INHOUD WTT
CUBRA HOME

Het Woordenboek van de Tilburgse Taal wordt mede mogelijk gemaakt door

Deze pagina is een digitale versie van de letters in het boek Van Aajkes tot Zaandkčůl (2012) van Ed Schilders, een Tilburgs alfabet, geschreven op een berijmd alfabet van Jace van de Ven. De teksten verschijnen met toestemming van de uitgever 'Stadsmuseum Tilburg'.

© Tekst - Ed Schilders & Stadsmuseum Tilburg 2014, 2015 © Tilburgs ABC - Jace van de Ven 2015 - © Website Stichting Cultureel Brabant 2015 - © Beeldmateriaal Regionaal Archief Tilburg 2015 tenzij anders vermeld.

 

WTT
A

B

D

E

F

G

H

I

J

K

L

M

N

O

P

R

S

T

U

V

W

Z

Van aajkes tot zaandkčůl

Ed Schilders

Verkoper van uien, schilderij door Willem van Mieris

 

Jčůn is in het Tilburgs zowel enkel- als meervoud. Het is een verkorting van ajuin, en dat komt waarschijnlijk via het Franse oignon uit het Latijnse unio. De a van ajuin is dus in de uitspraak weggevallen, een verschijnsel dat ‘aphaeresis’ wordt genoemd. Ik noem dit verschijnsel vooral omdat het de oudste taalkundige vaststelling is met betrekking tot het Tilburgs dialect. In jaargang 1885 van het tijdschrift Onze Volkstaal, schrijft Brabantius (schuilnaam van Hendrikus van den Brand) over het Tilburgs dialect namelijk: ‘Algemeen is aphaeresis der a in juin (ajuin) en veelvuldig in Pril (April)’. Dat de a van april wegvalt, of in die tijd wegviel, heb ik echter nooit bevestigd gezien.

De ui is eeuwenlang een belangrijk ingrediënt geweest voor maaltijden, meer dan de smaakmaker die wij kennen. Ze is goedkoop, gemakkelijk zelf te teulen, en voedzaam. De Tilburger sprak het liefst van jčůn en jöntje, hoewel voor hetzelfde gewas ook sjalňt, sjarlňt, en selňt, en hun verkleinvormen, gebezigd werden. Het Woordenboek van de Brabantse Dialecten tekende in Tilburg ook het minder bekende sjartňl op.

 

Volkstuin

De echte volkstuinder maakt natuurlijk onderscheid tussen de ui en de sjalot. Piet van Beers, zelf vele jaren volkstuinder, beschrijft het jaarlijks verplaatsen van de gewassen:

 

Schema's…

Waor vurrig jaor de ččrpel stonde,

daor hčb ik naa mun kôole staon

Mar... ok m'n Bontjes čn Spinňzzie

die zčn ’n vak veuröt gegaon.

 

Peekes Krotjes Jčůn čn Witlňf

hčbbe naa unnen aandere grond.

Want... tweej jaor op ’t zčlfde plňtske

dč is hillemňl nie gezond. (CuBra)

 

Wat echter niet mag baten als de weergoden tegenwerken:

 

Seizoen 1987

De bontjes die laage

in de ččrde te rňtte…

Čn maoje genňg

in de jčůn čn sjalňtte…

 

Keuken

De samenhang van de eigen ‘hof’ achter de woning of het boerenerf met de volkskeuken is door Cees Robben beschreven in een Prent van de week: ‘Ik zie m’n selotte al staon / M’n kiendjes vur slaoi al d’n hofpad op gaon…’ (9-3-1957; zie ook Höske) Kenners van de Tilburgse keuken zullen daarbij meteen denken aan het bekendste volkgerecht van vroeger tijden, het eenvoudige slaoj meej aaj mee jčůn meej ččrepel. Het bestond dus volledig uit ingrediënten die men zelf kon telen, en waarvoor de eigen scharrelkippen het aaj leverden. Maar de ui was een belangrijk onderdeel van veel meer eenvoudige gerechten, en de belangrijkste smaakmaker. In hutspot en hachee bijvoorbeeld. Het is opmerkelijk dat dergelijke gerechten vaak niet dienden als hoofdmaaltijd maar ’s avonds bij het brood werden gegeten. Schijfjes aardappelen, gebakken met ui, en daarover jus. Bruin gebakken uiringen door de gekookte aardappelen gemengd en verder op smaak gebracht met peper, zout, en nootmuskaat. (Spapens Tilburgs kookbuukske; Nan Oomen Aerpel in ’t potje) En het kon nog goedkoper, zoals Jo van Tilborg het beschrijft:

Aate wij vruuger op vrijdag nog wel ens vis of mossele, ‘vuls te duur’, wierter gezeej. Un aai meej botersaus, of allęen ččrpel meej jčůnsaus. (Kosset 2)

 

Zo gčk as ene jčůn

 

Cees Robben 14-1-1977

 

Met jčůn is een treffende typering verbonden. Als iemand bekendstond als excentriek of ‘prettig gestoord’,  dan was hij zo gčk as ene jčůn. Dat is net iets erger dan het Tilburgse gezegde dat iemand enen aorige is. In heel ‘erge’ gevallen was de uitdrukking volgens Pierre van Beek Zo zňt as tien kňp jčůn ( TTP 29-6-1973).

