weinig tijd over voor kameraden. Dat gaat niet omdat ge de Zaterdagavond aan ’t meisje wilt besteden en ge kunt niet aankomen met de boodschap dat ze maar thuis moet blijven. Dat pikt ze niet en ze gaat dan even zo vrolijk met d’r vriendinnen dansen. Neeje, als ge ’t serieus wilt houden moet je geen kameraden hebben want het enigste wat ge daar mee kunt is... goed zat worden. Maar de kameraad van d’n auteur heeft ’n nare eigenschap want Onze-Lieve-Heer heeft ‘m niet goed afgesteld. Hij kleeft... ge bent er niet in ene keer vanaf omdat ie maar steeds aankomt en overal met ‘zijne grijze’ bij wil zijn. Hij laat z’n eigen niet wegsturen. Nog ’n andere kwade eigenschap heeft ie, hij leent wel eens wat drinkgeld. Hij betaalt dat wel terug.. maar niet graag. Ge moet ‘m steeds manen en wanneer ie ’t teruggeeft, leent ie gelijk ander. Zo staat ie constant in ’t krijt en dat is niet goed voor de vrijerij en de vriendschap. Om van dat gekleef af te komen leent d’n auteur ‘m flink wat meer als normaal.. in de hoop.. dat ie ’t niet terug kan betalen. Het werkt, zijn kameraad ontloopt ‘m en hij ziet ‘m niet meer.

 

Twee weken naderhand moet d’n auteur op het kantoor van d’n baas komen. Wat onnozel vraagt ie nog, "is ’t voor ’n bevordering," maar d’n uitvoerder wist het ook niet precies. In de villawijk achter de Ringbaan West deed z’n vrouw de deur open en wees ‘m de weg naar de huiskamer. D’r zat wel ‘n grote vent in de huiskamer maar d’n auteur wist nog niet dat ’t d’n baas van de bouwerij was. "Wat kom je doen," vroeg ie. "Dat weet ik niet," zei de schrijver, "maar ik moest op het kantoor komen van d’n uitvoerder." "De Noordstraat... zegt dat jou iets," vroeg die vent opnieuw terwijl ie z’n brede bretels vastmaakte. "Daar heb ik ’n paar weken geleden ‘n nieuwe vloer gelegd," zei d’n auteur. Vaag begon de schrijver d’n indruk te krijgen dat dit d’n baas was want hij rommelde wat in ’n aktentas en hield ‘m ’n rekening voor. Keurig op data en met kleine lettertjes stond er beschreven, "Vijf november... brood, twee eieren, drie koffie, ham, kaas, zilveruitjes en een sigaar, samen fl. 6,40. Zes november... brood, twee kippensoep, een bieflap, twee koffie, een thee met citroen, een sigaar, samen fl. 7,30. Voor heel de week had ze het lijstje ingevuld en ze kwam uit op bijna dertig gulden. Op het einde van de rekening stond,

tegoed vloer leggen, fl. 936,00

verstrekt voedsel, fl. 29,25

blijft, fl 906,75

D’n baas vroeg, "wat of er nog meer besteld was en of de rekening betaald ging worden door de degene die dat allemaal genuttigd had. Biefstuk at ie zelf nog niet eens omdat dat te duur was." Klagend ging ie verder, "en ’t personeel maar bestellen en bestellen en mij maar laten betalen! Ik hou het ’t er toch af," zei ie, "ga nou maar weer terug aan ’t werk want ’t kost me allemaal maar geld." Toen d’n auteur de voordeur weer gevonden had dacht ie, "als ie die paar boterhammen er af gaat houden, ben ik meteen weg... d’n dooie!"

 

En Balemanske, d’n oude metselaar komt terug uit de kroeg. Met tranen in z’n ogen van de jenever vraagt ie in steno, " vrij je met de dochter van Rinus, Wil?" "Ja Janus, ze ziet er goed uit." "Waar werkte Wil." "In het onderhoud Janus." "Da’s beter, zo’n baas moet je in ere houden, daar moet je nooit weggaan." Toen d’n auteur het verhaal verteld had van het verstrekte voedsel en de rekening zei ie, "zie je niet... ze zijn nondeju allemaal hetzelfde... laat ze toch de gloeiende moord stikken!"