Jo van Tilborg gebruikt dit gezegde in de context van de liefde:

In et begien van hullië trouw, had et daor hillemol nie op geleken, desse veul kiendjes zon krččge ôk al waren ze zô gek as ene jčůn op mekare dan, hč’k mčn laote vertellen deur ôoms en taantes. (Kosset 1)

Van Cees Robben kennen we: ’t Is Aatij al unne juin… mar meej karneval is ie hillemol hodeldebodel… (14-1-1977)

De zotheid van de Tilburger kent dus de volgende trappen van vergelijking: aorig, jčůn, hodeldebodel. Toch heeft de uitdrukking met jčůn van oorsprong niets met een ui te maken. En wat nog opmerkelijker is: wel alles met een heilige.

 

De heilige Juin

Als regionaal gezegde is zo gek als een juin voor het eerst opgetekend door de al genoemde Brabantius, en wel in 1882 in zijn ‘Woordenlijst der Noord-Brabantsche Volkstaal’. Hij schreef daarin bij het trefwoord juin: ‘…algemeen is de uitdrukking: zôô gek as ëne juin.’ Maar ook hij moest toegeven: ‘Wat geks daarin steekt, weet ik niet.’

Brabantius dacht bij juin aan de verkorting van ajuin, wat voor de hand ligt maar bij nader onderzoek een misvatting bleek te zijn. C.J. Verhoeven slaakt in zijn boek over het dialect van Haaren (2007) nog dezelfde zucht als Brabantius: ‘Zo gčk čs 'ne juin! werd vooral gezegd van meiden die erg jongensgek waren. Waarom een juin gek zou zijn is mij niet duidelijk.’

Toch was het taalkundig raadsel – waarom is juin een beeld voor zotheid geworden? – toen al opgelost. In het Woordenboek van de Nederlandsche Taal vinden we in het lemma Juin de verklaring. ‘Juin’ is van oorsprong afgeleid van ‘Juun’, en dat is weer een verkorting van ‘Juniperus, den naam van een der eerste volgelingen van den H. Frans van Assisi…’ Het WNT signaleert uitdrukkelijk de verwarring die in de spreektaal is ontstaan:

Er bestaat een (...) verwarring of verwisseling van Juin, den persoonsnaam, en juin den voorwerpsnaam (…) die b.v. blijkt uit de (…) uitdrukking zoo gek als een juin (naast zoo gek als Juin).

Er is dus een heilige Juin, die in de volksmond verward is met het gewas ui.

De oudste bron waarin ‘Sint Juin’ voorkomt, is de Nederduitsche spreekwoorden van Carolus Tuinman (1727):

’t Is een Sint Juin

Dus noemt men ymand, om hem te schelden voor een schynheiligen weetniet. Is die Heilig[e], gelyk voor heen de Goden der Egyptenaaren, in den tuin gegroeit? Neen; hy is verscholen onder een Françiskaansche kap. Het is broeder Sint Juniperus, een der geliefste metgezellen en volgers van den H. Françiskus (…) Deze Juniperus bedreef drollige zotternyen, en grillige fratzen, waarom de eene hem voor een grooten heilig[e], en de ander, met meerdere reden, hem voor een quastigen nar hield. Men kan die [zotternyen] lezen in de Conformitates S. Françisci, Sint Françiscus Wyngaard, en diergelyke schoone Katolyke boeken.’

 

Schilderij van de heilige Juniperus door Murillo

 

Juniperus

De heilige Juniperus was dus, voordat hij in Sint Juin veranderde, een van de metgezellen van Franciscus van Assisi. Zijn ‘drollige zotternyen’ zijn tegenwoordig makkelijk te vinden op het internet, althans in Engelse vertalingen, want vooral in de Verenigde Staten blijkt Juniperus een zekere cultstatus te hebben verworven als argeloze monnik en ‘kwastige nar’; hij werd daar zelfs de hoofdfiguur van een populaire cartoonserie onder zijn naam, ‘Brother Juniper’.

Zijn feestdag is 29 januari en hij overleed in 1258. Hij is schertsend de ‘patroon van de uienboeren’ genoemd (WNT). De komische avonturen van Juniperus werden voor het eerst opgeschreven in het begin van de veertiende eeuw in Italië, en ze blinken uit in wat wel ‘heilige onnozelheid’ werd genoemd, geheel in de geest van Franciscus van Assisi: eenvoud, armoede, zorgzaamheid en bescheidenheid. Het bekendst is waarschijnlijk het verhaal over Juniperus die een zieke op een smakelijke varkenspoot wil tracteren. Daartoe hakt hij een varken een poot af, tot ongenoegen van de eigenaar van het varken. Juniperus gaat de boze varkensboer vervolgens uitleggen waarom hij dat gedaan heeft. Uiteindelijk staat de boer toe dat het hele varken ten goede komt aan zieken en armen. In oudere Italiaanse teksten (Boccaccio bijvoorbeeld) heet hij Broeder Cipolla. Cipolla is Italiaans voor ui.

BIJSCHRIFT ROBBEN 18-2-1966

 

Vrouwen

Wat opvalt in recentere bronnen over jčůn en zotheid, is de verwijzing naar meisjes en vrouwen. Zot als een juin betekent dan zoveel als ‘verliefd’, ‘heet’, en zelfs ‘geil’. We zagen die betekenis hierboven al in de citaten uit het werk van Jo van Tilborg en C. Verhoeven, en deze amoureuze implicatie is wijdverbreid in Brabant.

Cor Hoppenbrouwers tekende het op voor het Kempenlands: ‘Het Oostbrabants kent enkele typische zegswijzen met jčůn. Zo zegt men van een 'manziek meisje': de diej is zó gak as ne jčůn!’

Hans Heestermans noteerde voor Bergen op Zoom: ‘'n zotte juin, een meisje dat zich gemakkelijk en vaak het hoofd op hol laat brengen’.

En Jan Naaijkens voor Hilvarenbeek: ‘Zň zot as 'ne juin (stapelzot, vooral op seksueel gebied)’.

 

Knňlderaop

In vergelijking met de ui is de knňlderaop, de knolraap, koolraap of koolrabi, wel een zeer bescheiden en uiterst saai gewas. In het Tilburgs komen uitspraakvarianten voor als knňlleraop en knňlraop. Cees Robben rekende de knolraap uitdrukkelijk tot de ‘Tilbörgse kost’ in het gelijknamige gedicht waarin hij de mogelijkheden voor een kerstdiner in kaart brengt. ‘Bloedworst… krooten… praai… selotte…’ zijn al op tafel gekomen als hij vervolgt met:

 

Mččrig-pčpkes… schenken… knooken…

Boere-toppen… zoere zult…

Peejen… knolroap… en goed smôôren…

Aanders bender meej gekuld… (Een tien voor Robben 1988)

 

In het tuintje van Piet van Beers staan ze uiteraard allebei:

 

’t Ôog moet ok wč hebbe…

Nňst bontjes slaoj čn knňlderaop,

spinňzzie praaj čn jčůn.

He'k ok nňg hil wč blomme staon

dč ôog gift ňn de tčůn. (CuBra)

 

Bijwerking 1

Het werkwoord jčůne (juinen) in de betekenis ‘winden laten’, heb ik in geschreven teksten niet gevonden. Dat het eten van uien – vooral bij mannen – winderigheid veroorzaakt, behoeft hier geen nadere bewijsvoering. Juinen komt in deze betekenis voor in Tilburgse woordenlijsten, maar als overlast ten gevolge van voedsel is ook vozen, of het oudere feuzen gangbaar geweest. Bijvoorbeeld in een prent van  Cees Robben, als de ene dame tegen de andere zegt: ‘Snert lust-ie [haar man] as unne grôote... en ‘s aoves zit-ie mar te vooze...’ (18-11-1966)

Naarus schreef in 1939 over een kind dat de bijnaam Buissem had gekregen, bunzing:

Diejen naom heet ie omdat ie bij tijjen zo onmeenseluk kan juine detter nie bij om uit te haawen is. (CuBra)

Op Youtube (2012) is een audioclip van Ferry van de Zaande te beluisteren onder de titel ‘Letter Quiz’. Na een hilarisch Tilburgs alfabet geeft Ferry de luisteraar de tips voor het te raden woord:

De J van Jöntje

De U van uurpere

De I van irrčksie

De N van Naa nie, nôot nie

De E van Eej!

 

Bijwerking 2

Het pellen van uien is ook verbonden met de traanklierwerking. In oude ABC-boeken. Letterlijk:

 

 

In figuurlijk taalgebruik wordt de Tilburgse ui verbonden met een portemonnee of met een echtgenoot:

- nao al die fistdaoge is m’n knip krek lek unne juin... Ak ze open doe schieten de traone in m’n ôoge... (Cees Robben, 6-01-1988)

- Schreuwde gij Suzanna... Nčč Nares... Mar van mannen en juin krččg ik aaltij de traonen in m’n ôogen... (Cees Robben, 16-4-1982)